| |
Aankondigingen en mededelingen
Colloquium in Polen
Van 11 t/m 15 mei 1993 werd het Regionaal Colloquium Neerlandicum aan de Universiteit van Wrocław gehouden. Op het programma stonden 46 lezingen op het gebied van de Nederlandse taal- en letterkunde van neerlandici uit België, Bulgarije, Hongarije, Letland, Nederland, Polen, Rusland, Servië, Slovenië, Tsjechië en Zuid-Afrika. De bijdragen aan dit colloquium zijn nu gebundeld verschenen en door de goede zorgen van Stanislaw Predota toegankelijk geworden. Na een inleidend woord van de bezorger volgen de hieronder vermelde bijdragen:
T. Anbeek, Het raadselachtige proza van Gerard Walschap. |
F. Balk-Smit Duyzentkunst, De kleine woordjes van Judith Herzberg. Letterkundige gevolgen van taalkundige implicaties. |
B. Borissova, Het gedicht in het literatuuronderwijs - de korte veelzeggende tekst. |
K. Bostoen, Het oude boekenbezit te Wrocław: een goudmijn voor de studie van de Nederlands-Silezische culturele betrekkingen. |
C. van Bree, Het probleem van het ontstaan van het ‘Stadsfries’ in verband met nieuwe talen in contact-theorieën. |
H.P. van Coller, De aarde is het paradijs? Een bespreking van ‘werelddeel’ van Lucebert. |
J. Crochralski, Het probleem van het aspect en de aktionsarten in het Nederlands. |
A. Dąbrówka, Symbool en teken in de middeleeuwse media. |
J. van der Elst, Lucebert en de religie: een oratorium. |
J. Goedegebuure, Maria Magdalena, hoer en heilige. |
P. Hiligsmann, Het meervoud in enkele Nederlandse woordenboeken en in de ANS. |
A. Holvoet, De aspectcategorie en het Nederlandse werkwoord. |
Z. Hrnčířová, Het Nederlands-Tsjechische woordenboek. |
G. Janssens, Weg met het Nederlands uit (meertalige) terminologische woordenboeken? |
E. Jarosińska, Over enkele aspekten van de morfologie van het werkwoord in het Nederlands, met het oog op de woordvolgorde in de zin. |
S. Kiedroń, ‘In Amsterdam wil ik incognito zijn...’ De Nederlanden in de brieven van een Poolse wojewode (Krysztof Opaliński, 1609-1655). |
| |
| |
M. Klein, De androgyne kunstenaarsziel van Hugo Aylva en Louis Couperus. |
Z. Klimaszewska, De idiomen van het Nederlands en het Afrikaans in een nieuw onderzoekskader. |
J. Koch, Op hoop van zegen van H. Heijermans op het Poolse toneel. |
A. Kowalska-Szubert, De kat en de hond in de Nederlandse vaste verbindingen. Van concreet tot metafoor. |
R. Ledure, Resultaten en ervaring na twee jaar onderwijs van het Nederlands aan de Universiteit van Veliko Tarnovo (Bulgarije). |
C. van Leeuwen, De luistervaardigheidsbarrière: moeilijkheden bij het onderwijzen en toetsen van luistervaardigheid. |
J. Novaković-Lopušina, Contrastieve analyse van woordvorming in het Nederlands en het Servokroatisch - zelfstandige naamwoorden. |
K. van de Poel, De sociale babbel in vreemdetaalverwerving. |
S. Prędota, De Erasmus-leerstoel voor Nederlandse Taal, Literatuur en Cultuur aan de Universiteit van Wrocław. Balans en perspectieven. |
W. Rutgers, Nederlands-Antilliaanse literatuur in het spanningsveld van taalovereenkomst en cultuurverschil. |
J. Růžičková-Hronová, De Nederlandse literatuur heeft haar wortels niet alleen in Europa. |
P.G.J. van Sterkenburg, Hoe komt de lexicograaf op de koffie? |
J. Szleszkowski, De betrekkingen tussen Nederland en Polen in de 16de en de 17de eeuw. |
R. Szubert, Iets over het fragment van Van Maerlants Spieghel Historiael uit de Universiteitsbibliotheek te Wrocław. |
A. Troost, Nederlandse literatuur in Polen, gisteren en vandaag. |
J.W.M. Verhoeven, Aspecten van buitenlanderaccent bij vreemdetaalverwerving. |
S. de Vriendt, Uitspraakcorrectie, in het bijzonder bij sprekers van Slavische talen die Nederlands leren. |
J.W. de Vries, Petjoh en Javindo als mengtalen: weglating van topic. |
M.J. van der Wal, In het voetspoor van Stevin: een praktische visie op verschillende aspecten van de moedertaal. |
A. Wethlij, Achteruitgang van het reflexivum in het hedendaagse Nederlands. |
J. Wilmots, Semantische produktiviteit. |
De titel van de bundel luidt: Handelingen Regionaal Colloquium Neerlandicum Wrocław 1993, onder redactie van Stanislaw Predota. Het ISBN luidt: 83-229-1213-7.
M.C.v.d.T.
| |
Kontrastive Phonemik
De auteur van dit werk, Norbert Morcimiec, behoeft geen introductie, de inhoud ervan spreekt voor zich op grond van de titel: Kontrastive Phonemik. Deutsch-Niederländisch/Niederländisch-Deutsch. Na een korte inleiding over Fonetiek en Fonemiek, heeft het boek een indeling in twee helften, in de gebruikelijke volgorde: eerst de klinkers, dan de medeklinkers. Elke helft heeft de volgende opbouw: algemeen fonetische opmerkingen over de klankgroep, beschrijving van het Duitse systeem, beschrijving van het Nederlandse systeem, korte vergelijking van de twee systemen, aanduiding van mogelijke problemen voor Nederlands lerende Duitstaligen, vervolgens hetzelfde voor Duits lerende Nederlanders. Nagenoeg geen informatie over sandhi-verschijnselen, geen informatie over prosodie (ook niet over woordklemtoon, die wel steeds staat aangegeven in de | |
| |
fonetische transcripties). Af en toe oppassen voor drukfouten.
Norbert Morciniec, Kontrastive Phonemik, Deutsch-Niederländisch/Niederländisch-Deutsch Acta Universitatis Wratislaviensis, no. 1491, Wroclaw 1994.
W.Z.
| |
Licht op Revius' Deventer
De Deventenaar Jacobus Revius is dankzij de Utrechtse hoogleraar W.A.P. Smit onder neerlandici bekend geworden vanwege zijn verzamelbundel Over-Ysselsche Sangen en Dichten (1630). Die titel geeft blijk van gehechtheid aan zijn geboortegrond, en inderdaad: wie zich verdiept in Revius' leven en werk, kan constateren dat hij zich zeer verbonden heeft gevoeld met zijn geboortestad en het gewest Overijssel.
Die verbondenheid komt ook naar voren uit zijn Daventria Illustrata (1651), een omvangrijke geschiedenis van Overijssel en tegelijk verheerlijking van de IJsselstad. Het Vijfde Boek hiervan is nu voor het eerst in een volledige Nederlandse vertaling met annotatie beschikbaar. Het bestrijkt een periode van 40 jaar,beginnend in augustus 1578, toen de stad door de naar Spaanse zijde overgelopen graaf van Renneberg belegerd werd, en eindigend in de eerste maanden van 1618, het jaar van de Nationale Synode te Dordrecht, waarnaar Revius werd afgevaardigd. Behalve gegevens die op zijn eigen belevenissen berustten, stonden hem mededelingen van andere ooggetuigen ter beschikking en daarnaast tal van schriftelijke bronnen. In sommige gevallen betreft het handgeschreven documenten waarover hij dankzij persoonlijke connecties kon beschikken. We vinden er ook ongepubliceerde brieven onder en gedichten van en over tijdgenoten. Uit dit zeer diverse bronnenmateriaal citeert Revius veelvuldig. Het maakt zijn geschiedwerk aangenaam afwisselend en rijk aan wetenswaardigheden over allerlei illustere personen uit zijn omgeving.
Jacobus Revius, Licht op Deventer. De geschiedenis van Overijssel en met name de stad Deventer. Boek 5. Uit het Latijn vertaald en toegelicht door A.W.A.M. Budé, G.T. Hartong en C.L. Heesakkers. Uitgave in samenwerking met de Overijsselse Bibliotheek Dienst. Verloren, Hilversum 1995. xviii + 173 blz. Geïllustreerd. Met bijlagen en registers. Prijs f 40,-. ISBN 90-6550-508-3.
Marijke Meijer Drees
| |
Kinderen van vroeger
De studie Uit de schaduw in 't grote licht. Kinderen in egodocumenten van de Gouden Eeuw tot de Romantiek biedt een uitstekend gedocumenteerde geschiedenis van het Nederlandse kind. De auteur is Rudolf Dekker, redacteur van de reeks Egodokumenten (Verloren, Hilversum) en maatschappijhistoricus aan de Erasmusuniversiteit te Rotterdam. De basis van zijn onderzoek vormen dagboeken, brieven en autobiografieën, kortom geschriften die onder de verzamelterm egodocumenten gerangschikt worden. Dit materiaal is aangevuld met tal van andere bronnen, zoals opvoedkundige traktaten, kluchten, gedichten, spreekwoorden- en anecdotenverzamelingen en allerhande afbeeldingen. Deze veelzijdige documentatie maakt het Dekker mogelijk interessante verbanden te leggen. Tussen literatuur en werkelijkheid bijvoorbeeld: een cliché uit de zeventiende- | |
| |
eeuwse kluchtliteratuur, dat van de strenge vader en toegeeflijke moeder, kon ook in de werkelijkheid voorkomen, namelijk bij Constantijn Huygens jr. en zijn vrouw Suzanna, die ruzieden over de opvoeding van hun zoontje Constantijn (p. 70, 71).
Na het inleidende hoofdstuk, met onder meer conflicterende visies over de geschiedenis van het kind, volgt een hoofdstuk ‘Portretten’. Hierin figureren opvoeders als het al vermelde echtpaar Huygens, voorts Maria van Reigersberg, echtgenote van de veel afwezige Hugo de Groot, en Willem de Clerq, die gehuwd was met Carolina Boissevain, een Amsterdamse koopmansdochter. Ouders van stand dus. Maar ook minder deftige opvoeders zijn vertegenwoordigd: de Friese boer Dirck Jansz, die een dagboek bijhield, en de Amsterdamse ambachtsman Hermannus Verbeecq, wiens autobiografie bewaard is gebleven. In het derde en laatste hoofdstuk, ‘Beelden in beweging’, behandelt Dekker thema's als kinderspelen, bestraffing van kinderen en het rouwen over kinderen.
Uit de schaduw in 't grote licht is een uitgave in de historische reeks van de Wereldbibliotheek (Amsterdam, 1995). Het boek telt 288 blz., is geïllustreerd en bevat een personenregister. Voor f 39,50 is het te koop. ISBN 90-284-1680-3.
Marijke Meijer Drees
| |
Nieuwe publikaties over de Nederlandse taal in het buitenland
Enkele malen eerder werd in dit tijdschrift melding gemaakt van een brochure van de Stichting Ons Erfdeel: Nederlands, de taal van twintig miljoen Nederlanders en Vlamingen. Het doel van deze brochure is de informatie over het Nederlands in het buitenland te verbeteren. Inmiddels zijn de delen 17, 18 en 19 verschenen: de Catalaanse, de Chinese en de Japanse editie. De boekjes bespreken de groei en ontwikkeling van de Nederlandse taal in Nederland en Vlaanderen. Verder besteden ze enige aandacht aan de Nederlandse en Vlaamse letterkunde.
Elk deeltje heeft 64 pagina's en is uitvoerig geïllustreerd. De andere talen waarin de werkjes verschenen, zijn: Nederlands, Frans, Engels, Duits, Spaans, Italiaans, Portugees, Deens, Nieuw-Grieks, Indonesisch, Pools, Servo-Kroatisch, Hongaars, Tsjechisch, Russisch en Arabisch.
De boekjes kosten in België 300 BEF, in andere landen 350 BEF. De prijs voor Nederland is f 18,-. Ze zijn te bestellen bij Stichting Ons Erfdeel, Murissonstraat 260, B-8931 Rekkem, België. Tel. (056) 41.12.01, Fax (056) 41.47.07.
Jan Nijen Twilhaar
| |
Nederlandse dichters en prozaschrijvers in het buitenland
In jaargang 86 (1993) van dit tijdschrift werd melding gemaakt van de volgende uitgave van De Stichting Ons Erfdeel: Hedendaagse Nederlandstalige dichters, samengesteld en ingeleid door Hugo Brems en Ad Zuiderent. Van het boekje zijn edities verkrijgbaar in het Nederlands, het Duits, het Engels en het Frans. Dit jaar verscheen ook de Spaanstalige editie. Daarnaast kwam een boekje uit over hedendaagse Nederlandstalige prozaschrijvers. We laten hieronder de bibliografische gegevens volgen van beide boekjes:
| |
| |
1 | Hugo Brems en Ad Zuiderent: Poesía contemporána en lengua neerlandesa. 1995. 112 blz. |
2 | Jaap Goedegebuure en Anne Marie Musschoot: Narrativa contemporána en lengua neerlandesa. 1995. 128 blz. |
De boekjes kosten 600 BF/f 36, - en zijn te bestellen bij: Stichting Ons Erfdeel, Murissonstraat 260, B-8931 Rekkem. Tel. 056/41.12.01, Fax 056/41.47.07.
Jan Nijen Twilhaar
| |
Couperus Cahier 1
Onlangs verscheen als eerste deel in de reeks Couperus Cahiers van het Louis Couperus Genootschap: Zingende lijnen, gebeeldhouwde impressies. Louis Couperus: Reis-impressies (1894) van Jeannette E. Koch. In dit geïllustreerde boekje analyseert mevr. Koch de wijze waarop Couperus in zijn ‘impressies’ het traditionele negentiende-eeuwse reisverhaal op geheel eigen wijze vorm geeft en invult. De serie Couperus Cahiers, die onder redactie staat van Maarten Klein, Petra Nijsse en Gé Vaartjes, vormt de aanzet tot een Jaarboek Louis Couperus. Het Cahier is rechtstreeks verkrijgbaar bij het Louis Couperus Genootschap, Postbus 339, 2300 AH Leiden. De cahiers kosten per exemplaar f 22,50 (voor donateurs f 20,-) en worden toegestuurd na betaling van f 24,90 (inclusief f 2,40 verzendkosten) op giro 600367 t.n.v. Louis Couperus Genootschap, Leiden. o.v.v. ‘Cahier 1’.
Petra Nijsse
|
|