Taalkaart: schaap
Deze kaart is niet bestemd voor den klinker van dit woord, maar de grenslijnen betreffen alleen de sch- aan het woordbegin. I. De Oudgermaansche sk- bleef onveranderd bewaard: 1o. in Friesland, heel Noord-Holland, Tessel, Vlieland, het Strandfriesch en het Westelijk deel van Overijsel. 2o. in Vlachtwedde, Lutten, Borne, Oldenzaal, Aalten en Winterswijk; 3o. in heel Oost-Brabant; 4o. in Lennik en Goych bij Brussel; 5o. in bijna heel Zuid-Westvlaanderen en in de stad Brugge. II. Door gedeeltelijke assimilatie derk aan de s ontstond sx- in het grootste deel van ons vaderland. III. Door een geconditioneerden klankovergang voor palatale klinkers ontstond verder uit sx: de sj in Leuven (schelen: sjilen, scheef: sjief, maar schaap: sxoep) en ook, meen ik, in Cuyck. Maar door een ongeconditioneerde klankwet of spontane palataliseering werd sx tot sj op Terschelling, Schiermonnikoog, de Veluwe, bijna in heel Limburg en Fransch Vlaanderen.
Als wij deze kaart nu met de kaart van Asch uit onze eerste aflevering vergelijken, zien wij aanstonds, dat de ontwikkeling der sk over sx en ss tot s in Inlaut en Auslaut den Anlaut ver vóór is en uit de verte achter zich aantrekt. In den Anlaut is immers het laatste stadium der totale assimilatie nog slechts bereikt in de schr-groep in sommige Hollandsche streken die sr- zeggen. Maar bovendien vinden wij b.v. in Oost-Brabant, West-Overijsel en het Zuiden van Noord-Holland, Tessel en Vlieland den sk-Anlaut nog ongerept, maar den sk-Inlaut en Auslaut reeds in het vierde stadium. (Alleen Terschelling, Schiermonnikoog, Groningen en Oost-Drenthe vertoonen, om straks te melden reden, de omgekeerde volgorde.) Bovendien zijn de sj-gebieden in den Anlaut,