| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
Nauwe betrekkingen
In de niet aflatende stroom huldebundels - een aparte bedrijfscultuur, die een geduchte aderlating betekent voor de vaktijdschriften, waarvan steeds meer kopij wordt afgeroomd; en men vergete daarbij de congresbundels niet! - is nu verschenen Nauwe betrekkingen. Voor Theo Janssen bij zijn vijftigste verjaardag, en het is waarlijk niet de minste in het genre (de bundel, zowel als de gehuldigde trouwens). Als redacteuren zijn opgetreden Ronny Boogaart en Jan Noordegraaf. Zoals gewoonlijk is een bespreking van de afzonderlijke bijdragen (het zijn er 33) niet wel mogelijk; daarom slechts een overzicht van de gevarieerde inhoud: Ruth Albert en Henk Meijering, ‘Bestaat er in het Jiddisj een aspectsysteem?’; Ronny Boogaart, ‘Vorm en betekenis: het preteritum en aspect’; Louise Cornelis, ‘Passing through Passives’; Saskia Daalder, ‘Tenzij in irreëel conditioneel verband’; Berry Dongelmans, ‘Taal op reis in de negentiende eeuw’; Lo van Driel, ‘Aan het meewerkend voorwerp. Uit de voorgeschiedenis van een probleem’; Henk Duits, ‘Een lastige schout en weerbarstige schepenen. Verstoorde “betrekkingen” in de zeventiende-eeuwse Hilversumse dorpspolitiek’; Tieme van Dijk, ‘Abraham’; Ad Foolen, ‘Toch wel’; Jadranka Gvozdanovic, ‘Germaanse en Slavische talen verschillen in hun oriëntatiepunten’; Dick van Halsema, ‘Verbaal badminton. Kanttekeningen bij triviaal taalgebruik in Willem Jan Otten Paviljoenen (1991)’; Mike Hannay, ‘The theme zone’; Robert S. Kirsner, ‘Meewerkende voorwerpen die niet willen meewerken’; Caroline Kroon, ‘Latijnse maar-equivalenten in narratief proza’; Ronald W. Langacker, ‘Remarks on the English Grounding Systems’; Arjan van Leuvenstein en David Stalpers, ‘Modaliteit
in 16e- en 17e-eeuws Hollands. Voor wie de nuance waardeert’; J. Lachlan Mackenzie, ‘Relationality and nouns: where grammar hands over to pragmatics’; Harrie Mazeland, ‘Discourse-functies van samenstellingen’; Maaike Mulder, ‘De stimulerende kracht van voegwoorden in een therapeutische situatie’; Jan Noordegraaf, ‘Taalkunde voor ongeleerden. Inleiden anno 1826’; Margreet Onrust, ‘Nieuwe tijden in de sportverslaggeving’; Justine Pardoen, ‘Het kan (toch) niet zo zijn dat..., een pragma-syntactische analyse’; Gisela Redeker, ‘Maar nu even iets heel anders - maar als segmentatiesignaal’; Albert Sassen, ‘Enkele opmerkingen over balansschikking en pseudo-balansschikking’; Ineke Schuurman, ‘Hebben/zijn en infiniete constructies’; Siem Slings, ‘Geschiedenis van het perfectum in het oud-Grieks’; Eric Tiggeler en Rob Doeve, ‘Van Formuleren naar Beleidsnota's Opstellen: theorie en praktijk in de schriftelijke taalbeheersing’; Danièle Torck, ‘Donc vs parce que. Quelques remarques sur le fonctionnement des séquences causales progressives en français oral contemporain’; Jos Verdonk, ‘Jeroen Brouwers als personage: het beeld van de auteur in het werk van anderen’; Arie Verhagen, ‘Nauwelijks is niet bijna, laat staan vrijwel helemaal’; Ad Welschen, ‘Het moet al gek lopen als...’; Wim van der Wurff, ‘Some observations on the nature and historical development of the English perfect’; Ron van Zonneveld, ‘Nevenschikking met hoe-zinnen’.
De bundel, die besloten wordt met een bibliografie van Theo Janssen is
| |
| |
uitgegeven bij de Stichting Neerlandistiek VU, Vrije Universiteit, De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam; ISBN 90-72365-35-6; prijs f 35,-.
M.C.v.d.T.
| |
Motie na congres over spelling
Na een dag met lezingen van de leden van de spellingcommissie en discussie over de Nederlandse spelling is de volgende motie aangenomen:
De motie Weijnen:
Het congres Het behoud van de Nederlandse spelling, bijeen te Nijmegen op 11 juni 1994, is van mening dat het opwaarderen van de voorkeurspelling tot de enig toegelaten spelling in strijd is met de al decennia lang door spellingcommissies èn ministers uitgesproken wens naar een consistente, regelmatige en vernederlandste spelling van de bastaardwoorden. Het congres verzoekt het Comité van Ministers de voorstellen van de commissie Geerts in heroverweging te nemen en zorg te dragen voor een goede presentatie aan het publiek.
Deze motie is op 14 juni door de organisatoren van het congres aan het Comité van Ministers en de Nederlandse informateurs verzonden, en enkele dagen later in een persbericht verwerkt. De motie is genoemd naar de indiener, emeritus hoogleraar A. Weijnen, taalkundige, gespecialiseerd in de dialektkunde en de etymologie. Ruim tachtig van de bijna honderd aanwezigen stemden voor, twee tegen. De deelnemers aan het congres, Nederlands en Vlaams, waren afkomstig uit het onderwijs, de uitgeverijwereld en de wetenschap. Ook journalisten, medewerkers van tekstbureaus, woordenboekmakers, taaladviseurs en redacteuren van tijdschriften op het gebied van de Neerlandistiek waren aanwezig.
De commissie Geerts (genoemd naar de voorzitter G. Geerts, KU Leuven) heeft, conform de opdracht, een consistente regeling voorgesteld waarmee een gematigde vernederlandsing van de spelling wordt bereikt. Enkele onderdelen van de wijzigingsvoorstellen zijn aanvaard, maar het belangrijkste voorstel, dat voor de bastaardwoorden, niet. Het Comité van Ministers heeft besloten de voorkeurspelling als enige spelling te kiezen. Enkele ‘innerlijke tegenstrijdigheden’ in de voorkeurspelling moeten worden weggewerkt. Aan de Taaladviescommissie van de Nederlandse Taalunie is de opdracht gegeven hiervoor principes uit te werken.
Met het opwaarderen van de voorkeurspelling beogen de ministers een spelling voor te stellen met een vast woordbeeld. Een vast woordbeeld is van groot belang, en tevens uitgangspunt van de commissie Geerts, maar het schrappen van de toegelaten spelling, en zodoende opwaarderen van de voorkeurspelling zal niet tegemoet komen aan de wensen van de taalgebruikers. Veel taalgebruikers proberen zich de laatste tijd (zeker toch al weer tien jaar) aan de voorkeurspelling te houden. Resultaat van dit ‘experiment’ van de afgelopen jaren: het werkt niet. Daar zal een van boven af opgelegde verplichting niets aan toevoegen.
Aan de keuze voor de voorkeurspelling zijn grote nadelen verbonden. De voorkeurspelling is in 1954 tot stand gekomen als compromis tussen voorstanders van een meer vreemde spelling, en voorstanders van een meer vernederlandste spelling. Voor het ene woord werd aan de vreemde spelling de voorkeur gegeven (lymf, prae, vacant), voor het andere woord aan de Nederlandse spelling (nimf, preadvies, vakantie). Op basis van een per woord geregelde woordenlijst kan de spelling niet bevredigend geregeld worden: de taalgebruiker zou voortdurend in de
| |
| |
lijst moeten kijken, en toekomstige spellingcommissies hebben te weinig houvast bij het nemen van beslissingen.
Bij de vorige spellingwijziging (1954) zijn talloze vernederlandsingen doorgevoerd. Bijvoorbeeld: rhythme, brusque, classe, locaal, praesentie werden gewijzigd in ritme, bruusk, klasse, lokaal, presentie. Deze wijzigingen bevallen goed. Een verdere vernederlandsing van de spelling ligt daarom voor de hand, waarmee overigens niet bedoeld wordt dat er zonder enig voorbehoud vernederlandst moet worden. De voorstellen van de commissie Geerts beogen een taalkundig verantwoorde tussenweg te bieden, en laten bovendien ruimte voor uitzonderingen.
Geen enkele spellingcommissie heeft tot nu toe het advies willen geven, de voorkeurspelling tot enige spelling op te waarderen. Heroverweging van het advies van de commissie Geerts aan de ministers lijkt daarom op zijn plaats. De voorstellen die de commissie Geerts heeft gedaan zijn tot nu toe niet aan het publiek uitgelegd. De media hebben, afgaand op geruchten, geschreven over enkele woorden zoals sjampanje en ginekoloog. Het eerste woord berust op een misverstand: het blijft volgens de wijzigingsvoorstellen champagne, want namen behouden hun oorspronkelijke spelling zolang de oorsprong van het woord algemeen bekend is. Dus ook: bordeaux, cognac, marxist. Het tweede woord kan ten onrechte de indruk wekken dat de voorstellen drastisch zouden zijn: maar liefst drie wijzigingen in een woord. Het tegendeel is waar. De voorstellen van de commissie Geerts zijn de minst drastische van alle voorstellen die de afgelopen 40 jaar, van officiële zijde, gedaan zijn.
Inmiddels is het Spellingrapport beschikbaar (zie Het spellingdossier, Voorzetten van de Nederlandse Taalunie nr. 44, Den Haag, SDU Uitgeverij Koninginnegracht). Bovendien hebben de leden van de commissie Geerts het rapport toegelicht vanuit hun persoonlijke visie in de congresbundel De spellingcommissie aan het woord, eveneens uitgegeven bij de SDU.
A. Neijt
| |
On-line toegang tot Nederlands tekstcorpus voor niet-commercieel gebruik
Het Instituut voor Nederlandse Lexicologie INL biedt de mogelijkheid een Nederlands tekstcorpus bestaande uit ca. 5 miljoen woorden te raadplegen via het computernetwerk. Dit corpus heeft een andere samenstelling dan dat op de multilinguale ECI/MCI CD-ROM, die gedistribueerd wordt door het Linguistic Data Consortium en ELSNET. De teksten zijn ontleend aan o.a. boeken, tijdschriften, kranten en TV-nieuwsuitzendingen. Ze betreffen verschillende deelgebieden, zoals journalistiek, politiek, milieu, linguïstiek, vrije-tijd. Op basis van deze parameters kan men eenvoudig subcorpora definiëren.
Het opvraagsysteem stelt de gebruiker in staat te zoeken naar afzonderlijke woorden of naar woordpatronen, inclusief enige vooraf gedefinieerde syntactische patronen, die door de gebruiker gewijzigd kunnen worden. Zoekacties zijn mogelijk op de niveaus van woordvorm, lemma (trefwoord) en woordsoort, elk afzonderlijk, maar ook gecombineerd in één zoekopdracht met gebruikmaking van zgn. Boolese operatoren en proximity searches. Op verschillende niveaus van de zoekactie worden gegevens verstrekt over frequentie en spreiding over de bronnen. Het resultaat van een zoekvraag is meestal een lijst van aan de zoekvraag beantwoordende items, of een reeks concordanties (woorden in context) met een
| |
| |
variabele, door de gebruiker in te stellen textuele context. Diverse sorteermogelijkheden kunnen een analyse van de resultaten ondersteunen. Binnen beperkingen die door het auteursrecht worden opgelegd, kunnen resultaten naar eigen computers worden getransporteerd met een e-mail. Het is niet toegestaan volledige teksten of substantiële tekstgedeelten over te halen.
Er zijn nauwelijks extra correctieslagen uitgevoerd. Dit geldt zowel voor de teksten zelf, als voor de linguïstische gegevens woordsoort en lemma. Woordsoortcodes en lemmavormen zijn automatisch toegekend aan de woordvormen in de elektronische teksten door een op het INL ontwikkeld computerprogramma. De leveranciers van de teksten hebben toestemming gegeven voor het gebruik van hun materiaal uitsluitend voor niet-commerciële, onderzoeksdoeleinden. De voorwaarden voor commercieel gebruik zijn nog onderwerp van besprekingen.
Voor een optimaal gebruik van dit systeem dien men te beschikken over een VT 220 (of hogere) terminal, of een geschikte terminal-emulator (bijv. Kermit).
Wie toegang tot dit corpus wil hebben, dient een individuele gebruikersovereenkomst te tekenen. Een elektronische versie hiervan is te verkrijgen door een e-mail te sturen naar de INL mailserver: Mailserv@Rulxho.Leidenuniv.NL. Boodschap: SEND [5MLN94]OVERKMST.GEB. Voor meer informatie kunt u een e-mail sturen naar Helpdesk5mln@Rulxho.Leidenuniv.NL, of een faxbericht naar Mw. dr. J.G. Kruyt, fax: 071-272115.
J.G. Kryut (projectleider Taalbank)
| |
Woordenboek Limburgse dialecten (verbouw van knol- en andere gewassen)
Enige tijd geleden verscheen van het systematisch Woordenboek van de Limburgse dialecten de vijfde aflevering van deel I, agrarische terminologie. Deze aflevering werd geschreven door J. Kruijsen, J. Goossens en H. Brok en gaat in op de terminologie van de verbouw van knol- en andere gewassen. Het boek bevat een groot aantal taalkaartjes, foto's en tekeningen en wordt afgesloten door een uitgebreid alfabetisch register van woordtypen en lemmatatitels.
De bibliografische gegevens zijn als volgt: J. Kruijsen, J. Goossens en H. Brok, Woordenboek van de Limburgse dialecten. I. Agrarische terminologie. Aflevering 5: verbouw van knol en andere gewassen. XVIII + 194 blz. 1994. Het woordenboek wordt uitgegeven door Van Gorcum te Assen. De prijs van dit deel bedraagt f 54,- (ISBN 90 232 280 1).
Jan Nijen Twilhaar
| |
De kunst van de grammatica
Van de bundel ‘De kunst van de grammatica’ (bij het afscheid van Frida Balk-Smit Duyzentkunst) is een herdruk verschenen. Het boek bevat artikelen van o.a. Klooster, Schermer-Vermeer, Elffers, Duinhoven, Van Marle en Van der Horst. Totaal IX + 216 bladzijden.
Het boek kost f 30,- (incl. f 5,- verzendkosten) en wordt toegestuurd na overmaking van het totaal-bedrag op postgironr. 5032231 t.n.v. Faculteit der Letteren, UvA, Amsterdam, onder vermelding van FASnr. 8.19.113.
J. Stroop
|
|