Het Geldersche woord vlaas = poel
In de Geldersche gemeente Herwijnen komt het woord ‘vlaas’ voor als soortnaam voor een poel of plas. Men spreekt er van ‘de vlaas langs de Zeek’, en van ‘de vlaas langs Koskes kampke’. Het zijn beide vrijwel waardelooze perceelen, die bijna altijd onder water staan, en waar niets dan lisch groeit, zoodat ze in den vorigen winter beide tegen een jaarlijksche recognitie van f 5 als ijsbaan ter beschikking van de IJsclub ‘Eendracht’ werden gesteld.
Dit zeldzame Nederlandsche woord is toch vroeger al minstens eenmaal uit den volksmond opgeteekend in den bekenden Vocabularius Copiosus te Leuven gedrukt in 1483, waar het heet: ‘vlaesch in een bosch. saltus’. De uitdrukking is goed, maar saltus is blijkbaar slechts een vertaling van het laatste woord. Kiliaen nam het dan ook over als ‘vetus’ (hem onbekend) met de foutieve beteekenis van ‘bosch’. Verdam in zijn Middelnederlandsch Woordenboek merkt Kiliaens fout, vertaalt het woord als ‘wouddal’, maar hecht toch ook nog aan saltus als ‘bergkloof’.
Verder verwijst hij echter zeer terecht naar het Fransche flache, dat plas of poel beteekent, maar ook ‘rotsspleet’; en verklaart vlaesch dan ineens als een leenwoord uit het Fransch. Salverda echter geeft het als zoodanig niet op. Wat Verdam echter nog niet wist, is dat naast flache, dat in Berry, Champagne en de streek van Verdun-Chalons inheemsch is, in Picardië en Normandië de vorm flaque in dezelfde beteekenis van plas voorkomt. En daarom zien Gamillscheg en Meyer-Lübke(?) in flache een franciseering van flaque, dat zelf weer uit ons Middelnederlandsch vlacke (= vlek) zou ontstaan zijn, wat om de beteekenis zeer onwaarschijnlijk is. Moet het echter uit het Middelnederlandsch komen, dan is het zeker uit het adjectief vlac afkomstig, waarvan de verbogen vorm zoowel ‘vlacke’ (Kiliaen) als ‘vlake’ (Brab. Yeesten) luidde, dat in beteekenis veel nader overeenstemt, daar het reeds in den Brandaen