De Nieuwe Taalgids. Jaargang 88
(1995)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 150]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Synchrone en diachrone eigenschappen van Middelnederlandse -schap-woorden IGa naar voetnoot*Jan Nijen Twilhaar1 InleidingEen belangrijke eigenschap van morfologisch rechtshoofdige talen zoals het Nederlands is dat het woordgeslacht van gelede nomina wordt bepaald door het meest rechtse suffix. Voorzien we bijvoorbeeld een verbale stam als loop van de nominaliserende uitgang -er, dan levert dat het niet-onzijdige substantief loper op. Maken we daar een diminutief van, dan krijgen we het neutrum lopertje. Nomina die gevormd zijn met dit -er zijn altijd niet-neutraal, terwijl verkleinwoorden zonder uitzondering onzijdig zijn. Bij substantieven op -schap ligt de zaak minder eenvoudig. Het meest opvallende kenmerk van deze woorden is dat sommige onzijdig zijn en andere niet-onzijdig, een verschil dat onder meer tot uiting komt in de keuze van het bepaald lidwoord: het leraarschap, het vaderschap, het waterschap en de blijdschap, de boodschap, de zwangerschap. Dit verschil in het genus bij de nomina op -schap heeft al vroeg de aandacht getrokken van taalbeschouwers. Zo merkt bijvoorbeeld Weiland (1805, 64) het volgende op: ‘Vrouwelijk zijn de zelfstandige naamwoorden, die, op schap eindigende, van bijvoegelijke naamwoorden afstammen, en eene hoedanigheid beteekenen, als: de gramschap, dronkenschap, blijdschap enz.’ Opmerkelijk is hier dat Weiland ook de lexicale categorie van de stam te berde brengt. Meer gebruikelijk in de literatuur over nomina op -schap is dat gepoogd wordt een tweedeling te maken op basis van alleen de semantische kenmerken van de -schap-woorden zelf. In de generatieve literatuur heeft het element -schap vooral belangstelling gekregen in combinatie met het suffix: -elijk. Op het belang van de morfeemcombinatie -schapp-elijk werd voor het eerst gewezen in Schultink (1977). De sequentie kan als argument gebruikt worden tegen het door Siegel (1974) ontwikkelde model, waarin (klemtoongevoelige) klasse I suffixen voorafgaan aan (klemtoon-neutrale) klasse II suffixen. In de eerste groep zitten suffixen die de hoofdklemtoon naar rechts kunnen verschuiven in de stam, of die zelf het hoofdaccent kunnen krijgen. Bij de tweede groep gaat het om suffixen die geen invloed hebben op de plaats van de hoofdklemtoon. De sequentie -schapp-elijk lijkt een Nederlands tegenvoorbeeld te zijn tegen de hypothese van Siegel (1974) vanwege het feit dat hier een accentgevoelig suffix zou volgen op een accentneutraal suffix. Het meest recente artikel over nomina op -schap is Trommelen en Zonneveld (1992), waarin uitvoerig op deze morfeemsequentie wordt ingegaan. Zij stellen een analyse voor waarin wordt aangenomen dat niet alle morfemen -schap een suffix zijn. Verderop in dit artikel komen we op hun voorstellen terug. In het Middelnederlands, waarin het mannelijk en vrouwelijk genus nog niet | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waren samengevallen in het niet-neutrale woordgeslacht, komen we ook twee soorten nomina op -schap tegen. Een verschil met het Modernnederlands is dat alle niet-onzijdige -schap-substantieven in die periode het vrouwelijk genus hebben. Er is echter meer aan de hand met de -schap-woorden in het oudere Nederlands en daarom vragen deze formaties om nader onderzoek. In dit tweedelige artikel zullen we op een aantal eigenschappen van die woorden ingaan. Het doel van die onderneming is om een aantal generalisaties te formuleren voor de formaties op -schap in het Middelnederlands. Daarnaast zullen we een aantal diachrone aspecten van ons onderwerp bekijken. Om meer te weten te komen over de diachronie van de -schap-vormen en de lijn door te kunnen trekken naar het Modernnederlands, zijn de -schap-woorden (voor een deel) ook opgezocht in het Woordenboek der Nederlandsche taal, het WNT, (De Vries e.a. 1882-1991) en de Van Dale (Geerts en Heestermans e.a. 1992). De -schap-woorden werden verzameld met behulp van een aantal woordenlijsten, die we in de volgende paragraaf kort zullen bespreken. In de derde sectie geven we een beknopt overzicht van de etymologie van het element -schap. In de vierde paragraaf gaan we in op de structuur van de woorden die als basis kunnen dienen voor formaties met -schap. In de vijfde sectie bespreken we het genus van de -schap-woorden en zullen we op een aantal punten ingaan die met dit genus samenhangen. De zesde sectie bevat de conclusies. In het tweede deel van dit artikel komt een aantal diachrone aspecten van de -schap-woorden aan de orde. In de Appendix hebben we alle verzamelde -schap-woorden opgenomen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 De corporaIn deze paragraaf noemen we de bronnen waaruit het taalmateriaal in dit artikel afkomstig is. Voor het Middelnederlands werd Van den Berg (1972) gebruikt. Dit retrograde woordenboek bevat alle woorden die als lemma voorkomen in Verdam (1932) (Middelnederlandsch handwoordenboek/MNHW). Dit handwoordenboek bevat de lemmata van het elfdelige Middelnederlandsch woordenboek (Verdam 1885-1929). Verder schrapte Verdam voor dit boek als correctie enkele lemmata en vulde hij er sommige aan toe die ongepubliceerd waren gebleven. Voor de samenstelling van het elfdelige werk (het MNW) heeft men gebruik gemaakt van bestaande tekstedities, oude woordenboeken, het etymologische werk van Kiliaan en een aantal onuitgegeven handschriften. Bij het verzamelen van ons materiaal hebben we verder geput uit het Woordenboek Middelnederlands (Pijnenburg en Van der Voort van der Kleij 1984). Dit werd gedaan omdat de auteurs een eerste semantische interpretatie geven van Vroegmiddelnederlandse woorden uit het Corpus Gysseling (Gysseling 1977-1987) die nog niet waren beschreven in de bestaande lexica. Dankzij de verschijning van dit omvangrijke corpus was het mogelijk een aantal verschijnselen rondom ons onderwerp apart te bekijken voor het Vroegmiddelnederlands. Om een vergelijking met het latere Nederlands mogelijk te maken, werden de Middelnederlandse -schap-woorden vergeleken met hun Nieuwnederlandse equivalenten voor het woordgeslacht en, waar mogelijk, voor de datering. Daarvoor werd gebruik gemaakt van het WNT en van de Van Dale. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 De etymologie van -schapNet als de suffixen -aard, -dom, -heid, -achtig, -baar, -lijk en -zaam, was -schap, zo | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
neemt men aan, oorspronkelijk een zelfstandig woord. Om dergelijke uitgangen te onderscheiden van suffixen die niet op een woord teruggaan, werd wel gesproken van ‘zelfstandige afleidingsuitgangen’ (Te Winkel 1904, 113). Van Loey (1970, 202) zegt van dit suffix dat het oorspronkelijk een vrouwelijk nomen actionis was bij het verbum voor ‘scheppen’. In het Gotisch komt het alleen als substantief voor: ga-skafts, dat ‘schepping, schepsel’ betekent, waarbij we aan ga- de latere functie van dit prefix moeten toekennen, namelijk het uitdrukken van de voltooidheid van de handeling, een eigenschap die we in het Nederlands nog zien bij het prefix ge- van de participia. De betekenis ‘schepping, schepsel’ veranderde in de loop der tijd in ‘geaardheid, gestalte, toestand, vorm’ en die ontwikkeling zou het woord geschikt hebben gemaakt voor de functie van suffix. In die latere betekenis vinden we -schap als woord nog terug in het Engels: shape. Ook het Middelnederlands kent deze betekenis van -schap als woord. Het MNHW vermeldt als betekenis van schape: ‘vorm, gestalte, gedaante’. De betekenis ‘vorm’ voor -schap zien we ook nog in de eerste betekenisomschrijving die het WNT van landschap geeft: ‘Een land of gebied van niet zeer grote uitgestrektheid, al of niet gedacht als besloten binnen bepaalde grenzen, een staat, gewest, streek, en derg.’ Er wordt bij vermeld dat het hier gaat om een verouderde betekenis van landschap. In de Rijmbijbel van Van Maerlant (Gysseling 1977-1987, II-3) komen we nog de geprefigeerde vorm ghescepe (neutrum) tegen, dat ‘vorm’ betekent. Ook het WNT, IV, 1715 geeft het neutrum geschep en vermeldt daarbij dat dit woord ‘in de oudere taal’ onder meer voorkomt in de betekenis ‘gedaante’ en later in de betekenissen ‘al het geschapene, het door God geschapen heelal, een schepsel’. Voor die laatste betekenissen wordt geciteerd uit drie zeventiende-eeuwse werken. Verder wordt opgemerkt dat de vorm geschep ‘[t]hans verouderd’ is. Toen het woord schap de functie van suffix had gekregen, was de weg vrij voor het creëren van een groot aantal semantische categorieën van nomina op -schap. We weten dat dit zo is in het Modernnederlands, maar ook in het Middelnederlands was dit reeds het geval. In paragraaf 5 komen we hier nog op terug. In de meeste literatuur over -schap lijkt het vanzelfsprekend dat dit element als een suffix moet worden opgevat. Dat de formaties op -schap wat betreft hun genus in twee categorieën uiteenvielen, was een even opmerkelijk gegeven als dat al deze nomina ingedeeld konden worden in semantische categorieën. Het lag natuurlijk voor de hand om te onderzoeken of er verband was tussen de semantiek van de -schap-vormen en hun genus. We zullen in paragraaf 5 terugkomen op dit verband voor het Middelnederlands. Geen enkele rol spelen de semantische eigenschappen van de nomina op -schap in Trommelen en Zonneveld (1992), waarin een uitvoerige analyse wordt gegeven van Nederlandse woorden op -schap. Voortbouwend op Van Beurden (1986, 1987) komen zij op basis van louter fonologische en morfologische argumenten tot de conclusie dat niet alle morfemen -schap een suffix zijn. Hun visie komt er in het kort op neer dat er twee categorieën van woorden op -schap worden onderscheiden:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In paragraaf 5 komen we op deze voorstellen terug in verband met de Middelnederlandse woorden op -schap. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 De basis van de -schap-woorden in het MiddelnederlandsIn deze paragraaf gaan we in op de structuur van de woorden die de basis vormen voor formatie met -schap. In het tweede deel van het artikel zullen we de morfologische status van dit element beargumenteren. We stellen nu eerst de ongelede grondwoorden aan de orde, daarna de gelede bases. De eigenschappen ‘inheems’ en ‘uitheems’ brengen we in de volgende paragraaf ter sprake. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1 Morfologische structuur van de basisHieronder volgt een bespreking van de wijze waarop de basis van de -schap-woorden in elkaar zit. Die basis kan zowel geleed als ongeleed zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1.1 Ongelede basisDe ongelede basis kan zowel uit één als uit meer syllaben bestaan. Voorbeelden van monosyllabische grondwoorden zijn:
De volgende bases bestaan uit twee syllaben, waarvan de tweede een volle vocaal of schwa bevat:
Minder talrijk zijn de grondwoorden die uit drie lettergrepen bestaan. Enkele voorbeelden:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het is van belang om hier het volgende op te merken. Naast sommige ongelede grondwoorden komen varianten voor met een extra finale lettergreep met schwa: erve, amië, patriarke e.d. naast erf, amie en patriarch. Drie syllaben lijkt het maximum te zijn voor ongelede bases die een volle vocaal in de finale lettergreep bezitten, maar we hebben geen reden om te veronderstellen dat dit een principiële restrictie is. Er zijn echter wel varianten van driesyllabige vormen die een extra lettergreep met schwa hebben: capiteinre naast capitein, ipocrite naast ipocrijt, patriarke naast patriarch e.d. Voorzover ik kon nagaan, komen deze varianten echter niet met -schap voor. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1.2 Gelede basisDe gelede basis van een -schap-woord kan een samenstelling of een afleiding zijn. We geven eerst wat voorbeelden van nominale composita, die als grondwoord sterk in de meerderheid zijn ten opzichte van de andere typen samenstelling.
Het aantal adjectivische en verbale samenstellingen die met -schap gecombineerd kunnen worden, is zeer gering. We geven hier de zes voorbeelden die we vonden:
Bij de bases die de vorm van een afleiding hebben, zien we wat meer variatie. Het wekt niet onze verbazing dat de nominaliserende suffixen bijna de gehele voorraad achtervoegsels uitmaken, gezien het gegeven dat de nominale bases van de -schap-woorden sterk in de meerderheid zijn. Behalve de derivationele suffixen en het flexiesuffix -en van de infinitief, zijn er enkele prefixen. Tenslotte vermelden we het voorkomen van discontinue affixen. Hieronder volgt een overzicht van de affixen waarmee de bases van de -schap-woorden kunnen zijn toegerust.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De enige vorm met het prefix ont- die we aantroffen, is ontvangerschap. Deze vorm is afgeleid van de basis ontvanger, die de volgende morfologische structuur heeft: [[ont[vang]V]V er]N. Overigens is dit niet de enige basis die meer dan één niveau van geleedheid bezit. Vergelijk bijvoorbeeld de volgende vormen, waarin sprake is van twee derivatie-affixen of van een combinatie van een derivatie-affix en een flexiesuffix: [on[ge[reet]]A]A, [[ver[laat]V]Ven]V, [[be[rid]V]Ver]N. Verder komen enkele gevallen voor die we misschien het beste kunnen beschrijven als discontinue afleiding. Het gaat daarbij om adjectivische bases die de vorm hebben van een deelwoord: ge-bor-enA, ge-ven-stA, ver-bolg-enA. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.2 Woordcategorie van de basisOverzien we het materiaal in de Appendix, dan valt onmiddellijk op dat de nominale stammen sterk in de meerderheid zijn. Daarna volgen de adjectivische stammen. Ook zijn er enkele verbale stammen. Andere stammen komen niet voor als basis voor formatie met -schap. Het wekt misschien enige verbazing dat we de vorm vijfschap onder de feminina met een nominale stam hebben gezet. In het Middelnederlands was vijf de naam van een commissie van vijf leden, die belast waren met het vervolgen van misdaden. Daarnaast vinden we evenwel ook de vorm vijfschap, een college van vijf mannen. Ik neem aan dat deze tweede vorm later is ontstaan, op basis van het substantief vijf, dat zelf weer van het telwoord vijf is afgeleid. Dit -schap-woord heeft dan de volgende structuur: [[vijf]N schap]N. Op de latere toevoeging van -schap aan bepaalde woorden komen we in het tweede deel van het artikel terug. We kunnen dus vaststellen dat de basis van een -schap-woord in het Middelnederlands wordt gevormd door een nomen, een adjectief of een verbum. In dit opzicht is er dus geen verschil met het Modernnederlands. Merk verder op dat bij de vormen die uitsluitend als neutra voorkomen, alleen een substantief als basis kan fungeren. Bij de vormen waarvoor zowel het vrouwelijke als het neutrale genus werd vastgesteld, komt in slechts vijf gevallen een adjectische en maar één keer een verbale basis voor. Op deze kant van het onderwerp komen we verderop nog terug. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 Het genus van de -schap-woorden in het MiddelnederlandsIn de vorige paragraaf kwamen de morfologische eigenschappen aan de orde | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de vormen die als basis kunnen dienen voor formatie met -schap. Er werd vastgesteld dat de bases gevormd worden door een nomen, een adjectief of een verbum. Verder hebben we gezien dat dit woordvormingsproces geen specifieke eisen stelt aan de morfologische opbouw van de bases: zowel ongelede als op diverse manieren gelede vormen kunnen als input dienen voor formatie met -schap. In deze sectie zullen we onderzoeken welke factoren te maken hebben met het genus van de vormen op -schap. Zoals gezegd is de meest opvallende eigenschap van -schap-woorden in het Modernnederlands dat deze twee woordgeslachten kunnen hebben: onzijdig en niet-onzijdig. Een verschil met het Middelnederlands is dat daar sprake is van een tweedeling in vrouwelijk en onzijdig. Een enkele keer komen we in het MNHW een mannelijk woord op -schap tegen: borgermeesterschap (m), tiranschap (m en o), en wetenschap (v en m). Het MNW vermeldt bij deze nomina echter de volgende genera: borgermeesterschap (geen), tiranschap (v en o), en wetenschap (v en soms m). Er lijkt dus geen aanleiding om te veronderstellen dat het Middelnederlands een groep -schap-vormen bezit met het mannelijk genus. Overigens moeten we nog iets meer zeggen over de wijze waarop het woordgeslacht van nomina kan worden vastgesteld. Het genus weerspiegelt zich in de keuze van de lidwoorden en de verbuiging van deze en andere adnominale vormen. We hebben daarmee een betrouwbare methode in handen om het woordgeslacht van de bijbehorende substantieven te bepalen. Deze prenominale elementen zijn echter niet altijd eenduidig met betrekking tot het genus. We moeten dan ook niet op voorhand uitsluiten dat het MNW zich bij de beslissing over het woordgeslacht ook heeft gebaseerd op niet-adnominaal gebruikte pronomina, die (ook) naar het biologisch geslacht van de referent kunnen verwijzen. Dat dit voor het Modernnederlands het geval is laten de volgende voorbeelden zien, waarin zowel in (8a) als in het tweede voorbeeld in (8b) sprake is van een ‘botsing’ tussen woordgeslacht en referentieel geslacht.
Het is mogelijk dat in het Middelnederlands woordgeslacht en referentieel geslacht meer overeenkomst vertonen dan in het Modernnederlands. Of dat inderdaad zo is, zal toekomstig onderzoek moeten uitwijzen. Wat wij op zijn minst moesten doen was een controle uitvoeren voor het voorbeeldmateriaal dat het MNW geeft bij de -schap-vormen. Daarbij werd duidelijk dat het contextmateriaal dat het MNW gebruikt om de verschillende -schap-woorden te illustreren, veel adnominale vormen bevat, zodat er (althans voor de -schap-vormen!) blijkbaar geen aanleiding was voor de bepaling van het woordgeslacht een beroep te doen op niet-adnominale pronomina. Tenslotte merken we over dit onderwerp nog op dat we ons bij de bepaling van het genus van de -schap-vormen uit het Corpus Gysseling natuurlijk alleen gebaseerd hebben op de adnominale vormen. Een ander punt is dat we voor het genus geen regionale variatie vast hebben kunnen stellen, althans niet op grond van het Corpus Gysseling, zodat we telkens ‘het’ Middelnederlands bedoelen. Evenmin lijkt de tijd van ontstaan hier een rol | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te spelen. Op grond van een vergelijking tussen het MNW en het Corpus Gysseling was althans niet vast te stellen of de factor tijd cruciaal is. Het is begrijpelijk dat voor het Modernnederlands geprobeerd wordt een tweedeling te maken op grond van de semantische eigenschappen van de -schap-woorden. Een zeer globale indeling wordt gegeven in de ANS: de Algemene Nederlandse spraakkunst (Geerts e.a. 1983), die de volgende verdeling voorstelt:
Wat uitgebreider is de indeling in semantische categorieën die De Vries e.a. (1882-1991) geeft. Daarin worden de volgende zeven categorieën onderscheiden. Vrouwelijke nomina op -schap: I. toestand of hoedanigheid, II. wat tot de taak van een persoon behoort, III. handeling, IV. verzameling. Onzijdige nomina op -schap: V. waardigheid of betrekking, VI. gebied, en VII. verzameling. Deze indeling is echter onbruikbaar om de Middelnederlandse nomina op -schap in te delen. In de eerste plaats is het in veel gevallen mogelijk om binnen één categorie voorbeelden te geven van nomina op -schap die uitsluitend als femininum of als neutrum voorkomen:
In de tweede plaats komen in alle zeven categorieën nomina voor waarvoor zowel het vrouwelijk als het onzijdig woordgeslacht is vastgesteld:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De belangrijkste conclusie die we uit het bovenstaande kunnen trekken, is dat het voor het Middelnederlands niet mogelijk is een inzichtgevend verband te leggen tussen de semantische categorie van een -schap-woord en het genus van deze vorm. Om iets zinnigs over de tweedeling van de nomina op -schap te kunnen zeggen, zullen we dan ook naar andere eigenschappen van deze woorden moeten kijken. Zoals we in paragraaf 3 zagen, gaan Trommelen en Zonneveld (1992) voor de nomina met -schap in het Modernnederlands uit van twee vormen schap: een suffix, dat afleidingen vormt en een woord, dat samenstellingen geeft. Laten we uitgaan van de juistheid van hun voorstellen voor het Modernnederlands. Het ligt dan voor de hand om te onderzoeken of deze criteria ook een rol spelen in het Middelnederlands. We dienen dus na te gaan of de volgende twee factoren van belang zijn bij de nomina op -schap:
We hoeven niet zo lang in de Appendix te kijken om vast te stellen dat met de eerste factor niet veel te beginnen is voor het Middelnederlands. We zien dat de inheemse stammen zowel voor de vrouwelijke als de neutrale nomina op -schap sterk in de meerderheid zijn. Wat betreft de uitheemse stammen kunnen we constateren dat die niet een aantoonbare voorkeur hebben voor de vorming van neutrale nomina op -schap. Over de tweede factor valt nog minder te zeggen: de enige Middelnederlandse vorm op -elijk die we tegenkwamen, is vorebootschappelijc. Dit gegeven roept de vraag op hoe het zit met de suffigering van nomina op -schap in het algemeen. We zullen hierop terugkomen in het tweede deel van het artikel. We kunnen dus concluderen dat ook de criteria die Trommelen en Zonneveld voor het Modernnederlands hanteren, niet voor het Middelnederlands opgaan. Misschien moeten we deze opmerking afzwakken en opmerken dat we niet kunnen zeggen dat hun analyse op grond van de vormen met -elijk niet kan gelden voor het Middelnederlands. Hun analyse is voor het Middelnederlands echter niet dwingend vanwege het ontbreken van -schappelijke woorden in het Middelnederlands. We willen overigens ook niet beweren dat de semantiek van de -schap-woorden onbelangrijk is. Het enige wat we hierover zeggen, is dat de semantiek geen verklaring biedt voor de genoemde tweedeling. Als we geen aanwijzingen zouden hebben dat er bij bepaalde -schap-woorden in het Middelnederlands van iets anders dan een suffix -schap sprake is, dan moeten we aannemen dat alle Middelnederlandse nomina op -schap afleidingen zijn. Maar dan hebben we ook te maken met twee verschillende suffixen -schap, elk met hun eigen genus. Merkwaardig is dan dat we twee verschillende suffixen hebben, zonder dat dit verschil correspondeert met een betekenisverschil tussen de twee groepen van -schap-vormen. Er is echter wel degelijk meer te zeggen over het onderscheid femininum/neutrum voor de Middelnederlandse vormen. Kijken we in de Appendix, dan valt het op dat de vormen op -schap die alleen als neutrum | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voorkomen, uitsluitend een nominale basis hebben. Geen enkele basis wordt gevormd door een A of een V. Bij de nomina op -schap die zowel vrouwelijk als onzijdig voorkomen, zien we slechts vijf vormen die een adjectief als basis hebben en maar één vorm die een verbum als basis heeft. Deze constateringen lijken ons belangrijk genoeg om voor het Middelnederlands te komen tot de volgende tweedeling voor de nomina op -schap.
In het tweede deel van het artikel zullen we de -schap-woorden in diachroon perspectief bekijken. Daarbij zullen we bovendien dieper ingaan op de tweedeling in (13). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6 ConclusiesIn het eerste deel van dit artikel hebben we de Middelnederlandse nomina op -schap onderzocht. Deze blijken uiteen te vallen in twee categorieën: feminina en neutra. Hoewel het mogelijk is de Middelnederlandse -schap-vormen op grond van hun semantiek in verschillende categorieën in te delen, bleek het niet mogelijk deze semantische eigenschappen te relateren aan de genoemde tweedeling. Vervolgens bleken ook stratumkenmerken als ‘inheems’ en ‘uitheems’ geen soelaas te bieden, evenmin als het gedrag van de -schap-woorden met betrekking tot het suffix -elijc. In het tweede deel zullen we beargumenteren dat de tweedeling van de Middelnederlandse nomina op -schap te maken heeft met de morfologische status van de -schap-woorden. Bovendien zullen we een aantal diachrone eigenschappen van de -schap-woorden bespreken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AppendixIn deze appendix geven we een overzicht van alle Middelnederlandse -schap-woorden die we hebben gevonden met behulp van de in paragraaf 2 besproken corpora. De woorden zijn gecategoriseerd op grond van hun woordgeslacht. Binnen elke categorie zijn ze ingedeeld op de woordcategorie van hun grondvorm. De vormen die zowel vrouwelijk als onzijdig gebruikt worden, hebben we genoteerd als ‘feminina/neutra’.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|