Onze Taaltuin. Jaargang 1
(1932-1933)– [tijdschrift] Onze Taaltuin– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 160]
| |
Antwoord 3.Ja, dat zijn 1o. primaire onomatopeeën als bimbam, en 2o. naar analogie daarvan gevormde secundaire onomatopeeën als tiktak van tikken en wirwar van warren. Zulke woorden komen in zeer veel talen voor. Zie daarover de literatuur in Jac. van Ginneken: Principes de linguistique psychologique, Paris 1907, blz. 390-393. Latere studies daarover zijn: O. Rosenbach: Das Ticktack der Uhr. Zeitschrift für Psychologie. Bnd 33, 1903. E. Trebs: Die Harmonie der Vokale, Archiv für die gesamte Psychologie. Bnd 14, 1909. M. Müller: Die Reim- und Ablautkomposita des Englischen. Strassburg 1909. J.v.G. | |
Vraag 4.Ik worstel nog al eens met zinswendingen, waarin de woorden ‘kunnen’, ‘worden’, ‘hebben’, ‘zijn’ voorkomen, bijv. deze zin: ‘Het schijnt dat niet éen algemeen voorschrift ontworpen kan worden, dat in alle gevallen kan worden toegepast’. Is het beter te schrijven: ‘kan ontworpen worden’ en/of ‘toegepast kan worden’? Ik laat het gewoonlijk er van afhangen wat mij rhythmisch het aangenaamst in de ooren klinkt; bestaat er een objectiever richtsnoer? Mr. W.N.T. te R. | |
Antwoord 4.Van oudsher is de volgorde van de drie deelen, waarbij de persoonsvorm voorop staat, de gebruikelijkste. In afwijking hiervan vinden we de schikking met den persoonsvorm in het midden eigenlijk alleen, wanneer het dan vooropstaande deel een verleden deelwoord is, zooals in het hier gegeven voorbeeld: ontworpen kan worden Deze afwijking van de gewonere, regelmatiger vormen (kan worden ontworpen, kan ontworpen worden) zal dikwijls voorkomen, wanneer, zooals hier, afwisseling in de woordschikking van twee op elkaar volgende bijzinnen noodig is. Dat hier bij de eerste der twee constructies de plaatsing in het midden is gekozen, kán zijn gebeurd om de opeenvolging van twee gelijkluidende lettergrepen te vermijden (kan worden ontworpen). Bij een enkelen bijzin is inderdaad in hoofdzaak de keuze afhankelijk van het zinsrhythme dat men wenscht. Het kan bijv. zijn dat men de voorkeur geeft aan den vorm (tóegepàst) aan het zinseinde. De rhythmische vorm van den zinsstaart is nl. zeer afhankelijk van subjectieve voorkeur; hij is echter ook afhankelijk van de meer of minder nadrukkelijke functie van den zin in het verband van het geheele betoog.Ga naar voetnoot1)Behalve de rhythmische omstandigheden zijn er ook wel logische overwegingen in het spel. De plaatsing van het Vf. in het midden kan worden gekozen, wanneer men zich gedrongen voelt, het eigenlijke gezegde woord, i.c. het verleden deelwoord snel te noemen. Dit is o.a. het geval, wanneer het werkwoord dat deelwoord is, antwoord geeft op een spannende vraag bij den lezer: ‘Ik denk dat over een week zijn ziekte gewéken zal zijn’. - Ook wanneer het deelwoord in stereotyp vast verband staat met het voorafgaande woord of zinsdeel: ‘Ik denk dat hij uit zijn vel gesprongen zal zijn’. - ‘Hij schrijft, dat hij aan zijn bed gekluisterd is geweest’. - G.S.O. |
|