willen zijn. Want dat is een klinkklare onmogelijkheid, alleen voor waanzinnigen in ernst na te streven. Dat wordt niets dan schijn en mislukking in de volle ellende der onwaarachtigheid. Dat ware een prijsgeven van voor ieder het kostbaarste aller goede dingen: van zich zelf!
Neen, willen wij waar, willen wij ons zelve wezen, willen wij welig opgroeien, willen wij kleurig uitbloeien, willen wij rijpe vruchten dragen, laten wij dan ook onze taal als een heel diep deel van ons eigen wezen, van ons zelve, erkennen, en haar alleen dus boven alle andere eerbiedigen, verzorgen en bewaren.
Leer er vreemde talen bij: zooveel als U er noodig hebt, en U uit elkaar kunt houden; ik gun U zooveel weergeboortes er nog bij, als U verwerken kunt; maar weet dat de ervaring hierin tot bedachtzaamheid raadt en zorg daarbij U zelf te blijven, d.w.z. Uw Nederlandsche taal te behouden, als de U eigene, voor U zonder eenigen twijfel de rijkste, de beste, de meest geschikte, en daarom ten slotte de eerste en de laatste, de eenige moedertaal; want als gij haar vermoordt, vermoordt gij dus een stuk van U zelf. En als gij verschillende talen te spreken of te schrijven hebt, houd ze dan goed uit elkaar, en maak er geen Babelsche taalverwarring van. Dit laatste lijkt voor iedereen zoo klaar als glas; als hij vreemde talen te spreken of te schrijven heeft, dan luistert ieder in volgzame gedweeheid graag naar alle dergelijke verbeteringen. Maar wanneer het onze Nederlandsche moedertaal betreft, dan meent men, dat alles maar mag en kan, en neemt men geen opmerkingen aan. Dan tapt men vaak uit alle buitenlandsche vaten tegelijk en men vergoelijkt dat dan nog vaak met te zeggen: Mijn lezers kennen ook Fransch, Duitsch of Engelsch en zullen mij dus best verstaan. Maar dat is nog het ergste niet, als die buitenlandsche term ten minste inderdaad in een behoefte voorziet. Het allerergste is echter, dat velen van zich zelf zoo'n tweeslachtig wezen gemaakt hebben, dat velen tot zulke hybrides zijn uitgegroeid, dat zij zelf eigenlijk niet meer weten welke taal zij schrijven: en zij, zonder het te weten, voortdurend uit het Duitsche vaatje tappen, terwijl zij meenen zuiver Nederlandsch te schrijven. Want dan is het kwaad individueel niet meer te keeren. Dat is nu eenmaal de vloek der booze daad, die op de Nederlandsche germanismen drukt. En vooral, als zich dan, in een bepaalden tijd, hoe langer hoe meer van die taalbastaards beginnen te vertoonen, die alle goede waarschuwingen in den wind slaan en elkander door hun voorbeeld ondersteunen en door onderlinge vergoelijking gaan
sterken! Want dan stevenen wij met volle zeilen op de havenlooze kust der tweetaligheid aan, wat op niets anders