en ze is daarmee een element van de klasse B van behoedzame individuen, etc. Marie staat zo in het centrum van allerlei cirkels die eigenschappen van Marie aangeven. Welke eigenschappen Marie ook heeft, zij deelt ze met andere individuen en individuen kan men onderbrengen in verzamelingen. De uniciteit van Marie wordt gevormd door de cirkels die zij om zich heen heeft. Zoals gezegd, dit is niet het hele verhaal over Marie, maar het begin is er in elk geval.
Naamwoorden kunnen op soortgelijke wijze worden beschreven. Het middelpunt van de cirkels is nu niet een individu, maar een verzameling zelf. Het diagram voor vlinder ziet er uit als in Figuur 2.
Figuur 2
Hier zijn net als in Figuur 1 natuurlijk maar enkele van de n mogelijke cirkels getekend die vlinders uniek karakteriseren. I staat voor ‘insecten’, Vl voor ‘vleugels hebbend’, O voor ‘onvoorspelbaar (bewegings-) gedrag hebbend’, etc. Ook hier gaat het om eigenschappen die in verzamelingen uitdrukbaar zijn: de verzameling vlinders, de zwarte cirkel V, is een deelverzameling van die der, insekten, van die der vleugelhebbenden, etc. En ook hier gaat het om een unieke karakterisering: geen ander naamwoord zit in dezelfde cirkels als vlinder, behalve bij volledige synonymie.
Nogmaals, het plaatje in Figuur 2 is niet het hele verhaal, want al voor Wittgenstein wist men dat er verzamelingen moeten worden uitgesloten. Men kan V bijv. niet plaatsen in een verzameling W(it) want er zijn ook zwarte en blauwe vlinders. Bij honden kan men niets universeels over hun staart zeggen. Maar dat alles zegt weinig over de informatie die in een woordenboek wordt gegeven. Deze schikt zich wel degelijk in het formaat van Figuur 2. Zou er in plaats van (1) staan ‘jood, woekeraar, ...’, dan wordt V in Figuur 2 J(ood) en na aanpassing van andere letters verandert E in W(oekeraar), en daarmee wordt de inclusierelatie J ⊆ W vastgelegd door de definitie. Van Dale zei niet ‘jood, woekeraar...’, maar gaf (1). Balk (1971) las dat als ‘jood, (fig.) woekeraar,...’, dat bestreed ik en Van Calcar treedt nu voor haar in het krijt.
Wanneer Marie en Sanne iets met elkaar gemeen hebben, zitten ze in eenzelfde verzameling. Dat beiden in Figuur 1 element van A zijn, houdt echter niet in dat ze identiek zijn. Dit geldt ook voor naamwoorden. Vlinder en wispelturig worden uniek gekarakeriseerd doordat de groep verzamelingen waarmee de klasse van vlinders wordt gekarakteriseerd, verschilt van de groep verzamelingen die nodig is om wispelturige mensen te karakteriseren. Dat ze in eenzelfde verzameling kunnen