Dinteloord) en ging over in U (vocaal van rond) in Eupen, Heerlen, Varseveld, Aalten en Den Ham in Overijsel.
In bijna den heelen Zuid-Oosthoek werd echter de u tot o en na de rekkingswet, juist als in het Hoogduitsch tot oo. Van hieruit heeft deze oo der Middeleeuwsche cultuurtaal zich verder in bijna heel Gelderland, en naar de groote steden Utrecht, Leiden, den Haag, Delft, Brielle, Rotterdam en Amsterdam met hun respectieve omgevingen uitgebreid, gelijk de omgrenzing zelf nog duidelijk aangeeft. In het Noorden vormt Friesland met Vlieland een enclave met gerekte open o. Maar in heel het overig gebied heerscht de eu of de ö (klank van Götter), en hooren wij dus zönne, zeune en zeun, welke laatste vorm in de Middeleeuwen ook zeker in de volkstaal van bijna heel Gelderland, Utrecht en Holland de meest gebruikelijke is geweest. Ongetwijfeld kunnen de verbogen vormen met hun Umlauts-elementen hierop invloed hebben uitgeoefend; zelfs lijkt het mij niet onwaarschijnlijk dat de beide dentalen z- en -n (juist als in broer) althans in het Oosten des lands, in dezelfde richting hebben meegeholpen, maar ten slotte komt dit eu-gebied mij te groot en te homogeen voor, om aan zulke accidenteele oorzaken te worden geweten, en ik concludeer daaruit dus tot een vroege spontane palataliseering die evenals zij de gedekte oe tot ned. u en de lange oe tot uu verschoof, ook de ongedekte korte U en oe respectievelijk tot ö of ü maakte, die dan later tot eu gerekt werd.
Dat in Overijsel en Oost-Gelderland evenals in een deel van Westfalen de rekkingswet in gebreke bleef, zoodat in veel gevallen de oude korte vocalen zijn bewaard gebleven, heeft Kloeke ons o.a. op zijn eten: etten-kaartje (Regenboog-kleuren blz. 118-119) duidelijk getoond. En iedereen kan zich door vergelijking overtuigen, dat ons zönne-gebied bijna geheel en al met zijn etten-gebied samenvalt.
De grenzen der apocopeering en der z: s-wisseling aan het woordbegin zijn op deze kaart slechts bij benadering aangegeven.
J.v.G.