De Nieuwe Taalgids. Jaargang 87
(1994)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 499]
| |
Heroides-imitaties van Govert Bidloo: De Brieven der gemartelde apostelen uit 1675Ga naar voetnoot1Olga van MarionVan de twaalf apostelen uit het Nieuwe Testament is misschien alleen Johannes niet doodgemarteld - enkele overleveringen willen dat hij een goede oude dag heeft gehad. Over de kruisigingen, verbrandingen en stenigingen van Petrus, Thomas, Philippus en de anderen zijn eeuwenlang gedetailleerde verslagen overgeleverd. Er staan echter ook brieven op naam van de apostelen, waarin zij vlak voor hun marteldood de lezers aansporen te volharden in het christelijke geloof. Deze Brieven der gemartelde apostelenGa naar voetnoot2 uit 1675 markeren het begin van de literaire carrière van de Amsterdammer Govert Bidloo (1649-1713), die later naam zou maken als toneeldichter, hoogleraar ontleed- en geneeskunde te Leiden en lijfarts van Willem III. Ze verschenen in Amsterdam bij Hieronymus Sweerts en ze zijn gedicht in gepaard rijmende alexandrijnen. Aan de twaalf brieven van de apostelenGa naar voetnoot3 is er een uit naam van Paulus toegevoegd.Ga naar voetnoot4 De opmaak is als volgt: boven elke brief staat de martelscène afgebeeld in een kopergravure van Romeyn de Hooghe.Ga naar voetnoot5 Na de titel, bijvoorbeeld Philippus aen Atinas, die hy van het Heydensche, tot het Christelijke geloov, tracht te brengen, volgt een bijschrift bij de prent, bijvoorbeeld Bartholomaeus in Armenien, onder de Regering van den Koning Astyages, op een Rad gepijnigt, levendig gevilt, en ten laetsten het hooft afgehouwen. De brieven zijn gericht aan vrienden, onder wie enkele bisschoppen, van wie de meesten eveneens werden vervolgd. Het briefkarakter wordt bevestigd door uitdrukkingen als ‘mijn veder op 't papier’ en ‘mijn schrijven’. Inleidingen zijn heel kort of ontbreken; de apostelen komen namelijk snel ter zake: Godvruchte Juliaen, die vaek mijn tranen saegt,
Voor wien ik mijne krop, somtijdts heb uytgeklaegt;
Na dat gy Christus voor uw God had aengenomen,
Hoord nu mijn lachen ook, dat in de wal van Romen
Niet smoren sal; [...] (Petrus aen Julianus, v. 1-5a)
| |
[pagina 500]
| |
Petrus' brief aan een zekere Julianus geeft een goede indruk van de bundel. De apostel vertelt over de opdracht die hij van Christus kreeg om de joden te gaan leren en over de wonderen die hij heeft gedaan waarmee hij velen heeft kunnen overtuigen. Julianus, een pas bekeerde jood, spoort hij aan zijn nieuwe geloof niet op te geven: Nu revelt gy niet meer van Talmud, noch Rabijnen,
Van in het pronk-kleed in den Tempel te verschijnen,
Gy haekt niet na de tijd van 't Lover-hutte feest,
Uw tanden schuwen niet 't verbode onreyne beest.
Een nieuwer wet heeft u het oog van 't hert ontsloten,
Van reyn, en onreyn recht de kennis ingegoten. (Ibidem, v. 75-80)
De joodse godsdienst is volgens Petrus niet de ware. Hij maakt de joden dan ook veel verwijten, vooral de priesters en de Sadduceeën. Om Julianus op te beuren (‘Gy kunt noch uyt mijn leet, nut, hoop en blijdschap halen’, v. 204) verhaalt Petrus hoe hij uit de gevangenis is ontsnapt. Van Christus kreeg hij geestelijke bijstand: Maer 'k heb sijn kracht noch noyt, so wel, als nu gekent.
Hy droogt mijn tranen af, hy geeft my moet, [...] (Ibidem, v. 257-58)
Zijn marteldood ziet Petrus onbevreesd tegemoet: Thans voel ik, dat de dood een ingang is ten leven:
Want 't leven dat ik leef, wil sich aen 't sterven geven,
Om vry van smert, en dood, te leven voor altijt,
Ik weet, mijn leerling, dat gy in mijn lijden lijt,
Dat yder nagel, die door mijne leen sal dringen,
Op uw gevoelig hert, weerom te rug sal springen.
Maer troost u in mijn doot, en matig uwe Rouw.
Wat rucken sy doch neer? 't bou-vallige gebouw
Mijns lichaems, door den tijd alreeds ter aerd gebogen (Ibidem, v. 271-279)
Hij eindigt zijn brief met de aansporing: 'k Beveel u, en de Kerk, den eeuwige Al-behoeder;
Schrijv' aen Capernaum, dat Romen op dese dag
My sterven siet aen 't kruys, en Paulus door een slag. (Ibidem, v. 300-302)
Bij dit epistolaire debuut is het niet gebleven. Bidloo oogstte in zijn latere leven kassuccessen met zijn bewerkingen van Vondels Faëton en Salmoneus.Ga naar voetnoot6 Op zijn naam staan vijf treurspelen, acht zinne-, blij- en voorspelen, en een dikke bundel Nederlandse en Neolatijnse gelegenheidspoëzie en mengelzangen; hij kreeg internationale bekendheid met een van zijn medische boeken, het grote ontleedkundige werk waaraan hij reeds voor zijn promotie in de anatomie te Franeker was begonnen: Anatomia humani corporis (1685). Toch hebben de apostelbrieven | |
[pagina 501]
| |
zoveel indruk gemaakt, dat het posthuum uitgegeven verzameld werk uit 1719Ga naar voetnoot7 wordt aangeprezen met een verwijzing naar dit jeugdwerk: Wy hebben de voorgenoemde [het verzameld werk] doen drukken in quarto formaat, om de liefhebbers, wier boekerijen reeds onzes Dichters Gemartelde Apostelen bevatten, te nodigen tot de lezing van de and're werken, welke wy het zelve lot wenschen van de voorgaande, zoo wel gewilt, als uitgevoert, zijnde reeds tweemaal herdrukt. (Mengel poëzy, fol.**1v.-**2r.) Blijkens de verscheidene herdrukken oogstten de Brieven der gemartelde apostelen lange tijd succes. Onveranderd bleef de opdracht aan Joan Six, oud-schepen van Amsterdam. In de tweede druk uit 1698Ga naar voetnoot8 wijzigde Bidloo de spelling op grond van zijn nieuwe inzichten op dit gebied. Een aantal liminaria is weggelaten. Aan de derde druk uit 1712,Ga naar voetnoot9 die een jaar voor Bidloos dood het licht zag, voegde hij twee brieven van de evangelisten Markus en Lukas toe. De andere twee evangelisten, Mattheus en Johannes, waren als apostelen reeds in de eerste druk opgenomen. Bovendien voorzag Bidloo de derde druk van een commentaar met aantekeningen en bronvermeldingen. Voor de levensgeschiedenissen van de apostelen haalt hij plaatsen aan uit het Nieuwe Testament, vooral uit Handelingen, uit het werk van Joh. Gysius, Abraham Mellinus, Flavius Josephus en Egesippus.Ga naar voetnoot10 Andere bronnen zijn bijvoorbeeld Vondels Horatius-vertaling, Ovidius' Metamorphosen en Heinsius' Lof-sanck van Bacchus. Aan een vertaling van Vossius' De theologia gentili ontleent Bidloo gegevens over gewoonten van niet-christenen. Verder informeert Bidloo de lezer onder andere over de adressaten, over de opvolging van de verraderlijke apostel Judas en over Cyprus, namelijk dat het een eiland is in de Middellandse Zee. De vijfde druk uit 1748 is wederom een verbeterde uitgave ‘volgens des schryvers schriften’.Ga naar voetnoot11
De apostelbrieven roepen vele vragen op. Allereerst, bij welke literaire tradities sluiten de gedichten aan? En vervolgens, waaruit bestaat Bidloos variatio daarop? Met de laatste vraag hangt samen welk rhetorisch doel in de apostelbrieven | |
[pagina 502]
| |
aanwezig is. We zullen zien dat Bidloo ontleend heeft aan een klassiek voorbeeld, namelijk Ovidius, en daarnaast aan een eigentijds voorbeeld, namelijk Vondel. Interessant is dat Vondels teksten in een rooms-katholieke traditie staan, terwijl Bidloo een spruit was van doperse ouders, en lid van een doopsgezinde gemeente. Op dit punt wordt dan ook gezocht naar Bidloos eigen inbreng. Is Bidloo geïnspireerd door doopsgezinde martelaarsliteratuur, waarin de apostelen een belangrijke rol spelen? Zijn er doperse geloofsthema's te herkennen? Met andere woorden: waaruit bestaat Bidloos eigen geluid? | |
1 Bidloo en OvidiusMet zijn gefingeerde brieven uit naam van algemeen bekende personen sloot Bidloo aan bij de bestaande traditie van Heroides-imitaties. De apostelbrieven vertonen namelijk duidelijke overeenkomsten met de Heroides of Epistulae heroidum van Publius Ovidius Naso. Deze eenentwintig Latijnse elegieën hebben eveneens de vorm van gefingeerde brieven. Vijftien bekende mythologische ‘heldinnen’ als Penelope, Dido en Ariadne verwijten hun minnaar of (ex)echtgenoot dat hij haar heeft verlaten, voor bezigheden buitenshuis of uit ontrouw. Door zijn onbereikbaarheid bevinden zij zich in grote moeilijkheden en verwaarlozen ze zichzelf. Het slot van de teksten bevat meestal een waarschuwing aan de minnaar dat de schrijfster verwacht binnen korte tijd te sterven.Ga naar voetnoot12 Ovidius' Heroides waren geliefd in Bidloos tijd. Zo verschenen er in het derde kwart van de zeventiende eeuw Nederlandse vertalingen van Jeremias de Decker (1656), Jonas Cabeljau (1657), Jacob Westerbaen (1657) en Lodowyck Broomans (1659). Later volgden Abraham Valentyns populaire Princesse-brieven en Vondels Heldinnebrieven, respectievelijk in 1678 (twee herdrukken) en 1715. Naast vertalingen hebben Ovidius' Heroides talloze navolgingen gekend. Dit literaire genre van Heroides-imitaties, vanaf het einde van de middeleeuwen in verschillende Westeuropese landen populair, is beschreven in het overzichtswerk van H. Dörrie.Ga naar voetnoot13 In de Nederlanden bloeiden deze heroides of zogeheten heldinnenbrievenGa naar voetnoot14 vanaf de tweede helft van de zestiende tot en met het begin van de negentiende eeuw. De meer dan tweehonderd Nederlandstalige en Neolatijnse brieven ontlenen hun onderwerpen aan de mythologie (Helena en Menelaus, personages uit de Metamorphosen), aan de binnen- en buitenlandse politieke geschiedenis (Catharina van Aragon, Jacoba van Beieren, de familie Van Oranje, Magdalena Moons), en, later, aan de bijbel en de kerkgeschiedenis. De kans dat Bidloo de elegieën van Ovidius daadwerkelijk bij de hand heeft gehad is groot, aangezien zijn opleiding en daarmee zijn latinitas uitstekend waren. | |
[pagina 503]
| |
Voor de literaire afhankelijkheid zijn vele aanwijzingen te vinden. Zo wordt er in de liminaria van de eerste uitgave van de apostelbrieven herhaaldelijk gewezen op de klassieke inspiratiebron: Kon Nasoos geest de prijs der Roomsche dicht-kunst winnen
Wanneer hy brieven schreef voor Griekze Koninginnen,
En leende sijne pen Heldinnen vol van moet:
Wat eer sal 't hebben dat in 't duyts nu BIDLOO doet,
Door brieven kostelijk en konstelijk geschreven? (Brieven, 1685, fol.**lv. Liminare van J. Pluymer)
Er wordt door de liminare-dichters tevens een rangorde aangebracht: zij waarderen het morele en religieuze gehalte van Bidloos brieven boven die van Ovidius: Dit licht verdooft uw licht gy kunt met Griekse vrouwen
By Martelaren noch by heyl'ge mannen houwen. [...]
[...]. hier swieren
Geen hoeren lonken noch onkuysche minne vieren. (Ibidem, fol.**lv.)
De *Roomsche Balling [*Ovidius] met zyn Minnebrieven zwicht,
Hoe kittelend, hoe zoet, en weelig in zyn' dicht,
En krimpt zo ver voor u, als 't Oosten legt van 't Westen,
Terwyl hy de ondeugd zoekt, en gy de deugd te vesten. (Mengel poëzy, 1719, fol.***lv. Liminare van N. van Poelgeest)
Een belangrijke overeenkomst met de Epistulae heroidum is het betogende karakter van de apostelbrieven. Het genre der heldinnenbrieven is namelijk uitstekend geschikt als persuasieve communicatie, aangezien de klassieke Heroides verwantschap vertonen met redevoeringen ofwel declamationes in het genus deliberativum.Ga naar voetnoot15 Zoals in deze zogeheten suasoriae zijn de argumenten van de schrijfsters en schrijvers erop gericht de ‘tegenstander’ te overtuigen. Erasmus beschouwde Ovidius' brieven als declamatiunculae,Ga naar voetnoot16 en een commentator bij de brief van Penelope in een Ovidius-uitgave uit 1601 rekent hem tot de suasoriae.Ga naar voetnoot17 Welnu, het rhetorische doel van Bidloos heroides is het overbrengen van de geloofsovertuiging van de eerste christenen op de adressaten. En aangezien sommigen van hen dreigen af te dwalen van het juiste geloof, proberen de apostelen ook te bekeren. Matthias vermaant een lid van de Essenen, een orde van mannen die zich aan een ascetisch leven wijdden: Wel Ornan, kunt gy nu van't eeuwig leven vlien?
Kan sich uw wacker oog aen't uyterlijk vergapen?
| |
[pagina 504]
| |
Kunt gy, om dat de Esseen geen vrouwen oi[t] beslapen?
Geen vleesch genieten, en sich wachten van den Wijn,
Dan wanen, dat sy meer dan wy geheylicht zijn?
Neen Ornan, 't is dat niet, die Sinne-pop mach sinnen
Der suffers, uwe niet (die weten meer) verwinnen. (Matthias aen Ornan, v. 24-30)
Een vast element in het betoog van de heroide is het vertellen van de eigen levensgeschiedenis. De Ovidiaanse heldinnen bewijzen zo hun hoge afkomst, of roepen medelijden op. Bidloos apostelen tonen ermee aan dat het volgen van Christus de juiste weg is, die de lezers eveneens dienen te bewandelen: [...] maer 'k agt noodig dat gy weet
Mijn leven na mijn dood. de stad die om sijn droogte
De naem van Tarsus draegt [...]
Gaf my het Burger-recht door mijn geboorte in Romen.
Ierusalem, dat op Gods-tempel stoft, heeft my
Gekoestert [...] (Paulus aen Onesimus, v. 6b-8a en 12-14a)
Niet om de biografieën, maar om de karakterschilderingen van de afzonderlijke briefauteurs - de stijlfiguur persoonsverbeelding - draait het in heroides. Zoals in prosopopoeiaeGa naar voetnoot18 ligt de nadruk in Ovidius' brieven op het inbeelden en weergeven van de karakters van de personages;Ga naar voetnoot19 daarmee bevatten ze ook kenmerken van de dramatische monoloog.Ga naar voetnoot20 Een andere commentator in de bovengenoemde Ovidius-uitgave noemt de stof van de brieven ‘ethisch, dat wil zeggen dat het om het gedrag van mensen gaat, want het karakter van verschillende mannen en vrouwen wordt in de brieven uitgebeeld.’Ga naar voetnoot21 Bidloo gebruikt voor de persoonsverbeeldingen gegevens uit het Nieuwe Testament. Twee voorbeelden hiervan zijn Johannes en Petrus. Johannes is in zijn brief herkenbaar als de auteur van de Apocalyps. Hij spreekt de zeven gemeenten uit Openbaringen 2 en 3 toe: ‘Hoor Philadelphia’, ‘Troost Pergamo’ (v. 60, 63, 83 e.v.). Bovendien is zijn taalgebruik doorspekt met motieven uit Openbaringen, bijvoorbeeld hoofdstuk 5: ‘het sevenhoornig Lam, dat 't zegel-boek bewaekte’ (v. 70). Volgens de auteurs van de Evangeliën heeft Simon Petrus Jezus verloochend in de hof van de hogepriester (Mk 14:66-72 e.a.). Bij Bidloo beschrijft Petrus hoe hij zich voornam zijn geloof nooit meer te ontkennnen en ten allen tijden van Jezus' naam te getuigen: [...]. geen haen sal met gekraey
My meer verwijten, dat ik met de winden waey
| |
[pagina 505]
| |
Van voorspoet, en geluk. 't is waer ik dorst de Priester
Niet onder de oogen sien: maer 't manlijk hert, nu driester,
Sal [...] God Christus naem in't wrevlig aensicht blasen. (Petrus aen Julianus, v. 21b-25a en 28b)
Aan heroides gaan traditioneel geen expositio of praescriptio vooraf, omdat bij een vertrouwelijke brief geen uitgebreide aanhef past. Sommige Ovidiaanse brieven bevatten een korte aanhef waarin de gefingeerde auteur haar gebrekkige taalgebruik verontschuldigt, groet, of smeekt of de geliefde de tekst wil lezen, maar vaker begint zij direct met een klacht of een beschuldiging.Ga naar voetnoot22 Ook Bidloo begint nogal direct: Moest ick dan voor mijn dood, de droeve val noch hooren
Van Ornan? is't al waer! (Matthias aen Ornan, v. 1-2a)
Men dwingt het lichaem wel, maer niet de ziel, die luystert
Niet na het rinkelen van't boey-tuijg (Bartholomaeus aen Simon Cleophas, v. 1-2a)
Soms nodigt de apostel uit tot lezen of begint hij met een korte groet. Myn broeder, so gy leest, so lees mijn laetste lett'ren (Antwoord van Judas Thaddeus, aen Simon Zelotes, v. 1) De laatste duidelijke overeenkomst tussen Ovidius en Bidloo vormt het zelfontworpen grafschrift aan het eind van een brief. Omdat de (ex)geliefde de schuld draagt aan de dood van de Ovidiaanse heldin, heeft zij al een tekst in een steen gebeiteld waarin zijn ‘misdaad’ wordt vermeld. De zerk komt ook bij Bidloo voor, maar dan in de vorm van een grafschrift waarin Judas Thaddeus de liefde voor zijn broer memoreert: Maer kent sich ymant my een laetste lijk-dienst schuldig,
Die schrijve op houwt, of steen, Thaddeus die hier rust,
Had, doen sijn broeder sturv', in't leven geen meer lust. (Antwoord van Judas Thaddeus, aen Simon Zelotes, v. 66-68)
Het grote verschil met de klassieke bron is natuurlijk de religieuze inhoud van de apostelbrieven. De marteldood heeft bij Bidloo de plaats ingenomen van de dooduit-liefdesverdriet en de zelfmoord bij Ovidius. Suïcide is bij profane heldinnenbrieven het sterke, pathetische argument aan het eind: de heldin dreigt ermee of sterft als de geliefde niet onmiddellijk verschijnt, omdat ze zonder hem niet langer in staat is te leven. Daarentegen gaan Bidloos apostelen zonder angst en zelfs | |
[pagina 506]
| |
opgelucht hun dood tegemoet. Ze hebben dan ook om het geloof veel doorstaan. [...]. ik werd getrapt, veracht,
geschopt, genepen, blaeuw geslagen, en belacht,
Bespogen, en gesleurt, ik scheen een aes voor dieren,
Die dol van honger, om 't ziel-togend lichaem gieren. (Matthaeus aen Hermagoras, v. 51-54)
Toch klagen zij niet, zoals de vrouwen in Ovidius' elegieën. Blijft in profane heroides het klachtelement meestal wel bewaard,Ga naar voetnoot23 in de brieven van Bidloo overheerst een andere toon. De apostelen beschouwen hun marteldood als een eer en ze weten dat ze zelfs een beter leven zullen ontvangen. De meeste adressaten staat ook de marteldood te wachten. Daarom schrijven de apostelen een adhortatio ad martyrium; zij sporen hen op deze manier aan zich ook voor het geloof op te offeren. [...], ik verwacht van Gods gevreesde handen
De Palm, en Starre-kroon die als robijn sal branden. (Andreas aen Ignatius, v. 25-26)
Te sterven aen een kruys; verr' boven de aerd verheven,
Sal yder wijsen, dat ik boven de aerd sal leven. (Andreas aen Ignatius, v. 93-94)
[...] God doe my dus stranden
So sal mijn blye ziel in 't vaste star-land landen
Daer de onbegrijpb're macht verr' boven lucht, en licht
Een vreugde-woning by sijn aenschijn heeft gestigt, (Jacobus de soon van Alphaeus, aen Parmenas, v. 121b-124)
Samengevat kan men het volgende stellen. Govert Bidloo was volop in de gelegenheid de in zijn tijd populaire Ovidiaanse brieven als voorbeeld voor zijn apostelbrieven te gebruiken. Volgens de liminaria overtrof Bidloo Ovidius door de christelijke inhoud van zijn teksten. Het duidelijke briefkarakter, het op overtuigen gerichte betoog, de lardering van de levensgeschiedenissen, de nadruk op de karakterschilderingen, de directe aanhef en het voorkomen van een grafschrift zijn belangrijke punten van overeenkomst. Bidloos brieven wijken af door hun religieuze inhoud, door de blijmoedigheid waarmee de briefauteurs hun lijden tegemoet treden en door de acceptatie van de marteldood. Deze verschillen zijn terug te voeren op de verschillende rhetorische doelen: Ovidius' briefauteurs overtuigen hun geliefden ervan tot hen terug te keren, Bidloos schrijvers sporen hun lezers aan voor het juiste geloof te kiezen en bereid te zijn de marteldood te sterven. | |
[pagina 507]
| |
2 Bidloo en VondelVoor zijn gekerstende Ovidius-imitaties kon Bidloo een voorbeeld nemen aan de traditie van heroides sacrae. Deze stichtelijke brieven van vrome vrouwen en mannen, waarin de amor terrenus is vervangen door de amor Dei of amor caelestis, zijn gedicht uit onvrede met de liefdeslevens in de klassieke Heroides. Deze werden beschouwd als exempla, en lezers die er een voorbeeld aan namen konden zich daardoor in het verderf storten. Reeds Dirc Potter kenmerkte enkele liefdesrelaties in Ovidius' bundel als ‘ongheoerlofde minne’.Ga naar voetnoot24 Erasmus vond de teksten weliswaar ‘voortreffelijk’ demonstratiemateriaal voor de didaktiek van het corresponderen, maar hij achtte een aantal ervan te onzedelijk. Zijn voorkeur ging daarom uit naar de ‘kuisere voorbeelden’.Ga naar voetnoot25 In heroides sacrae worden heilzamer voorbeelden van vrouwen en mannen gebruikt uit de bijbel en de kerkgeschiedenis. Voor de Noordelijke Nederlanden gaf Caspar Barlaeus een belangrijke impuls met zijn brievenpaar Epistola Ammonis ad Thamaram sororem en Responsio Thamarae (1628), over de oudtestamentische Tamar, zuster van Absalom, en haar halfbroer Amnon (II Sam. 13). In de Zuidelijke Nederlanden ontstond de heroides sacrae-traditie eerder, en ze vond haar hoogtepunt omstreeks het eeuwfeest der jezuïeten: in Antwerpen werden de Heroum epistolae van Jacobus Bidermanus SJ (1634) en de Epistolarum heroum et heroidum van Balduinus Cabiliavus SJ (1636) uitgegeven, in Doornik de Sacrarum Heroidum Epistolae van Joannes Vincartius SJ (1640).Ga naar voetnoot26 De laatste brieven vormden een inspiratiebron in het Noorden voor Vondels Brieven der heilige maeghden, martelaressen (1642).Ga naar voetnoot27 Op zijn beurt heeft Govert Bidloo de heroides sacrae van Vondel geïmiteerd. Voor deze literaire afhankelijkheid en voor de leermeester-leerling verhouding tussen de beide dichters zijn de volgende aanwijzingen te vinden. In het ‘Aan de dichtlievenden lezer’ van Bidloos Mengel poëzy leest men: [Bidloo] hebbende tot onderwijzer, den Grooten Vader der Nederduitze Dichtkunst, J.V. VONDEL gehad; wien hij gewoon was zijne ter neder gestelde, en uitgevoerde Gedichten te vertoonen, en des voornoemdens aanmerkingen, en snel oordeel, op de zelve niet alleen te hooren, maar als onwrikbaare lessen te volgen. (Mengel poëzy, fol.**1r.) Ook later, enkele jaren na de apostelbrieven, schreef Bidloo Vondelbewerkingen: na diens dood in 1679 dichtte hij Joost van Vondels Lyckstacy, dat diende als voorspel bij de vertoning van de Joseph-treurspelen, en de toevoegingen bij Faëton en Salmoneus. Bidloo kende zijn Vondel, dus we kunnen gerust aannemen dat hij | |
[pagina 508]
| |
ook vertrouwd was met de Brieven der heilige maeghden, martelaressen. In hoeverre liet hij zich nu door deze rooms-katholieke heroides sacrae inspireren? We zullen zien dat Vondel Bidloo heeft beïnvloed op die punten waar hij afwijkt van de klassieke Heroides. In de eerste plaats nam Bidloo van Vondel de amor Dei over, die de amor errenus in Ovidius' Heroides vervangt. Hieruit vloeit voort dat de apostelen in navolging van de martelaressen geen liefdesklachten uiten tegen geliefden, maar uitsluitend over het geloof spreken tot familieleden en kennissen. Ten tweede ontleent hij aan Vondel de marteldood, die in de plaats komt van de dood-uit-liefdesverdriet en de zelfmoord bij Ovidius. Deze dood gaan de martelaressen (en Bidloos apostelen) zonder angst en zelfs opgelucht tegemoet: Zy brande 't lyf: men stroy mijn asschen in den windt;
Wat noot is't, als de ziel haer lichaem weder vint? (Apollonia aen Dionys, v. 229-30)
Ten derde staan de levensgeschiedenissen van de martelaressen model voor Bidloo. Evenals bij de apostelen wordt de standvastigheid van de martelaressen aan de lezer ten voorbeeld gesteld. De geleerde Catharina van Alexandrië vertelt trots:Ga naar voetnoot28 Tot dat hy voortquam met zijn redenaers, ontboôn
Als schragen, zyner losse en waggelende Goôn:
Waer tegens ick, getroost van Godt, in 't perck getreden,
En midden in den drang, hun beckeneel met reden
En wederrede sleet, en wreef zoo kleen, als gruis. (Katharine aen Porphier, v. 71-75)
Ten vierde neemt Bidloo het stichtelijke grafschrift over uit het slot van een van de martelaressenbrieven. Vondel had het Ovidiaanse grafschrift, waarmee de mythologische heldinnen wraak nemen, gewijzigd. Hij greep de gelegenheid aan de heilige Catharina op haar zerk te laten getuigen van haar geloof: Hier sluimert Katharyn, om vrolijck op te staen.
Zy kon om't hemelsch hof het aertsch palais versmaên. (Katharine aen Porphier, v. 221-22)
Ten slotte vormen de reien aan het einde van de brieven van Johannes en Paulus - een vreemd element in heroides - wellicht eveneens een aanwijzing voor de literaire afhankelijkheid van Vondel. De thematiek ervan komt namelijk gedeeltelijk overeen met die van de reien in Hierusalem verwoest en Peter en Pauwels. Op de brief van Johannes volgen er drie: een Rey van Ephesers, verwelkommende Joannes, waarin de christengezinde keizer Nerva wordt aangekondigd, een Rey van Roomsche burgers waarin de inwoners van Rome worden aanspoord de keizer te vereren, en een Rey van Ephesers waarin God wordt dank gezegd voor de dood van keizer Domitianus en waarin Johannes wordt ontvangen. | |
[pagina 509]
| |
Ephesen, trek uyt met sangen,
Bied Joannes wellekom, (Rey van Ephesers, verwelkommende Joannes, v. 1-2)
Op Quiriten klopt uw handen,
Zegen drymael 't Goden-dom, (Rey van Roomsche burgers, v. 1-2)
Dank sy God, hy is gesturven
Die in dwang behagen had; (Rey van Ephesers, v. 1-2)
De brief Paulus aen Onesimus wordt besloten met een Rey-sang der Roomsche Broeders, die Paulus hebben sien doden. Wy hooren de offer-hoornen brommen
En sien uyt de Ostiënzer Poort,
Geketend onder ijs're drommen
De Christen-kruys-held treden voort. (Rey-sang der Roomsche Broeders, die Paulus hebben sien doden, v. 1-4)
Maar er zijn ook duidelijke verschillen. Vondel heeft zijn brieven opgedragen ‘aen de Heilige Maeght’. De teksten staan in een door en door rooms-katholieke traditie. Zijn keuze voor het getal twaalf is volgens de Opdraght gebaseerd op de tekens van de ‘geestelijke dierenriem’, een reeks symbolen voor de schrijvende heiligen: Wy offren u een' martelstarregordel:
Geen' diereriem [...]
Maer riem, waer langs uw Kruiszon gaet haer gangk,
Door 't jaer, omgort met zoo een twalefteecken: (Opdraght aen de Heilige Maeght, v. 116-117a en 119-120)
Bidloo heeft hierop variatio toegepast: in plaats van twaalf vrouwelijke heiligen uit de overleveringen van de rooms-katholieke kerk gebruikte hij de twaalf voormannen uit de bijbelse traditie; ‘de Twaalf’ slaat in het bijbelse taalgebruik op de apostelen.Ga naar voetnoot29 De vrouwen zien Christus als hun bruidegom tegemoet als zij sterven: Kon uw misleit vernuft dit sterfwit recht beseffen,
Ghy zoudt geen lijckklaght, maer een bruiloftsliet, aanheffen (Eulalia aen Iulia, v. 11-12)
Dit aspect moest Bidloo natuurlijk wijzigen. De apostelen volgen Christus in de dood omdat hij dat zo heeft geleerd: En Christus twalef-tal geen leet te dragen weygert;
Om stipt te volgen op de lessen van haer Heer.
Geloov en lijden is het pit van Christus Leer, (Brieven, 1675, fol.*3r. Opdrachtgedicht aan Joan Six)
Het belangrijkste verschil is echter het persuasieve gehalte van de apostelbrieven. | |
[pagina 510]
| |
De martelaressen trekken niet fel van leer, ze zijn vergevingsgezind ten opzichte van adressaten die hun iets hebben misdaan, en ze bekeren niet zoals de apostelen.Ga naar voetnoot30 Het verslag dat de martelaressen doen van hun eigen leven, is bedoeld als voorbeeld voor de lezer. Zij zijn exempla constantiae, terwijl de apostelen vooral een adhortatio ad martyrium schrijven. De apostelen vermanen, bekeren en sporen aan eveneens de marteldood te sterven. Bidloos variatio bestaat derhalve uit het vervangen van de personages uit de rooms-katholieke overleveringen en het veranderen van het rhetorische doel. Kwam voor de katholieke strekking een algemeen-christelijke of doopsgezinde in de plaats? | |
3 De religieuze achtergrond van Bidloos apostelbrievenToen de eerste druk van de Brieven der gemartelde apostelen in 1675 verscheen, was Govert Bidloo chirurgijn te Amsterdam en had hij, zeven jaar voor zijn promotie in de anatomie, waarschijnlijk reeds plannen voor zijn grote Anatomia humani corporis. Van enig verband tussen Bidloos levendige belangstelling voor anatomie en die voor martelprocedures is niets te merken. Zijn keuze voor martelaren is veeleer te verklaren vanuit de doopsgezinde geloofsachtergrond. Zijn ouders behoorden beiden tot de doopsgezinde gemeente. Dr. P. Visser noemt Govert en zijn broer Lambert (1638-1724) ‘representanten van het type erudiete, welgestelde en cultuurminnende doopsgezinden’.Ga naar voetnoot31 Lambert Bidloo, een Amsterdamse apotheker en een zeer ontwikkeld man die de drie klassieke talen en Italiaans kende en op hoge leeftijd ging dichten, werd zelfs tot leraar in de gemeente de Zon benoemd.Ga naar voetnoot32 Voor de apostelbrieven van zijn broer Govert, die niet tot deze conservatieve gemeente behoorde, maar tot de meer verdraagzame, meer op het bleven van het geloof gerichte Lammisten, dichtte hij een lovend drempeldicht. De doperse kring waarin Goverts apostelbrieven zeer werden gewaardeerd,Ga naar voetnoot33 vormt tevens de achtergrond voor het ontstaan ervan: van meet af aan behoren martelaarsboeken tot de geliefde stichtelijke literatuur der doopsgezinden.Ga naar voetnoot34 Aanvankelijk getuigde men van mennistenvervolgingen (Offer des Heeren, 1562), maar later werden de martelaarsgeschiedenissen van de apostelen en andere vroege christenen toegevoegd. Edities van Waterlanders en Oud-Friezen wisselden elkaar af (Historie der Martelaren, 1615, 1617, 1631 e.a.).Ga naar voetnoot35 Wie de Brieven der gemartelde apostelen naast de verschillende martelaarsboeken legt, wordt getroffen door de gelijkenis met Tieleman Jansz van Braghts Het | |
[pagina 511]
| |
bloedigh tooneel der doops-gesinde en wereloose christenen (1660),Ga naar voetnoot36 waarin in chronologische volgorde en in kort bestek de geschiedenissen van de martelaren worden behandeld ‘van het Lijden Jesu Christi af, tot den uytgang deser Eeuwe toe’. Elke paragraaf draagt een titel,Ga naar voetnoot37 bijvoorbeeld: Jacobus den sone Zebedaei, met den sweerde gedoodt, door Herodes Agrippa, binnen Jerusalem. Anno Christi 45. De bijschriften onder de kopergravures van Romeyn de Hooghe in de apostelbrieven zijn identiek, bijvoorbeeld: Jacobus de soon van Zebedaeus met het swaerd gedood, door Herodes Agrippa; binnen Jerusalem. Ook de bronvermeldingen in Het bloedigh tooneel en in de eerste druk van de apostelbrieven vertonen een treffende gelijkenis: Van Braght zegt voor Rome als plaats van overlijden van Petrus gekozen te hebben op grond van, onder andere, Eus.lib.2.cap.25. en ‘Egesipp.hist.van de ellendige verstoring der stad Jerusalem, het 3.boek in't 2.capittel.’ Bidloo vermeldt boven zijn Petrus-brief als bron het identieke ‘Eus.lib 2.cap.25.’ en het verkorte ‘Egesipp.lib.3.cap.2.’ De vele bijbelplaatsen in Het bloedigh tooneel heeft Bidloo uitstekend kunnen gebruiken bij het schrijven van het commentaar. Daarnaast kunnen de hoofdstukken over de eerste twee eeuwen als historische bron hebben gediend. Zo vindt men er de eerste apostel-martelaar, Jacobus de zoon van Zebedeus (Handelingen 12:2), duidelijk beschreven; Bidloo laat deze Jacobus, de zevende briefauteur, zijn leven uit de doeken doen en spreken: Ik de eerst der jongeren daer 't Martel-zaet in bloeit (Jacobus aen Sylvanus, v. 62.) In Het bloedigh tooneel zijn echter niet alleen de bekende apostelen te vinden. Het is van meer belang dat Bidloo bij Van Braght onder de martelaars ook de adressaten kon uitkiezen, van Silvanus (overl. 70) tot Polycarpus (overl. 168).Ga naar voetnoot38 Toch blijft het de vraag of Bidloo de historische gedeelten binnen de apostelbrieven aan Van Braght heeft ontleend. Ten eerste zijn deze passages ondergeschikt, omdat de brieven geen historisch-educatief, maar een persuasief rhetorisch doel hebben. Ten tweede kon Bidloo voor dezelfde informatie ook bij andere, door hemzelf in de | |
[pagina 512]
| |
derde druk van de Brieven genoemde bronnen terecht. Spelen doopsgezinde geloofsthema's een rol in de apostelbrieven? Deze vraag vormt een probleem, omdat wat specifiek dopers lijkt te zijn, ook voor andere denominaties kan gelden. Voorzichtig kan gezegd worden dat het irenische principe uit de doperse begintijdGa naar voetnoot39 te herkennen is in de weerloosheid en de acceptatie van het lijden van de apostelen. ‘Geloov en lijden is het pit van Christus Leer’Ga naar voetnoot40 onderwijst Bidloo in zijn opdrachtgedicht aan Joan Six, en hij laat Simon Petrus schrijven: Ik leev dan Iuliaen, in Neroos Martel-boey,
Hoe hy my meerder drukt, hoe dat ik meerder groey.
Ik heb het bloed-verbond van offer, en besnijen
Gewisselt na Gods wil in bidden, en in lijen: (Petrus aen Julianus, v. 13-16)
Voor het ondergaan van de vervolgingen gold bij de doopsgezinden, maar ook bij andere christenen, een troostende bijbelse legitimering: het kruis kenmerkte de eerste apostolische gemeente en Christus is als eerste voorgegaan.Ga naar voetnoot41 De apostel Andreas, die ‘dwars door den diksten drang der druk, en droefheyt al gedrongen’ is, verheerlijkt het sterven aan een kruis in navolging van Christus: Te sterven aen een kruys; tot welk een eer verheft gy
De onwaerdige, mijn God? als gy te sterven, treft my
Door 't denken met een vreugt die my de ziel ontroert. (Andreas aen Ignatius, v. 36b-37 en 89-91)
Doperse kenmerken als weigering van eedzwering, legalisme, biblicisme, algemeen priesterschap, het hemelse rijk voor wedergeborenen in de geest, etc.Ga naar voetnoot42 zijn niet of nauwelijks te herkennen. De apostelen zijn afkering van joden, Essenen, Armeniërs, heidenen, beeldenaanbidders en andere bijgelovigen. Vooral tegen uiterlijkheden als rituelen en aanbidding van beelden wordt gefulmineerd: 'k Begon te ontvouwen [...] hoe God geen tover-woorden
Noch wierook-nevelen, noch offer-pracht bekoorden. (Bartholomaeus aen Simon Cleophas, v. 117a en 121b-122)
Dit exclusivisme kenmerkt echter wel meer denominaties. Daarom is het beter niet een specifieke doperse, maar een algemeen-christelijke, bijbelse achtergrond voor de apostelbrieven aan te wijzen. Is het ook mogelijk dat Bidloo zich heeft laten inspireren door de stervensbereidheid van de twee apostelen in de Peter en Pauwels (1641), Vondels drama over de triomf van het oudste christendom op het heidendom? Petrus' woorden Zijt wellekom, mijn kruis, belooft, van lange tyden,
Door d'onbesmette tong, aen my; die wel beken,
| |
[pagina 513]
| |
Dat ick meer straf, en niet dees glori waerdigh ben, (Peter en Pauwels, v. 1528-30)
kunnen voor Bidloo model hebben gestaan. Toch zijn de verschillen veel groter. Vondel verwerkt buiten-bijbelse verhalen rondom de dood van de Petrus en Paulus, Petrus' plaatsvervanging van Christus en de leidende rol van Rome. Net zo min als deze elementen gebruikt Bidloo het aspect van boetedoening van de apostelen: En streck een zoenaltaer, van waer ick Godt behaegh,
Door Jesus oogen, die my straften hier om laegh. (Ibidem, v. 1537-38)
We kunnen concluderen dat de apostelbrieven verschillende letterlijke overeenkomsten vertonen met een van de belangrijkste boeken uit de doopsgezinde stichtelijke literatuur, Het bloedigh tooneel der doops-gesinde en wereloose christenen. Het is daarom verbazend dat Bidloo het boek in zijn derde, geannoteerde druk niet als bron noemt. Toch is de religieuze achtergrond van de brieven eerder algemeen-christelijk van aard. De verschillen met Vondels Peter en Pauwels, een drama met duidelijk rooms-katholieke elementen, zijn groot. | |
Tot besluitAllerlei vragen resten ons nog, bijvoorbeeld naar de plaats van de Brieven der gemartelde apostelen binnen de rest van Bidloos werk. Was de in zijn latere leven gevierde maar profane toneeldichter alleen in zijn eerste gedichten dopers georiënteerd? P. Visser stelt Bidloos opera uit 1686 onder het motto Zonder spys, en wyn, kan geen liefde zyn in ideologisch opzicht tegenover de Brieven der gemartelde apostelen.Ga naar voetnoot43 Het is moeilijk vast te stellen wat de intentio auctoris van de apostelbrieven is. Vormen ze een literair spel, waarbij het gaat om de persoonsverbeelding? Of staat Bidloo achter de geloofsovertuigingen die de briefschrijvers uitdragen, en richt hij zich bij monde van de apostelen tot de lezers? Als Bidloo inderdaad de bijbelse en historische gegevens over de apostelen heeft gebruikt om door middel van brieven prosopopoeiae te maken, met het rhetorische doel zijn lezers niet alleen te stichten maar vooral te vermaken, is er in veel mindere mate sprake van een breuk met de rest van zijn werk. De apostelbrieven hebben aanvankelijk weinig opvolgers gehad. Na enkele heroides sacrae van Wellekens en Poot was er pas in de tweede helft van de achttiende eeuw een belangrijke opleving van heroides uit naam van oudtestamentische en van historische politieke figuren met een religieuze boodschap. Volgens H. Dörrie is het aantal rooms-katholieke heroides sacrae in West-Europa veel groter dan het aantal ‘evangelische Briefe’. De traditie blijft, zo schrijft hij, bewaard in de literatuur van de Jezuïetenorde en bloedt verder dood.Ga naar voetnoot44 Voor de Noordelijke Nederlanden gaat dit natuurlijk niet op. Hier zijn veel meer brieven van protestantse zijde te vinden; ook dichtte men heroides sacrae over een veel langere periode. Auteurs als Lucretia Wilhelmina van Merken, Willem Hendrik Sels, J. Maquet, Willem Bilderdijk, Pieter van Schelle en Johannes Nomsz. bewijzen dat het genre der heroides sacrae ook in de tweede helft van de achttiende | |
[pagina 514]
| |
euw populair was. Bovendien spelen de kerkelijke denominaties binnen het protestantisme hier een grote rol. Bidloo vermeldt zijn schatplichtigheid aan de doopsgezinde auteur Van Braght niet, evenmin als die aan Ovidius en Vondel, maar hij kon ervan uitgaan dat zijn lezers haar wel herkenden. Zijn brieven zijn een prachtig voorbeeld van imitatio van een klassiek en een eigentijds werk, omgesmeed tot een nieuwe gekerstende vorm, waarin de rhetorische principes van het klassieke werk weer helemaal tot even komen.
Groningen/Leiden, 1993 |
|