De Nieuwe Taalgids. Jaargang 88
(1995)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |||||||||||||||||
Nederlandse literatuur 1576-1754 in de Biblioteka GdanskaGa naar voetnoot*Jan KonstOnderzoek in buitenlandse bibliotheken levert de neerlandistiek nog regelmatig onbekend materiaal op. Enkele recente vondsten hebben dat opnieuw aangetoond.Ga naar voetnoot1 In het bijzonder in Oost-Europese collecties, die door de politieke omstandigheden gedurende vele decennia slecht toegankelijk zijn geweest, valt nog veel te ontdekken. De bibliotheken in bijvoorbeeld het voormalige Oost-Duitsland, Polen, Hongarije en Rusland bezitten veelal waardevolle Nederlandse drukken uit de zeventiende en achttiende eeuw. Omdat er in deze landen vrijwel geen bibliotheekcatalogi zijn gepubliceerd, is onderzoek ter plaatse vaak de enige mogelijkheid om een precies beeld te krijgen van de aanwezige Nederlandse bronnen. De afgelopen jaren zijn er op deze manier met name in Rusland en Polen belangwekkende resultaten geboekt. Zo zijn in St. Petersburg (tot voor kort Leningrad) bijna vierhonderd unieke boekhandelscatalogi opgespoord.Ga naar voetnoot2 En in de universiteitsbibliotheek van Wroclaw (Breslau), waarover we dankzij de vakgroep Nederlands aldaar relatief goed zijn geïnformeerdGa naar voetnoot3, is niet lang geleden een | |||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||
belangrijke Van der Noot-uitgave teruggevonden.Ga naar voetnoot4 Dit artikel is gewijd aan de Nederlandse letterkunde in de Biblioteka Gdanska Polskiej Akademii Nauk, een vooraanstaande researchinstelling te Polen.Ga naar voetnoot5 Deze bibliotheek blijkt te beschikken over een grote hoeveelheid in de Nederlanden uitgegeven titels. Op zichzelf hoeft dit niet al teveel verbazing te wekken, want men vermoedde reeds langer dat neerlandica er in niet onaanzienlijke getale voorhanden zouden zijn. Maar welke uitgaven de Biblioteka Gdanska precies in haar bezit heeft, was tot dusverre onduidelijk. Om daar meer zicht op te krijgen, heeft de schrijver dezes de literaire bronnen van Nederlandse origine te Gdansk nader bekeken. Een dergelijk inventariserend onderzoek heeft in principe een dubbele doelstelling. In de eerste plaats is het zaak te achterhalen of er uitgaven bewaard worden die in Nederland niet bekend zijn. Daarnaast is het van belang te bezien welke auteurs in het verleden verzameld zijn. Gaat het om een representatieve selectie, of voeren bepaalde dichters, stromingen of genres duidelijk de boventoon? In dit licht is het met name interessant individuele verzamelaars te identificeren, al is dat doorgaans een uitermate gecompliceerde aangelegenheid. Deze publicatie bevat een algemene beschouwing over de contacten tussen Dantzig en de Nederlanden (paragraaf 1) en een korte geschiedenis van de Biblioteka Gdanska (paragraaf 2). Vervolgens staan de feitelijke onderzoeksresultaten centraal: paragraaf 3 behandelt de aanwezige Nederlandse bronnen in vogelvlucht, paragraaf 4 is gewijd aan een aantal onbekende drukken, en in paragraaf 5 treedt een belangrijke Poolse verzamelaar van Nederlandse literatuur uit de achttiende eeuw voor het voetlicht. | |||||||||||||||||
1 Dantzig en de Nederlanden gedurende de zeventiende eeuwIn de zeventiende eeuw was men te Dantzig, of Danswijck, naar verhouding zeer vertrouwd met het Nederlandse cultuurgoed.Ga naar voetnoot6 Globaal gezien bestaan daarvoor drie verklaringen. In de eerste plaats onderhield de stad buitengewoon intensieve handelscontacten met in het bijzonder Amsterdam.Ga naar voetnoot7 Dantzig had zich in de twee voorafgaande eeuwen ontwikkeld tot de belangrijkste stapelplaats van graan en | |||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||
hout in het Oostzee-gebied. Deze land- en bosbouwprodukten werden vanuit het Poolse achterland over de Weichsel naar de havenstad aangevoerd en daar opgeslagen. Omdat de stad slechts over een bescheiden vloot beschikte, exporteerden de Dantziger kooplieden hun graan en hout niet zelf, maar verkochten ze het door aan buitenlandse - doorgaans Amsterdamse - handelsondernemingen. Tussen beide steden voeren zodoende jaarlijks vele duizenden schepen op en neer, zeker tot 1650. Na dat jaar nam de ‘moederhandel’, zoals hij in Nederland gewoonlijk genoemd werd, langzaam maar zeker in betekenis af, om echter pas in de loop van de achttiende eeuw geheel ineen te zakken. Een tweede factor die de kennis van het Nederlandse cultuurgoed heeft bevorderd, was de komst van een groot aantal Poolse studenten naar de Nederlandse universiteiten. Vooral de Universiteit van Leiden oefende een grote aantrekkingskracht uit.Ga naar voetnoot8 Er doceerden niet alleen vermaarde professoren als Joseph Justus Scaliger en Daniël Heinsius, maar de Leidse universiteit had bovendien een nadrukkelijk beleden protestantse signatuur. Dit laatste vormde voor de niet-katholieke elite van Polen een doorslaggevend argument om haar zonen juist naar deze Nederlandse plaats te sturen. In de periode van 1626 tot 1650 verbleven er bijna 350 Poolse studenten voor kortere of langere tijd in Leiden, waar ze meestal colleges volgden in de rechtsgeleerdheid en de politieke wetenschappen, alsmede in de theologie en de klassieke filologie.Ga naar voetnoot9 In de derde en laatste plaats heeft migratie vanuit de Nederlanden een belangrijke rol gespeeld. Vanaf het einde van de zestiende eeuw woonde te Dantzig - voor kortere of langere tijd - een grote groep schilders, architecten en ingenieurs uit de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden. Zij werkten mee aan de verdedigingswallen van de stad, ontwierpen openbare gebouwen en verzorgden de decoratie daarvan. In de loop der jaren hebben ook de nodige Amsterdamse reders te Dantzig semi-permanente handelskantoren opgericht, waar veelal ook Nederlands personeel werkzaam was. Ten slotte heeft zich in de regio rond de stad een groot aantal geloofsvluchtelingen (doopsgezinden) uit de Nederlanden gevestigd. Ze waren met zovelen, dat de Weichseldelta vanaf het begin van de zeventiende eeuw vrij algemeen werd omschreven als Klein Holland. Het is tegen de achtergrond van deze contacten over en weer dat ook de Nederlandse letterkunde in de Noord-Poolse stad gerecipieerd werd. Het Nederlands stelde in dit verband minder problemen dan men wellicht zou verwachten. De internationale oriëntatie van Dantzig maakte het sociaal namelijk wenselijk dat men zich in hogere kringen in meer dan één taal wist te redden. Veel vooraanstaande inwoners hadden zich zodoende bekwaamd in het Frans, Italiaans of Zweeds, terwijl sommigen zich tot op zekere hoogte ook in het Engels en het Nederlands verstaanbaar konden maken.Ga naar voetnoot10 Bovendien werd te Dantzig naast | |||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||
het Pools het Duits als tweede taal gesproken, aangezien de stad van oudsher een grote Duitse gemeenschap huisvestte. Haar leden hadden door de verwantschap met hun moedertaal relatief weinig moeite met het Nederlands.Ga naar voetnoot11 Zo kon het gebeuren dat de Dantziger uitgever Andreas Hünefeld (ca. 1609-1652), die bijvoorbeeld ook werk publiceerde van Opitz, Neumark en Zincgref, halverwege de jaren veertig een literaire tekst van Cats het licht deed zien in een Duitse vertaling van de hand van Johann Peter Titz (Titius).Ga naar voetnoot12 Deze uitgave naar een verhaal uit de Trou-ringh (1637) en getiteld Leben auss dem Tode, oder Grabes; Heyrath zwischen Guarin und Rhoden (1644), zal met name voor de genoemde Duitssprekende bovenlaag van de Poolse havenstad bedoeld zijn geweest. | |||||||||||||||||
2 De Biblioteka Gdanska Polskiej Akademii NaukGa naar voetnoot13De basis voor de huidige Akademie-bibliotheek is in 1596 gelegd met de oprichting van een stadsbibliotheek te Dantzig, de Bibliotheca Senatus Gedanensis. In datzelfde jaar had het college van burgemeesters namelijk de hand weten te leggen op de rijke collectie van Giovanni Bernardino Bonifacio, markies van Oria (1510-1597). Deze Italiaanse edelman, die zich van het katholieke geloof had afgekeerd, was zijn geboorteland ontvlucht en had jarenlang als balling door Europa gezworven. In ruil voor zijn gerenommeerde boekenbezit, dat hij op zijn reizen voortdurend had aangevuld en overal met zich meevoerde, was het protestantse Dantzig bereid Bonifacio binnen haar muren op te nemen. De Italiaanse markies wist zich tijdens zijn laatste levensjaar zodoende veilig in een nieuwe woonplaats en het Dantziger stadsbestuur werd de trotse eigenaar van een verzameling, die een kleine twaalfhonderd titels telde en een groot aantal belangwekkende humanistische werken bevatte. De nog jonge bibliotheek werd al snel ondergebracht in het stedelijke gymnasium, dat weliswaar geen academische status had, maar onderwijs op een bijzonder hoog niveau bood. Wat dat betreft valt het te vergelijken met het Amsterdamse Athenaeum Illustre, dat met professoren als Barlaeus en Vossius eveneens een grote wetenschappelijke reputatie genoot. De band tussen de Dantziger stadsbibliotheek en het plaatselijke gymnasium was gedurende de zeventiende en achttiende eeuw zeer hecht. De uiteindelijke zeggenschap over de bibliotheek rustte uiteraard bij het stadsbestuur, meer in het bijzonder bij het zogeheten collegium scholarchale. Dit gezelschap benoemde een protobibliothecarius die zich op enige afstand bezighield met algemene beleidszaken. De dagelijkse leiding van de bibliotheek was echter zonder uitzondering in handen van een van de professoren | |||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||
van het gymnasium, die in die hoedanigheid de titel van bibliothecarius mocht voeren. Door deze bestuursstructuur was de specifieke inbreng van het gymnasium bij belangrijke beslissingen te allen tijde gegarandeerd. Voor het voortbestaan van de stadsbibliotheek was de connectie met het gymnasium van wezenlijk belang. Niet alleen leverde het hooglerarencorps steeds een geleerde bibliothecaris met veel buitenlandse relaties, ook kreeg de collectie een duidelijke functie binnen de onderwijssituatie. Het was studenten toegestaan gebruik te maken van de aanwezige boeken en ook de docenten deden bij de voorbereiding van hun colleges een voortdurend beroep op de bibliotheek. Om deze reden was er een blijvende noodzaak het bestand actueel te houden, zodat er van meet af aan op relatief grote schaal verzameld is. Naast losse aankopen is ook regelmatig een - vaak omvangrijke - particuliere boekerij in haar geheel verworven. In grote lijnen kan het aankoopbeleid gevolgd worden in de eerste catalogus van de bibliotheek, de Index librorum (signatuur: CAT BIBL 1), die van 1597 tot 1782 door de opeenvolgende bibliothecarissen is bijgehouden. Omdat nieuwe aanwinsten vaak met meerdere tegelijk zijn geregistreerd, is het over het algemeen evenwel moeilijk individuele titels te traceren. Tijdens de zeventiende eeuw is vooral gecollectioneerd op het terrein van de (protestantse) theologie, de rechtsgeleerdheid en de geschiedschrijving van Polen. Daarnaast is een niet onaanzienlijke hoeveelheid literaire teksten, zowel klassieke als contemporaine, bijeengebracht. Rond het jaar 1700 beschikte de stadsbibliotheek over meer dan twaalfduizend titels. Tijdens de achttiende eeuw groeide de collectie gestaag en aan het begin van de negentiende eeuw waren bijna dertigduizend werken beschikbaar. Het aantal drukken van vóór 1800 is in de loop van de vorige eeuw bovendien nog eens verdubbeld. Deze opmerkelijke toename wordt verklaard door de aankoop of legatering van enkele grote historische bibliotheken. Het betrof meestal familiecollecties die hun wortels diep in de zeventiende eeuw hadden. Vaak bevond het nieuw-verworven materiaal van vóór 1800 zich dan ook al geruime tijd in Dantzig. Illustratief is in dit verband de Schwartzwald-bibliotheek. Deze werd in 1832 door de gereformeerde gemeente overgedragen aan het stadsbestuur, maar bestaat voor het grootste deel uit de oorspronkelijke verzameling van de in 1669 gestorven Heinrich Schwarzwald I.Ga naar voetnoot14 In onze eeuw is het aantal oude drukken min of meer gestabiliseerd, al worden uitgaven van drukkers uit Dantzig en bronnen met betrekking tot de geschiedenis van Pommeren nog wel actief verzameld. Al met al kunnen er in de Biblioteka Gdanska nu zo'n zestigduizend titels van vóór het jaar 1800 geraadpleegd worden. | |||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||
De Tweede Poolse Deling (1793), waarbij Dantzig door Pruisen werd ingelijfd, kondigde een periode van bijna honderddertig jaar aan, waarin de bibliotheek direct onder Duits beheer kwam te staan. Dit heeft er onder meer toe geleid dat de collectie werd geordend op onderwerp volgens criteria, zoals die in de negentiende eeuw gangbaar waren in wetenschappelijke bibliotheken in Duitsland. Tot op heden staan de oude drukken volgens dit model gerangschikt. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn de bibliotheek beschietingen en bombardementen weliswaar bespaard gebleven, maar nochtans is zo'n tien procent van het bezit - doorgaans door diefstal - verloren gegaan. Men grijpt dus regelmatig mis, zij het dat het verliespercentage in vergelijking tot veel andere Poolse bibliotheken nog tamelijk bescheiden mag heten. In 1955 is de bibliotheek van Dantzig losgemaakt van het stedelijke bestuur en in het bezit gekomen van de Poolse Akademie van Wetenschappen (Polskiej Akademii Nauk), die onder andere ook in Krakau en Warschau wetenschappelijke boekverzamelingen beheert. | |||||||||||||||||
3 De aanwezige Nederlandse bronnenNaar (een grove) schatting is ongeveer vijf tot tien procent van de collectie van de Biblioteka Gdanska van Nederlandse herkomst. Op het genoemde bestand van ongeveer zestigduizend oude drukken gaat het in totaal dus om drie- tot zesduizend Nederlandstalige of in de Nederlanden uitgegeven titels. In het kader van dit onderzoek zijn als gezegd uitsluitend literaire teksten bekeken, maar er is veel meer interessant materiaal voorhanden. De bibliotheek beschikt bijvoorbeeld over een aanzienlijke collectie geschiedkundige uitgaven (waaronder veel pamfletten), een groot aantal reisverslagen, veel Neolatijnse lyriek, zeventiende- en achttiende-eeuwse kunstliteratuur, theologische verhandelingen, dissertaties, topografische beschrijvingen van de Nederlanden enz. De titels van vóór 1800 zijn door verschillende catalogi ontsloten. Bij de zoektocht naar Nederlandse literatuur is in de eerste plaats gebruik gemaakt van de alfabetische auteurscatalogus. Deze is opgezet in de negentiende eeuw en afgesloten in 1945. Door (lichte) oorlogsschade is hij helaas niet voor de volle honderd procent betrouwbaar. Met als referentiekader het register uit het tweede deel (1567-1766) van het handboek van Knuvelder zijn zoveel mogelijk Nederlandse bronnen opgespoord.Ga naar voetnoot15 Omdat in de auteurscatalogus ook anonieme werken zijn opgenomen, is bovendien gezocht via trefwoorden waarmee zeventiende-eeuwse boektitels veelvuldig openen - aanspraak, almanak, beschrijving, klucht, historie, lusthof, verhaal, vermakelijk enz. Een tweede apparaat dat nog uit de periode dateert dat Duitse geleerden de leiding van de bibliotheek in handen hadden, is een uitgebreide systematische catalogus, die eveneens tot 1945 is bijgewerkt. In ruim tweehonderd handgeschreven folianten is de verzameling gedetailleerd op onderwerp geregistreerd. Nuttig bleek met name band 37: Jezyk holenderski i literatura holenderska. Jezyki skandynawskie i literatura skandynawska. Holländische Sprache und Literatur. | |||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||
Skandinavische Sprache und Literatur.Ga naar voetnoot16 De systematische catalogus moet met enig overleg gehanteerd worden. De negentiende-eeuwse opzet heeft er in sommige gevallen namelijk toe geleid dat bepaalde genres naar huidige maatstaven op onverwachte plaatsen zijn ondergebracht. Zo treft men de embleembundels van bijvoorbeeld Vaenius niet aan in het deel over de Nederlandse literatuur, maar in band 71: Etnologia i historia kultury. Ethnologie und Kulturgeschichte. De oude drukken die na 1945 zijn verworven, zijn in een op zichzelf staande kaartcatalogus ondergebracht die alleen na overleg ingezien kan worden. Voor het merendeel betreft het de restanten van enkele grote kerkelijke collecties te Dantzig. Sporadisch komen er in dit systeem ook Nederlandse bronnen voor. In de jaren zeventig is er verder een begin gemaakt met een drukkers- en een eigenaarscatalogus, maar beide zijn verre van voltooid. De publicaties van Dantziger uitgevers zijn voor het grootste deel geïnventariseerd en ook veel verzamelaars uit de stad zijn via hun ex librissen achterhaald, maar voor buitenlands materiaal zijn beide catalogi vooralsnog slechts op beperkte schaal bruikbaar. Met behulp van deze instrumenten is uiteindelijk een lijst van 162 titels samengesteld.Ga naar voetnoot17 De aandacht ging daarbij met name uit naar de traditionele literaire genres en het brede terrein van de populaire literatuur. Omdat het om een eerste, inventariserend onderzoek ging, zijn er geen al te starre selectiecriteria gehanteerd. Incidenteel kan het dus voorkomen dat materiaal is opgenomen dat de kwalificatie ‘literair’ niet ten volle, of niet uitsluitend toekomt. Het oudste werk dat is getraceerd, is het uit 1576 daterende Clucht boeck, dat in Antwerpen werd uitgegeven. Met Hoogvliets Abraham, de aartsvader, in de zesde druk van 1754, sluit de lijst. Dit laatste jaar is om twee redenen gekozen. In de eerste plaats omdat Nederlandse literatuur van nà 1754 in origineel in de Biblioteka Gdanska vrijwel geheel ontbreekt. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het Nederlands in de tweede helft van de achttiende eeuw voor veel verzamelaars kennelijk een onoverkomelijke belemmering gaat vormen.Ga naar voetnoot18 Een tweede argument om juist met 1754 te eindigen, is de Nederlandse reis in dat jaar van een belangrijke collectioneur uit Dantzig, Johann Uphagen. Zoals in paragraaf 5 zal blijken, is het ten dele mogelijk de boeken die deze burgemeesterszoon tijdens zijn verblijf in de Nederlanden heeft aangekocht, te achterhalen. Over het geheel genomen bieden de 162 titels een aardig beeld van wat er zoal aan Nederlandse literatuur in het buitenland gerecipieerd werd. Uitgaven van vóór 1640 zijn naar verhouding schaars. Op het totale bestand betreft het nog geen dertig titels. Voor het overige is de chronologische spreiding redelijk gelijkmatig. Zowel de periode 1640-1700 als de periode 1700-1754 is vertegenwoordigd met een | |||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||
kleine zeventig titels. De bekendste Nederlandse auteurs zijn allen aanwezig en ook van de belangrijkste literaire genres worden een of meerdere specimina bewaard. Niettemin vallen er enkele bijzonderheden in het oog. Zo is het interessant vast te stellen dat Cats met maar liefst 21 titels (vertalingen meegerekend) voorradig is. Bovendien zijn niet alleen eenvoudige uitgaven beschikbaar, maar ook enkele naar verhouding prijzige embleembundels en een aantal omvangrijke edities van het verzameld werk. De verschillende titels lopen van 1618 tot 1745 en tonen aan dat er in de zeventiende en achttiende eeuw in Dantzig een blijvende belangstelling bestond voor Cats' oeuvre. Daarmee staat de Poolse stad overigens niet alleen, want van alle goudeneeuwse auteurs mag juist Cats zich in de grootste internationale populariteit verheugen. Zijn werk werd veelvuldig vertaald en is in bijna alle grote buitenlandse bibliotheken ruim voorhanden.Ga naar voetnoot19 Behalve Cats' werken zijn vooral ook toneelteksten en uitgaven die tot de populaire literatuur gerekend worden, opmerkelijk goed vertegenwoordigd. De lijst van 162 titels bevat een kleine vijftig drama's. Het gaat op enkele uitzonderingen na opvallend genoeg om edities van nà 1680. Voor zover er toneelstukken van vroeger datum verzameld zijn, betreft het steeds (late) herdrukken. Populaire literatuur is in ruim dertig titels voorradig: bijvoorbeeld enkele ‘volksboeken’, anekdotenverzamelingen en min of meer scabreuze werkjes die oorspronkelijk wellicht door Poolse studenten in de Nederlanden zijn aangeschaft. | |||||||||||||||||
4 Onbekende drukkenOm te kunnen bepalen of er zich onder de 162 titels Nederlandse letterkunde in de Biblioteka Gdanska onbekende drukken bevinden, zijn verschillende zoekwegen bewandeld. Behalve van een groot aantal bibliografische naslagwerken is gebruik gemaakt van de Centrale Catalogus (CC) in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag en de Short-title Catalogue Netherlands (STCN).Ga naar voetnoot20 Dit laatste apparaat, een nog in opbouw verkerend computersysteem, ontsluit op dit moment (stand: juni 1993) in Nederland gedrukte uitgaven van vóór 1700 in het bezit van de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag, de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam en - vooralsnog ten dele - de Universiteitsbibliotheek van Leiden. Het blijkt dat er in de Biblioteka Gdanska dertien uitgaven bewaard worden die - voor zover na te gaan met de hierboven beschreven bronnen - in andere openbare collecties ontbreken. Het gaat om de volgende werken:
| |||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||
Op een totaal bestand van 162 titels is een lijst van dertien unieke uitgaven een opvallend hoge score die aanleiding geeft tot enkele opmerkingen. In de eerste plaats moet erop gewezen worden dat twee van deze dertien uitgaven te Gdansk al eens eerder zijn gesignaleerd in de secundaire literatuur, te weten de nummers 2 (door Pleij) en 12 (door Scheurleer).Ga naar voetnoot22 Ten tweede moet beklemtoond worden dat deze dertien nummers in principe geen nieuwe titels behelzen, maar onbekende edities. Het gaat zonder uitzondering om werken die in de hierboven beschreven druk weliswaar ontbreken in Nederlandse collecties, maar die wel degelijk bekend zijn in andere redacties. Dit voert tot de vraag in hoeverre de Dantziger edities afwijken van de uitgaven die in Nederland bewaard worden. Zo noemt bovenstaande lijst een onbekende versie van het Nieu Geusen liedenboecxken. Dit beroemde liedboek is overgeleverd in veel verschillende drukken, daterend van 1581 tot 1748.Ga naar voetnoot23 De latere edities werden doorgaans verrijkt met actueel materiaal. Of dit ook gebeurd is in de nu opgespoorde uitgave van 1609, interessant genoeg het eerste jaar van het Twaalfjarig Bestand, verdient nader onderzoek. Wellicht dient zich nieuw literair materiaal aan. Binnen de bibliografische verkenning, zoals die hier is ondernomen, was evenwel geen gelegenheid voor een dergelijke vergelijking. In de derde plaats valt in het oog dat de dertien onbekende edities tot een uiterst beperkt aantal literaire genres behoren: er zijn drie liedboeken (de nrs. 4, 6 en 12), | |||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||
drie ‘volksboeken’ (de nrs. 8, 9 en 10), vijf titels die tot de ‘populaire’ literatuur gerekend kunnen worden (de nrs. 2, 3, 5, 7 en 11), er is een anekdotisch-historische bron (nr. 1) en tot slot een lyriekuitgave (nr. 13). Deze onderverdeling is veelzeggend. Vooral liedboeken, ‘volksboeken’ en ‘populaire’ publicaties voorzien namelijk in gebruiksliteratuur: boeken waaruit men gezamenlijk zong of die tot louter ontspanning gelezen werden. Veel van deze literatuur is verloren gegaan, om de eenvoudige reden dat zangbundels ‘kapot’ gelezen werden, of omdat goedkope vermaakslectuur na gebruik domweg is weggegooid.Ga naar voetnoot24 Dat de Biblioteka Gdanska juist waar het liedboeken, ‘volksboeken’ en ‘populaire’ literatuur betreft, enkele unica verschaft, lijkt dan ook verklaarbaar. De gebrekkige overlevering in Nederlandse collecties vergroot immers de kans dat een buitenlandse bibliotheek juist waar het om deze drie genres gaat, interessante aanvullingen te bieden heeft. | |||||||||||||||||
5 Een Dantziger verzamelaarDoordat vroegere bezitters een ex libris in hun boeken geplakt hebben, of doordat ze hun naam op het schutblad hebben gezet, is het mogelijk enkele verzamelaars van Nederlandse literatuur uit Dantzig te identificeren.Ga naar voetnoot25 Deze paragraaf is gewijd aan de belangrijkste onder hen: Johann Uphagen.Ga naar voetnoot26 Johann Uphagen is op 9 februari 1731 te Dantzig geboren als zoon van Peter Uphagen, een invloedrijk kunstverzamelaar en vanaf 1758 tot zijn dood in 1775 een van de burgemeesters van de Noord-Poolse stad. Het geslacht Uphagen stamt af van een Vlaamse familie Ophagen, die aan het eind van de zestiende eeuw om geloofsredenen naar Dantzig uitgeweken was en daar mettertijd een vooraanstaande positie verwierf. Johann Uphagen is in 1751 te Göttingen Rechten en Filosofie gaan studeren. Hij is in 1769 getrouwd met Abigail von Borckmann en bewoonde vanaf 1776 een groot, tot over de grenzen vermaard herenhuis in de hoofdstraat van de stad. In 1782 verscheen van zijn hand een historische studie over Pommeren: Parerga historica. Net als zijn vader werd Johann Uphagen in 1792 tot Ratsherr gekozen, maar hij heeft deze functie niet lang kunnen uitoefenen. Een jaar na zijn installatie werd hem het bestuur ontnomen, omdat hij zich verzette tegen de zogenaamde Tweede Poolse Deling (1793) die ertoe zou leiden dat Dantzig deel ging uitmaken van Pruisen. Johann Uphagen is op 17 november 1802 in zijn geboortestad overleden. Uphagen liet bij zijn dood een omvangrijke boekverzameling na, bestaande uit | |||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||
meer dan vijftienduizend titels.Ga naar voetnoot27 Hij beheerde de toch al aanzienlijke familiecollectie en heeft gedurende zijn hele leven op grote schaal boeken toegevoegd. Doordat hij enkele historische bibliotheken vrijwel in hun geheel heeft opgekocht, bevatte de collectie relatief veel zeventiende-eeuws materiaal. Omdat Uphagen geen erfgenamen had, werd zijn boekerij na zijn overlijden ondergebracht in een stichting. Alleen zo kon men voorkomen dat de verzameling in delen verkocht werd en uiteen zou vallen. De collectie-Uphagen is in 1879 overgedragen aan de Dantziger Stadtbibliothek en vormt nog steeds een zelfstandige eenheid binnen de Biblioteka Gdanska. Uphagen bezat een groot aantal Nederlandstalige boeken, waaronder ook de nodige literaire uitgaven. Van de 162 titels Nederlandse letterkunde die voor deze publicatie verzameld zijn, stammen er maar liefst tachtig uit de collectie-Uphagen.Ga naar voetnoot28 Het is belangwekkend dat we in ieder geval van 37 van deze titels met enige zekerheid kunnen achterhalen waar en wanneer Uphagen ze gekocht heeft. In 1754, nog tijdens zijn studie, heeft hij namelijk zoals zoveel jongemannen uit de maatschappelijke bovenlaag een grand tour door Europa gemaakt. Op zijn reis heeft hij ook de Nederlanden aangedaan.Ga naar voetnoot29 Uphagen zal er de genoemde 37 boeken gekocht hebben, want ze zijn allemaal gesigneerd met ‘J[oh]. Uphagen 1754’.Ga naar voetnoot30 Bij deze veronderstelling moeten twee kanttekeningen geplaatst worden. Het lijkt onwaarschijnlijk dat de 37 boeken in één koop verworven zijn, omdat de naam van de bezitter er met verschillende soorten inkt in is gezet. En, ten tweede, het is heel wel mogelijk dat er zich onder de tachtig titels Nederlandse letterkunde uit de collectie-Uphagen in de Biblioteka Gdanska nog meer uitgaven bevinden die in de loop van 1754 in Nederland gekocht zijn.Ga naar voetnoot31 Het is immers niet gezegd dat Uphagen ál zijn aankopen uit dat jaar ook gesigneerd heeft. Waar gingen de literaire interesses van een 23-jarige Poolse burgemeesterszoon op reis door de Nederlanden zoal naar uit? Wanneer men de aanwinsten van 1754 overziet, vallen meteen drie auteurs in het oog: Cats, Vondel en Frederik Duim. Van deze laatste auteur, wiens werk doorgaans weinig waardering oogstte, heeft Uphagen maar liefst negen uitgaven aangeschaft, op één na alle daterend uit de jaren veertig van de achttiende eeuw. Het betreft acht toneelteksten en het bijbelse | |||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||
epos Jakob den Aartsvader. Cats is vertegenwoord met vijf titels, en Vondel met vier. Het is opvallend dat Uphagen van deze twee goudeneeuwse auteurs niet alleen achttiende-eeuwse drukken heeft gekocht, maar ook enkele antiquarische, zeventiende-eeuwse uitgaven. Tijdens zijn Nederlandse reis heeft hij verder zeventiende-eeuwse edities van het werk van Grotius, Van Hoogstraten en Westerbaan aangeschaft. Onder de aankopen van 1754 maken toneeluitgaven bijna de helft van het bestand uit: het gaat in het totaal om 18 titels. Ten slotte zij erop gewezen dat er zich onder Uphagens Nederlandse aanwinsten prestigieuze uitgaven bevinden van het verzameld werk van drie auteurs: Alle de gedichten (1730) van Antonides van der Goes, Mengel-poëzy (1734) van Jan Goeree, en Poëzy (1712) van Lucas Schermer. Of Uphagen na zijn grand tour nog Nederlandse letterkunde heeft verzameld, is hoogst onzeker. Het is in beginsel mogelijk dat hij een deel van de Nederlandse drukken van vóór 1754 pas nà dat jaar heeft aangeschaft. Nederlandstalige literatuur later dan 1754 komt in de collectie-Uphagen evenwel niet meer voor, dat wil zeggen op één uitzondering na: Juliana Cornelia de Lannoy, De belegering van Haerlem. Treurspel. Te Amsterdam: By Izaak Duim, op den Cingel, tusschen de Warmoesgracht en Drie-Koningenstraat, 1770.Ga naar voetnoot32 Veel wijst er dus op dat de belangstelling van Uphagen voor de Nederlandse literatuur tijdelijk van aard was, een jeugdliefde met andere woorden. |
|