De Nieuwe Taalgids. Jaargang 87
(1994)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 415]
| |
De melodieën in Van Lodensteins UytspanningenGa naar voetnoot*Els StronksOp het P.J. Meertens-Instituut voor Dialectologie, Volkskunde en Naamkunde wordt sinds enige jaren gewerkt aan de aanleg van een Nederlandse liederenbank (ook wel ‘voetenbank’), waarin ook talrijke 17de-eeuwse liederen opgenomen worden.Ga naar voetnoot1 Onlangs is het liedboek Uytspanningen van de Utrechtse dichterpredikant Jodocus van Lodenstein (1620-1677) in de voetenbank ingevoerd. Daarom kunnen nu aanvullingen en wijzigingen aangebracht worden in de gegevens die tot nu toe over de muziek in de bundel bekend waren.Ga naar voetnoot2 In dit artikel hoop ik ten eerste antwoord te geven op de vraag wat voor soort melodieën Van Lodenstein in de eerste druk van de Uytspanningen gebruikte en hoe zijn muziekkeuze zich verhoudt tot die van andere 17de-eeuwse geestelijke lieddichters. Ten tweede ga ik in op de receptie van de melodieën door ontwikkelingen in de herdrukken van de Uytspanningen te volgen.Ga naar voetnoot3 | |
Van Lodensteins muziekkeuzeA. Populaire melodieënDe eerste druk van de Uytspanningen verscheen in 1676 bij de Utrechtse drukker Willem Clerck. De bundel bevat dan ruim 20 leesverzen en 119 liederen die van 76 verschillende melodieën zijn voorzien. Iedere eerste keer dat in de wijsaanduidingen een bepaalde melodie voorkomt zijn daarvan de noten afgedrukt. De Uytspanningen is daardoor, naast Valerius' Gedenckclanck, één van de weinige liedbundels uit de 17de eeuw met muziek bij alle melodieën.Ga naar voetnoot4 Soms wordt zelfs muziek voor meer dan één melodie bij een lied gegeven. In zijn voorrede aan de ‘Christen-Sangers’ zegt Van Lodenstein liederen gedicht te hebben op ‘sang-wijse die de werldsche vleeschlijcke menschen op hare ydele liederen gebruyc ken’. De keuze voor wereldlijke melodieën verdedigt Van Lodenstein onder andere met de in de 17de eeuw vaker geciteerde uitspraak van de | |
[pagina 416]
| |
predikant-dichter Busschof, uit diens voorrede van de bundel Nieuwe Lof-sangen en Geestelijcke Liedekens (± 1625): De voys en weegt Godt niet of die is swaar of ligt. Een halve eeuw na het verschijnen van Busschofs bundel was het maken van geestelijke contrafacten op wereldlijke wijzen kennelijk nog steeds niet onomstreden. Sommige calvinistische dichters, waaronder W. Sluiter, dichtten om geen aanstoot te geven uitsluitend op ‘de gewoonlijkste geestelijke liederen, en voornamelijk eeniger Psalmen’.Ga naar voetnoot5 Anderen zagen weinig bezwaar in het gebruik van wereldlijke melodieën; D.P. Pers en J.C. Wits bijvoorbeeld, die voor hun liedboeken ‘de gebruyckelijkste voysen’ uit het wereldlijke repertoire selecteerden, zoals ‘Silverster in de morgenstond’, ‘O nacht, jaloerse nacht’ en ‘Schoonste nimf van het woud’.Ga naar voetnoot6 Deze ‘voysen’ zijn de populaire melodieën van de 17de eeuw, die door veel mensen meegezongen konden worden.Ga naar voetnoot7 De herkomst en makers van deze veelvuldig contraficeerde melodieën zijn lang niet altijd te achterhalen. De meeste kwamen oorspronkelijk uit het buitenland, maar kregen in de contrafactuur al snel Nederlandse namen. Een aanzienlijk aantal van de melodieën in de Uytspanningen behoort tot deze categorie.Ga naar voetnoot8 Een klein deel van de populaire melodieën in de Uytspanningen is ouder en stamt uit de periode rond en vóór 1600. Op deze oude wijsjes heeft Van Lodenstein, wellicht niet toevallig, enkele liederen voor familieleden geschreven. Voor de 75ste verjaardag van zijn vader maakte hij een lied op de wijs van ‘De tijd is hier’, een lied dat onder andere al voorkomt in het Aemstelredams Amoreus Lietboeck uit 1589. Mogelijk kon Van Lodenstein zijn ouders geen groter plezier doen dan liederen te dichten op melodieën die zij zich nog uit hun jeugd herinnerden. Immers, ook een verjaardagslied voor zijn bejaarde moeder is gesteld op een oude wijs, namelijk ‘Menschen onvroedig’.Ga naar voetnoot9 Deze melodie was na 1610 geheel uit de contrafactuur verdwenenGa naar voetnoot10; Van Lodenstein lijkt hem speciaal voor deze gelegenheid aan de vergetelheid ontrukt te hebben. Hij is in zijn tijd de enige die de wijs nog gebruikt en voor de muziek van ‘Menschen onvroedig’ is de Uytspanningen zelfs de enige vindplaats. Een verklaring voor het feit dat er bij Van Lodenstein wél een muzieknotatie staat werd hierboven al gegeven: in de Uytspanningen zijn nu eenmaal de noten bij alle melodieën afgedrukt. Ook de melodie van Van Lodensteins lied ‘Op een Appel aan my gesonden’ lijkt van 16de-eeuwse oorsprong te zijn. Bij deze meditatie over Gods goedheid en | |
[pagina 417]
| |
genadeGa naar voetnoot11 wordt in de Uytspanningen wel weer muziek, maar geen wijsaanduiding gegeven. Via een zoekaktie in de voetenbank blijkt dat de strofevorm van het lied unieke overeenkomsten vertoont met ‘Een Meysken op een rivierken sadt’, een ballade die onder andere voorkomt in het Aemstelredams Amoreus Lietboeck uit 1589Ga naar voetnoot12 en waarop in de 16de en 17de eeuw veel contrafacten gemaakt zijn. De melodie van ‘Een Meysken op een rivierken sadt’ is niet overgeleverd, mogelijk omdat geen enkele drukker of dichter een notatie bij dit oude en bekende lied nodig achtte.Ga naar voetnoot13 De muziek bij Van Lodensteins ‘Op een Appel aan my gesonden’ lijkt de uitzondering te zijn die deze regel bevestigt. Gezien het eenvoudige, zangerige karakter van de melodie mogen we met enige waarschijnlijkheid aannemen dat dit de muziek geweest kan zijn bij ‘Een Meysken op een rivierken sadt’:
Zo'n 50 procent van de melodieën in de Uytspanningen bestaat uit 16de- en 17de-eeuwse populaire liederen. Als we daar het, voor een calvinistische liedbundel opvallend kleine aantal psalmmelodieën bij optellenGa naar voetnoot14 kunnen we stellen dat 44 van de 76 wijzen uit deze liedbundel als bekend en gebruikelijk te bestempelen zijn. | |
B. Bijzondere melodieënIn de wijsaanduidingen van de Uytspanningen staan ook minder bekende melodieën. Het gaat hier bijvoorbeeld om airs de cour van de Franse componisten Antoine Boësset en Nicolas Grouzy.Ga naar voetnoot15 Dergelijke composities, die veel minder toegankelijk waren dan de hier boven genoemde populaire liedjes, treft men zelden in andere 17de-eeuwse geestelijke liedbundels aan. Van Lodensteins eigenzinnigheid op dit punt kan geïllustreerd worden door zijn keuze voor twee melodieën uit het repertoire van de Engelse componist Dowland. De eerste, Dowlands ‘Lacri- | |
[pagina 418]
| |
mae’ duikt met enige regelmaat in 17de-eeuwse liedbundels op, bijvoorbeeld in de Stichtelyke rymen van de remonstrantse D. Camphuysen. Maar de ‘Tweede Lacrimae van Doulant’, zoals Van Lodenstein deze oorspronkelijk instrumentale compositie voor luit en vijf gamba's uit Lacrimae of Seven Tears (1605) noemt, is door geen van Van Lodensteins collega-dichters gebruikt. Het treurlied over de ‘Kerckelijcke Voorvallen des jaars 1660’Ga naar voetnoot16 in de Uytspanningen is voor zover nu bekend het enige lied dat ooit op deze melodie gemaakt is. Ook uitgesproken katholieke composities werden door Van Lodenstein niet geschuwd. In de Uytspanningen staan twee liederen van de Gentse zangmeester Petrus Hurtado, namelijk ‘Jesus ten Hemel’ op de wijs van ‘Sus [sus kintje sus en krijt niet meer]’ en ‘Eensaemheyd met God’ op de wijs ‘Illabata ter beata’.Ga naar voetnoot17 De eerste keer dat een melodie van Hurtado in de Uytspanningen voorkomt wordt in het opschrift zijn naam genoemd: ‘Siet de stem in de Natalitiis van Petr. Hurtadus’. De tweede keer ontbreekt een dergelijke verwijzing.Ga naar voetnoot18 Beide melodieën zijn afkomstig uit de Cantiones natalitiae (1655) van Hurtado, een bundel met meerstemmige kerstliederen.Ga naar voetnoot19 Van Lodensteins liederen hebben, zo geven zijn titels al aan, een ander onderwerp dan het kerstfeest. Alleen de muziek is aan Hurtado ontleend. Maar het is opmerkelijk genoeg dat diens naam en muziek in de Uytspanningen voorkomen. Deze voorbeelden laten zien dat Van Lodenstein goed op de hoogte was van het aanbod aan buitenlandse composities. Voor de Uytspanningen selecteerde hij niet alleen recente melodieën zoals Hurtado's kerstliedjes, maar ook vroeg 17de-eeuwse als Dowlands ‘Tweede Lacrimae’ en zelfs een 16de-eeuwse compositie van Grouzy.Ga naar voetnoot20 Het opnemen van dergelijk onbekende melodieën getuigt van de bijzondere muzikale smaak van Van Lodenstein, die, te oordelen naar de vaardigheid waarmee hij zijn teksten op bestaande melodieën afstemde, veel van muziek wist. Van Lodensteins muziekkeuze is liberaal en laat zich op dit punt vergelijken met die van Stalpart van der Wiele. In totaal kunnen acht melodieën in de Uytspanningen als ‘bijzonder’ gekarakteriseerd worden. Er blijven daarnaast vijf tot nu toe ongetraceerde wijsaanduidingen over, die waarschijnlijk dezelfde achtergrond hebben.Ga naar voetnoot21 In totaal zijn dan dertien van de melodieën in de Uytspanningen ongebruikelijk te noemen. | |
[pagina 419]
| |
C. Voor de Uytspanningen gecomponeerde melodieënIn het voorwoord van de Uytspanningen zegt Van Lodenstein niet alleen dat hij wereldlijke melodieën gebruikt heeft, maar tevens dat hij de ‘Christen-Sangers’ met deze muziekkeuze niet voor het hoofd wilde stoten. Daarom heeft hij concessies gedaan: Sommige die soo wat de aanstotelijckste schenen, heb ick andre voysen op- en by-laten stellen, daar mense op singen can, lust het ymand soo. Over de precieze invulling van deze mededeling bestond tot nu toe weinig duidelijkheid.Ga naar voetnoot22 De vraag is welke melodieën zoveel aanstoot zouden kunnen geven dat Van Lodenstein, om kritiek voor te zijn, besloot er nieuwe muziek voor te laten schrijven. Een voorproefje van die kritiek kan Van Lodenstein overigens al gehad hebben toen hij zijn liederen eerder in handschriftvorm in kleine kring liet circuleren.Ga naar voetnoot23 Nu staan er in de eerste druk van de Uytspanningen negentien liederen mét muziek maar zonder wijsaanduiding. Vier daarvan hebben vanaf de tweede druk alsnog een wijsaanduiding gekregen, het betrof in die gevallen populaire melodieën.Ga naar voetnoot24 Maar boven vijftien melodieën is een dergelijke toevoeging nooit verschenen.Ga naar voetnoot25 Het lijkt aannemelijk dat dit speciaal voor de Uytspanningen gecomponeerde melodieën zijn, en dat dit dus de ‘andre voysen’ zijn waarover Van Lodenstein in de voorrede schrijft. Deze veronderstelling vindt een bevestiging in het geval van het lied ‘De vrolijckheyd van 't Christen leven’Ga naar voetnoot26 uit 1662. Via de voetenbank is te achterhalen op welke melodie dit lied oorspronkelijk geschreven is. De strofevorm en met name ook de herhalingen van dit lied zijn zo specifiek, dat de nieuwe melodie slechts naar één voorbeeld gecomponeerd kan zijn, namelijk de wijs van ‘Hebbense dat ghedaen, doense, doense’. Deze melodie hoorde bij een lied uit 1638, waarin Spaansgezinden de spot dreven met een nederlaag van Willem van Nassau. Toen in 1644 de Geuzen terugsloegen bij Sas van Gent werd een ‘antwoordlied’ op dezelfde wijs verspreid. Daarin werd afgeraden het ‘malle Liedt’ uit 1638 nog langer te zingen.Ga naar voetnoot27 De melodie werd al snel door veel dichters gebruikt om er hun eigen liederen op te maken, bijvoorbeeld door C. Stribée, een niet al te fijnzinnig dichter van erotische liedjes.Ga naar voetnoot28 In zijn bundel Chaos of Verwerden Clomp komt de wijs twee | |
[pagina 420]
| |
keer voor.Ga naar voetnoot29 In beide gevallen met openlijk onkuise teksten. Ter illustratie van het soort liedjes dat op deze wijs gezongen werd kan Stribée's tweede lied dienen, waarin een ‘moye Meyt’ verslag doet van de kwellingen van Cupido. Zij eindigt aldus: Ay my ay mijn/wat ist een pijn!
Mijn Borsjes my soo quellen/my soo quellen/
Mijn keursje moet gegeven zijn
Al sou mijn Buyckje zwellen/
Och! dat minne-vier
(Seydse) Grietje
Och dat minne-vier
Dat brandt mijn schier.Ga naar voetnoot30
Het is niet onwaarschijnlijk dat Van Lodenstein commentaar gekregen had of verwachtte op de keuze voor deze wijs, die al vanaf het begin een uiterst dubieuze reputatie had en waarop voornamelijk spottende en boertige liederen gemaakt werden. Om die reden zal hij nieuwe muziek voor ‘De Vrolijckheyd van't Christen leven’ hebben laten schrijven. Het tweede voorbeeld maakt duidelijk dat Van Lodenstein ook liederen met een mythologische achtergrond niet in de Uytspanningen op wilde nemen. Het lied ‘Afkomsts-Spiegel’Ga naar voetnoot31 lijkt, weer op basis van de strofevorm, oorspronkelijk te zijn geschreven op de melodie ‘De bliksem van Jupijn’, waarop in de contrafactuur eigenlijk uitsluitend liederen met een mythologische inhoud en strekking te vinden zijn.Ga naar voetnoot32 Dat Van Lodenstein aanstoot gegeven zou hebben met het opnemen van deze melodie staat vast, want het gebruik van mythologie wordt in andere 17de-eeuwse calvinistische liedbundels angstvallig vermeden. Gevreesd werd vooral de onstichtelijke werking van ‘Vrouw Venus en haer wicht’ in de vele wereldrijke liefdesliederen.Ga naar voetnoot33 Een derde voorbeeld is dat van het lied ‘Hendrikje’Ga naar voetnoot34. Dit was oorspronkelijk geschreven op de melodie van ‘Dat de meysjes dorsten vryen’Ga naar voetnoot35 en daarvoor is in de Uytspanningen ook nieuwe muziek opgenomen. Het toont aan dat door Van Lodensteins ingrijpen in de wijsaanduidingen van de Uytspanningen geen wulpse | |
[pagina 421]
| |
of dubbelzinnige liedtitels meer voorkomen. Door de vervanging van spot- en liefdesliedjes kan nergens in de Uytspanningen een grote discrepantie geconstateerd worden tussen de inhoud van de liederen en hun opschrift. Een lied als ‘Schoonste nimf van het woud’ lijkt de uiterste grens geweest te zijn. En dan gaat het om een in calvinistische kringen waarschijnlijk redelijk geaccepteerde toepassing, gezien het feit dat deze melodie ook bij Pers en Wits in de wijsaanduidingen voorkomt. In 17de-eeuwse geestelijke liedbundels kwamen ongewonere combinaties voor, zo blijkt uit het lied ‘Sinte Theresa Maget’ van de katholiek G. de Swaen. Dat kreeg in diens bundel Den singende Swaen (1664) de wijsaanduiding mee: ‘Lakey, loopt na de keucke meyd’ of ‘Wel jan, wat drommel doeje hier’.Ga naar voetnoot36
Met ‘bekendheid’ als indelingscriterium zijn in de 76 melodieën van de Uytspanningen twee soorten te onderscheiden. Aan de ene kant zijn er de 48Ga naar voetnoot37 populaire melodieën uit 16de en 17de eeuw en de enkele psalmwijzen. Daarmee was een groot deel van de zangers vertrouwd, hetzij via andere geestelijke, hetzij via wereldlijke liedboeken. Aan de andere kant zijn er 28 onbekende melodieën, namelijk de dertien bijzondere liederen van buitenlandse componisten en de vijftien speciaal voor de Uytspanningen gecomponeerde liederen. Die eerste categorie liederen kan nog bekendheid genoten hebben onder zangers met een meer dan gemiddelde muzikale interesseGa naar voetnoot38, maar de tweede categorie was voor iedereen nieuw. Dit betekent dat toen de bundel uitkwam in het ongunstigste geval door de zangers 28 melodieën geleerd moesten worden. Aan de hand van de receptie van de Uytspanningen is te achterhalen of dit als een ongemak ervaren werd. Werden de onbekende melodieën gehandhaafd en geleerd of verdwenen ze uit de Uytspanningen? | |
De receptie van de UytspanningenA. De tweede druk van Willem ClerckReeds kort na het verschijnen van de eerste druk in 1676 dreigde de bundel uitverkocht te raken. Dit meldt Van Lodensteins drukker Willem Clerck in het voorwoord voor zijn tweede druk van 1679. Omdat hij vernomen had dat de Uytspanningen ‘nog van veele wierden begeert’ besloot hij tot een herdruk. Op verzoek van ‘eenige Geestelijke-Gezang-lievende zielen’ wilde hij in de tweede editie de liederen ‘met nieuwe t'zaamgestelde Bovenzangen en Grond-stemmen’ drukken.Ga naar voetnoot39 Hiertoe verzocht hij de ‘vernuftige Musicijn J.C. Valbeek’ muziek te schrijven. Door de grote vraag naar de bundel kon hij met een herdruk echter niet wachten tot Valbeek klaar was. Om de ‘liefhebbers van die wedergadeloze Gezangen’ niet te laten wachten maakte Clerck in 1679 een uitgave van de | |
[pagina 422]
| |
Uytspanningen zonder muziek. Bijkomend voordeel is, zo zegt hij, dat de tweede druk ‘voor minder prijs’ op de markt zal komen, zodat geen enkele gelovige de liedbundel ‘kostens halvens’ zal hoeven missen. De tweestemmige editie die Clerck voor ogen had en waarvoor hij de Utrechtse Dom-organist Valbeek al aan het werk gezet had, is overigens nooit verschenenGa naar voetnoot40, ondanks het feit dat in 1683 nog een druk mét muziek van Clerck op de markt kwam. Naar de oorzaak hiervan kunnen we slechts gissen. Zoals hierboven al gezegd is werd in de tweede druk van 1679 aan vier liederen, waarvan in 1676 alleen de muziek gegeven was, een wijsaanduiding toegevoegd; dit was blijkbaar de correctie van een omissie. In één geval wijkt de wijsaanduiding af van de muzieknotatie uit 1676; het lied ‘Den 126. Psalm uytgebreydet’ wordt van een andere, passende melodie voorzien (‘omwijzing’).Ga naar voetnoot14 Clerck geeft in 1679 de vijftien liederen die op speciaal voor de Uytspanningen gecomponeerde muziek geschreven zijn geen wijsaanduiding. | |
B. Latere 17de- en 18de-eeuwse drukken tot KannewetIn 1681 werd bij de Amsterdamse drukker Boekholt een derde druk van de Uytspanningen uitgebracht. Tot 1735, toen de eerste Kannewet-druk verscheen, werd de bundel nog acht keer herdrukt bij Clerck/De Groot/Stuyvesant, Visscher en Boekholt. In al deze edities zijn de muziek en de wijsaanduidingen uit de eerste druk van 1676 integraal overgenomen, gecombineerd met de vier veranderingen uit Clercks muziekloze editie van 1679. De populaire én de onbekende melodieën bleven onveranderd. Geen van de drukkers heeft in de periode 1679-1735 omwijzing van de bundel nagestreefd.Ga naar voetnoot42 De enige aanpassing na 1679 was de toevoeging van een bestaande melodie aan een leesvers, een verschijnsel dat wel ‘bewijzing achteraf’ genoemd wordt.Ga naar voetnoot43 Het gedicht ‘Dronckenschap’Ga naar voetnoot44 kreeg de vaker in de Uytspanningen voorkomende wijsaanduiding ‘Andromeda’. | |
C. Kannewets tiende en volgende drukkenNa 1735 verschenen in de 18de-eeuwse nog zes drukken van de Uytspanningen, verzorgd door de Amsterdamse drukker Kannewet. De tiende druk, de eerste die onder Kannewets beheer gemaakt werd, is ten opzichte van de voorgaande ongewijzigd. Vanaf de elfde druk zijn echter kleine en grote veranderingen waar te nemenGa naar voetnoot45 die de zangers moeten helpen, zoals Kannewet in zijn ‘Aanspraak van den | |
[pagina 423]
| |
Drukker’ voorin de twaalfde druk uitlegt. Om een einde te maken aan door hem geconstateerde ‘onordre’ tijdens het zingen zijn in de eerste plaats drukfouten verwijderd die er door ‘mistellinge van een Syllabe te veel of te weynig’ ingeslopen waren en die veel ‘stuyting’ (hinder) onder de zangers veroorzaakten. Ten tweede zijn, omdat de ‘verscheydenheyd van sleutelen’ voor problemen zorgde, alle liederen nu in de sopraansleutel genoteerd. Voor degenen die op instrumenten met de zangers mee willen spelen is zelfs een transpositie-tabel voor viool, hobo en fluit afgedrukt. En ten derde zijn melodieën verwijderd die ‘door ouderdom zo verbasterd zijnde, dezelve byna niet meer bekend waaren’. Voor de ‘verbasterde voyzen’ liet Kannewet nieuwe composities maken, die bij vergelijking van de eerste en twaalfde druk een deel van de populaire 16de- en 17de-eeuwse wijsjes blijken te vervangen. Op de plaats van bijvoorbeeld ‘De tijd is hier’, ‘Geswinde bode van de min’ en ‘Rozemont waar gy vliet’Ga naar voetnoot46 vindt de zanger barok aandoende melodieën met karakteraanduidingen als ‘lustig’, ‘vrolijk’ of ‘gematigt’. De hierboven als ‘bekend’ gekwalificeerde melodieën van de Uytspanningen blijken, enigzins tegen de verwachting in, het eerst vervangen te zijn. De oorzaak voor dit verschijnsel, het relatief snelle vervormen en verouderen van populaire melodieën (wat in de volksliedkunde ‘zersingen’ heet), moet in de wijze van overdracht gezocht worden. Deze melodieën werden mondeling overgeleverd, gezongen uit liedbundels zonder muzieknotatie en aangeleerd door naar anderen te luisteren. Dat bij Van Lodenstein consequent ook de muziek bij de bekende melodieën gegeven werd heeft op het proces van verbastering blijkbaar geen invloed gehad; dat voltrok zich buiten de bundel om. De ‘onbekende’ melodieën van de Uytspanningen konden langer overleven omdat de overdracht daarvan schriftelijk en alleen via Van Lodenstein verliep. Samenvattend is te constateren dat de 28 aanvankelijk onbekende melodieën van de Uytspanningen nooit aan veranderingen onderhevig geweest zijn en in alle herdrukken gehandhaafd bleven. Kennelijk heeft het aanleren van deze melodieën geen al te groot probleem voor de zangers gevormd. Een tiental onbekende melodieën uit de Uytspanningen werd zelfs opgenomen in het repertoire van andere 17de- en 18de-eeuwse calvinistische lieddichters. Het lied ‘Zoet gezelschap dat met my’ is als wijsaanduiding bijvoorbeeld te vinden bij Van Sorgen, Velingius, Tuinman en Groenewegen.Ga naar voetnoot47 Op een mogelijke verklaring voor deze probleemloze acceptatie kom ik aan het eind van dit artikel terug. Hier rest nog de opmerking dat Kannewet, net als Clerck, muziek aan een aantal leesverzen toegevoegd heeft. Ook hiervoor werden nieuwe barokke composities geschreven, zodat uiteindelijk zelfs het enige sonnetGa naar voetnoot48 in de bundel gezongen kon worden. De veranderingen in de melodieën vanaf Kannewets elfde druk maakten de muziek in de Uytspanningen niet eenvoudiger. De leesverzen kregen, net als de liederen met oudste wijzen die niemand meer kende, nieuwe melodieën die zeker | |
[pagina 424]
| |
niet gemakkelijk waren. Naar alle waarschijnlijkheid waren de zangers capabel genoeg om zich ook die weer eigen te maken. Kannewet schrijft zelfs in het voorwoord van zijn veertiende druk dat hem regelmatig verzoeken om meerstemmige versies van de nieuwe melodieën bereiken. | |
BesluitVan Lodensteins Uytspanningen was, dat blijkt uit de vele herdrukken, zeer populair. Ook uit getuigenissen in (auto)biografieën is op te maken dat jong en oud ‘Lodenstein’ zong.Ga naar voetnoot49 De liederen zijn tevens terug te vinden in sterfbedbeschrijvingen van bijvoorbeeld de achtjarige Hendrik te WinkelGa naar voetnoot50 en de 24-jarige Cornelia Winkelman, die sterft met de regel ‘Hoog, omhoog, myn siel, na boven!’ op haar lippen.Ga naar voetnoot51 | |
[pagina 425]
| |
In de loop van de 19de eeuw moet het zingen plaats gemaakt hebben voor het lezen van de liederen. Er verschijnt na de laatste druk van Kannewet (1780) nog één volledige herdruk van de Uytspanningen in 1857, ‘bewerkt onder toezicht van een Leeraer der ware gereformeerde kerk’, met slechts twee verzen met wijsaanduiding. Vanaf het moment dat de nadruk op het lezen kwam te liggen werd door onderzoekers de aandacht gevestigd op de ingewikkelde grammaticale constructies, rijmschema's en stijlfiguren in Van Lodensteins teksten.Ga naar voetnoot52 Zijn liederen worden in de 20ste eeuw unaniem ‘duister en moeilijk’ genoemd. Dit late oordeel dreigt het beeld van de eerdere receptie van de Uytspanningen te vervormen en dient naar mijn idee enigszins bijgesteld te worden. Analoog met het succesvol aanleren van de onbekende en moeilijke melodieën zou ook het omgaan met de teksten wel eens minder problematisch geweest kunnen zijn dan menigeen tot nu toe gesuggereerd heeft. Een verklaring voor het feit dat de Uytspanningen in brede lagen van de bevolking hogelijk gewaardeerd werd, ondanks of misschien wel dankzij de geconstateerde ‘duisterheid’ op zowel tekstueel als soms ook muzikaal gebied, is te vinden in de groeiende belangstelling onder de 17de- en 18de-eeuwse vromen voor het conventikel. Van Lodenstein zelf raadt in het voorwoord van de Uytspanningen de gelovigen aan in groepjes bijeen te komen om onder leiding van een voorzanger een lied te zingen en samen te praten over de gevoelens die tijdens het zingen loskomen. In die omstandigheid zijn de ‘moeilijke’ teksten en melodieën geen nadeel. Een ‘duistere’ tekst geeft stof voor vele gesprekken en onbekendheid met sommige melodieën wordt door de aanwezigheid van een voorzanger of andere ervaren zangers verholpen. Wellicht hadden niet-muzikaal geschoolden ook nog enig houvast aan de noten.Ga naar voetnoot53
Van Lodenstein is in de analyse van zijn keuze van de melodieën voor de liederen in de Uytspanningen naar voren gekomen als een enthousiast liefhebber van muziek. Door zijn interesse in hedendaagse composities, zowel op wereldlijk als geestelijk gebied, staan in de bundel relatief veel onbekende en daardoor ontoegankelijke melodieën. Dat Van Lodenstein af en toe de grenzen van het in zijn kringen welvoegelijke overschreed, blijkt onder andere uit het voorbeeld van de nieuwe muziek voor het lied ‘De Vrolijckheyd van 't Christen leven’. In de gelederen van de Nadere Reformatie werd de bundel met open armen ontvangen. Dat in iedere herdruk van de Uytspanningen meer muziek opgenomen werd is één van de indicaties dat het zingen onder piëtisten een veelbeoefende bezigheid was. |
|