Onze Taaltuin. Jaargang 1
(1932-1933)– [tijdschrift] Onze Taaltuin– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdGesproken taal en radio. IIWerkwoordelijke vormen.Opmerkelijk is de voorliefde van onzen verslaggever voor den lijdenden vorm. Men neemt meestal aan, dat in de gewone omgangstaal het passief weinig gebruikelijk is. Exacte waarnemingen waardoor deze indruk bevestigd zou worden, zijn er bij mijn weten, althans voor het gesproken Hollandsch, niet gedaan. Daartegenover staat wel vast, dat in het Groningsch bijv. allerlei, ook omvangrijke, passieve constructies, algemeen gangbaar zijn. Over de dwaasheid van een zeker purisme, dat sommigen er toe drijft, het gebruik van passieve vormen in de geschreven taal te | |
[pagina 107]
| |
bestrijden, en nog wel als een ‘syntactisch germanisme’, zal ik thans maar niet spreken. De lijdende vorm is even natuurlijk en onmisbaar als de bedrijvende, ook deze taalvorm verricht vele en velerlei functies.Ga naar voetnoot1) In het algemeen kunnen we zeggen, dat het ‘lijdende’ onderwerp de zelfstandigheid is waarmee ‘iets gebeurt’, terwijl het ‘bedrijvende onderwerp’ of ‘agens’ bij het gebeuren op den achtergrond staat. Bij een voetbalwedstrijd is het vooral ‘de bal’ waarmee ‘iets gebeurt’. De verslaggever volgt in groote spanning de capriolen van ‘het leder’. De lijdende vorm stelt hem in staat dit betooverende, eeuwig bewegende ding als psychologisch èn grammaticaal subject voorop te plaatsen en in de aaneengeschakelde korte hoofdzinnen samen te trekken. ‘Wat er gebeurt’ beschrijft hij daardoor desnoods door eene nkel werkwoord, het voltooide deelwoord:Ga naar voetnoot2) De bal wordt door A. opgevangen, door B. opgewerkt naar C., een schóp: schitterend er uitgewerkt. Daar gaan de Tsjechen er van door (met de bal). - A. krijgt de bal te pakken, 'n mislukte trap, wordt doorgegeven naar B., wéggekopt! - Soms wordt de bal bedóeld, maar de handeling genóemd: De vrije schop wordt keurig op het hoofd gevangen, van de lange S. - We constateeren in dezen zin bovendien een merkwaardige vorm van aanduiding van het ‘agens.’Ga naar voetnoot3) Behalve de talrijke passieve zinnen over ‘de bal’, hebben we nog genoteerd: De uittrap is gedaan. 't Spel moet weer overgegooid worden. Dan wordt S. een beetje hardhandig door W. ondersteboven gekegeld. Handige spelertjes: geen duwtje wordt gegeven. Maar díe wordt dánig op z'n huid gezeten! D'r is al weer uitgetrapt. - We hebben al opgemerkt, dat het praedicatieve tegenwoordig deelwoord ook in deze gesproken taal zeldzaam is. Hetzelfde geldt voor het attributieve. Toch zijn er een drietal zinnen waarin een nog volkomen werkwoordelijk fungeerendGa naar voetnoot4) partic. praes. voorkomt, als de weerslag van een sterk gespannen, men zou kunnen zeggen, epische schildering van den voetbalslag: Op 't nippertje gooit van R. zich voor dieGa naar voetnoot5) schíetende Iér. - Om den toestormenden W. de kans te ontnemen, komt A.... - Via de body van den toestormenden Sipiera vliegt de bal... Ook hulpwerkwoorden hebben nu en dan dit schilderend effect: En | |
[pagina 108]
| |
als onze voorhoede aan 't werk zullen (!) gaan, zitten de backs er al bóvenop. - Doelschop voor Nederland. Is genomen. Nét zal V. d'r van dóor gaan, dáar... - Campbell komt toestormen! - A. wil (de bal) laten loopen, maar...Ga naar voetnoot1) - Een infinitief als beknopte zin is betrekkelijk zeldzaam: Het is de kracht van F., níet te schíeten. De kracht van F. is, anderen schietkansen te geven. - Nu en dan komt in de snelle rede een substantivische infinitief als korte vorm voor: Over de lijn is die bal na 't wegwerken van X. gegaan. - | |
Woordvorming, woordenkeus, uitbeelding.Bij de hierboven besproken passieve constructies is het verleden deelwoord dat het eigenlijke gezegde vormt, veelal van zwaren vorm, nl. met een locaal adverbium gepraefigeerd: (De bal wordt) uitgetrapt, weggetrapt, weggewerkt, opgewerkt (naar...), (er) uitgewerkt; opgevangen, weggekopt, ingegooid, doorgegeven. - In den bedrijvenden vorm geeft de spreker de voorkeur aan verbindingen met een voorzetselbepalingGa naar voetnoot2): hij neemt de bal op z'n hoofd, hij vangt hem op z'n hoofd - ook wel een combinatie van bijwoord en voorzetselbepaling: hij werkt hem schitterend weg uit die hoek - met een plastisch werkwoord: hij knált de bal terug naar B., hij tíkt hem even door naar C. - Versterkend staat het adverbium in: Van der M. grijpt de bal vást, zooals we dat van hem gewend zijn. - Ook bij onovergankelijke werkwoorden staat het enkele locale adv. bij voorkeur vóór het werkwoord: Campbell komt toestormen (niet: stormt toe). Weg trippelt hij met die bal. Weg gaat die bal.Ga naar voetnoot3) - De bal wordt dikwijls omschreven in een bepaling met het aanduidende bijwoord ‘er’, vooral in sommige beeldende uitdrukkingen: Mooi spel, ze zitten er góed óp. De backs zitten er al bovenop. - Niet alleen omschrijvend (nl. = koptGa naar voetnoot4)) maar ook figuurlijk bedoeld is de uitdrukking: (O.Br.) zet z'n boofd er weer onder. - Verder: A. gaat er mee vandoor; kan d'r niet bij; weet er wel weg mee. - De bal is object, ‘er’ omschrijft het doel, in deze ironische ter snede opgemerkte tegenstelling: ‘Toe jongens, kop 'm d'r maar es ín. Integendeel: de Ieren koppen 'm d'r úít’. - Het bijwoord ‘er’ is onbepaald geworden in: Nu heeft B. z'n body d'r al weer tusschen gegooid. - | |
[pagina 109]
| |
De substantivische composita zijn ten deele vaste vaktermen, o.a. afleidingen van de boven besproken werkwoorden met locaal praefix. Wanneer zij gezegde-woord zijn, is de neiging tot den korten zinsvorm weer in het spel: Pang, een hoogs uittrap! (= de bal wordt hoog uitgetrapt). Zoo, hier gaat de uittrap. - Weggewerkt wordt de bal, harde terugtrap naar het middelveld. - Na de aftrap is de bal al weer op de linkervleugel. - Verder: uitbraak, ingooi, voorzet. Andere vaktermen zijn: boogschop, doelschop, doelgebied, doelmond, windnadeel, rugduwtje, positiespel en kópbal, o.a. in den zin: Een kopbal van L. doet de bal ten slotte over de outline verdwijnen.Ga naar voetnoot1) - Spontane samenstellingen van beeldende kracht zijn: Wat 'n báltéchniker is die Ier toch! - Daar gaat het Iersche binnentrio er weer van door! - Die grabbelt daar even met een tijgersprong die bal uit die hoek weg. - Daarentegen zijn weerspiegeling van een algemeene mode van samenstelling: prachtspél (= = prachtig spel), prachtkánsen, en: Bravo! een effectschop, tenzij dit laatste woord naar analogie van de taal van het billardspel is gevormd. Verkleinwoorden zijn nu en dan uitingen van affect, zoo bijv. in den vocatief: ‘Toe Webertie, ingrijpen!’, een zin die feitelijk beteekent: ‘Als nu Weber, met z'n stoere body,Ga naar voetnoot2) maar eens ingreep!’ Ook in het waardeerende: ‘Handige spelertjes, die Ieren! - Meer deminutief van functie zijn: Geen duwtje wordt gegeven! Vrije schop wegens een rugduwtje (kalmeerend demin.) Dan krijgen we in het midden even een aardig spelletje (van weinig belang). Maar hij speelt met een hoofdballetje terug op zijn safe doel. - Opmerkelijk is dit goedig waardeerend deminutief hoofdballetje naast het heviger grondwoord kopbal. Samengestelde adjectieven komen niet voor. Uit de bij de verkleinwoorden gespatieerde woorden blijkt reeds de sterk waardeerende functie van de bijv. naamw. Die blijkt ook uit: Het is kéurigGa naar voetnoot3) spel. De vrije schop wordt kéurig op het hoofd gevangen, van de lange S. - Ook uit het epitheton ornans in epische schildering: Maar Wells kan het daarGa naar voetnoot4) niet houden tegen dieGa naar voetnoot4) gewéldige Kingsella. - HierGa naar voetnoot4) gaat dieGa naar voetnoot4) kleine Wels weer langs de lijn. - Het attributieve adj. is ook wel een der middelen van den gedrongen, korten zinsvorm: Een voorzet van K. brengt M. in duidelijke buitenspelpositie (= in een positie waarbij duidelijk is, dat buitenspel wordt gespeeld). - Dan doet B. de bekende paar passen naar voren (= waarom hij bekend is, die we van | |
[pagina 110]
| |
hem kennen). - Na de aftrap is de bal al weer op de gewone Tsjechische linkervleugel (= zooals we dat gewoon zijn). - Van de pronomina is vooral het suggestieve die opmerkelijk, in uitingen van hevige bewogenheid over de beschreven gebeurtenissen. Het voornaamwoord is dan niet meer aanwijzend, het brengt spannende momenten in herinnering, het suggereert bijzondere indrukken van personen en dingen: Wat zwéefde die bal daarGa naar voetnoot1) gevàarlijk in die dóelmond! - Maar Wels kan het daar niet houden tegen die geweldige Kingsella. - Op 't nippertje gooit van R. zich voor die schietende Ier. - Pràchtig posítiespel van die Ieren. - Pang, weg gaat die bal. Bravo van der Meulen. - Terug die bal etc. Het is bekend dat in de Hollandsche volkstaal het overdreven of werktuiglijk gebruik van dit pronomen leidt tot de verzwakte functie van bepalend lidwoord. Het meervoudig pronomen geeft uitdrukking aan een uitbarstend gevoel van ‘saamhoorigheid’: ‘Hé, daar hielde we effe ons hart vast!’ - De sterk visueele voorstelling leidt tot concrete omschrijving van handelingen van personen door noeming van lichamen en lichaamsdeelen. In een oogenblik van hevige spanning: HéeftGa naar voetnoot2) B. z'n body d'r al weer tusschen gegooid. - Evenzoo: Totdat Webers stoere body daar ingrijpt! - Wéls werpt er zich tusschen en via z'n lichaam gaat de bal naar de outline. - Daar staat Dailey weer en z'n nooit falende hoofd! Hij zet z'n hoofd er weer onder. S. neemt de bal op z'n hoofd. - Via het been van Van Run is de bal over de zijlijn gegaan. Van een Iersche (!) voet gaati over de lijn. - Weer is de bal voor 't doel. Van de voet van Andriesse. - Lagendaal krijgt wéer de bal niet goed op z'n voet (euphemisme voor: L. trapt mis!) - Drie, vier man zitten op z'n huid. (Maar die wordt danig op z'n huid gezeten! - als eigenaardig passief hierbij). De schilderende vergelijking wordt zelden in den vorm van een vergelijkende bepaling uitgedrukt: Snel, als een sneltrein, langs de lijn. - Veel suggestiever zijn de aanduidende vormen van vergelijking, soms opwellend uit een sterk affect: Die grabbelt daar eve met 'n tijgersprong die bal uit die hoek weg. - Daar wordt S. door W. ondersteboven gekegeld! - Wéer een kógel over de lat! - Soms meer traditioneel: Eindelijk is die bal uit een kluwen van spelers vrij gekomen. - Waardoor hij een salto mortale maakt. - Het is een opgelegde knikker! (= het kan niet misgaan). - De stand is nog steeds maagdelijk, 0:0. - Eén vergelijking in den vorm der gewone bepaling verdient bijzondere aandacht: Hij héeft de bal, als aan een touwtje! - Het beeld | |
[pagina 111]
| |
is hier na een pauze nadrukkelijk toegevoegdGa naar voetnoot1); het enkele werkwoord ‘héeft’, met sterk accent, krijgt hier de beteekenis ‘heeft in z'n macht’, ‘beheerscht’. Zoo zijn er meer beeldende verba, met sterke semantische waarde door de verzwijging van de formeele vergelijking: Hij knálde al weer zoo'n schot. - Hij knált de bal terug naar B. - Volkers píkt de bal mée. - Nu en dan constateeren we in het verslag de omschrijving door ironische ‘ontkenning van het tegendeel’Ga naar voetnoot2): Tjonges, het was daar niet lekker voor het Nederlandsche doel! - Toe Bas, die man zal je niet bijten! - We eindigen met de bespreking van twee bijzondere vormen der beschrijving. In de eerste plaats het verschijnsel der herhaling en variatie, een syntactische vormverzwaring die ook hier de uitdrukking is van affect en emphase: Twee momenten van uitbarstende bewondering zijn gekenmerkt door de bekende climax in den vorm, den overgang van het enkele woord als uitroep of kreet naar de steeds vollere, duidelijke mededeeling: ‘Schot. Góal! Schítterende goal! De Tsjéchen, ze hebben gelíjkgemaakt. En wel verdiend.’ - ‘Een schóp! Ja, een schítterende schop. Schitterend geschopt door v.d. B!’ - Ook is er de eenvoudige verzwaring door bijstelling: Een vrije schop, die echter niet door L. wordt genomen, maar door de kleinste van het elftal, door Wels (retardeerend effect). - A. geeft hem door aan B., de bal (wekking van de aandacht). - Ook de primitieve herhaling van een naamGa naar voetnoot3): ‘Daar gaat H. d'r van door. Wels vangt 'm op, Wels geeft door naar Làgendàal (spanning bij stijgenden toon) BàlGa naar voetnoot4) gaat òver de zíjlijn.’ - ‘Het is de kracht van F. niet te schieten. De kracht van F. is anderen schietkansen te geven.’ - In de tweede plaats het verschijnsel der vormverzwaring door rekking van klanken en accentconcentratie. De vluchtige auditieve opneming stelt ons natuurlijk slechts tot noeming van het meest opvallende in staat. Sterke concentratie van het zinsaccent op het laatste woord met rekking van de ‘s’ was hoorbaar in de affectische uiting van spijtigheid en vrees: 't Gaat op die manier toch glad míss! - Men zou de rekking van den spirant nog kunnen schuiven op een spreekgewoonte van den verslaggever; hij sprak althans ook een gerekte ‘s’ in de woorden toss, eerstess en tweedess, en grensrechterss. Maar een dergelijke | |
[pagina 112]
| |
aangeboren perseveratie in den spirant aan het einde van een woord moge dan Amsterdamsch of Hollandsch zijn, in den ‘inlaut’ en den ‘anlaut’ van de volgende woorden is de rekking zeker een vorm van affect: Kolos/sàal wat 'n schot! - sschitterend sstoppe van van der Meulen. - Zoo ook de rekking van de ‘r’ in: Een war/reling van spelers! - En de rekking bij sonantische uitspraak in: Pṛṛ/cies! Hij zit! - In den zin: schíttèrend stoppen van Van der Meulen en wél/verdíend. - constateeren we in ‘schitterend’ behalve geminatie van de explosief ‘t’, ook nog vertragende accentuatie, waardoor de tweede lettergreep bijtoon krijgt en in ‘welverdiend’ worden de deelen der samenkoppeling weer gescheiden. Emphatisch accent leidt tot puntige uitspraak van een anders enclitisch pronomen in: Lagendaal kríjgt hèm,Ga naar voetnoot1) juist, hij heeftəm nog op de líjn. - Zware accentuatie met rekking van den werkwoordsvorm is de vorm van het ‘intensief aspect’ in: Het is een lange knaap, en dan zwááit hij het linkerbeen, gewél/dig! - Iets dergelijks in: Wat verzet die kerel een sstá/pél wérk! - Hij wordt zwáár op zij gezet door A. - Een onderscheidend, tegenstellend of bijzonder modaal woordaccent hadden: In de laatste wedstrijd hebben we dít voetbal niet gezien (= zoo goed). 't Is in elk geval al dóor (= over) halfdrie. 'n Góeie ingooi óok. Lagendaal krijgt tóch de bal! - Opvallend was het blijkbaar vaste woordaccent van vóorloopig. Sterke concentratie van het zinsaccent op het eerste woord kan leiden tot volkomen wegvallen van een inleidend woord; het lidwoord in: Dóelschop voor Nederland! - Schéidsrechter laat hem gaan. - Bál gaat over de zijlijn. - Zelfs ontstaat hierdoor de schijnbare zinsvorm Vf.S.A.: Gáat Lágendaal er vandoor. Wérpt Andriesse zich er tusschen. Héeft B. z'n body d'r al weer tusschen gegooid. -
We meenen dat door deze beschouwing van zinnen, woorden en klanken het sprankelende leven van de gesproken emotioneele en snelle taal duidelijk is geworden. Het is van belang voor de wetenschap van het Nederlandsch, velerlei taalsoorten aldus te beschrijven door vergelijking met onze normatieve grammatica. Greift nur hinein...! dan is zelfs verklaring van verschijnselen der taalontwikkeling mogelijk. G.S. OVERDIEP |
|