| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
Ruygh-bewerp XVIII
Een doctoraalwerkgroep Nederlandse renaissanceletterkunde aan de Universiteit Utrecht heeft in de vakgroepsreeks Ruygh-bewerp een editie uitgebracht van Aernout van Overbekes Geestige en vermaeckelijke reys-beschryving naer Oost-Indien. Deze reistekst, een humoristische en op waarheid berustende brief uit 1669, is voorzien van een korte inleiding en uitvoerige aantekeningen, die de moderne lezer vertrouwd maken met Van Overbekes komische stijl. De uitgave, Ruyghbewerp deel XVIII, is schriftelijk te bestellen bij A.J. Gelderblom, vakgroep Nederlands, Trans 10, 3512 JK Utrecht. De prijs bedraagt f 7,50 exclusief portokosten.
Arie Jan Gelderblom
| |
Een notabel boecxken van cokeryen
In 1925 verscheen bij Martinus Nijhoff een facsimile-editie van Een notabel boecxken van cokeryen, het eerste gedrukte Nederlandstalige kookboek, dat in het begin van de zestiende eeuw door de zeer ondernemende Thomas van der Noot in het licht werd gezonden, en dat in slechts één exemplaar bewaard is. Die facsimileeditie is sedert jaar en dag uitverkocht. Van de facsimile-uitgave is in september 1994 een (10% verkleinde) fotografische herdruk vervaardigd, ‘ter gelegenheid van Het Bourgondisch Diner in Restaurant David en Goliath’. Maar er is meer gebeurd. De nieuwe uitgave bestaat uit twee deeltjes. Het ene bevat het facsimile. Het andere is een teksteditie, bezorgd en van commentaar voorzien door Ria Jansen-Sieben en Marleen van der Molen-Willebrands. Na een ‘Inleiding’ van vijf bladzijden - beknopt dus, maar heel informatief - en een gedetailleerde inhoudsopgave van de 175 recepten volgt de editie. Daarachter een glossarium, dan een ‘Inhoud naar categorie van gerechten’ (potagiën, vleesgerechten, visgerechten, sausen, enzovoort), een verantwoording (zonder poespas: er wordt gewoon aangegeven op welke manier de editie lezersvriendelijk is gemaakt) en een literatuurlijst. Van kaft tot kaft 88 bladzijden. Maar wat een genoegen. In ieder recept worden vele niet direct te begrijpen woorden steeds ter plekke tussen teksthaken verklaard. Waar wat meer toelichting nodig is wordt met een asterisk naar het glossarium verwezen. Een ieder die plezier heeft in koken kan aan de slag.
Hierbij recept 30, dan kan men de smaak vast te pakken krijgen: ‘Neemt palinc ende die snijt met kerten [in stukken]. Dese siet [kook deze] in pureie van erten [erwtenpuree] ende doet erin petercelie met doren [dooiers] van eyeren, ghimberpoeder ende wat cleyn cruyts* al tsamen gestooten [fijngemaakt], mit wat verjuis* doergedaan [door een zeef gewreven]. Dit laet sieden sonder den visch.’ In het glossarium krijgt de lezer, respectievelijk de kok, nadere toelichting bij ‘cleyn cruyt’ en bij ‘verjuis’.
De boekjes zijn sober maak smaakvol uitgegeven als De KANS Katernen 4 bij uitgeverij De KAN, Binnenkadijk 237, 1018 ZG Amsterdam (telefoon 020-6275794). De prijs van de twee deeltjes samen (ISBN 90-801201-5-4 en 90-801201-6-2) is f 27,50. Smakelijk!
A.M.J. van Buuren
| |
| |
| |
Vrouwen in Nederlands-Indische literatuur
Tineke Hellwig, Adjustment and discontent. Representations of women in the Dutch East Indies. Windsor (Ontario, Canada): Netherlandic Press, 1994. 103 pp. ISBN 0-919417-35-3. Prijs f 20, - (exclusief verzendkosten).
Hellwig analyseert de manieren waarop vrouwen zijn afgebeeld in literaire teksten die spelen in de koloniale gemeenschap van Nederlands-Indië, geschreven in de jaren 1890 tot 1930.
Er komen literaire teksten van elf schrijvers aan de orde: Louis Couperus, P.A. Daum, Annie Foore, Melati van Java, Therese Hoven, Gouw Pen Liang, Phoa Tjoen Hoat, Thio Tjin Boen, Njoo Cheong Seng, Herman Kommer en G. Francis. Uitgebreid aandacht krijgt de historische context: het koloniale systeem, de Nederland-Indische maatschappij, vrouwen en gender-relaties, auteurs en hun publiek, beelden van vrouwelijke personages etc.
Het boekje is te bestellen bij: J.Th.J. Krijff, Bentveldshoek 2, 2111 VS Aerdenhout (tel. 023-244881) of Korrie Korevaart (tel. 071-272130; e-mail: Korevaart@rullet.leiden-Univ.nl).
Korrie Korevaart
| |
Cahiers Nederlandse Letterkunde: aflevering over de 19e eeuw
In de loop van 1995 gaat er een reeks Cahiers voor Nederlandse Letterkunde van start, die uitsluitend bestemd is voor langere artikelen van 20 à 30 òf van 50 à 60 pagina's. Een raad van gespecialiseerde adviseurs houdt toezicht op dit Groningse initiatief, waarbij de oplage van een cahier bepaald wordt door het aantal intekenaren.
Rond mei 1995 zal de eerste aflevering verschijnen. De opgenomen bijdragen, die deze keer allebei betrekking hebben op de negentiende-eeuwse letterkunde, zijn: Rob van der Schoor en Cathalijne Boland, ‘Jong Holland’ (1881) van Marcellus Emants, en J.M.J. Sicking, Literaire dromen in historisch perspectief.
Men kan deze aflevering bestellen door binnen een maand f 25, - over te maken op postbanknummer 3808367, t.n.v. Uitgeverij Passage te Groningen, onder vermelding van ‘Cahiers nr. 1’. Inlichtingen zijn verkrijgbaar bij ondergetekende, p/a Nederlands Instituut, Postbus 716, 9700 AS Groningen.
E.M.A. van Boven
| |
Briefwisseling Jean Malherbe - Christina van Steensel
Dat egodocumenten de cultuurhistoricus vaak waardevolle inlichtingen leveren, wordt treffend geïllustreerd door ‘Het is of ik met mijn lieve sprak’, een uitgave van de correspondentie die de musicus Jean Malherbe en zijn vrouw Christina van Steensel tussen 1782 en 1800 voerden. Als violist in de hofkapel van Willem V en muziekleraar van de kinderen van de stadhouder biedt Malherbe ons een kijkje op het turbulente hofleven hier te lande aan het einde van de achttiende eeuw. Naast politieke komen ook muzikale zaken aan bod, bijvoorbeeld de concerten bij vorstelijke verjaardagen en de uitvoeringen van opera's door de Franse Komedie in Den Haag, waar Malherbe tevens orkestlid was. Intussen hield zijn vrouw haar man nauwkeurig op de hoogte van het wel en wee van het gezin, dat acht kinderen telde. Ook in het familieleven drong de politiek binnen: een deel van de,
| |
| |
katholieke, familie Van Steensel koos de kant van de patriotten, maar gezien Malherbes broodwinning waren hij en zijn vrouw gedwongen tot loyaliteit aan de stadhouder. Na de opheffing van de hofkapel ten gevolge van de Bataafse Revolutie in 1795 probeerde Malherbe zonder veel succes als onafhankelijk musicus in Amsterdam werk te vinden. Hij stierf in armoede, niet veel later gevolgd door zijn vrouw.
De correspondentie werd geëditeerd door Anje Dik en Dini Helmers en verscheen in 1994 als deel 9 van de serie Egodocumenten bij uitgeverij Verloren te Hilversum. Het boek telt 231 pagina's, kost f 45, - en draagt als ISBN-nummer: 90-6550-128-2.
Lia van Gemert
| |
Woordenboek van het Stellingwerfs, deel 2
Onlangs verscheen van de hand van Henk Bloemhoff het tweede deel van het Stellingwarfs Woordeboek. Dit is het eerst uitgegeven deel van de in totaal vier beoogde delen. Het eerste, derde en vierde deel zullen in de loop van de komende drie, vier jaar verschijnen. De publikatie komt voort uit het project Stellingwarfs Woordeboek, dat bedoeld is om een volledig woordenboek van het Stellingwerfs van Zuidoost-Friesland samen te stellen. Dit langlopende project werd in de eerste helft van de jaren zeventig voorbereid, waarna in 1975 de verzamelfase begon. Het woordenboek heeft een archiverende functie, maar wil daarnaast onder meer het onderwijs in de regio Stellingwerf, de schrijvende pers en de Stellingwerfse schrijvers van dienst zijn. Het project beoogt de geografisch-lexicografische leemte op te vullen tussen het Wurdboek fan de Fryske taal, het Groninger woordenboek van K. ter Laan, het project Drents woordenboek van het Nedersaksisch Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen, en diverse lokale beschrijvingen in Overijssel.
Naast een Woord vooraf van de auteur, bevat dit alfabetische woordenboek een beknopt gedeelte Aanwijzingen voor het gebruik. Beknopt omdat een uitvoeriger toelichting, meer details en een nadere verantwoording opgenomen zullen worden in het inleidende gedeelte van het eerste deel. Verder heeft de auteur een Lijst van vaste informanten opgenomen. Het boek is bijzonder mooi uitgegeven en de lemmata zijn, dankzij de vakbekwaamheid van de auteur en diens grondige kennis van het Stellingwerfs, uitvoerig en zeer gedegen.
Bibliografische gegevens: Henk Bloemhoff, Stellingwarfs Woordeboek. Diel 2, F-K. Oosterwolde, Stichting Stellingwarver Schrieversronte, 1994. geb. 843 pp. ISBN: 90-6466-072-7. Het boek kost f 60, - en kan besteld worden bij de genoemde schrieversronte, Postbus 138, 8430 AC Oosterwolde. Telefoon: 05160-14533.
Jan Nijen Twilhaar
| |
Jaarboek The Low Countries 1994-95
Onlangs verscheen bij de Vlaams-Nederlandse Stichting Ons Erfdeel het tweede jaarboek The Low Countries. Arts and Society in Flanders and the Netherlands. Het boek heeft betrekking op de jaren 1994-95. De stichting wil met dit jaarboek aan de Engelstalige wereld de cultuur en de samenleving van het Nederlandse taalgebied presenteren. De artikelen zijn geschreven door Britten, Amerikanen, Canadezen, Nederlanders en Vlamingen en gaan zowel over de eigentijdse, levende cultuur als
| |
| |
over het culturele erfgoed in de Lage Landen. Verder wordt er aandacht besteed aan de culturele wisselwerking tussen die Lage Landen en de wereld daarbuiten.
Het boek telt 320 pagina's in vierkleurendruk. Behalve een aantal grote artikelen over literatuur, kunst en maatschappij, bevat dit jaarboek een culturele kroniek met korte bijdragen over manifestaties, gebeurtenissen en boeken die relevant zijn voor de Engelstalige wereld. We vermelden hier de voor de neerlandistiek relevante bijdragen: Henk van Gelder: The work of Annie M.G. Schmidt, Anton Korteweg: Five times two picture-poems, Dirk de Geest: ‘Read me in full or not at all’. The poetry of Leonard Nolens, Deborah Jowitt: Adventuress in the thickets of postmodernism. A reflection on the work of Anne Teresa de Keersmaeker, Cyrille Offermans: ‘Nothing helps’. The poems of Hans Faverey, Frits van Oostrom: Middle Dutch literature as a mirror of European culture, Pierre H. Dubois: ‘An Utrecht lady's charms’. Belle van Zuylen/Isabelle de Charrière, Paul de Wispelaere, Writing as an act of revolt and emancipation. The work of Monika van Paemel, Anne Marie Musschoot, The art of evocation. The Symbolist Movement in Belgium, Aart van Zoest: A master of word and image. Marten Toonder and the Bumble comic strips, D.H. Schram: The Second World War and the holocaust in Dutch literature, Rudi van der Paardt: A unity of opposites. The paradoxical oeuvre of Harry Mulisch, en Max Nord: The Netherlands Antilles and Surinam, treasure-chests of Dutch-language literature.
Dit prachtig uitgegeven werk kost in Nederland f 85, - (in België: 1500 BEF en in andere landen 2500 BEF) en kan worden besteld bij Stichting Ons Erfdeel, Murissonstraat 260, 8931 Rekkem, België. Tel. (056)411201.
Jan Nijen Twilhaar
| |
Klinkend boeket
Ter gelegenheid van de zestigste verjaardag van prof. dr. M. Spies verscheen in augustus 1994 Klinkend boeket. Studies over renaissancesonnetten voor Marijke Spies. Red. Henk Duits, Arie Jan Gelderblom, Mieke B. Smits-Veldt. Hilversum: Verloren, 1994 (f 37,50). Het album amicorum is geschreven door Nederlandse en Belgische vakgenoten van de jarige, die in 1993 benoemd is tot bijzonder hoogleraar Geschiedenis van de rhetorica aan de UvA, en in 1994 tot gewoon hoogleraar Oudere Nederlandse letterkunde aan de VU. De zeventwintig bijdragen van vier tot negen pagina's behandelen zeer verschillende soorten sonnetten uit de Nederlandse letterkunde, vanaf het oudste voorbeeld van een dialoogsonnet uit 1565 tot en met een achttiende-eeuws sonnet du coude. De gevarieerdheid van de vormen en de benaderingswijzen in de bundel - op de omslag gerepresenteerd door Ambrosius Bosschaerts schilderij Een vaas met bloemen, plm. 1618 - geeft een beeld van de veelzijdigheid van de Historische of Oudere letterkunde, een vakgebied waarin Marijke Spies al twintig jaar uitblinkt.
De chronologische opzet van de bundel biedt de lezer bovenal een tocht door de literatuurgeschiedenis van de renaissance. Zo worden de laatste decennia van de zestiende eeuw vertegenwoordigd door het eerder genoemde dialoogsonnet van Eleonora Carboniers (W. Waterschoot), door een bewerking door Janus Dousa Pater van een van Janus Secundus' Basia (Chris L. Heesakkers en Wilma M.S. Reinders), door een albumbijdrage van Coornhert voor het Vrunt-buuc van Jan van Hout (Anneke C.G. Fleurkens), en door een vroeg petrarkistisch sonnet van
| |
| |
Simon van Beaumont (Wim Vermeer). Met uitzondering van de laatste bijdrage van Willemien B. de Vries over een sonnet du coude van Juliana Cornelia de Lannoy (voor 1782), behandelen de andere artikelen zeventiende-eeuwse sonnetten. Een deel hiervan betreft lofdichten, bijvoorbeeld het ‘klinck-dicht’ op Blaeu's zeemansgids Het licht der zeevaert van Zacharias Heyns uit 1608 (Hubert Meeus). Van de zgn. schonckensonnetten uit 1621 wordt dat van Anna Roemers besproken (Mieke B. Smits-Veldt). Verder treffen we onder andere analyses aan door Tineke ter Meer van een sonnet van P.C. Hooft voor Hugo de Groot (1616) en door Dirk Coigneau van een sonnet binnen de liefdesemblematiek die functioneerde in Leidse studentenkringen. Voorbeelden uit de tweede helft van de zeventiende eeuw zijn het ‘klinckdicht’ uit 1661 van Vondel op het kanon dat Enkhuizen buit had gemaakt op de Duinkerker kapers (Arie Jan Gelderblom) en het drempeldicht van Jeremias de Decker in een heruitgave uit 1665 van Jan de Brunes Wetsteen der vernuften, waarin de Friese uitgever en niet de auteur geprezen wordt (Ton Harmsen).
Enkele auteurs stellen de vraag of zij met het veertien-regelige gedicht dat zij presenteren wel te maken hebben met een sonnet. E.K. Grootes, die stelling neemt in de discussie rond een ‘sonnet’ van Bredero op de stad Amsterdam (versie 1622), relativeert: ‘iemand als Marijke Spies, die zich jarenlang met zeventiende-eeuwse zeevaartgedichten heeft beziggehouden, zal er waarschijnlijk niet van ondersteboven zijn als er temidden van het vlagvertoon een kaperschip langszeilt.’
Olga van Marion
| |
Literaire teksten uit de Nederlanden
Bij de Amsterdam University Press zijn de eerste vier delen van de nieuwe serie Alfa, literaire teksten uit de Nederlande verschenen. De redactie van Alfa bestaat uit prof. dr. W. van den Berg, prof. dr. P.J. Buijnsters, prof. dr. J. Goedegebuure, dr. M.G. Kemperink, dr. M.E. Meijer Drees, prof. dr. A.M. Musschoot, prof. dr. F.P. van Oostrom, prof. dr. M.A. Schenkeveld-van der Dussen en prof. dr. F. Willaert. De nieuwe reeks is gestart met het oogmerk (voor studenten) betaalbare en beschikbare edities te verzorgen van literaire teksten uit de Nederlanden. Natuurlijk zijn studenten niet de enigen die hun voordeel kunnen doen met dit initiatief. Alfa zal een breed scala aan edities gaan verzorgen van canoniek en minder bekend proza-, poëzie- en toneelwerk van 1200 tot 1940. De vier pastelkleurige Alfa-delen die nu verschenen zijn, geven alvast een goed beeld van de serie.
Allereerst is er een bloemlezing uit Jacob van Maerlants Spiegel historiael, bezorgd door Frits van Oostrom. Na een inleiding van een elftal pagina's volgt een verantwoording van de uitgave, waarna 12 fragmenten uit de Spiegel historiael gegeven worden. Elk fragment wordt voorafgegaan door een korte toelichting en is voorzien van woordverklaringen. Van Oostrom heeft voor deze bloemlezing gebruik gemaakt van de editie van De Vries en Verwijs van 1861-1879.
Daarna komt Joost van den Vondel, Gysbreght van Aemstel, met inleiding en aantekeningen door Mieke B. Smits-Veldt. In haar verantwoording krijgt de (student-)lezer een stoomcursus zeventiende-eeuws Nederlands, omdat veel voorkomende verschijnselen niet telkens geannoteerd zijn. Gysbreght van Aemstel krijgt naast woordverklaringen in de kantlijn ook veel (cultuurhistorische) annotaties in voetnoten. Deze annotaties zijn geput uit de aantekeningen van W. Gs.
| |
| |
Hellinga (1908-1985), aan wie de uitgave opgedragen is. Smits-Veldt geeft een ruime bibliografie van secundaire literatuur en enkele oudere edities.
Het volgende deel is Thomas Asselijns Op- en ondergang van Mas Anjello, of Napelse beroerte (voorgevallen in 't jaar 1647). Dit treurspel uit 1668 werd door Marijke Meijer Drees voorzien van een inleiding en aantekeningen. Het stuk werd reeds enige jaren gebruikt bij tweedejaars-colleges in Utrecht, maar voor de huidige uitgave werd het commentaar aangescherpt en uitgebreid. De tekst is overgenomen uit een exemplaar van de eerste druk uit 1668, waarbij evidente zetfouten werden verbeterd en de interpunctie werd gemoderniseerd. Voor het overige bleef de authentieke tekst gehandhaafd.
Vierde in de rij van nu verschenen Alfa-delen is een bloemlezing van de gedichten van Jacobus Bellamy, bezorgd door P.J. Buijnsters. Een argument voor een Alfa-uitgave is het feit dat Bellamy's werk sinds 1968 niet meer herdrukt werd. Daarbij lijkt hij bij uitstek geschikt te zijn om jonge mensen van nu aan te spreken, zoals de samensteller in het voorwoord van de bloemlezing schrijft. Toch wil hij met de uitgave geen herkenning bewerkstelligen, maar juist ‘nieuwsgierige verbazing’ wekken voor achttiende-eeuwse waarden en concepten. Hiertoe zijn 28 gedichten en twee prozafragmenten uit Bellamy's werk geselecteerd. Buijnsters geeft een becommentarieerde bibliografie van secundaire literatuur.
Er is in elk van de vier delen terdege rekening gehouden met het beoogde publiek. De inleidingen zijn vlot geschreven, niet al te lang (gemiddeld zo'n 12 pagina's) en geven alle benodigde informatie. Ook de woordverklaringen en annotaties zijn gericht op studenten en andere belangstellenden, waarbij Bellamy vanzelfsprekend minder woordverklaring nodig heeft dan Jacob van Maerlant. Geen van de teksten werd herspeld, hooguit werden zetfouten verbeterd en werd de interpunctie gemoderniseerd.
In de toekomst zullen in de Alfa-reeks nog verschijnen (onder voorbehoud): Troje-trilogie, Rederijkerstoneel, Huge van Tabarië, Nederlandse emblemata, Luykens Duytse lier, Bloemlezing zeventiende-eeuwse poëzie, Gedichten van Poot, Gedichten van Isaac da Costa, Van Lenneps De roos van Dekama, Heijermans' Op hoop van zegen, Verzen van Kloos en Paradise regained van Marsman.
De reeks Alfa, literaire teksten uit de Nederlanden wordt uitgegeven bij Amsterdam University Press. De vier bovengenoemde delen kosten respectievelijk ca. f 27,50, f 27,50, f 22,50 en f 19,50.
Nelleke Moser
| |
Vrouwen in de Gouden Eeuw
In de reeks ‘Utrecht Renaissance studies’, uitgegeven door de Amsterdam University Press, is een aflevering verschenen getiteld De vrouw in de Renaissance (onder redactie van Arie-Jan Gelderblom en Harald Hendrix, Amsterdam 1994, 79 blz., f 24,50, ISBN 90 5356 106 4). Na een historiografische inleiding door Els Kloek volgen bijdragen over Nederlandse dichteressen van de Gouden eeuw (door M.A. Schenkeveld-van der Dussen), Van Beverwijcks Van de wtnementheyt des vrouwelicken geslachts in een Europese context (door Cornelia Niekus Moore), autobiografieën van vrouwen in de Spaanse zeventiende eeuw (door Sonja Herpoel) en moeders en kinderen in de zeventiende eeuw (door Rudolf Dekker). Achterin vindt men een lijst met contemporaine verhandelingen en moderne
| |
| |
studies over de vrouw in de Renaissance.
Women of the Golden Age is een bundel met artikelen over hetzelfde thema. ‘Dutch women’ nemen een prominente plaats in; het is bovendien de categorie waartoe ook de meeste auteurs en alle redactieleden behoren (Els Kloek, Nicole Teeuwen en Marijke Huisman). Maar toch hebben deze ‘Dutch women’ hun moedertaal stilzwijgend prijs gegeven voor het Engels - om ‘an international debate on women in the seventeenth-century Holland, England and Italy’ te kunnen voeren? De teksten van de tien bijdragen, inclusief de op elke tekst volgende ‘response’ (een korte reactie van een opponent), werden destijds (zomer 1993) uitgesproken in Haarlem (Nederland), als uitvloeisel van de tentoonstelling over het werk van de Haarlemse schilderes Judith Leyster. De eerste afdeling gaat over de denkbeelden van drie mannelijke auteurs - Nederlanders - over vrouwen: Cats, Van Beverwijck en Bredero. De tweede is toegespitst op sociale en culturele aspecten van vrouwenlevens, met name in Amsterdam en Rotterdam, de derde afdeling op vrouwen ‘who transgressed gender codes’, zoals Anna Maria van Schurman. Een fragment van Leysters zelfportret (ca. 1630) en een eveneens door haar geschilderde tulp genaamd ‘vroege Brabantsson’ (1643) sieren het omslag (en dan te bedenken dat juist de tulp een typisch Nederlands symbool is geworden). Women of the Golden Age is verschenen bij de Nederlandse uitgever Verloren (Hilversum 1994, 190 blz, f 39,-, ISBN 90 6550 383 8).
Marijke Meijer Drees
| |
Reizen met Opossum
Reizen was een ‘heilzaam ongemak’, aldus Adriaan Spinneker in een van zijn Leerzaame zinnebeelden (Haarlem 1714). Dat er niettemin sinds mensenheugenis heel wat afgereisd is en wordt, blijkt uit het themanummer ‘reizen’ van Opossum, het wetenschappelijke tijdschrift van de Faculteit van Historische en Kunstwetenschappen van de Erasmusuniversiteit Rotterdam. Er zijn bijdragen over onder meer Nederlandse reisverslagen van de 16e tot begin 19e eeuw (door Rudolf Dekker), pelgrims uit de Nederlanden (door Jan van Herwaarden) en Alpentoerisme in de late achttiende eeuw (door Thomas H. von der Dunk). Het nummer is voor f 12,50 aangeboden in (academische) boekhandels van de universiteitssteden; men kan ook contact opnemen met het redactie-adres: Tijdschrift Opossum, FKHW/EUR, kamer L4-002, Postbus 1738, 3000 DR Rotterdam, tel. 010-4082513.
Marijke Meijer Drees
| |
Pampiere wereld
Onder redactie van Frans Hendrickx en met medewerking van Piet Couttenier en Hubert Meeus is een catalogus uitgebracht van literaria neerlandica uit het bezit van de Universiteit Antwerpen, Pampiere wereld getiteld (Peeters, Leuven 1994, Miscellanea neerlanica XI, 199 blz., BF 950,-). De beschreven handschriften, boeken en documenten, 77 stuks in totaal, worden eeuwsgewijs behandeld, beginnend met de dertiende en eindigend met de twintigste eeuw. Van ieder werk wordt een zo compleet mogelijke technische titel- en exemplaarbeschrijving gegeven, waarna een korte uiteenzetting over de inhoud en (indien bekend) de
| |
| |
auteur volgt. Verwijzingen naar de meest actuele secundaire literatuur completeren elk catalogusnummer. F. Willaert leidt de eigenlijke catalogus in met een terugblik op de bestudering van de Nederlandse letterkunde in Antwerpse universitaire onderzoekscentra: het Ruusbroecgenootschap (opgericht in 1925), het centrum voor Gezellestudie (opgericht in 1967), het centrum voor Renaissancedrama (opgericht in 1972) en het L.P. Boon-documentatiecentrum (1985-1986).
Marijke Meijer Drees
| |
Griffioenen
Het Middelnederlandse Boec van der wraken (Antwerpen, ca. 1350) bevond zich tot voor kort in een weinig bemind niemandsland. Historici vonden het een te literaire tekst, literatuurhistorici vonden het een te historische en - vooral - kwalitatief minderwaardige tekst. Maar juist ‘niet-literaire’ literatuur blijkt alleszins de moeite van het lezen waard te zijn als men meer te weten wil komen over het dagelijkse reilen en zeilen van mensen in vroeger tijden en in dit opzicht is het Boec der wraken een waardevol document humain. Het laat zien hoe een Antwerpse stadsklerk (mogelijk Jan van Boendale) al lezend en schrijvend geprobeerd heeft vanuit de geschiedenis zijn eigen tijd te begrijpen. Een tijd waarin van alles mis leek te gaan: er was oorlog, paus en keizer stonden onverzoenlijk tegenover elkaar en tot overmaat van ramp brak in 1347 een gruwelijke pestplaag uit. De eindtijd leek te zijn aangebroken. Tegen deze achtergrond houdt de auteur zijn lezers een historisch getinte zondenspiegel voor, soms onthutsend kritisch en steeds rotsvast gelovend in goddelijke rechtvaardigheid. Zijn werk is als Boek van de wraak Gods vertaald door van Wim van Anrooij.
'k Wil rijmen wat ik bouw is een bloemlezing uit twee eeuwen ‘topografische’ poëzie, dat wil zeggen gedichten over stad en land ten tijde van de Republiek. Bekende en minder bekende dichters en dichteressen nemen de lezer mee naar dichtbevolkte steden, vruchtbare polders, drukbevaren rivieren en rijke buitenplaatsen. Binnen en ook wel buiten de grenzen van genres als het stededicht, het hofdicht en het stroomdicht, experimenteren zij druk met aloude topografische schrijftradities. Zo weet Jan van der Veen een bootreisje over de IJssel vanuit zijn woonplaats Deventer naar de metropool Amsterdam grappenderwijs om te toveren tot een mondiale ontdekkingsreis. We varen met de dichter mee langs ‘Kape Dorenweerd’ alwaar hij met gespeelde trots bekent ‘door ervarenheid’ de plaatselijke bevolking ‘van echte Gelrianen / Maar toch niet alzo zwart als wilde Afrikanen’ zonder tolk te kunnen verstaan. De bloemlezing is samengesteld door Arie Jan Gelderblom.
Satirische rijmepistels, boertige travestieën, komische reisgedichten en nog meer berijmde luimen biedt de bloemlezing De burger schuddebuikt, samengesteld door Anton Korteweg en Wilt Idema. Vijf humoristen uit de tijd van de Camera Obscura zijn hier samengebracht - geen koesteraars van romantische Weltschmerz en zelfironie, maar milde bespotters van de eigen burgerlijke cultuur en literatuur. De omgang met het andere geslacht vormt een geliefd thema. ‘Wat vang ik aan met zesenvijftig katten’ is een noodkreet van J.J.A. Goeverneur, een verstokte vrijgezel die het liefste troost zocht bij zijn hond: ‘Doch daar ik nooit een liefste vond // behelp ik mij maar met mijn hond’. Maar dit was een onbedoelde aardigheid, menen de samenstellers.
| |
| |
De drie Griffioenen zijn in 1994 uitgegeven bij Querido (Amsterdam); ze kosten f 12,50 per stuk.
Marijke Meijer Drees
| |
Verzen van Jan van Hout
Als nr. 3 in de serie Jan van Hout-cahiers verscheen bij uitgeverij Rafaël in Soest een publikatie getiteld: Jan van Hout, Verzen voor de Leidse loterij en rederijkerswedstrijd van 1596. Uitgegeven, ingeleid en toegelicht door Johan Koppenol (107 blz., f 22,50, ISBN 90 74614 03 X). Het betreft deels nooit eerder gepubliceerde gedichten van Van Hout, uitgezonderd diens Loterijspel, dat in een afzonderlijk cahier zal verschijnen. Na een inleiding, waarin de literair- en politiek-historische context van de feestelijkheden van 1596 toegelicht worden, en een opgave van de diverse vindplaatsen van het handgeschreven en gedrukte materiaal, volgen diplomatische transcripties van de handschriften (die in facsimile zijn weergegeven) en de kritische uitgave, waarin gedrukte teksten en handschriften naar hun ontstaanstijd geordend zijn. Het geheel wordt afgesloten met een register.
Besteladres: Uitgeverij Rafaël, Kerkpad zuidzijde 134, 3764 AV Soest; tel. 02155-17827.
Marijke Meijer Drees
| |
Correctie op pijl
In het novembernummer van De Nieuwe Taalgids verscheen van mijn hand het artikel ‘Wat schijnheiligen tot roomsen maakt; een semantische exercitie’. De uitgever bleek helaas niet in staat om de duidelijke aanwijzingen voor het plaatsen van een horizontale, dubbele naar rechtswijzende pijl in het voorbeeld (5) en daarop volgende ongenummerde regels, op te volgen. Het gevaar bestaat dat lezers die geïnteresseerd zijn in de werking van bedoelde regels, zullen menen dat ik een of andere nieuwe operator heb voorgesteld. Daarom wil ik bij deze nadrukkelijk vermelden dat de verticale dubbele pijl in (5) en daaropvolgende representaties horizontaal naar rechts wijzend moet worden begrepen, d.w.z. als een simpele ‘als... dan’-symbolisatie, zoals wel correct staat weergegeven in voorbeeld (4). De lezers zullen begrijpen waarom ik nu vermijd om het bedoelde symbool hier nogmaals te gebruiken.
H.J. Verkuyl
|
|