Gemint als vader...
In zijn afscheidscollege, afgedrukt in Ntg 88 (1995) p. 39-50, citeert A.M.J. van Buuren onder meer deze verzen, waar ‘de constructie [in 64] grammaticaal vastloopt’:
61[regelnummer]
Dit groetkijn wter astronomie
62[regelnummer]
Ghevoeghet mitter theologye
63[regelnummer]
Is u ghedicht van groeter mynnen
64[regelnummer]
Ghemynt als vader myt al mijn synnen
65[regelnummer]
Die warachtighe sonne moet ons verclaren
66[regelnummer]
Ende tsamen in sijn rijck vergaren
De verhandeling over astronomie en theologie is gedicht vanuit een grote, vaderlijke liefde. Puur grammaticaal gezien is het in 64 niet helemaal duidelijk of de spreker zichzelf als vader of als zoon beschouwt. De omringende bepalingen echter (van groeter mynnen en myt al mijn synnen) hebben op het logische subject betrekking; en ook in vers 26 bepaalt mit minnen groet de handelende persoon. Het gedicht dat in het handschrift volgt (editie-Beets, p. 182-3), neemt alle twijfel weg: de schrijver is de vaderfiguur, de geadresseerde een jongere man, die zichzelf een blide Martijn noemt.
De essentie van de mededeling in 64 is ghemynt als vader. Het participium hervat de bepaling van groeter mynnen. Het adverbiale deelwoord noemt de werking zonder notie van verleden tijd: ‘in beminnen als vader’. De toevoeging ghemynt als vader moet kennelijk dienen om misverstand te voorkomen. Men denke niet dat er - tussen kloosterlingen waarschijnlijk - van mannenliefde sprake zou zijn. Het gaat om vaderlijke liefde. De formulering is echter gewrongen en myt al mijn synnen is een stoplap. Vers 64 is naar de vorm dubieus en voor wie in vers 63 geen kwaad ziet, naar de inhoud overbodig.
Vers 65 bevat een zinvolle heilwens: ‘God moge onze geest verlichten’; maar vers 66 is vanwege het leeftijdsverschil bevreemdend. Op de lange termijn gezien kan een gezamenlijk verblijf in de hemel wel begerenswaardig worden genoemd. De suggestie echter dat hij tegelijk met de oudere man zou sterven, moet voor de jonge man niet aantrekkelijk zijn geweest. Vers 66 bevat dus een merkwaardige en overbodige mededeling, die wat inhoud en beeldspraak betreft, slecht op het voorgaande vers aansluit.
Het ziet ernaar uit, dat we hier weer eens te doen hebben met een uitbreiding van twee naar vier verzen, een welbekend correctiepatroon. Gaan we uit van het rijmpaar 63-65*. Dit groetkijn...
63[regelnummer]
Is u gedicht van groter minnen
65*[regelnummer]
Die waerachtige sonne moet ons bescinen
Zou het rijm niet langer acceptabel zijn gevonden? Dat is met het oog op 49-50 (scijnt: vint) minder waarschijnlijk. Gezien de aard van de toevoeging in 64 heeft de corrigerende kopiist de mededeling in 63 als te suggestief beschouwd. Het lijkt me aannemelijk, dat juist daarin de motivatie voor de 2 > 4 schuilt. De toevoeging van 64 beoogt een ‘verkeerde’ interpretatie uit te sluiten: