| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
Louis Paul Boon, een schilder ontspoord
Fraai uitgegeven door het L.P. Boon-documentatiecentrum (Antwerpen, UFSIA) is Louis Paul Boon, een schilder ontspoord verschenen, (112 pagina's, geen prijsopgave). Het rijk geïllustreerde boek is te beschouwen als een catalogus van het Boonmuseum, dat het Stadsbestuur van Aalst voornemens is op te richten. Kris Humbeeck en Bart Vanegeren hebben met behulp van andere mensen van het Antwerpse Booncentrum de schilders- en schrijverscarrière van Boon, ingedeeld in een viertal periodes, in een informatief verhaal samengevat. ‘De romantische mythe van het kunstenaarschap 1930-1941’ (inspiratiebron: (Vlaamse) expressionisten, maar vooral Van Gogh) leidt tot ‘De ontsporing’: Boon gaat (ook en vooral) schrijven. Hierna volgt het ‘Afscheid van de romantische mythe van het kunstenaarschap 1941-1944’, met als intermezzo: ‘“Het zijn allemaal dingen die niet te schilderen vallen” 1944-1952’, waarin het schrijverschap overheerst, al komt de schilderkunst, naast een enkel werk in de marge, tot uiting in Boons beschouwingen over kunst in en buiten zijn romans. De schilderkunst staat ten dienste van de literatuur: de ‘romancier ontleent er zijn surrealeske “stijl” aan’. In ‘Eieren, wortels en andere gevonden objecten’ komt in de periode 1952-1968 deze ‘surrealeske Boon’ ook weer zelf aan het schilderkunstig werk toe, waaronder veel collages. Tenslotte zegt de schrijver ‘Ik ga terug schilderen’ (1968-1979). Verbitterd over de ontvangst van zijn literair werk verdeelt hij zijn energie tussen schrijven en schilderen (waaronder ook het maken van sculpturen). De erotische obsessie, die ook zijn boeken bepaalt, doortrekt evenzeer Boons beeldend werk. ‘Later heb ik dit tafereel geschilderd. In de vallende zomeravond de hoge muur van het pakhuis, en daarnaast de lagere huisjes waarboven nog een klein stukje hemel en
Jet die met zwanger opstaande buik achterover leunde [...]. Ik schilderde haar naakt, met alleen de zwarte kousen die in de avondschemer tot half opvlekkende dijen eindigde’, zegt de hoofdpersoon uit Eros en de eenzame man (het is een van de vele schilderijen die in deze roman worden opgeroepen). Het schilderij dat dezelfde sfeer uitademt (evenals de roman uit 1979) staat op p. 98. Boons ‘vrijende koppels tussen ruïnes’ en zijn ‘zwangere vrouwen [...] in een bevreemdend koloriet [...] blijken niets minder te zijn dan de schilderijen van de naamloze schilder uit Eros en de eenzame man’. Ook in die functie, als commentaar op zijn proza, is het interessant van Boons beeldend werk kennis te nemen.
GJD
| |
Haarlemse kringen
Evenals Haarlems Helicon, aangekondigd in het maartnummer, is Haarlemse kringen; vijftien verkenningen naar het literair-culturele leven in een negentiendeeeuwse stad te beschouwen als voorwerk voor het grote gedenkboek over Haarlem, dat in 1995 moet verschijnen. De redactie, bestaande uit W. van den Berg, Henk Eijssens en Ton van Kalmthout, heeft vijftien bijdragen verzameld waarin wordt ingegaan op de Haarlemse literaire cultuur in brede zin, met aandacht voor ‘het literaire bedrijf, voor de kringen waarbinnen literatuur werd geproduceerd,
| |
| |
gekanaliseerd en geconsumeerd’. Zo vinden we hier stukken over de nutsbibliotheek, de literatuur in een vrijmetselaarsloge, het Haarlemse leesmuseum, de Oprechte Haarlemsche Courant, de afdeling Haarlem van het Nederlandsch Tooneelverbond en nog veel meer. Al zijn sommige bijdragen begrijperlijkerwijs nogal inventariserend van karakter, toch geeft het hele boek een goed beeld van het literaire en culturele leven in een negentiende-eeuwse stad. Het stuk van Silvia Contarini over ‘De Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen als verbreider van het verhevene’ verdient speciale vermelding, omdat zij zich naar aanleiding van prijsvraag-verhandelingen over het verhevene, een leerzame uitweiding toestaat over een esthetisch-filosofisch debat dat vanwege het internationaal karakter (een classicistisch paradigma tegenover een romantisch) de Haarlemse grenzen overschrijdt. Het boek, in 1993 uitgegeven door Verloren te Hilversum, telt 228 pagina's en kost f 39,-.
GJD
| |
Runen
Onder de titel Runen. Een helder alfabet uit duistere tijden hebben Marlies Philippa en Aad Quak een bijzonder geslaagd boek over het runenschrift het licht laten zien. Het is trouwens de eerste Nederlandse publikatie in boekvorm over dit onderwerp. De auteurs hebben hun onderwerp op een heel toegankelijke manier beschreven, steeds aanknopende bij bekende woorden, met aardige verklaringen, nuchter en zakelijk. Daardoor is een boek ontstaan dat een groot publiek kan boeien en dat ook voor de vakman de laatste stand van zaken in de runologie weergeeft. De auteurs hebben met dit boek ook de bedoeling allerlei foutieve en rare opvattingen over runen te bestrijden; in dat kader past ook het interessante hoofdstuk over ‘Runenmisbruik in de Nazitijd’. Het werk geeft verder een overzicht van ontstaan en ontwikkeling van het runenschrift, de functie en het gebruik van dit schrift en een beredeneerd overzicht van in Nederland gevonden runeninscripties. Een bibliografie en een verklaring van termen en afkortingen besluiten het boek.
Runen is verschenen bij Thomas Rap, het telt 165 blz. en het ISBN luidt 90 6005 390 7; de prijs is ons niet meegedeeld.
M.C.v.d.T.
| |
De vierhonderdste geboortedag van Maria Tesselschade
Op 25 maart 1594 werd in Amsterdam de jongste dochter van het echtpaar Roemer Visscher geboren. Haar doopnaam luidde Marritgen, maar bekend is ze geworden als Tesselscha(de), de naam die vader Visscher voor haar bedacht had, ter herinnering aan de plotselinge ondergang van een aanzienlijk deel van zijn koopvaardijschepen nabij het eiland Texel (toen Tessel). De naam Tesselschade zal voor Visscher een serieuze boodschap in zich gedragen hebben: vertrouw nooit op je aardse goed en zet nooit meer op het spel dan je je kunt veroorloven.
Wie was Maria Tesselschade? Al tijdens haar leven begon haar verheffing tot het ideaalbeeld van de uitzonderlijk spirituele en charmante jonge vrouw, de zorgzame echtgenote en de kuise weduwe. Het waren haar vrienden, geletterde mannen uit de hogere burgerij - Hooft, Huygens, Barlaeus -, die haar de hemel inprezen en
| |
| |
daarmee het fundament legden voor de latere verering van Tesselschade als het stralende middelpunt van de zogenoemde Muiderkring, een beeld dat ook visueel is vastgelegd op negentiende-eeuwse historieschilderijen en nog weer later op schoolplaten. Of daar de werkelijke Tesselschade op te zien is? ... we weten het helaas niet meer. Een door Goltzius getekend meisje heeft lange tijd kunnen doorgaan voor Tesselschades jeugdportret (en als inspiratiebron gediend voor latere historieschilders), maar deze toeschrijving was - zo bewees de kunsthistoricus H. van de Waal in 1952 - verzonnen door een laat achttiende-eeuwse kunstverzamelaar.
Deze en andere wetenswaardigheden zijn te lezen in de biografie Maria Tesselschade. Leven met talent en vriendschap, die bij haar vierhonderste geboortedag werd gepubliceerd (Walburg Pers, 119 blz., f 29,50, ISBN 90 6011 884 7). De auteur, Mieke B. Smits-Veldt, plaatst de gevierde ‘muze van de Muiderkring’ zoveel mogelijk terug in de zeventiende eeuw. Zo'n historische benadering impliceert natuurlijk ontluistering van de negentiende-eeuwse Tesselschade, maar de persoonlijkheid die ervoor in de plaats komt, kan hedendaagse lezers tenminste weer aanspreken. Aan de hand van contemporaine brieven en gedichten ontstaat het intrigerende beeld van een vrouw die zich op afstand laat kennen: ontwikkeld en mooi zal ze geweest zijn, in een eigen, tamelijk besloten kring levend (haar privéleven met man en twee dochters in Alkmaar is grotendeels een ‘open plek’), kalm reagerend op de uitbundige poëtische lofprijzingen en liefdesbetuigingen van haar vrienden, persoonlijke tegenslagen evenwichtig verwerkend, en, als het erop aan komt, haar eigen weg kiezend: op ruim veertigjarige leeftijd bekeert ze zich tot het rooms-katholicisme, wat haar op scherpe terechtwijzingen van met name Huygens komt te staan.
Tegelijk met de biografie verscheen een fraai vormgegeven catalogus van de expositie Maria Tesselschade en haar literaire vrienden, die in de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek te zien was en voorbereid werd door studenten van de vakgroep Historische Letterkunde in Amsterdam onder leiding van Mieke B. Smits-Veldt. Het materiaal van de tentoonstelling (brieven, dichtbundels, los uitgegeven gedichten, prenten, kaarten, studies, schilderijen en schoolplaten) wordt in korte hoofdstukken overzichtelijk beschreven, steeds voorafgegaan door kleine beschouwingen met illustratieve citaten. De publikatie is een co-produktie van A D & L en de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam (ISBN 90 6125 3926). Ze is te bestellen door overmaking van f 19,50 plus f 3,- verzendkosten op girorekening 6325532 van W. Abrahamse te Amsterdam.
Marijke Meijer Drees
| |
Tesselschade Festijn in het Muiderslot
Ter gelegenheid van het 400ste geboortejaar van Maria Tesselschade presenteert de Stichting Camerata Trajectina een groot Tesselschade Festijn in het Muiderslot. Een lange zomeravond lang vertoeft de bezoeker in de sfeer van de Muiderkring. Het programma omvat een opvoering op de binnenplaats van slot van het treurspel Geeraerdt van Velsen van P.C. Hooft (1613) met de authentieke muziek; muziek uit de Muiderkring met liederen van Joan Albert Ban; een ommegang door het kasteel met voordracht uit Tesselschade's brieven en gedichten; het middeleeuwse Liedeken van Gerrit van Velsen waarop Hooft zijn treurspel
| |
| |
baseerde; virginaalspel en een evocatie in de open lucht van Jacob van Eyck's Fluyten Lusthof.
De uitvoerenden zijn Camerata Trajectina met Suze van Grootel, Nico van der Meel, Tom Sol, Saskia Coolen, Erik Beijer en Louis Peter Grijp; de acteurs Wim Bouwens, Anita Donk, Peter Bolhuis, Marc Krone e.a. Regie: Jos Groenier.
Opvoeringen 22 (try out), 23, 24, 30, 31 augustus en 1 september. Aanvang: 19.00 uur. Einde: 22.30 uur. Entree f 40,-; bustocht uit Utrecht of Amsterdam f 10,-. Reserveren: via de VVV of met een bestelformulier verkrijgbaar via tel. 03484-74536.
Louis Grijp
| |
CD ‘Tesselschade en de Muiderkring’ Camerata Trajectina
Ter gelegenheid van de 400ste geboortejaar van Tesselschade brengt Camerata Trajectina een CD uit onder de titel ‘Muziek uit de Muiderkring. Liederen van en voor Maria Tesselschade’. Suze van Grootel, Nico van der Meel en Tom Sol vertolken liederen van en voor Tesselschade, muziek op tekst van Tesselschade van de Haarlemse componist Joan Albert Ban, en liederen van Pieter Cornelisz Hooft. Enkele titels: ‘Hoe crachtigh ick verpyn’ (Tesselschade); ‘Onderscheyt tusschen een wilde, en een tamme zangster’ (Tesselschade/Ban); ‘Goddinne die de naam van 't schip-rijck Eylant voert’ (Bredero); ‘Vechtzangk voor Joffrouw Maria Tesselschade’ (Vondel); ‘Galathea siet den dach comt aen’ en ‘Schoon Prinssenoogh gewoon te flonkren’ (Hooft).
Het is mogelijk van te voren op deze CD in te tekenen. Wie vóór 1 augustus 1994 f 29,50 overmaakt op giro 2698501 t.n.v. Penningmeester Camerata Trajectina te Utrecht krijgt de CD eind augustus franco toegestuurd. Men kan ook 590 BF storten op postgiro 000 1607251 58 (Frank Willaert, 2018 Antwerpen). De winkelprijs zal ongeveer f 40,- bedragen.
Louis Grijp
| |
Publikaties over de Nederlandse taal in het buitenland
In jaargang 85 (1992) van dit tijdschrift werd melding gemaakt van een brochure van de Stichting Ons Erfdeel, getiteld Nederlands, de taal van twintig miljoen Nederlanders en Vlamingen. Het doel van deze brochure is de informatie over het Nederlands in het buitenland te verbeteren. Inmiddels is het zestiende deel verschenen: de Arabische editie. De boekjes geven in levendige stijl de groei en ontwikkeling van de Nederlandse taal, zowel in Nederland als in Vlaanderen. Daarnaast besteden ze enige aandacht aan de Nederlandse en Vlaamse letterkunde.
Elk deeltje telt 64 pagina's en is uitvoerig geïllustreerd. De boekjes zijn inmiddels inclusief dit Arabische deel, in zestien verschillende talen beschikbaar. De andere talen zijn: Nederlands, Frans, Engels, Duits, Spaans, Italiaans, Portugees, Deens, Nieuw-Grieks, Indonesisch, Pools, Servo-Kroatisch, Hongaars, Tsjechisch en Russisch. De boekjes kosten 300 BEF in België en f 18,- in Nederland en zijn te bestellen bij Stichting Ons Erfdeel, Murissonstraat 260, B-8931 Rekkem, België. Tel. (056) 41.12.01, Fax (056) 41.47.07.
Jan Nijen Twilhaar
| |
| |
| |
Bibliografie Ons Erfdeel deel 4
Onlangs verscheen het vierde deel van de Bibliografie Ons Erfdeel over de periode 1988-1992. In de loop van de behandelde vijf jaargangen verschenen 1082 artikelen, geschreven door bijna vierhonderd verschillende medewerkers, die afkomstig zijn uit het gehele Nederlandse taalgebied en ver daarbuiten. In 1980 werd het eerste deel van deze bibliografie gepubliceerd (periode 1957-1977), in 1984 verscheen het tweede deel (periode 1978-1982) en in 1989 werd het derde deel (periode 1983-1987) uitgegeven.
Bibliografische gegevens: Wim Trommelmans, Bibliografie Ons Erfdeel. Deel 4: 1988-1992. Rekkem, Stichting Ons Erfdeel vzw, 1994. 208 blz. Prijs f 42,- (ingenaaid) of f 60,-(gebonden). Het boek is te bestellen bij Stichting Ons Erfdeel, Murissonstraat 260, B-8931 Rekkem, België. Tel. (056) 41.12.01, Fax (056) 41.47.07.
Jan Nijen Twilhaar
| |
Een bundel over Ruusbroec en zijn werk
Jan van Ruusbroec is zeer oud geworden. Toch liggen geboorte- en sterfjaar, paradoxaal gesproken, te dicht bij elkaar. In 1981 is de Brusselaar in brede kring en uitgebreid herdacht, omdat het 600 jaar geleden was dat hij het tijdelijke met het eeuwige verwisselde. In 1993 lag zijn geboorte 700 jaar achter ons. Het was niet te verwachten dat er twaalf jaar na de vorige herdenking weer grote manifestaties op touw zouden worden gezet. Dat is ook niet gebeurd, maar helemaal ongemerkt is de verjaardag niet voorbijgegaan.
Zo is op 14 april in Leiden een colloquium aan de mysticus gewijd. De lezingen door specialisten uit verschillende historische disciplines zijn nu in bewerkte vorm verschenen in de bundel Een claer verlicht man. Over het leven en werk van Jan van Ruusbroec (1293-1381). Onder redactie van E.P. Bos en G. Warnar. Hilversum, Verloren, 1993. Middeleeuwse studies en bronnen XXXVIII (ISBN 90-6550-255-6; prijs f 25,-).
Het boek - als altijd bij Verloren: smaakvol uitgegeven - wordt kort ingeleid door de beide redacteuren. Vervolgens gaat Geert Warnar in op Ruusbroecs leven: een nuttig overzicht van biografie en beeldvorming. Christoph Burger bespreekt ‘De mysticus Ruusbroec en zijn kerk’, Maarten Hoenen zet Ruusbroecs mystiek en de filosofie van Albertus de Grote naast elkaar in zijn bijdrage ‘Een godlec ghevoelen dat boven redene es’. Frank Willaert geeft onder de zakelijke titel ‘Ruusbroec als auteur’ een letterkundige beschouwing, waarvan we mogen hopen dat hij deze nader zal uitwerken. Thom Mertens sluit de rij met een stuk over de receptie van Ruusbroecs werken onder de veelzeggende titel ‘Ghescreven waerheit blivet staen’.
Er zijn geen noten, maar achterin wordt per bijdrage een beredeneerde literatuuropgave verstrekt, wat zowel een goede en leesbare vorm van verantwoording van het te berde gebrachte is als een stimulans voor nadere bestudering.
A.M.J. van Buuren
| |
| |
| |
3e Bert van Selm-lezing: Levenslessen van Cato. Het verhaal van een schoolboek
Op maandag 5 september 1994 zal de derde Bert van Selm-lezing plaatsvinden. Aan het begin van het nieuwe academische jaar zal A.M.J. van Buuren een boek onder de aandacht brengen, dat eeuwenlang, maar vooral de hele middeleeuwen door, verplichte kost vormde op school: de Disticha Catonis. Hij zal daarbij aandacht schenken aan de Middelnederlandse en latere vertalingen van deze klassieke schooltekst en tevens stilstaan bij de vraag op welke wijze de vertalingen aan ons zijn overgeleverd en welke functie zij hebben gehad.
De lezing vindt plaats in zaal 011 van het Centraal Faciliteitengebouw (gebouw 1175) van het Witte Singel/Doelencomplex en begint klokke 16.15 uur. Aansluitend wordt in het restaurant een drankje geschonken. Toegangskaarten voor de lezing kunnen vanaf heden tot 1 augustus worden aangevraagd bij de Rijksuniversiteit Leiden, Vakgroep Nederlands, Commissie Bert van Selm-lezing, P.N. van Eyckhof 1, Postbus 9515, 2300 RA Leiden. Men kan ook gelijktijdig met bestelling van de uitgave van de lezing op het girostrookje een toegangskaart aanvragen. De toegangskaarten worden medio augustus toegestuurd.
De uitgave van de Bert van Selm-lezingen wordt verzorgd door uitgeverij De Buitenkant te Amsterdam. De derde Bert van Selm-lezing zal verschijnen op 5 september 1994 en kan worden besteld door f 17,50 over te maken naar gironummer 1684950 t.n.v.K.J.J. Korevaart, Vakgroep Nederlands RUL, P.N. van Eyckhof 1, 2311 BV Leiden met vermelding van ‘3e bert van Selm-lezing’ of, bij bestelling vanuit het buitenland, door toezending van een Eurocheque. De bestelling is op 5 september na afloop van de lezing af te halen of zal na die datum worden toegezonden.
M.J. van der Wal
| |
Oprichting Nederlandse Boekhistorische Vereniging
Onlangs is opgericht de Nederlandse Boekhistorische Vereniging (NBV). Deze landelijke vereniging stelt zich ten doel het onderzoek naar en de belangstelling voor de geschiedenis van het Nederlandse gedrukte boek en het boekgebruik in de meest ruime zin te bevorderen. De NBV wil de ontmoetingsplaats zijn voor iedereen die belangstelling heeft voor de geschiedenis van het Nederlandse gedrukte woord, of dat nu uit beroepsmatige interesse is (vanuit het boekenvak, bibliotheekwezen, onderwijs of onderzoek) of uit liefhebberij. Hiertoe wordt een verscheidenheid aan activiteiten georganiseerd.
Jaarlijks brengt de NBV het Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis uit, dat een overzicht geeft van de resultaten van nieuw onderzoek op het gebied van het Nederlandse boek. Het eerste Jaarboek, dat op 11 juni 1994 in Museum Meermanno-Westreenianum/Museum van het Boek te's-Gravenhage werd gepresenteerd, biedt een staalkaart van de verschillende manieren waarop heden ten dage boekhistorisch onderzoek wordt verricht. Het bevat onder meer bijdragen over godsdienstige volkslektuur in de 16e eeuw, over historische kronieken in de 17e eeuw, over het leespubliek van De Gids in de 19e eeuw, en over collectieve afspraken tussen uitgevers en boekhandelaren in de moderne tijd. Voorts organiseert de NBV studiedagen en symposia over centrale thema's uit de geschiedenis van het Nederlandse boek. Het eerste congres van de vereniging, getiteld Bladeren in andermans hoofd, zal van 28 tot en met 30 september 1994 te Baarn worden
| |
| |
gehouden i.s.m. het landelijk onderzoeksnetwerk van assistenten-in-opleiding ‘Geschiedenis van Kunst en Cultuur’. Het congres, waaraan een keur van sprekers uit binnen- en buitenland een bijdrage zal leveren, is gewijd aan het onderzoek naar historische lezers en hun boekgebruik in Nederland.
Het lidmaatschap van de NBV staat open voor iedereen. De contributie bedraagt f 45 (studenten f 30; instellingen f 60) per kalenderjaar. De leden ontvangen daarvoor het Jaarboek en aankondigingen van alle activiteiten van de Vereniging. Aanmelding geschiedt door overmaking van de contributie op postgirorekening 5537064, t.n.v. penningmeester NBV, Wilhelminastraat 142-I, 1054 WR Amsterdam.
Het bestuur van de Nederlandse Boekhistorische Vereniging bestaat uit prof. dr. P.G. Hoftijzer (voorzitter), dr. F. de Glas (vice-voorzitter), dr. B.P.M. Dongelmans (secretaris), drs. P.J. Koopman (penningmeester), dr. J.J. Kloek, mevr. dr. L. Kuitert en dr. O.S. Lankhorst (leden).
Nadere inlichtingen zijn te verkrijgen bij de secretaris, Stevinstraat 14, 2405 CP Alphen aan den Rijn.
Otto S. Lankhorst
| |
Oprichting N.U.T.
In Maastricht is op 30 december 1993 opgericht de Vereniging van Nederlandstalige Universitaire Talencentra (N.U.T.).
In de N.U.T. hebben de taleninstituten behorend tot en/of gelieerd aan de meeste universiteiten in Vlaanderen en Nederland zich verenigd, met het doel de onderlinge samenwerking te bevorderen, om op die manier o.a. de status van het talenonderwijs, in het bijzonder die van het Nederlands, te verhogen. Het initiatief tot de oprichting werd gesteund door de Nederlandse Taalunie, die ook in de toekomst een ondersteunende rol zal blijven vervullen.
De Vereniging tracht haar doel onder meer te bereiken door haar activiteiten onder de aandacht te brengen van personen of instanties die op bestuurlijk dan wel politiek terrein beslissingen kunnen nemen, zoals daar zijn besturen van universiteiten en hogescholen, besturen van letterenfaculteiten, de ministers van onderwijs, parlementen en politici. Als een van haar eerste taken ziet de N.U.T. het trachten meer lijn te brengen in de organisatorische en financiële randvoorwaarden die er bestaan binnen Europese uitwisselingsprogramma's, o.m. ERASMUS, met betrekking tot het onderwijs van de taal en cultuur van het gastland, in eerste instantie die van Nederland en Vlaanderen.
Het bestuur van de Vereniging bestaat uit twee vertegenwoordigers uit Vlaanderen en twee uit Nederland. Het voorzitterschap berust bij prof. dr. P. Cuvelier, directeur van het Interfacultair Centrum voor Toegepaste Linguistiek van de Universiteit Antwerpen (UFSIA). Secretaris: V. Mens, Talencentrum Universiteit Gent, St. Pietersnieuwstraat 136, 9000 Gent.
A. Pescher-ter Meer
| |
Den Laplandschen Tovertrommel van Jacob Campo Weyerman opnieuw uitgegeven
Onlangs is een heruitgave van Den Laplandschen Tovertrommel van Jacob Campo Weyerman uitgebracht, met inleiding en register. Dit wekelijkse tijdschrift
| |
| |
verscheen in tien afleveringen van 2 juli 1731 tot 3 september 1731. Slechts twee bibliotheken bezitten exemplaren: de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam bezit de nummers 1 t/m 6 en de Maatschappij de Nederlandsche Letterkunde te Leiden de nummers 7 t/m 10.
De Laplandse tovertrommel was een instrument dat Laplandse sjamanen gebruikten om in extase te geraken, zodat ze met de Geesten konden communiceren. Het bijzondere van de tovertrommel ten opzichte van andere geestopwekkende instrumenten en middelen is, dat de antwoorden van de Geesten op het instrument af te lezen waren. Op het (rendieren-)vel werden figuren getekend die correspondeerden met wezens uit het Laplandse geestenrijk. Omdat de tekeningen gelezen en geïnterpreteerd moesten worden, werd de trommel ook wel ‘de bijbel der Lappen’ genoemd. Als een auteur in het bezit geraakt van zo'n trommel, dan kan toch niemand meer aan zijn wijsheid twijfelen? Deze gedachte speelde Jacob Campo Weyerman (1683-1747) ongetwijfeld door het hoofd, toen hij in 1731 werkte aan een nieuw weekschrift. Hierin wilde hij zijn lezers ervan overtuigen dat het met de dichtkunst in Nederland toch wel droevig gesteld was. Met een bonte mengeling van verhalen, sprookjes, brieven en gedichten wilde hij zelf een duit in het kwaliteitszakje doen. Naast het hekelen van ‘dichtertjes’ gaat Weyerman in Den Laplandschen Tovertrommel uitgebreid in op de verderfelijke invloed van overspelige vrouwen. Met name de Amsterdamse hoeren worden aan zijn papieren schandpaal genageld. Of Weyerman, die in zijn jonge jaren een zwervende flierefluiter was, als getrouwd man en bankroetier berouw had van zijn losbandig leven, is niet duidelijk. Wel is evident, dat hij in 1731 nog steeds een begenadigd stilist was, wiens belangrijkste inspiratiebron de gedragingen van zijn achttiendeeeuwse medemens waren.
Den Laplandschen Tovertrommel kan besteld worden door f 30,30 (incl. verzendkosten) over te maken op gironummer 5920291 van Abdera te Amsterdam, onder vermelding van Laplandschen Tovertrommel. Vermeld duidelijk uw naam en volledige adres als u betaalt via de bank.
F. Wetzels
|
|