De Nieuwe Taalgids. Jaargang 87
(1994)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 401]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fouten met naastF. JansenIn zijn bijdrage aan de feestbundel Paardekooper bespreekt J.G. Kooij zinnen van het typeGa naar voetnoot1:
Deze foute zin kunnen we niet verbeteren door meer parallellie aan te brengen in de nevengeschikte delen vis en van vlees door invoeging van van: (de asterisk is van Kooij)
Kooij oppert twee verklaringen voor fouten van het type (1). Ten eerste kan (1) ontstaan door verwarring van het reeksvormerachtige naast met het locale voorzetsel naast. Het eerstgenoemde naast heeft volgens Van Dale als betekenis ‘onmiddelijk volgend op’ (maar volgens mij eerder die van ‘afgezien van’) en lijkt sterk op behalve. Het tweede naast heeft de betekenis ‘aan de zijde van’. In die tweede betekenis hoeft er geen parallellie tussen het complement van naast en een element uit de rest van de zin te zijn, wat blijkt uit de correctheid van:
Ik noem deze verklaring kortheidshalve de verwarringsverklaring. Ten tweede kan (1) zijn ontstaan doordat woordgroepen met het reeksvormerachtige naast vaak op de eerste plaats van de zin staan, een ideale plaats voor elementen waarvan op andere gronden mag worden aangenomen dat ze het betekenisdomein van de elementen in de rest van de zin beperken. Het syntactisch verband tussen zulke beperkende woordgroepen en de rest van de zin is tamelijk los, zodat het gebrek aan parallellie snel niet opgemerkt wordt. Kooij voorspelt op grond hiervan dat (4) (= Kooijs (31)) veel minder herkenbaar fout is dan (5) (= Kooijs (32)):
Ik noem deze verklaring de discontinuïteitsverklaring. De twee verklaringen sluiten elkaar niet uit. Het is zelfs goed voorstelbaar dat beide geldig zijn. Niet alleen doordat sommige foute zinnen met naast het beste | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 402]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
passen bij de eerste verklaring en andere zinnen bij de tweede, maar ook doordat beide verklaringen op een en dezelfde foute zin van toepassing kunnen zijn. Toch is het, alleen al om didactische redenen, de moeite waard om na te gaan welke soort verklaring op de meeste fouten in werkelijk voorkomende geschreven en gesproken taal van toepassing is. Daarvoor is het nodig na te gaan welke voorspellingen uit de beide verklaringen af te leiden zijn. De operationalisering van de discontinuïteitsverklaring blijkt het eenvoudigst. Hoe groter de afstand tussen de twee reeksvormende elementen, des te frequenter een foutieve naast-constructie. Met andere woorden, we verwachten dat afwijkende naast-constructies vooral op de eerste plaats van de zin zullen voorkomen terwijl het reeksvormende element pas in de loop van de zin aan de orde komt. Wat geldt als aanwijzing dat de verwarringsverklaring een rol speelt? Naar mijn idee wordt die waarschijnlijker naarmate meer goede en foute naast-zinnen een dubbelzinnige betekenis hebben, dat wil zeggen, waarin naast én als reeksvormer ‘afgezien van’ én als lokaal voorzetsel ‘aan de zijde van’ kan worden opgevat. Twee niet-bedachte voorbeelden van dergelijke dubbelzinnige naast-zinnen zijn:
De getallen achter bovenstaande voorbeeldzinnen verwijzen naar de plaats waar ze te vinden zijn in het zogeheten Eindhovense corpus (zie Uit den Boogaart 1975), in de digitale versie die via de VUA beschikbaar is gesteld en door middel van een computer snel geanalyseerd kan worden. Ik heb alle zinnen met naast (en met behalve, waarover zodadelijk meer) uit dit corpus onderzocht om na te gaan in welke soorten zinnen de meeste naast-fouten voorkomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De discontinuïteitsverklaringStaat de woordgroep met een afwijkend gebruik van de reeksvormer naast bij voorkeur op de eerste plaats in de zin? Ik heb drie soorten plaatsen onderscheiden: op de eerste plaats (8), op een positie voor het andere reeksvormende element (9) en op een positie daar vlak achter (10):
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 403]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de volgende tabel staan eerst de aantallen afwijkende, en dan de aantallen onberispelijke woordgroepen met reeksvormer naast op de drie genoemde posities:
Tabel 1. Positie van foutieve en correcte woordgroepen met reeksvormer naast, al naar gelang hun positie in de zin en ten opzichte van het andere reeksvormende element.
De afwijking blijkt duidelijk niet gebonden aan de eerste zinsplaats, een klap voor de discontinuïteitsverklaring. De fouten lijken daarentegen wel gebonden aan de positie ten opzichte van het andere conjunct. Waarom komen er geen fouten voor als de naast-groep achter het andere conjunct staat? Voor het antwoord moeten we terug naar (10), de enige uit het corpus met een voorzetselgroep als complement van naast, tenminste als we de interpretatie kiezen waarin voor het houden van shows en dergelijke het eerste conjunct is. Maar mijns inziens is van deze zin ook een andere analyse mogelijk. Je kunt namelijk shows en dergelijke als conjunct naast de evengenoemde modeshows op het gebied van schoeisel en kleding zien. In de andere drie gevallen waarin naast achter het andere conjunct staat, gaat het om zelfstandignaamwoordgroepen, waarin het niet fout kan gaan, bijvoorbeeld:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een uitstapje naar fouten met behalveInteressant voor een beoordeling van de discontinuïteitshypothese zijn misschien nog de resultaten van een analoog onderzoekje naar fouten met de echte reeksvormer behalve, waarvan de betekenis sterk lijkt op die van het reeksvormerachtige naast. Behalve kan wel gecombineerd worden met een voorzetselgroep, als het tweede conjunct uit een voorzetselgroep bestaat:
Een niet parallelle formulering betekent een afwijking:
Als discontinuïteit door vooropplaatsing een belangrijke verklaring voor fouten met naast vormt, lijkt het me redelijk om te verwachten dat fouten tegen de parallellie vooral bij vooropgeplaatste groepen met behalve voorkomen. De volgende tabel geeft hierover uitsluitsel: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 404]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Table 2. Verdeling van foutieve en correcte behalve-woordgroepen met en zonder voorzetselcomplement over posities in de zin.
Eerst iets over de gevallen waarin de nevengeschikte delen uit een voorzetselgroep zouden moeten bestaan. Uit tabel 2 blijkt dat het twee keer met behalve plus voorzetselgroep fout gaat en beide keren is de eerste plaats in het geding. Ik bespreek ze kort. De eerste zin komt uit het corpus gesproken taal:
We zien de spreker aarzelen tussen ‘behalve met het verlaten ...’ en ‘behalve dat ze het arbeidsproces verlaten ...’. Ik denk dat hier de discontinuïteitsverklaring goed toepasbaar is. Het tweede geval is van dubieus allooi:
In (15) is het eerste nevengeschikte deel tot aanhouding en het tweede een beknopte bijzin een onderzoek in te stellen naar het recht van het koopvaardijschip tot het voeren van zijn vlag. Ik aarzel dit gebrek aan parallellie als een afwijking te beschouwen, omdat beknopte bijzinnen nu eenmaal niet via een voorzetsel maar hoogstens door middel van een voornaamwoordelijk bijwoord met de functie van voorlopig voorzetselvoorwerp aan het werkwoord verbonden zijn. Het tweede deel van de tabel, waarin behalve-groepen zonder voorzetsel worden besproken, werpt ook enig licht op de waarschijnlijkheid van de twee verklaringen. Als de discontinuïteitshypothese steek houdt, verwachten we dat sprekers en schrijvers zich op de eerste zinsplaats allerhande soorten afwijkingen in de parallellie veroorloven. Daar blijkt geen sprake van. Verstoring van de parallellie vinden we aan het begin (16), in het midden (17, 18) en aan het einde van de zin (19):
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 405]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit de voorbeelden blijkt mijns inziens eerder dat sommige schrijvers niet zo'n precies (impliciet) beeld van parallellie hebben, dan dat ze moeite hebben om het eerste deel van de zin goed in verband te brengen met het tweede. Kortom, zowel de naast- als de behalve-gegevens leveren geen duidelijke ondersteuning van de gedachte dat discontinuïteit een belangrijke verklaringsgrond voor de fout in kwestie is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De verwarringsverklaringZijn woordgroepen met de reeksvormer naast ook op te vatten als woordgroepen met het lokaal voorzetsel naast? De gegevens uit het corpus spreken dit keer klare taal: de woordgroep met naast kan in 30 gevallen ondubbelzinnig als reeksvormer worden opgevat, en in maar liefst 35 gevallen dubbelzinnig, dus op de wijze van (6) en van (7). Daarnaast is er nog een veel groter aantal zinnen met naast als ondubbelzinnig lokaal voorzetsel, nl. 129. Met andere woorden, de kans dat een leerder van het Nederlands kennis maakt met een naast-woordgroep die hij succesvol lokaal kan interpreteren is veel en veel groter dan de kans dat hij de reeksvormerinterpretatie moet kiezen. Als spreker of schrijver zal hij geneigd zijn naast altijd als voorzetsel te beschouwen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ConclusieDe discontinuïteitsverklaring krijgt nauwelijks steun door de hier gepresenteerde gegevens. Dat is jammer voor de didactiek. Het bovenstaande laat immers niet toe dat we brokkenmakers adviseren, vooral te letten op naast aan het begin van de zin. De verwarringsverklaring doet het beter. Niet alleen omdat goed in overeenstemming te brengen is met gegevens uit het corpus, maar ook omdat die de richting verklaart, waarin men verwart. Als een schrijver een fout met naast maakt, dan komt dat doordat hij naast in syntactisch opzicht als het zo veel voorkomende voorzetsel naast beschouwt terwijl hij er de betekenis van een reeksvormer aan geeft, en niet andersom. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|