Onze Taaltuin. Jaargang 1
(1932-1933)– [tijdschrift] Onze Taaltuin– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
[Nummer 3]Gesproken taal en radioWANNEER wij de gesproken taal naar woordgebruik en syntaxis willen bestudeeren, kunnen we te werk gaan naar de methode der ‘mondelinge enquête’. Allerlei woordverbindingen en syntactische vormen kunnen we den spreker voorleggen, en vaststellen of hij ze gebruikelijk vindt, dan wel of hij aan andere verbindingen en vormen de voorkeur zou geven. De grammaticale en logische structuur van zijn taal zal daarbij min of meer duidelijk en volledig worden geteekend. Moeilijker is het, langs dezen weg van vraag en antwoord een beeld te krijgen van zijn taal bij allerlei graden van innerlijke bewogenheid. Wij kunnen hem niet dwingen en hij kan zich niet dwingen, een bepaalde gedachte, een bepaalden gedachtengang, te spreken met het ‘affect’ van een bijzondere ‘stemming’, ‘aandoening’ of ‘ontroering’. En in den dagelijkschen omgang zijn wij, om allerlei practische redenen, maar zelden in de gelegenheid, ongestoord de ongedwongen taal van ‘bewogen’ sprekers tegelijkertijd aan te hooren en te noteeren. Die notities zullen beperkt blijven tot losse zinnen die men zich achteraf herinnert. Men zou zoo denken, dat de stortvloed van woorden die door den ‘loudspeaker’ over ons wordt uitgestort, een ‘mer à boire’ moet zijn voor den op materiaal van gesproken Nederlandsch belusten waarnemer. Dat valt echter deerlijk tegen. De verschillende sprekers, omroepers, cursusleiders, causeurs, humoristen, politici, geleerden en ongeleerden, zij allen spreken min of meer van het papier met de voluit of ten deele genoteerde rede, tekst of ‘punten’. Allerlei mengingen van de individueele gesproken taal en de officieele, of de beschaafde, | |
[pagina 66]
| |
of de litteraire taal, zooals we die in geschreven vorm kennen, baren den observeerenden taalkundige teleurstelling en ontgoocheling. Hem rest niets anders dan den statigen redenaar zoowel als den hoorbaar met de ‘beschaafde’ woordenkeus worstelenden spreker ...àf te draaien. Totdat hem een schitterende kans wordt geopenbaard in de geestdriftige en spannende beschrijving van een internationalen voetbalwedstrijd in het Nederlandsche stadion. Daar wordt twee uren lang den luisteraar het natuurlijke gesproken Nederlandsch geleverd van een hevig en hoorbaar bewogen ‘spreker’ in den louteren zin des woords. We onderscheiden de beschouwende mededeelingen bij den aanvang, in de pauze en na den wedstrijd, van het eigenlijke verslag, waarbij de spreker wat hij ziet en voelt in emotioneelen vorm uit. In de beschouwende mededeelingen spreekt hij als een min of meer logisch beheerscht causeur, die niet geheel vrij is in zijn ‘woordenkeus’. Dan hooren we uitdrukkingen als: ‘Nu kan 't spel dus dra een aanvang nemen’, ‘Van der Meulen wisselt een handdruk met den scheidsrechter’. In die rustiger stemming zijn ook de beelden niet spontaan, veeleer bewusthumoristisch, d.i. geestig: ‘Intusschen begint de wedstrijdnachtkaars te branden (= de wedstrijd zal wel zonder spannend slot eindigen).’ Ook de structuur van de zinnen en zinsverbanden steekt duidelijk af tegen die in het eigenlijke verslag. | |
Zinsverband en zinsvorm.In het verslag constateeren we een groot aantal progressieve bijzinnen. We verstaan daaronder bijzinnen, waarin niet een deel van den hoofdzin nader wordt omschreven of bepaald, maar een volgende gebeurtenis wordt vermeld, als in een hoofdzin.Ga naar voetnoot1) Ze worden ingeleid door een betrekk. vnw., waar (en zijn verbindingen) en dat (en zijn verbindingen): A. is in een duel met W. gewikkeld, die de bal over de zijlijn trapt. - Wordt nu overgenomen door X., die hem doorgeeft aan Y. - Wordt hardhandig door A. ondersteboven gekegeld, wat hem op een vrijschop komt te staan. - Dan is de bal op 't middenveld, waar A. hem dóorzet. Een ver schot, waarmee B. geen moeite heeft. - Hij trapt hem over de zijlijn waar C. ingooit. - 't Wordt een out-ball, waaruit Kingsella zich weer in het bezit stelt.Ga naar voetnoot2) - Een duelletje... Totdat Webers stoere body daar ingrijpt. - Dan is de bal op 't middenveld, waar X. hem doorzet; te schérp, dat Y. de bal niet kan halen. - | |
[pagina 67]
| |
Het is van belang de zinnen met een betrekk. vnw. te vergelijken met hoofdzinnen, ingeleid door het aanwijzend voornaamwoord die,Ga naar voetnoot1) waardoor ongeveer hetzelfde wordt uitgedrukt: Wéer een doelschop; die is genomen, en al weer (is de bal) in het bezit van de Ieren. - Het verschil in functie van den hoofd- en bijzinvorm is waarschijnlijk zóo te formuleeren: de bijzin omschrijft in een snelle reeks een gebeurtenis van voorbijgaanden aard, de hoofdzin wekt de verwachting van een belangrijke verandering in de situatie, een nieuwe ‘phase’ in het verloop der feiten. Deze indruk wordt bevestigd door het verschil in rhythme en intonatie van de twee verbonden zinnen. Een teekenachtig voorbeeld van den hoofdzinvorm is, met sterk geaccentueerd werkwoord: Hij geeft hem door aan Y.; die húppelt langs de lijn, en maakt zich klaar... - Deze plastische heffing van het werkwoord is in den bijzinvorm uitgesloten. Een andere opmerkelijke betrekk. bijzin is: Hoepla, daar is A.; die daar terúggekomen is. - 't Is nu B.; die daar de bál onderschept. - Deze zinnen werden met een betrekkelijk zware pauze gesproken. Vooral de eerste kan zeer wel begrepen worden als een substantivische zin; niet als een antwoord op de vraag ‘Welke A.?’; ook niet op de vraag: ‘Wie is daar teruggekomen?’ maar als een voortzetting van een verzwegen deel: namelijk de speler (die...). Deze beteekenis is ook denkbaar bij den zin: 't Is Stévenson; die daar de bál heeft. - Zonder deze duidelijke scheiding en zonder de sterke heffing op ‘bál’ zou deze zin beteekenen: Kijk, Stévenson heeft daar den bal. - Dit is de bekende nadrukkelijke relatieve zinsvorm, waarbij in het zinnetje ‘'t Is S.’ het onderwerp met nadruk proleptisch staat. Dergelijke zinnen kwamen in het verslag veel voor: 't Is Móll, die zich in het bezit stelt.Ga naar voetnoot2) 't Is van R., die de bal weer lekker op z'n hoofd neemt. - Zelfs staat nu en dan ook nog een bijwoord proleptisch in den eersten zin: Het is daar Bas P., die ingrijpt. Maar 't is daar weer L. die zich heeft opgesteld. - Men beweert wel, dat deze nadrukkelijke verbindingen door navolging van het Fransch zijn ontstaan. Ik meen, dat uit deze gevallen blijkt, dat dan toch in ieder geval het bestaan van de verbinding met den substantivischen zin deze navolging heeft bevorderd. Nog liever zou ik willen zeggen, dat in deze zinnen van een gespannen spreker de natuurlijke overgang van de substantivische functie in de nadrukkelijke duidelijk wordt. Behalve de hier besproken bijzinnen, kwamen in het verslag in groot aantal alléen bijzinnen met als voor, en wel vóor den hoofdzin ge- | |
[pagina 68]
| |
plaatst, en met temporale functieGa naar voetnoot1): Als A. tenslotte toch de bal bemachtigt, verdwijnt hij over de out-line. En als de voorhoede aan het werk zullen (!) gaan, zitten de Ieren d'rGa naar voetnoot2) al bovenop. Als de bal over de lijn is geweest, weet A. hem voor het Nederl. doel te brengen. - Eénmaal ook de nadrukkelijke zinsvorm, die met die van een zin met zwaren aanloop te vergelijken isGa naar voetnoot3): Lagendaal krijgt wéer de bal niet goed op z'n voet. Afgehouden als hij wordt door B. - Onderwerps- en voorwerpszinnen zonder den vorm van den bijzin komen alleen in de beschouwing voor: Dat is te zien, dat is de Engelsche school. - Ja, ik heb het al bekeken, tráppen kúnnen de heeren. - Het lijdt geen twijfel: de stand 1:0 geeft het beeld van de wedstrijd. - Het verslag van de spannende deelen van den wedstrijd leidt tot bijzondere vormen van nevenschikkend zinsverband. Talloos zijn de samentrekkingen van het subject in den tweeden zin: W. langs het líjntje; zet scherp door. - A. neemt hem op z'n hoofd. Zal hem wegwerken... Maar aan de óverzij is die bal. Wordt daar overgenomen.Ga naar voetnoot4). - Vooral het subject ‘de bal’ wordt in deze verbindingen verzwegen. Zelfs wanneer het in den voorgaanden zin object is: De gladheid doet de bal doorschieten over de lijn. Wordt dan weer ingegooid. - Volkers pikt de bal mee. Rolt voor het doel. - Ook is soms het weggelaten subject de bal in den voorgaanden zin alleen maar aangeduid: Opnieuw een aanval van Ierland, eindigt in buitenspel. Wordt genomen door A. - Deze samentrekking gaat gepaard met het gebruik van allerlei zinnen zonder de gewone werkwoordsvormen. Voorbeelden van deze reeksen zijn: Pang, een hooge uittrap. Wordt door A. genomen. Goed samenspel. Een schop; een schítterende schop; schitterend geschopt door B. - Daar gaat de kleine W. 'n Goeie voorzet. Móll!! op z'n hoofd. Naar Lagendaal. Drie Ieren d'r tusschen. Nog een vierde Ier - Weer is die bal voor het doel. Van de voet van Andriessen. Terug die bal. Een vrije schop voor ‘hands’, ten gunste van de Ieren. - Enkele of losse zinnen van dezen aard zijn: Aanvangssignaal, en de Ieren trappen af. - Terug gaat die bal. Prachtig positiespel van die Ieren, zoo rústig. - A. in duel met B. - Toe Webertje, ingrijpen. Jà, nog net op het nippertje. - etc. Een vorm van spanning is ook de verbinding van een interjectie en een meer of min volledigen zin: Pang,Ga naar voetnoot5) weg gaat die bal, wordt door A. genomen. Pang, een hooge uittrap. Pang, een | |
[pagina 69]
| |
schot, precies over. Boem, van R. verspert hem de weg. Hoepla, daar is A., die daar teruggekomen is. Hup, de bal met een vaartje vooruit.Ga naar voetnoot1) - Groot is het aantal der zinnen, waar de persoonsvorm ontbreekt, maar een deelwoord het gezegde vormt: De bal gaat over de lijn. Meegenomen door X. Uitgetrapt. De bal belandt bij Y. - Mooie aanval, gestrand door buitenspel. Hoekschop op het Nederl. doel. Door A. genomen. - Aardig zijn de verbindingen van drie zinnen, die bij minder scherpe scheiding door pauze en toondaling, zouden gelijken op bekende zinsvormen in het nieuwere litteraire prozaGa naar voetnoot2): Volkers; even terúggekomen. Píkt de bal mée. - A. terug gekomen. Tíkt de bal, en plaatst hem. - B.! weer terug gekomen. Probéert de bal. - Het tegenwoordig deelwoord is in deze verbindingen zeldzaam: A. gaat er mee van door. Handig dribbelend, langs de lijn. - Eenmaal stond er een deelwoord in een lóssen zin: Hier wordt hij weer opgevangen door A. Naar B., die naar C! D. staat buiten spel. Gefloten voor buitenspel. - Een enkel voorbeeld is er ook van een beknopten progressieven zin in den vorm van een infinitief, gesproken in een oogenblik van groote opwinding: Via een van de Tsjechische beenen drijft de bal af, om in de buurt van A. te belanden. - Hierop volgde onmiddellijk de zin: 'n Warreling van spelers! - Hier vormt het verbale substantief het gezegde (= De spelers warrelen door elkaar). Ook de imperatief wordt uitgedrukt in den korten vorm: Toe Webertje, ingrijpen! - Kom nou, S.; niet zoo protesteeren! - Daar gaat Moll. Vooruit Moll. Niet te kort spelen, heeren, een beetje open. De Ieren wat uit elkaar halen. - Een bekende korte zinsvorm is ook de toegevoegde bepaling, die van den voorafgaanden zin gescheiden staat door een pauze. Deze zinnetjes dienen ter nadere aanvulling, verduidelijking, tot nadruk ook, en ook wel als variatie op het voorafgaande: Het is een lange knaap, en dan zwáait hij het linkerbeen, gewéldig! - Dan gaat A. er van door, langs de linkervleugel. - Weer is die bal voor het doel; van de voet van A. - Het is aardig gedáan, van die Groninger.Ga naar voetnoot3) - B. neemt die vrije schop, goed ook. Hij héeft de bal, als aan een touwtje. - Die daar een pracht van en partij speelt... zoo kalm, zoo rustig, zoo zuiver. - De bal rolt voor het doel, totGa naar voetnoot4) een uittrap voor ons. En laat de bal rustig over de zijlijn rollen, tot een doelschop voor de Tsjechen.Ga naar voetnoot4) - Door deze toevoeging staat | |
[pagina 70]
| |
nu en dan een logisch bijeen behoorende groep gesplitst: Daar staat D. weer, en zijn nooit falende hoofd. Dan krijgen we een duel tusschen van R. die er ook bij gekomen is, en K. - De vrije schop wordt keurig op het hoofd gevangen, van de lange S. Maar de beide backs hebben zich prachtig opgesteld, van de Tsjechen. Op de rechtervleugel is de bal, van ons. - Door den sterken nadruk op een bepaling van graad in den aanloop van den zin is een opvallende splitsing ontstaan in: Een méter of víer verdwéen de bal, naast het Iersche doel. - Ook vóor een zin kan een woord of een groep door een pauze gescheiden staan en dus zinswaarde hebben; vooral het psychol. ‘subject’: Lagendaal, drie, vier man zitten op zijn huid. - Tempo voor het doel, dat missen ze nog. - Een goeie voorzet. Móll; op z'n hoofd!Ga naar voetnoot1) Dergelijke nominale zinnen worden nu en dan door een relatieven zin gevolgd, waardoor een vorm van nadruk ontstaat, gelijk aan die door ons is besproken (blz. 67): Al weer de Tsjechische middel-linie, die zich in het bezit stelt. Nu van J., die de bal net op tijd bemachtigt. - Bijwoordelijke bepalingen staan voorop in den hoofdzin, als ‘zware vorm van aanloop’, nu en dan bij sterken nadruk, door een lichte pauze van den zin gescheiden: Óver de lijn/is de bal weer! - Nógmaals daarvóor/gaat de bal! - Over de lijn! is die bal na het wegwerken van A. gegaan. - In het middenveld is nu die bal. - En achter het doel verdwijnt de bal. - Naar de réchtervleugel gaat de bal. - Aan de óverzíj is de bal, wordt door A. genomen. - Van een Iersche voet gaat de bal over de lijn. - Via het been van B. is de bal over de lijn. - Na de uittrap is de bal bij V. gekomen. - In het bezit van W. is die bal. - Op het nippertje gooit van R. zich voor die schietende Ier. - Weg gaat die bal. Weg is die bal. Terug gaat die bal. Weg tippelt hij met die bal. Opnieuw is M. aan het werk. Vóorloopig is die bal weg. Weer gaat die bal over de zijlijn. Net zal B. d'r van door gaan. - Afgeslagen is die aanval! - Het aantal van deze geïnverteerde zinnen met zeer zwaar geaccentueerden aanloop is heel groot, vooral in de oogenblikken van hoopvolle of angstige spanning van den verslaggever. Vergeleken met dezen vorm en de hier boven besproken korte zinnen is de gewone mededeelende zin van den vorm S.Vf.A.Ga naar voetnoot2) betrekkelijk zeldzaam. We kunnen nu overgaan tot een bespreking van den vorm der zinsdeelen, de woordenkeus en vormen van uitbeelding. G.S. OVERDIEP |
|