De Nieuwe Taalgids. Jaargang 87
(1994)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 515]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 InleidingHet verschijnen van een nieuwe editie van de dikke Van Dale in 1992 is niet onopgemerkt gebleven. In kranten verschenen in september en oktober van dat jaar verschillende recensies die zich meestal beperkten tot een globale impressie van kwantitatieve veranderingen in het woordenboek. Hoeveel woorden zijn er in vergelijking met de vorige uitgave bijgekomen? Hoeveel zijn er geschrapt? Welke eigentijdse woorden zijn niet opgenomen? In de vakpers was de aandacht veel geringer. De meest principiële bijdrage aan de discussie over de kwaliteit en de autoriteit van Van Dale is Verkuyl (1993ab). Zijn kritiek is vooral gericht op de wijze waarop betekenissen vastgelegd en gemarkeerd zijn. Van Dale voldoet volgens hem niet aan de vijf criteria waaraan een goed woordenboek moet voldoen, namelijk (locale) compleetheid, consistentie, correctheid, courantheid en relevantie van citaten. Bovendien zou Van Dale zich schuldig maken aan discriminerend taalgebruik. Anders dan anderen betrekt Verkuyl ook kwalitatieve aspecten in zijn beschouwing. De criteria van (locale) compleetheid en consistentie hebben namelijk betrekking op de volledigheid en de systematiek waarmee in Van Dale woordvelden worden beschreven. In dit artikel staat de systematiek van de lexicografische descriptie centraal. Niet alleen omdat zij in de kritiek onderbelicht is gebleven, maar ook omdat juist de systematiek van de descriptie in de bestaande woordenboeken te kort schiet. Moerdijk (1993) komt in een vergelijkend onderzoek naar de systematische behandeling van metonymische polysemie dan ook tot de conclusie dat verklarende woordenboeken in dit opzicht nogal wat te wensen overlaten. Labels zijn het pièce de résistance van de systematiek van woordenboeken. De verklarende woordenboeken van het Nederlands gebruiken op z'n minst tientallen markeringen op grammaticaal, semantisch of stilistisch gebied. Wie rekening houdt met de omvang van de te beschrijven woordenschat, het aantal toe te kennen labels en de alfabetische werkwijze van de lexicograaf, zal zich er niet over verbazen dat het labelgebruik allesbehalve ideaal is. Zo merkt Verkuyl over Van Dale (1993b:322) op: ‘Niet alleen worden de registers slecht gedefinieerd, maar ook worden de labels inconsistent gehanteerd’. Anders dan Verkuyl beperken we ons niet tot verschillende edities van Van Dale GWNT, maar worden ook andere verklarende woordenboeken van het Neder- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 516]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lands in beschouwing genomen (Verschueren, Koenen, Van Dale HN, Van Dale S; zie bibliografie). Verder heeft het onderzoek niet alleen betrekking op registerlabels, maar op connotatieve labels in het algemeen. We zullen in eerste instantie laten zien welke labels gebruikt worden om vervolgens na te gaan of deze labels een systeem vormen. Tenslotte bespreken we de wijze waarop de labels worden toegepast. Op basis hiervan proberen we criteria te formuleren voor een adequaat labelsysteem. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 Categorisatie van labels in Nederlandse woordenboekenIn de taalkunde is de opvatting dat zuivere synonymie niet bestaat gemeengoed geworden. Steeds blijken woorden die hetzelfde referentiële domein hebben, op connotatief vlak verschillen te vertonen waardoor ze in verschillende contexten niet volstrekt uitwisselbaar zijn (Lehrer 1974:23). De connotatieve verschillen kunnen op een aantal dimensies betrekking hebben. Vergelijk bijvoorbeeld rijwiel, fiets en velo. Tussen rijwiel en fiets bestaan verschillen in formaliteit: rijwiel is de formele term, fiets de neutrale. Fiets en velo verschillen in geografisch opzicht van elkaar: fiets is over het hele Nederlandse taalgebied verspreid, terwijl velo alleen regionaal in het Belgische gedeelte van dat taalgebied voorkomt. Tenslotte bestaan er etymologische verschillen tussen de woorden: rijwiel en fiets zijn inheemse, Nederlandse woorden, velo is een ontlening aan het Frans. In woordenboeken worden zulke connotatieve betekenisnuances onder meer aangegeven met labels. Hausmann (1989:651) onderscheidt 11 dimensies waarop labels in woordenboeken gerangschikt kunnen worden. Anders dan Hausmann zijn we van mening dat labels als ‘anglicisme’, ‘gallicisme’ en ‘germanisme’ niet op de dimensie ‘etymologie’ (= Nationalität) geplaatst moeten worden, omdat deze labels eerder een normatieve dan een etymologische waarde, hebben. Bij ‘etymologie’ zouden wij de normatief-neutrale labels zoals ‘Engels’, ‘Frans’ en ‘Duits’ plaatsen. In de onderstaande schema's hebben we de dimensies van Hausmann toegepast op de labels die we aantroffen in de afkortingenlijst van 5 Nederlandse woordenboeken. Om de omvang van de schema's binnen de perken te houden en om de bomen door het bos te blijven zien, vermelden we de markeringen op de labelrijke dimensies ‘etymologie’ en ‘vaktaal’ niet in extenso. We volstaan met een indicatie van het aantal labels dat we hebben aangetroffen. Dit weerhoudt ons er overigens niet van om zulke labels in de bespreking van woordenboeken en labelsystemen te betrekken. De afkortingenlijst geeft niet meer dan een eerste indicatie van de labels die een woordenboek bevat. Niet alle labels en zelfs niet alle afgekorte labels staan in de redactionele afkortingenlijst van een woordenboek. Zo komen in Van Dale GWNT 12 veel (vaktaal-)labels voor die men alleen op het spoor komt door het woordenboek te gebruiken. In de eerste plaats treffen we markeringen aan die in niet-afgekorte vorm in het woordenboek verschijnen, zoals ‘atletiek’ [→ haas], ‘boomkwekerij’ [→ middenstam], ‘embryologie’ [→ vlokkenvlies], ‘honkbal’ [→ foutlijn], ‘in de zoögrafie’ [→ paleoarctisch] (Tussen rechte haken staat een woord waarbij men het betreffende label kan vinden). In de tweede plaats komen we ook labels in afgekorte vorm tegen die niet in de afkortingenlijst staan, bijvoorbeeld ‘bedrijfsecon.’ [→ parallellisatie], ‘chem. technol.’ [→ ballast], ‘hist. taalk.’ [→ themavocaal], ‘hydrobiol.’ [→ meer], ‘soc.verz.’ [→ omslagstelsel]. De woorden- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 517]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boekgebruiker die de afkortingen van deze labels niet kan oplossen heeft pech gehad.
Overzicht van connotatieve labels in Van Dale GWNT 10-12 en Verschueren
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 518]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Overzicht van connotatieve labels in Koenen, Van Dale HN en Van Dale S
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 519]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 Kwantitatieve aspectenDe schema's in paragraaf (2) vormen een handig hulpmiddel om woordenboeken in kwantitatief opzicht met elkaar te vergelijken. Ten eerste vertonen sommige woordenboeken lacunes in het raster van het schema. Alleen in Van Dale GWNT 10-12 en Verschueren worden alle dimensies benut, in de Koenen is ‘medium’ niet toegepast (geen markeringen voor schrijftaal en spreektaal), terwijl in Van Dale S maar liefst 4 dimensies ontbreken: ‘etymologie’, ‘medium’, ‘frequentie’ en ‘normativiteit’ Het is op z'n zachtst gezegd opmerkelijk dat een synoniemenwoordenboek in de labelstructuur zoveel lacunes vertoont. Ten tweede kan de mate waarin woordenboeken een cel binnen het raster van het schema invullen sterk verschillen. Op de dimensies ‘tijd’, ‘ruimte’, ‘sociale groep’ en ‘vaktaal’ brengen Van Dale GWNT 10-12, Verschueren en Koenen veel meer onderscheidingen aan dan Van Dale HN en Van Dale S. Op de dimensie ‘attitude’ daarentegen ontlopen de woordenboeken elkaar niet zoveel. Wanneer we abstraheren van de verschillen tussen woordenboeken, kan nagegaan worden welke dimensies van het schema veel benut worden en welke niet. Sommige dimensies blijken in het algemeen meer labels te bevatten en door de lexicografen van het Nederlands belangrijker gevonden te worden dan andere dimensies. Afgaand op het aantal labels zijn ‘medium’, ‘frequentie’ en ‘normativiteit’ voor lexicografen van weinig belang. De dimensies ‘etymologie’ en ‘vaktaal’ worden echter met veel (meer) labels gehonoreerd. Van Dale GWNT 10-12 en Verschueren maken weliswaar meer en fijnere onderscheidingen, maar wat is de kwaliteit van het in deze woordenboeken toegepaste labelsysteem? In de volgende paragrafen zullen we zien dat de kwaliteit, de systematiek van het labelsysteem omgekeerd evenredig is aan het aantal labels dat een synonieme, een hyponieme of een conceptuele relatie heeft met andere labels, aan het aantal onvolledige taxonomieën en aan het aantal polyseme labels. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 520]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 Kwalitatieve aspectenHet is niet alleen onmogelijk om een volledige labellijst van een woordenboek te krijgen, het is ook uitgesloten om de precieze betekenis van de gebruikte labels te achterhalen. De oorzaken hiervan zijn dat woordenboeken lang niet alle gebruikte labels definiëren -niet in de inleiding en niet in de lexiconstructuur- en dat er vaak een aanmerkelijk verschil is tussen de definitie en de toepassing van een label. Labels die niet in Van Dale GWNT 12 gedefinieerd worden vallen uiteen in twee groepen. De eerste categorie wordt gevormd door markeringen die niet als lemma in de macrostructuur zijn opgenomen, zoals ‘bloembollenbedrijf’, ‘bontwerkerij’, ‘pantheïstische wijsbegeerte’, ‘syllogistische logica’, ‘veldversterkingskunst’. Daarnaast zijn er labels die wel als lemma zijn opgenomen, maar in de microstructuur geen definitie krijgen, zoals ‘assurantiewezen’, ‘communicatiewetenschap’, ‘openbaar vervoer’, ‘staalwalserij’, ‘walvisvaart’. Van Dale gaat er kennelijk vanuit dat deze afleidingen, samenstellingen en woordgroepen voor de woordenboekgebruiker een transparante vorm-betekenisstructuur hebben. De afstand tussen definitie en toepassing van labels zullen we in de volgende paragrafen leren inschatten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1 Inclusierelaties tussen labels: synonieme en hyponieme labelsAlle woordenboeken bevatten labels waarvan we intuïtief zouden zeggen dat ze volledig met elkaar samenvallen (synonieme labels) of dat ze omvat worden door andere labels (hyponieme labels). In (1) en (2) geven we enkele voorbeelden van labels waarvan we vermoeden dat ze synoniemen of hyponiemen van andere labels zijn. We willen hiermee illustreren dat synonieme en hyponieme labels allerminst zeldzaam zijn en dat de precieze verhouding tussen de labels voor de gemiddelde woordenboekgebruiker niet minder raadselachtig zal zijn dan voor ons.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 521]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Terzijde willen we nog opmerken dat in Van Dale GWNT 12 het aantal ruimtelabels drastisch gereduceerd is in vergelijking met Van Dale GWNT 10 en 11. Toch blijft het ook in dit woordenboek de vraag of de labels ‘Nederland/Nederlands’ en ‘Nederlands’ niet synoniem zijn. Verder gebruiken Van Dale HN en Van Dale S slechts één label op de ruimte-dimensie, respectievelijk ‘Algemeen Zuid Nederland(s)’ en ‘in België’. Inclusieproblemen komen hierdoor niet voor, maar labels voor het geografisch differentiëren van synonieme woorden ook niet. Men kan zich afvragen of het opnemen van synonieme labels enige informatieve waarde heeft voor de woordenboekgebruiker. Wellicht wordt de gebruiker zelfs op het verkeerde been gezet omdat verschillende synonieme labels talige verschillen suggereren die er niet zijn. Het risico van verwarring en misvatting is zeer reëel als labels niet of nauwelijks gedefinieerd worden, zoals de gangbare praktijk is in de Nederlandse lexicografie. Ook hyponieme labels zijn vanuit het perspectief van de woordenboekgebruiker ongewenst. Hyponieme labels hoeven niet per se tot verwarring te leiden, als duidelijk gemaakt wordt wanneer het hyperonieme en wanneer het hyponieme label wordt toegekend. De relatie tussen hyperonieme en hyponieme labels wordt in de door ons onderzochte woordenboeken echter overgelaten aan de verbeelding van de woordenboekgebruiker. Ter illustratie willen we nu een aantal voorbeelden geven van de wijze waarop synonieme en hyponieme labels toegepast worden op individuele woorden. We worden in onze verwachting niet teleurgesteld dat een labelsysteem met synonieme en hyponieme labels ook in de toepassing van die labels inconsistenties vertoont. De labels ‘politiek’ [geheel van staatkundige beginselen en regels volgens welke een staat, gewest enz. wordt of moet worden geregeerd, syn. staatkunde] en ‘staatkunde’ [1. de wetenschap die leert hoe een staat behoort te worden bestuurd 2. de toepassing van de onder 1. genoemde wetenschap in bepaalde omstandigheden, syn. politiek] krijgen in Van Dale GWNT 12 een min of meer identieke definitie. Hoe worden deze labels nu op een aantal vaktermen toegepast? De verwachting dat de synonieme, equivalente labels afwisselend en door elkaar gebruikt worden, wordt ruimschoots bewaarheid, zodat men zich kan afvragen waarom beide labels gebruikt worden en waarom sommige vaktermen het label X krijgen en andere woorden label Y. Zo krijgen afconcluderen [besluiten, afronden], confessioneel [(aanhangers van) de confessionele politieke partijen], dualisme [het naast elkaar aanwezig-zijn van twee leidende partijen of machten (...)], functionalisme [streven naar internationale samenwerking door taken van de nationale overheden aan inter- of supranationale organen over te dragen], heroverwegen [een wetsontwerp heroverwegen: intrekken], offer [(...) bijdrage, besparing, inlevering, belasting] het label ‘politiek’, terwijl blok [enige (occasioneel of principieel) aaneengesloten partijen, syn. coalitie], klerikaal [de invloed van de geestelijkheid op het staatkundige voorstaand: de klerikale partijen], monisme [regeringsstelsel waarbij regering en volksvertegenwoordiging één macht vormen, niet twee machten naast of tegenover elkaar] en oppositie [die partij in de volksvertegenwoordiging die zich verzet tegen de regerende meerderheid] met het label ‘staatkunde’ gemarkeerd worden (Ter verduidelijking staat de in het woordenboek aangetroffen relevante definitie tussen rechte haken). Een tweede illustratie van de inconsequente behandeling van synonieme labels is de verhouding tussen ‘heraldiek’ [wapenkunde] en ‘wapenkunde’ [kennis der | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 522]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wapens (4.), van het ontstaan, het breken (‘briseren’) en in geijkte termen beschrijven van wapenschilden, syn. heraldiek]. Terwijl aaneengesloten [aaneengesloten ruiten, die elkaar met de hoekpunten van de stompe hoeken raken], ankerkruis [kruis waarvan de armen aan de uiteinden gespleten en omgebogen zijn], keel [in het blazoen de eerste der kleuren in rang, in ongekleurde wapens door verticale lijnen voorgesteld, syn. rood], en sinopel [groene kleur, t.w. smaragdgroen] het label ‘heraldiek’ krijgen, moeten azuren [azuurkleurig, hemelsblauw], afgesneden [(van koppen of ledematen) met een effen onderrand, alsof zij met een mes afgesneden zijn (...)], gepoot [met poten van een contrasterende kleur (...)], klaverkruis [kruis waarvan de armen uitlopen in klaverbladen] en sabel [zwart] het met het label ‘wapenkunde’ stellen. Vergelijkbare verschijnselen doen zich voor tussen synonieme vaktaallabels die niet in de afkortingenlijst of in de macrostructuur van het woordenboek staan. De labels ‘atoomfysica’ en ‘kernfysica’ staan niet in de afkortingenlijst omdat zij onverkort worden gebruikt, in de microstructuur krijgen zij een synonieme definitie, respectievelijk [natuurkunde van atoomkernen, syn. kernfysica] en [natuurkunde van de atoomkernen]. In toepassing op vaktermen worden beide labels door elkaar gebruikt: magneton [de natuurlijke eenheid waarin het magnetische stroommoment van een atoom of elektron wordt uitgedrukt] krijgt het label ‘atoomfysica’, maar isomeer [benaming voor atoomkernen die gelijk zijn in massa en atoomnummer, maar verschillen in aanslagtoestand] en resonantie [het verschijnsel dat deeltjes die de kern met een bep. snelheid treffen gemakkelijker worden opgenomen dan bij andere snelheden] gaan vergezeld van het label ‘kernfysica’. Fascinerend inconsequent is ook de toepassing van de labels ‘bloembollenbedrijf’, ‘bloembollenteelt’, ‘bollenkwekerij’ en ‘bij bollenkwekers’, die niet of zonder verklaring in Van Dale GWNT 12 zijn opgenomen, op respectievelijk losdekken [in het voorjaar, wanneer de hyacinten boven de grond komen, het dek verdunnen], tafel [verdieping van een bollenstelling], uittekenen [afwijkende exemplaren tijdens de bloei merken] en kruisen [(m. betr.t. bollen) er een aantal radiale insnijdingen in maken, waarin zich dan klisters vormen]. Naast synonieme labels, kunnen ook hyponieme labels tot verwarring aanleiding geven. Woorden die tot het vakgebied van het hyponiem behoren blijken in Van Dale GWNT 12 soms het hyperonieme label te krijgen. Als we de labels ‘kaasmakerij’ en ‘zuivelbereiding’ in Van Dale GWNT 12 opzoeken, dan blijkt ‘kaasmakerij’ [het maken van kaas] hyponiem te zijn van ‘zuivelbereiding’ [bereiding van boter en kaas]. Sommige vaktermen uit de kaasmakerij, zoals douwvloot [ondiep rond houten bakje waarin de kaas met de hand geperst wordt] en klienen [(m.betr.t. wrongel) met het klienhek fijnmalen] krijgen het label ‘kaasmakerij’, terwijl andere vaktermen ten onrechte het hyperonieme label krijgen, bijvoorbeeld omloopskast [ruimte waarin de kaas onder het omlopen tegen te sterke afkoeling beschermd wordt], pershout [de borden, plankjes en blokjes (...) die men gebruikt om de verschillende kazen die tegelijkertijd onder dezelfde pers staan en niet altijd even hoog zijn, tegelijk goed te kunnen persen] en perslokaal [lokaal waarin het persen van de kaas geschiedt]. Ook de toepassing van de hyponieme labels ‘chirurgie’, ‘gynaecologie’, ‘pathologie’ en ‘verloskunde’ ten opzichte van elkaar en ten opzichte van het hyperonieme label ‘medicijnen’ is weinig consequent. Hoewel honinggezwel [beursgezwel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 523]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat met gele etter gevuld is], mastitis [borstklierontsteking], mastoiditis [ontsteking van het tepelvormig been achter het oor] en otitis [oorontsteking] het hyperonieme label ‘medicijnen’ krijgen, toch zijn enteritis [ontsteking van het darmslijmvlies] en struma [kropgezwel, ziekelijke opzwelling van de schildklier] van het hyponieme label ‘pathologie’ voorzien. Abortus [ontijdige geboorte, syn. miskraam] krijgt het label ‘medicijnen’, maar expulsie [abortus] krijgt het label ‘verloskunde’. Mastectomie [het chirurgisch verwijderen van de borst- en okselklieren] en lobotomie [operatieve ingreep in de grijze hersensubstantie] krijgen het label ‘chirurgie’, terwijl ablatie [wegneming (van een orgaan)] daarentegen het label ‘medicijnen’ krijgt toegewezen. Interessant is ook de verhouding tussen de hyponieme labels onderling. Op dwarsligging [dwarse ligging van de vrucht in de baarmoeder] wordt het label ‘verloskunde’ toegepast, terwijl schouderligging [dwarsligging waarbij de schouder van het kind zich in de ingang van het bekken van de moeder bevindt] het moet stellen met het label ‘gynaecologie’. Ovariotomie [het wegnemen van (een van) de eierstokken] krijgt niet het label ‘chirurgie’, maar de markering ‘gynaecologie’. Een derde cluster van voorbeelden betreft de relatie tussen de labels ‘literaire taal’, ‘letterkunde’, ‘dichtkunst’, ‘versleer’ en ‘in de poëzie’. We merken op dat de laatste drie labels niet in de afkortingenlijst van het woordenboek staan, terwijl zij wel in afgekorte vorm in het woordenboek verschijnen. Zo krijgt jambe het label ‘literaire taal’, mannelijk rijm heeft de markering ‘letterkunde’, maar spondee, trocheus en vrouwelijk rijm zijn van de aanduiding ‘dichtkunst’ voorzien, terwijl choliambe en alternantie respectievelijk de labels ‘versleer’ en ‘in de poëzie’ krijgen toegekend. Inconsistenties in de labeltoekenning zijn niet beperkt tot Van Dale GWNT 12. In Verschueren krijgen ‘godgeleerdheid’ [syn. theologie] en ‘theologie’ [syn. godgeleerdheid] in de microstructuur van het woordenboek een synoniemendefinitie. In toepassing op individuele woorden worden beide labels door elkaar gebruikt. Zo krijgt kenosis [verootmoediging tot de rang van schepsel, ontlediging] het label ‘godgeleerdheid’, terwijl kerygma [verkondiging van het evangelie, inz. door de bijbelse boodschap te verbinden met het hedendaagse menszijn] met het label ‘theologie’ geassocieerd wordt. Evenzo wordt ‘heelkunde’ [tak van de geneeskunde gewijd aan het behandelen van ziekten, afwijkingen of verwondingen langs operatieve weg, syn chirurgie] in Verschueren gedefinieerd als een hyponiem van ‘geneeskunde’ [wetenschap van het menselijk lichaam met het oog op het genezen van ziekten]. Wanneer we de toepassing van deze labels nagaan, blijken leukotomie [lobotomie] en lobotomie [ingreep waarbij de zenuwbanen tussen de voorhoofdshersenen en de centrale hersendelen worden doorgesneden, syn. leukotomie] het label ‘heelkunde’ te dragen, terwijl mastectomie [amputatie van een borst bij een vrouw] en ovariotomie [wegneming van een of van beide eierstokken] daarentegen met ‘geneeskunde’ gemarkeerd worden. Inclusierelaties tussen labels leiden dus tot een inconsequente en voor de woordenboekgebruiker verwarrende toekenning van labels. De informatieve waarde van een labelsysteem is omgekeerd evenredig aan het aantal synonieme en hyponieme labels: synonieme labels zijn overbodig en hyponieme labels zijn alleen zinvol als zij goed zijn afgebakend en consequent worden toegepast ten opzichte van een hyperoniem label. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 524]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.2 Conceptuele relaties tussen labelsDe systematiek van de labels in woordenboeken wordt niet alleen door inclusierelaties binnen een dimensie doorbroken. Sommige labels in Van Dale GWNT 12 vertonen een conceptuele relatie met labels van een andere dimensie. Conceptuele relaties bestaan soms op de dimensies tijd en vaktaal (‘Tweede Wereldoorlog’ ⇒ ‘jargon uit de Nationaal Socialistische Beweging’), medium en formaliteit (‘schrijftaal’ ⇒ ‘formeel’), medium en tekstsoort (‘schrijftaal’ ⇒ ‘ambtelijke taal’, ‘bijbeltaal/bijbels’, ‘literaire taal’), sociale groep en vaktaal (‘soldatentaal’ ⇒ ‘militair’) en tekstsoort en vaktaal (‘literaire taal’ ⇒ ‘letterkunde’, ‘literatuurgeschiedenis’). Vooral het frequentielabel ‘weinig gebruikt’ is conceptueel gerelateerd aan diverse labeldimensies. Een woord kan immers weinig gebruikt worden omdat het archaïsch is, tot een bepaald gebied, een specifieke sociale groep of een bepaalde gebruikssituatie beperkt is. De conceptuele relatie tussen vaktaal en sociale groep blijkt duidelijk wanneer we sommige labels van Van Dale GWNT 10 en 11 vergelijken met Van Dale GWNT 12. Vaktaallabels in de ene editie krijgen sociale labels in de andere editie, zoals blijkt uit de voorbeelden in (3) en (4). Een aantal labels in Van Dale GWNT 10 en 11 verwijst zowel naar een vaktaal als naar een groepstaal. In Van Dale GWNT 12 zijn de labels monoseem geworden, maar in sommige gevallen krijgt een polyseem label uit Van Dale GWNT 10 en 11 een vaktalige inhoud in Van Dale GWNT 12 (‘in de landmeetkunde/bij landmeters’ ⇒ ‘landmeetkunde’), terwijl in andere gevallen gekozen is voor een interpretatie als groepstaal (‘bij het toneel/bij toneelspelers’ ⇒ ‘bij toneelspelers’).
De in (3) en (4) genoemde veranderingen komen ons arbitrair voor: het is lood om oud ijzer of men een groepstaal als vaktaal markeert of omgekeerd. Groepstaal en vaktaal gaan vaak hand in hand. Het feit dat een vakgebied een eigen terminologie heeft, sluit niet uit dat de beoefenaars van dat gebied een groepsspecifieke woordenschat ontwikkelen. Het naast en door elkaar gebruiken van beide soorten markeringen ondermijnt echter de consistentie van het labelsysteem van een woordenboek. Men moet dus kiezen: ofwel alle bovenstaande gevallen als vaktaal, ofwel als groepstaal markeren. Wij zouden in dit geval voor vaktaallabels kiezen: de labels markeren eerder bepaalde aan de ‘zaken’-wereld gebonden terminologieën, dan dat zij verzamelingen woorden en uitdrukkingen van sociologisch of psychologisch af te grenzen groepen signaleren (Van Bree 1975). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 525]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De conceptuele relatie tussen groepstaal en vaktaal manifesteert zich ook in de toekenning van afzonderlijke labels. Van Dale GWNT 12 bevat een aantal labelparen die conceptueel aan elkaar gerelateerd zijn. Het ene lid van het paar verwijst dan naar de beoefenaars van een vakgebied, terwijl het andere lid naar het vakgebied verwijst. Bij de toekenning van deze labels is de kans op verwarring groot. Aftrekken [(m.betr.t. een drukvorm die door herhaald trekken van drukproeven te dik met inkt besmeerd is) van de inkt ontdoen of reinigen, door er op de handpers een aantal afdrukken van te maken, zodat de inkt langzamerhand van de vorm weggenomen wordt], bijbelhaak [benaming voor de rechte haken (14.) die, of zoals die in bepaalde bijbeldrukken gebruikt worden], boerenjongen [hoerenjong], broodletter [algemene benaming voor de kleine lettertypen, voor het zetten, (met de hand) van boekwerk (...)] en hoerenjong [onvolledige regel (uitgang) bovenaan een bladzijde of een kolom, verkeerd afgebroken woord aan het einde van een regel, syn. hoerenkind] krijgen het label ‘drukkersterm’, terwijl accentletter [letter met een toonteken], afrollen [de inkt op de inktrollen of inktplaat verminderen, wanneer deze te rijkelijk van inkt voorzien zijn], baskerville [helder, goed uitgebalanceerd lettertype] met ‘boekdrukkerij’ gemarkeerd worden. Merkwaardig is ook dat bekken [goed in de mond liggen: die monoloog bekt wel], donkerslag [gongslag samenvallend met het donkermaken van het toneel], hengelen [op de souffleur spelen], kakken [zijn tekst verknoeien], vervreemding [door de auteur bewust aangebrachte afstand tussen het toneelpersonage en het publiek, zodat de toeschouwer zich niet identificeert met het personage, maar een goed waardeoordeel over diens daden kan geven (...)] en witje [moment of toestand dat men zijn tekst kwijt is] gemarkeerd worden met ‘bij toneelspelers’ en als groepstaal beschouwd worden, terwijl exeunt [zij gaan af], extemporeren [improviseren als men zijn tekst kwijt is], lamp [op de lamp steunen: op de souffleur spelen] en pitten [op de souffleur spelen] het label ‘theaterkunst, -wetenschap’ krijgen en voor vaktaal doorgaan. Een ander probleem betreft de relatie tussen de labels ‘historisch’ (tijddimensie) en ‘geschiedenis’ (vaktaaldimensie). Zo lezen we in de inleiding van Van Dale GWNT 12: ‘Een afzonderlijke kwalificatie hebben woorden als baanderheer, baljuw, banmolen en barkentijn gekregen. Ze worden historisch genoemd. Daarmee wordt aangegeven dat de zaak waarom het gaat in vroeger tijden (middeleeuwen, 16de, 17de, 18de eeuw) veel voorkwam en nu niet meer, maar dat we het woord ervoor nu nog gebruiken en tegenkomen in met name historische teksten (xix)’. ‘Geschiedenis’ heeft blijkens de definitie in het woordenboek betrekking op de geschiedwetenschap. De afgrenzing met het label ‘historisch’ is per definitie niet duidelijk omdat in de geschiedwetenschap zaken bestudeerd worden die tot het verleden behoren. In de lexicografische praktijk worden beide labels dan ook door elkaar gebruikt. Aflaatkramer [monnik of ander geestelijk persoon die op onbetamelijke wijze aflaten te koop biedt], gomarist/gomariste [aanhanger van de leer van Gomarus, streng calvinist, syn. contraremonstrant] en Pachtersoproer [volksopstand in 1748 tegen de pachters (3.) der belastingen] krijgen het label ‘historisch’, terwijl het label ‘geschiedenis’ toegepast wordt op aflaatgeld [geld dat de aflaathandel opbracht], contraremonstrant [ben. voor een tegenstander van de remonstranten, syn. gomarist] en Fronde [oppositie van de hoge adel en het Parlement in Frankrijk gedurende de minderjarigheid van Lodewijk XIV (1643-1660) tegen het beleid van Mazarin]. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 526]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.3 Taxonomische relaties tussen labelsLabels staan niet op zichzelf, maar vormen met andere labels een taxonomie. In woordenboeken zijn zulke taxonomieën vaak onvolledig. Van Dale GWNT 12 gebruikt bijvoorbeeld de labels ‘Middelnederlands’ en ‘Oostmiddelnederlands’ Afgezien van de vraag of ‘Oostmiddelnederlands’ geen hyponiem label is van ‘Middelnederlands’, komt toch de vraag op waarom geen ‘Westmiddelnederlands’ of ‘Noord-’ en ‘Zuidmiddelnederlands’ worden onderscheiden. Ook is het geen teken van systematiek dat de labels ‘Nieuwnederlands’ en ‘Oudnederlands’ niet geografisch gedifferentieerd worden (dus geen labels als ‘Noordnieuwnederlands’ of ‘Westoudnederlands’) en het label ‘Middelnederlands’ wél. Chronologische en geografische differentiaties blijken in Van Dale GWNT 12 door elkaar te lopen. Waarom treffen we naast labels als ‘Indië/Indisch’, ‘Italiaans’ en ‘Latijn’ wel chronologische labels (‘Oudindisch’, ‘Ouditaliaans’ en ‘Oudlatijn’) en geen geografische labels aan? Waarom worden naast de labels ‘Chinees’ en ‘Maleis’ zowel chronologische (‘Oudchinees’, ‘Oudmaleis’) als geografische labels (‘Zuidchinees’ en ‘Oostmaleis’) onderscheiden? Nu kan men natuurlijk opwerpen dat bepaalde onderscheidingen geen zin hebben, bijvoorbeeld omdat er geen woorden zijn die een label dat voortvloeit uit een bepaalde taxonomische indeling zouden verdienen. Toch zijn er voorbeelden van onvolledige en overvolledige taxonomieën die naar onze mening de structuur van een labelsysteem ondermijnen In Van Dale GWNT 12 treffen we binnen de etymologie-dimensie onvolledige taxonomieën aan voor Duits en Engels. Vergelijk hiertoe de volgende voorbeelden in (5), waarbij de ontbrekende labels tussen rechte haken staan.
Men kan zich nu afvragen waarom voor het Duits geen algemeen label wordt gebruikt en voor het Engels wel. De Duitse taxonomie is gebaseerd op een geografische differentiatie, waarbinnen vervolgens een onvolledige chronologische differentiatie wordt aangebracht. De Engelse taxonomie vertoont daarentegen zowel chronologische, geografische als sociale differentiaties, waarbij de laatste twee bovendien onvolledig zijn. Vergelijkbare onvolledige taxonomieën komen voor in de Verschueren. Vergelijk de voorbeelden in (6), waarbij de ontbrekende labels tussen rechte haken staan. Men kan nu moeilijk beweren dat er geen taaldata voor deze labels zijn, want we hebben juist in (5) gezien dat Van Dale GWNT 12 wel over data beschikt die deze labels rechtvaardigen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 527]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorbeelden van overvolledige taxonomieën vinden we bij de vaktaallabels. In Van Dale GWNT 10 en 11 worden op z'n minst 30 labels op het gebied van ambachten onderscheiden, zoals ‘bij glazenmakers’, ‘bij hoedenmakers’, ‘bij klompenmakers’, ‘bij kuipers’, ‘bij leidekkers’, ‘bij loodgieters’, ‘bij mandenmakers’, ‘bij molenaars’, ‘bij schoenmakers’ en ‘bij stoelenmatters’. Andere domeinen worden niet of nauwelijks in subvaktalen onderverdeeld, zoals biologie, botanica, chemie, energie & mijnbouwkunde, film & fotografie, filosofie & occultisme, heraldiek & genealogie, land- & tuinbouw, lucht- & ruimtevaart, meetkunde, psychologie en zoölogie. In Van Dale GWNT 12 is drastisch gesnoeid in het aantal labels op het gebied van ambachten, het woordenboek heeft nu zelfs een apart label ‘ambachtelijk’. Aan de andere kant bevat het woordenboek nog steeds een overdaad aan labels (circa 25) op het gebied van ambachten, bijvoorbeeld ‘goudsmederij’, ‘hoefsmederij’, ‘bij horlogemakers’, ‘kleermakersterm’, ‘kuiperij’, ‘bij meubelmakers’, ‘bij speldenmakers’, ‘bij vuurwerkmakers’, ‘bij zadelmakers’ en ‘zilversmederij’. Ook het aantal labels op het gebied van kunst (ongeveer 10) en voeding & drank (eveneens circa 10) is in Van Dale GWNT 10-12 aan de royale kant. In Van Dale bestaat dus een bepaalde onevenwichtigheid in de onderverdeling van vaktalen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.4 Polyseme labelsLaten we nu de etymologische labels in de Verschueren eens onder de loep nemen. Het probleem is dat we niet steeds kunnen vaststellen welke labels etymologisch zijn en welke niet. De onderstaande voorbeelden kunnen dit verduidelijken.
De labels in (7) verwijzen ondubbelzinnig naar een taal, de voorbeelden in (8) doen dit even ondubbelzinnig niet. De laatste worden waarschijnlijk gebruikt voor encyclopedische, niet-etymologische informatie. In (9) staan labels vermeld die zowel voor etymologische als voor encyclopedische doeleinden gebruikt worden en die daardoor voor meer dan één uitleg vatbaar zijn. Deze labels leggen maar liefst een viervoudige polysemie aan de dag: ze verwijzen naar een land, een taal, een inwoner van dat land, en een spreker van die taal. De voorbeelden in (10) worden gebruikt voor encyclopedische informatie, maar mogelijk ook om de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 528]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
etymologie van woorden te markeren. Algemeen geformuleerd: etymologische en encyclopedische labels gaan in de Verschueren in elkaar over, wat in de voorbeelden onder (9) en (10) tot onduidelijkheid leidt. Andere voorbeelden van polyseme labels komen we tegen in Van Dale GWNT 12. Dit woordenboek gebruikt labels waarvan de afkorting anders opgelost moet worden dan in de afkortingenlijst staat. Zo is het onwaarschijnlijk dat ‘arch.’ opgelost moet worden als ‘archaïsme/archaïsch’ in Delfts [de stijlrichting van de afdeling bouwkunde van de Technische Hogeschool ald. (...)], folie [bouwwerk zonder nuttige functie, met als enig doel de toeschouwer te plezieren] en postmodernisme [ben. van de trend in de architectuur van de jaren '80 (...)]. In deze gevallen ligt de interpretatie ‘architectuur’ meer voor de hand. Enkele labels in Van Dale GWNT 12 worden op zulke uiteenlopende woorden toegepast dat men zich kan afvragen wat de informatieve waarde van deze labels is. Dit geldt ondermeer voor het label ‘vaktaal’ dat op heterogene woorden als bruingoed [radio's, televisietoestellen e.d. als handelswaar, tgov. witgoed (2)], heroien [heroïne], korrel [druif], mecano [mecanicien], en transmittor [machinedeel dat voor de transmissie (3) zorgt] wordt toegepast. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 Connotatieve labels en synoniemenveldenZoals we in paragraaf (2) stelden, zijn connotatieve labels vooral van belang om verschillen tussen referentieel synonieme woorden te markeren. In deze paragraaf onderzoeken we hoe labels toegepast worden op enkele synoniemenvelden, zoals woorden voor het concept ‘onbeduidend gepraat’ en een aantal termen voor het geslachtsleven en de geslachtsorganen. Tussen de termen in deze synoniemenvelden bestaan complexe stilistische differentiaties en we willen nagaan hoe deze differentiaties in Van Dale GWNT 12 en Verschueren met labels geëxpliciteerd worden. Tussen rechte haken vermelden we de synoniemen die we in de definitie of in de opsomming van synoniemen bij een bepaalde term hebben aangetroffen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 529]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Naar aanleiding van de bovenstaande schema's willen we op vijf aspecten de aandacht vestigen. Ten eerste worden bij geen enkel woord alle synoniemen genoemd, zodat de synoniemenreeksen per woord onvolledig zijn en de woordenboekgebruiker geen volledig beeld krijgt van de verschillende synoniemen van een term (Herberg 1992). Ten tweede wordt in de opsomming van synoniemen van een bepaald woord vaak verwezen naar termen die een heel ander, of geen label krijgen, zodat de betrokken woorden strikt genomen geen synoniemen van elkaar zijn. Ten derde is het aantal toegepaste distincties aan de beperkte kant. Van Dale GWNT 12 maakt een onderscheid tussen niet-gelabelde, neutrale woorden en informele termen, terwijl Verschueren differentieert tussen neutrale en gemeenzame woorden. Ook voor de sexwoorden geldt dat bepaalde stilistische verschillen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 530]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet in een label uitgedrukt worden. Zijn woorden als cohabiteren, coïre, coïteren, copuleren en penis niet formeel? Neutraal zijn ze naar onze mening in ieder geval niet. In het algemeen blijken woordenboeken niet een volledig stilistisch spectrum te bestrijken, maar slechts de polen van zo'n spectrum van een label te voorzien. Tussenliggende stadia op een stilistisch continuüm moeten het zonder label stellen (Hausmann, 1989: 650). Ten vierde blijken de opinies van lexicografen over connotatieve verschillen tussen woorden vrij sterk te verschillen. In Verschueren worden meer woorden van een label voorzien dan in Van Dale GWNT 12. Ook de aard van de toegekende labels kan tamelijk uiteenlopen. Met name op het gebied van de sexwoorden legt Verschueren een grotere preutsheid aan de dag, kent vaker een ‘zwaar’ label als ‘platte taal’ toe dan Van Dale GWNT 12, dat meestal het minder expliciete label ‘informeel’ gebruikt. Voor een deel kunnen deze verschillen misschien toegeschreven worden aan culturele verschillen tussen België en Nederland: wellicht worden sommige sexwoorden in België stilistisch lager getaxeerd dan in Nederland, wat voor een Belgische lexicograaf aanleiding kan zijn om deze woorden een ander label te geven dan zijn Nederlandse collega. Aan de andere kant zijn juist stilistische verschillen tussen woorden vaag en een kwestie van subjectieve appreciatie, wat ook in woordenboeken weerspiegeld wordt. Ten vijfde is de toepassing van de labels soms onsystematisch. Is het niet inconsequent om, zoals Van Dale GWNT 12, kut vulgair te noemen en pik informeel, of om, zoals Verschueren, kut als platte taal te kwalificeren en pik als gemeenzaam te beschouwen? Ongetwijfeld zijn deze aspecten het gevolg van de alfabetische werkwijze van de lexicograaf. Een systematische methode waarbij synoniemenvelden in hun geheel bestudeerd en beschreven worden, lijkt ons de beste garantie om inconsistenties te vermijden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6 Conclusie: criteria voor een ideaal labelsysteemOp basis van het bovenstaande kunnen we 6 criteria formuleren waaraan het labelsysteem van woordenboeken moet voldoen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 531]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De eerste twee criteria staan tot op zekere hoogte in oppositie tot de laatste drie omdat een labelsysteem aan de ene kant zo volledig mogelijk (alle dimensies moet bestrijken met subtiele distincties) en aan de andere kant zo systematisch en precies mogelijk moet zijn (goed afgebakende, eenduidige labels op hetzelfde taxonomische niveau). Uit de hierboven gepresenteerde feiten blijkt dat de Nederlandse lexicografie eerder naar volledigheid dan naar systematiek en precisie streeft. Ook tussen de structuur en inrichting van een labelsysteem (de eerste vijf criteria) en de toepassing ervan (zesde criterium) bestaat een relatie. Alleen een goed gestructureerd systeem kan consequent en systematisch toegepast worden. Als een systeem zelf de nodige inconsistenties bevat, hoeft men zich over de toepassing weinig illusies te maken.
De auteur is verbonden aan de Katholieke Vlaamse Hogeschool te Antwerpen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 532]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|