| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
Zin dat het heeft
Op 12 februari 1993 nam prof. dr. Jan van Bakel afscheid van de Nijmeegse universiteit als buitengewoon hoogleraar in de computerlinguïstiek. Van Bakels loopbaan was zeer geschakeerd: begonnen als dialectoloog met een dissertatie over de vaktaal van de klompenmakers en als medewerker aan het Brabants woordenboek kreeg hij in het begin van de jaren zeventig een leeropdracht in de historische syntaxis, waarna hij als hoogleraar in de computerlinguïstiek zijn carrière beëindigde. De bundel die hem bij zijn afscheid werd aangeboden getuigt van die rijke geschakeerdheid. Onder de titel Zin dat het heeft. Een liber amicorum voor Jan van Bakel is een verzameling zeer uiteenlopende opstellen gebundeld. De inhoudsopgave spreekt voor zichzelf: Cor Hoppenbrouwers, ‘Over èlper, petraze en aardappels’; Peter-Arno Coppen en Diana van der Ende, ‘Criteria in de Technolinguïstiek’; Steffen van Bakel, ‘Partiële Typetoekenning in Linkslineaire Applicatieve Termherschrijfsystemen’; Jan Stroop, ‘Twee meervouden die het niet zijn’; F. de Tollenaere, ‘De Etymologie van een Oude Rechtsterm Verlagen “Ruilen”’; Bas van Bakel, ‘De Compatibiliteit van Chomsky en Montague’; P.G.J. van Sterkenburg, ‘Veranderingen in de lexicale onderwereld van het Nederlands: vloeken’; Rijk Willemse, ‘Word Class Assignment and Syntactic Analysis for Text-to-Speech Conversion’; Margriet Jagtman, ‘Tweetraps-ontleding van longitudinale taalontwikkelingsdata’; Dick Springorum, ‘Genegenheidsberichten in de krant; Een identiteitskwestie’; Geert Dibbets, ‘Joachim Oudaan en de taalvoorschriften’; Albert Stoop, TURCOFAX; een parser waarin morfofonemische alternering in het Turks gecontroleerd wordt door de affixen van een contextvrije affixgrammatica; Piet Rolf, ‘Bomen...; Bomen
grafen labels’.
De bundel stond onder redactie van Bas van Bakel, Peter-Arno Coppen en Piet Rolf. Het is een uitgave in eigen beheer, maar het boek heeft wel een ISBN (90-9005784-6) en is in de boekhandel verkrijgbaar. Een prijs is niet vermeld.
M.C.v.d.T.
| |
Proefschrift over Nederlandse nominale composita
De gepubliceerde versie van De Caluwe's Gentse proefschrift uit 1988 heeft zes hoofdstukken. In hoofdstuk 1 sluit de auteur zich aan bij het functionalisme van Dik, en definieert hij zijn onderzoeksgebied. Hij beperkt zich tot twee typen nominale samenstellingen: V + N (zwembroek) en N + N (grastapijt), en stelt zich daarover onderzoeksvragen als: welke functie hebben deze typen samenstellingen in het taalgebruik?; wat is de verhouding van de delen van zulke samenstellingen tot het geheel?; wat is de verhouding tussen de delen onderling; etc. In hoofdstuk 2 gaat het over de eerstgenoemde vraag, in hoofdstuk 3 over de twee daarna genoemde. Hoofdstuk 4 bevat het verslag van een onderzoek naar de condities waaronder voorzetselgroepen ‘in plaats van een samenstelling als geheel, het determinans van een samenstelling kunnen bepalen (vb. ontsnappingspoging uit de gevangenis)’. In hoofdstuk 5 wordt het standpunt verdedigt dat in samenstellingen in feite elke betrekking tot de twee onderdelen mogelijk is, terwijl het aspect van de
| |
| |
betrekking alleen maar imperfectief (krotwoning), perfectief (baksteen) of destinatief (zwembroek) kan zijn. In hoofdstuk 6 tenslotte behandelt De Caluwe's de idiomaticiteit van samenstellingen, d.w.z. de vraag in hoeverre de betekenis afleidbaar is uit die van de twee onderdelen. De lezer merkt al snel dat vakgeschiedkundig inzicht niet tot de forts van de auteur behoort, maar men krijgt door dit boek wel inzicht in wat het functionalistisch kader met de (besproken) samenstellingsvormen doet, en het staat vol handig bij elkaar gezette taalfeiten.
J. de Caluwe, Nederlandse nominale composita in functionalistisch perspectief. SDU Uitgeverij, 's-Gravenhage, 1991 (xii + 240 pp.).
W.Z.
| |
Woordenboek Limburgse dialecten (kleermaker, naaister enz.)
Van het systematisch Woordenboek van de Limburgse dialecten verscheen de zevende aflevering van deel II, niet-agrarische terminologieën. Deze aflevering is geschreven door H. Crompvoets en H.H.A. van de Wijngaard en bevat de terminologie van de kleermaker, naaister, handspinner, handwever, touwslager en mutsenmaker. Het boek bevat vele taalkaartjes, foto's en tekeningen en wordt afgesloten door een alfabetisch register van woordtypen en lemmatatitels.
Bibliografische gegevens: H. Crompvoets en H.H.A. van de Wijngaard, Woordenboek van de Limburgse dialecten. Dl. II, aflevering 7. kleermaker, naaister, handspinner, handwever, touwslager, mutsenmaker. XXVI + 182 blz. 1993. Het woordenboek wordt uitgegeven door Van Gorcum te Assen. De prijs van dit deel bedraagt f 54,- (ISBN 90 232 2821 9).
Jan Nijen Twilhaar
| |
Congres: Ripa en de 17de-eeuwse beeldspraak
Op 25 augustus 1994 houdt de Werkgroep Zeventiende Eeuw haar jaarlijkse congres. Omdat 400 jaar geleden de Nederlandse vertaling van Ripa's Iconologie is verschenen, is gekozen voor het congresthema Ripa en de 17de-eeuwse beeldspraak. Het congres zal in Utrecht plaatsvinden, Drift 21.
Het programma is als volgt:
9.00-10.00 |
ontvangst gasten; tegelijkertijd vergadering werkgroep Zeventiende Eeuw; |
10.00-12.15 |
referaten |
12.15-14.00 |
pauze; muziek |
14.00-15.30 |
parallel-zittingen |
15.30-16.00 |
thee |
16.00-17.30 |
parallel-zittingen |
17.30-19.00 |
borrel, computer demonstraties |
Als sprekers zullen optreden:
S. Badstübner (Berlin, Akademie der Wissenschaften): Ripa in Duitsland; J.v.d. Berg e.a. (Univ. Utrecht): Ripa in de computer; P. Choné (Univ. Dijon): Ripa in Frankrijk; J. van Dael: Vondel en Ripa; E. Grootes (UvA): Pers en Ripa; M. Löwensteyn (Univ. Rotterdam): Het beeld van de lelijke oude; G. Metzter (New
| |
| |
York): Vermeer en Ripa; H. Prins: Van Manders Wtbeeldinghe; J. Salman (Univ. Leiden): Beeldspraak in prognostica; M.A. Schenkeveld-van der Dussen (Univ. Utrecht): Poot en Ripa; G. Schwartz (NWO, Univ. Utrecht): Dichter en schilder; M. van Vaeck (Univ. Leuven): Veranderingen in de uitgave Amsterdam 1644; H.v.d. Velde (Univ. Utrecht): Personifikatie en exemplum; J. Wentz (Musica ad Rhenum, Utrecht): De temperamenten in de muziek; H.-J. Zimmerman (Univ. Heidelberg): Ripa in Engeland.
Tijdens het congres bestaat gelegenheid, in de Letterenbibliotheek (Drift 27) een tentoonstelling over Ripa en de iconografie te bekijken. Tevens kan men zich informeren over computergebruik als hulpmiddel voor iconografisch onderzoek. De resultaten van het congres worden gepubliceerd in het tijdschrift De Zeventiende Eeuw.
U wordt verzocht U vóór 1 augustus 1994 als deelnemer op te geven, door f 45,- (studenten f 25,-) over te maken op postbankrekening 4739223 t.n.v. Werkgroep Zeventiende Eeuw te Amsterdam. (Deelnemers uit het buitenland kunnen op de dag zelf betalen - men wordt wel verzocht zich van tevoren op te geven.)
Correspondentieadres: J. Becker, Faculteit der Letteren, Kr. Nieuwe Gracht 29, 3512 HD Utrecht.
J. Becker
| |
Een bloemlezing uit Tiecelijn
In 1988 verscheen het eerste nummer van een bescheiden tijdschrift: Tiecelijn; nieuwsbrief voor Reynaerdofielen. In de afgelopen jaren heeft de redactie van het blad, dat iedere drie maanden van de pers rolt, de ondertitel volledig tot zijn recht laten komen. Allerlei nieuws over Reynaert en over alles wat maar betrekking op hem en zijn tegenspelers heeft krijgt de lezer onder ogen. En omdat Reynaerdofielen, profs en amateurs, overal te vinden zijn en zich bemoeien met alles wat ook maar in de verte met de vos te maken heeft, levert Tiecelijn de lezer een uitermate gevarieerde inhoud. Of het nu gaat om de bespreking van een gespecialiseerde studie als de dissertatie van A. Th. Bouwman of van de uitvoering van een musical, om een ex-libris of de spectaculaire aankoop van de Dyckse codex door de universiteitsbibliotheek in Münster, om V.V.V.-initiatieven of om het feit dat de zoon van het echtpaar De Vos de naam ‘Reinaert’ heeft gekregen - je kunt het zo uiteenlopend niet bedenken of het wordt de lezer in Tiecelijn voorgezet.
In 1992 bestond het tijdschrift vijf jaar. Bij die gelegenheid is een bloemlezing samengesteld van Tiecelijn-bijdragen (veelal ongewijzigd of licht gecorrigeerd, soms grondiger bewerkt), aangevuld met enige nieuwe stukken. Het resultaat: Reynaert bloemleest Tiecelijn; een selectie van bijdragen uit 5 jaar Tiecelijn. Onder redactie van R. van Daele, M. Ryssen en E. Verzandvoort (Sint-Niklaas, v.z.w. Tiecelijn-Reynaert, 1993).
De bloemlezing, die is opgedragen aan Herman Heyse, de te vroeg overleden medestichter en redacteur van Tiecelijn, bevat een veertigtal bijdragen en tientallen illustraties, waaronder veel ex-libris. Ieder die Reynaert een goed hart toedraagt vindt er wel iets van haar of zijn gading en schaffe het dus aan.
In Nederland is het boek te bestellen door overmaking van f 20,- op girorekening 2994574 van Erwin Verzandvoort, Vendelierstraat 13, 5241 TT Rosmalen, onder vermelding van ‘Bloemlezing’. In België schrijve men 360 BF over op
| |
| |
rekeningnummer 645-5260577-11 t.a.v. Tiecelijn, Prinses Jos. Charlottelaan 48, 9100 Sint-Niklaas. Wie ook wil beschikken over de literairtoeristische gids Het land van Reynaert (2e dr. Leuven, 1993) girere geen f 20,-, maar f 39,- (respectievelijk geen 360 BF, maar 695 BF). Een abonnement op het tijdschrift kost f 11,-, of 200 BF.
A.M.J. van Buuren
| |
De Latijnse Vita van Beatrijs van Nazareth vertaald
Als deel 7 van de serie Mystieke teksten en thema's is verschenen Hoezeer heeft God mij bemind; Beatrijs van Nazareth (1200-1268); vertaling van de Latijnse Vita, met inleiding en commentaar van Herman W.J. Vekeman (Kok - Kampen, Altiora - Averbode, 1993. ISBN voor Nederland 90 242 6262 3, voor België 90 317 0987 5. Prijs in Nederland f 35,-; de prijs in België is niet doorgegeven).
In zijn ‘Ten geleide’ deelt Vekeman mee dat de vertaling tot stand is gekomen na een aan hem gedaan verzoek door de abdis en de monialen van de Cisterciënzerinnenabdij ‘Onze Lieve Vrouw van Nazareth’ in Brecht. De ‘Inleiding’ is getiteld ‘Beatrijs van Nazareth. De mystiek van een cisterciënzerin’. In ruim twintig bladzijden gaat Vekeman uiteraard vooral in op de Vita en op Beatrijs. Van seuen manieren van heileger minnen. Die ‘Inleiding’ is, blijkens een mededeling op p. 30, ten dele een verkorte, geheel herziene versie van Vekemans bijdrage in Frauenmystik im Mittelalter (Herausg. von P. Dinzelbacher und D.R. Bauer. 2. Aufl. Ostfildern, 1990).
De uitgave van de Vita geeft uitsluitend de moderne vertaling. Dat is begrijpelijk, want het ging er nu juist om het verzoek te honoreren van de cisterziënerinnen. Wie het Latijn erbij wil nemen is dus aangewezen op de bekende, uit 1964 daterende en nog altijd verkrijgbare, editie door L. Reypens in de reeks Studiën en tekstuitgaven van Ons geestelijk erf (deel 15).
Het boek heeft drie bijlagen. De eerste verwijst naar citaten uit en reminiscenties aan de Bijbel die in de Vita voorkomen. De tweede bevat toelichtingen bij een aantal tekstplaatsen uit de Vita. De derde geeft een beperkte hoeveelheid titels van boeken en artikelen, met doorverwijzing naar de voortreffelijke ‘Anhang’ door F. Willaert en M.-J. Govers in G.J. Lewis' Bibliographie zur deutschen Frauenmystik des Mittelalters (Berlin, 1989) en naar het jaarlijks verschijnende ‘Literatuuroverzicht’ in Ons geestelijk erf.
A.M.J. van Buuren
| |
De middeleeuwse tekstfamilie van de Perceval
In september 1993 verscheen de dissertatie van Margot van Mulken over de teksttraditie van de Perceval van Chrétien de Troyes. De studie bevat een stemmatologisch en een dialectologisch onderzoek. Het doel van de studie is zowel de werking te tonen van twee betrekkelijk nieuwe onderzoeksmethoden, als het vermogen van die methoden om een nieuwe dimensie bloot te leggen van de handschriftelijke erfenis.
Met behulp van de Drie Fasen Methode (Methode Dees), die zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten van varianten belicht, en gestoeld is op elementaire noties uit de grafentheorie en de predicaten-logica, onderzoekt Van Mulken de
| |
| |
relaties tussen de vijftien overgeleverde handschriften van de Perceval-traditie. Het (voorlopige) resultaat is niet een traditioneel stemma met een archetypus, maar een aantal opeenvolgende relatieschema's.
In het taalkundige gedeelte wordt getracht de oorspronkelijke taal van de Perceval te reconstrueren volgens een corpus-inherente methode die ook bruikbaar is voor teksttradities waarvan de eerste dichter onbekend is; de dichter wordt gelokaliseerd aan de hand van zijn mogelijke rijmrepertoire. Vervolgens wordt de taal van de verschillende handschriften vergeleken met wat er van de taal van Chrétien gereconstrueerd kon worden; deze vergelijking biedt de mogelijkheid verschillende typen kopiisten te herkennen. Tenslotte wordt één handschrift (hs. h) nader bestudeerd.
De resultaten van beide benaderingen wijzen op een zeer gecompliceerde wijze van tekstoverdracht; het zoeken naar de ‘beste’ representant lijkt daarbij minder zinvol dan een benadering waarbij elk lid van de Perceval-familie beschouwd wordt als een autonome representant. Van Mulken pleit dan ook voor stemmatologisch en taalkundig onderzoek naar teksttradities waarbij het accent niet ligt op één handschrift in het bijzonder, maar op de tekstfamilie als geheel.
Margot van Mulken, The Manuscript Tradition of the Perceval of Chrétien de Troyes. A stemmatological and dialectological approach. Academisch proefschrift, Amsterdam, 1993. Het boek is te bestellen bij de auteur (adres: Fr. van Mierisstraat 81", 1071 RM Amsterdam).
Soetje Oppenhuis de Jong
| |
Nieuwe uitgaven Studiecentrum 18de-eeuwse Zuidnederlandse Letterkunde
Bij het studiecentrum 18de-eeuwse Zuidnederlandse Letterkunde verschenen onlangs deel 9 en 10 in de serie Cahiers. In De achttiende-eeuwse rederijkers in Belgisch Limburg belicht F. van Vinckenroye een achttal Limburgse kamers en hun literaire nalatenschap. Het gebied van Hasselt, Sint-Truiden, Tongeren, Bilzen, Borgloon, Maaseik, Peer en Stokkem was politiek onbelangrijk en economisch vrijwel machteloos en verkeerde ook cultureel gezien in een geïsoleerde positie. Qua literaire prestaties mag men hier dus geen hoog niveau verwachten, maar het wordt daardoor des te interessanter te zien wat er dan wel van de grond kwam. Na een algemene inleiding geeft Vinkenroye per kamer een overzicht van de belangrijkste leden en hun werken, waarvan enkele specimina als bijlage zijn opgenomen.
K. Langvik-Johannessen levert met cahier 10, De Brusselse hoofdtonelen, een bijdrage tot de geschiedenis van het Brusselse theater in de Oostenrijkse tijd. Het gaat hier om een equivalent van de Duitse ‘Haupt- und Staatsaktionen’, gepopulariseerde tragedies, bedoeld voor een volks publiek en met een ethische boodschap. De stukken, veelal met balletten en koren, dienden vooral om gehoord en gezien te worden; hun opvoering werd vaak pas jaren later gevolgd door een druk, als die er al kwam. Langvik-Johannessen bespreekt de prestaties van zeven auteurs: A. en J.B. Flas, J.L. Krafft, F. de la Fontaine, J.F. Cammaert en J. de Ridder.
De cahiers zijn uitgegeven door de Facultés universitaires Saint-Louis, Kruidtuinlaan 43, 1000 Brussel. Nr. 9 is te bekomen voor 380 BF of f 20,-, cahier nr. 10 voor 590 BF of f 32,-. Te zamen kosten ze 920 BF of f 49,-. In België kan het bedrag overgemaakt worden op nr. 431-2017069-21; in Nederland kan gestort worden bij
| |
| |
de Rabobank Luyksgestel, op rekeningnr. 13.06.25.787, steeds onder vermelding van ‘Cahiers XVIIIde Eeuw’, het/de gewenste nummer(s) en van naam en adres.
Lia van Gemert
| |
Adrianus Hofferus (1589-1644)
Bij de Stichting Neerlandistiek VU en de Stichting Studie der Nadere Reformatie is verschenen: W.J. Op 't Hof, L. Strengholt, A. van Strien en H. Uil, Adrianus Hofferus (1589-1644).
De uitgave bevat een drietal studies over leven en werk van de Zeeuwse ambtenaar en dichter Adrianus Hofferus, alsmede een bloemlezing uit diens Nederduytsche poëmata van 1635. De studies bestrijken de volgende terreinen: H. Uil beschrijft de politieke en ambtelijke loopbaan van Hofferus, W.J. Op 't Hof gaat in op Hofferus als propagandist van de idealen van de Nadere Reformatie, en L. Strengholt bespreekt de aard en kwaliteit van Hofferus' dichterschap. De bloemlezing, samengesteld door L. Strengholt en geannoteerd door A. van Strien, bevat een selectie van 27 gedichten uit de Nederduytsche poëmata, waaronder een drietal emblemen. Verder geeft de uitgave afbeeldingen van alle 22 in de Nederduytsche poëmata voorkomende gravures, toegeschreven aan Cr. de Passe jr. Ze vertonen voor het merendeel (deels al lang verdwenen) topografische bijzonderheden uit Zierikzee en omgeving.
Het fraai uitgegeven boekje (124 blz., waarvan 29 met afbeeldingen) kost f 34,90 en is verkrijgbaar via de boekhandel of direct bij: Stichting Neerlandistiek VU, De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam. ISBN 90-72365-34-8. Ook te bestellen bij: Nodus Publikationen, Postfach 5725, D-4400 Münster, Duitsland. ISBN 3-89323-415-2.
Ton van Strien
|
|