| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
Bewaard gebleven brieven J.C. Bloem - H. Marsman
In een krantje ter gelegenheid van de boekenweek schreef Marita Mathijsen dat het opwindender was de brieven van grote schrijvers te lezen dan wat zij aan officiële literatuur hadden geproduceerd, omdat zelfs de meest saaie en taaie auteur zich in zijn correspondentie inspande meeslepend, humoristisch en aangrijpend te zijn. Zij maakte wel een uitzondering: J.C. Bloem. Bloem is geen sprankelend briefschrijver, daarvoor is hij te lui, schrijft hij te onverzorgd en te weinig literair. Zonder zich over Mathijsens oordeel verder uit te laten, kan men haar oordeel over Bloem bijtreden. De brieven aan P.N. van Eyck en Aart van der Leeuw (om de twee grotere gepubliceerde verzamelingen te noemen) zijn literair van minder allooi dan Bloems gedichten. Maar toch, maar toch. Er is iets in de ontegenzeggelijke luiheid die uit Bloems briefstijl spreekt, in zijn soms wat oubollige grappen en in de pedaaltoon van zijn klachten (herhaaldelijk in ongeremd gezeur ontaardend), dat sommige lezers met warme sympathie vervult. Juist de ongekunsteldheid - de èchte, niet de met veel moeite gewekte schijn ervan - maakt Bloems brieven meer tot werkelijke brieven dan de gestileerde hoogstandjes of verholen essays van andere scribenten. Uit de morsige details leren we Bloem (een beetje) kennen zoals hij was. Maar misschien geldt dit slechts voor de Bloemliefhebbers. Voor hen zal in ieder geval de kleine uitgave van elf brieven (tien van Bloem aan Marsman en een antwoordbrief) welkom zijn. De titel is De bewaard gebleven brieven, en de tekstverzorging is in handen van Bart Slijper. De brieven worden kort ingeleid, uitvoerig geannoteerd en na een beknopte verantwoording volgt nog een nawoord waarin wordt ingegaan op de biografische en maatschappelijke context (jaren dertig). De correspondentie is naar Bloemmaatstaven gemeten bovengemiddeld aardig en zonder meer informatief. We vinden een gedicht van Bloem geschreven voor Rien Marsman, ‘aan Mien Proost’
(Mien Proost was de auteur van Het middelbaar onderwijs, uitgegeven als gedichten van een schoolmeisje; Bloem vermoedde Marsmans vrouw achter de mystificatie - de werkelijke auteur was Hans Klomp). Bloem reageert op toezendingen van verzen door Marsman (zo uit hij bezwaren tegen ‘Breero’) en hij zegt toe zijn geldschuld aan Rien te voldoen: ‘wil je mij dan opgeven, hoeveel het is (ik ben het vergeten)’. Verrassend is dat in de zesde brief duidelijk wordt dat Marsmans ‘Brief aan een vriend’ aan Bloem is opgedragen. ‘Het roer kan nog zesmaal om’ is een bekende regel uit dit gedicht, dat begint met een aansporing: ‘Tracht, na uw vijftigste jaar, / langzaam te leren, dat het goed is / als de bladeren vallen’. De laatste brief is van Marsman, 2 mei 1940, kort voor hij van het roer werd weggeslagen.
Het gebonden boekje van 63 bladzijden (met twee facsimile's en een register) is uitgegeven door Umbra te Groningen en kost f 32,50 (ISBN 90-74-668-01-1).
G.J.D.
| |
| |
| |
Religiositeit en poëzie
Bij uitgeverij Altiora te Averbode en Kok te Kampen is een boek verschenen van Dirk Hanssens, getiteld De ruimte van het volledige leven; over de religiositeit van de poëzie. Dit is geen studie over de religieuze functies die poëzie in de loop der eeuwen heeft gehad of een monografie over de wijze waarop poëtische teksten in religieuze situaties worden gebruikt en dus ook in religieuze richting worden gelezen (Zo'n studie zou voor de twintigste eeuw in Nederland eens ondernomen moeten worden, er wordt nergens zoveel poëzie gelezen en over gedichten gesproken als in godsdienstige kringen, waarbij dichters als Nijhoff, Achterberg, Ida Gerhardt en natuurlijk Van der Graft en vele anderen zeer populair zijn.) Het boek van Hanssen, monnik in de benedictijnengemeenschap van de abdij Keizersberg te Leuven, is zelf een mooi voorbeeld van het religieus gebruik dat van poëzie wordt gemaakt. Hij wil laten zien hoe poëzie een zingevingsfunctie kan vervullen, want poëzie lijkt niet alleen op het ‘taalspel’ van de religieuze zingeving, maar kan ook daarbinnen een rol spelen. Na enkele algemene hoofdstukken bespreekt de auteur zeven gedichten (het populaire ‘Vragenderwijs’ van Guillaume van der Graft, ‘Pasen’ van Ida Gerhardt, ‘Het land van amen’ van Anton van Wilderode, ‘De kaarsen brandden’ van Vasalis, een gedicht van Felix Timmermans, ‘Het lied der dwazen bijen’ van Nijhoff - Hanssens commentaar toont veel gevoel voor het ambivalente karakter van het gedicht - en ‘Deïsme’ van Achterberg). Na elke bespreking volgt steeds een afdeling ‘Poëzie hand in hand’, een bloemlezing van moderne religieuze verzen, waarvan sommige woorden of regels cursief zijn gedrukt (en sommige gedichten, blijkt, zonder dat dat wordt aangegeven, niet volledig worden weergegeven: zo ontbreekt de laatste strofe van
Nijhoffs ‘Het kind en ik’, die het gedicht wellicht een in deze context minder toepasselijke lading had gegeven). Aan de titel van het boek ligt een kleine mislezing ten grondslag: ‘De ruimte van het volledige leven’ is ‘weggesneden’ uit een gedicht van Lucebert; het begin van ‘Ik tracht op poëtische wijze’ wordt geciteerd met de bewuste regel veten verkeerd gedrukt: Lucebert schrijft immers ‘de ruimte van het volledig leven’ (volledig zonder e). Er spreekt misschien wel evenveel uit het toevoegen van een e als uit het weggelaten van een strofe, namelijk dat de poëzie hier gebruiksvoorwerp is voor eigen doeleinden. Ook voor wie geïnteresseerd is in dit mechanisme levert Hanssens boek veel stof tot nadenken. (ISBN 90-242-6431-6; 239 blz. z.j., geen prijsopgave).
G.J.D.
| |
Schrijversprentenboek over P.C. Boutens
Onder redactie van Jan Nap, Ben Peperkamp en Joost van der Vleuten en hoofdredactie van Murk Salverda is een nieuw Schrijversprentenboek samengesteld, zoals enkele jaren gebruikelijk is als een combinatie van beschouwingen en een ruime verzameling afbeeldingen, voor een groot deel afkomstig van het Letterkundig Museum, maar ook uit andere collecties. De illustraties bij het artikel van Jan Nap en Joost van der Vleuten, ‘“Slechts voor zeer weinigen”’, zijn in zoverre uitzonderlijk dat ze niets met Boutens te maken hebben, behalve dan dat de foto's schrijvers afbeelden die ooit de dichter besproken hebben - het stuk is ‘Een documentaire over de receptie van P.C. Boutens' poëzie’; interessant is daar nader gedocumenteerd te zien hoezeer de omslag in de waardering in de jaren tien
| |
| |
(de negatieve kritiek van P.N. van Eyck!) ook tot uiting komt in de herdrukken: na 1916 werden nog slechts de oudere bundels herdrukt (en meestal voor het laatst in 1924-1926) en de latere bundels (van na 1916) werden, een uitzondering daargelaten, niet opnieuw uitgegeven. In het algemeen is er ook geen grote Boutensliteratuur ontstaan, zeker in vergelijking met wat er over Leopold, Nijhoff of Achterberg verschenen is. Het boek van Blok over de strofen van Andries de Hoghe is een (indrukwekkende) steen in een vijver die stil was en stil bleef. Gelukkig wordt in het prentenboek deze stilte doorbroken door Ernst van Alphen, die de discussie met Blok en in feite met de hele Boutens-studie aangaat over de betekenis van de homoseksualiteit in de gedichten. In alle beschouwingen is Boutens' homoseksualiteit uit zijn poëzie weggeschreven (de dichter was daar zelf ook verantwoordelijk voor), is de stelling. Van Alphen noemt de dichter ‘Miskend en uitverkoren’ en duidt daarmee de twee elkaar uitsluitende ‘constructies’ van homoseksualiteit aan die Boutens' poëtisch wereldbeeld bepalen, een in de Griekse oudheid wortelende en een die in de negentiende eeuw zijn beslag krijgt. Er is een superieur verlangen, dat ‘het meest doelmatige instrument is om toegang te verkrijgen tot de absolute kennis en schoonheid’, waarbij een relatie bestaat met gelijken (‘soortgenoten’, uitverkorenen, ingewijden); maar er is ook de homoseksualiteit als concept om mensen naar hun aard mee in te delen, waarbij de homoseksueel als abnormale variant buiten de maatschappij wordt geplaatst (‘martelaren’, ‘ballingen’). Het ‘betekenisvolle stilzwijgen’ in Boutens poëzie en poetica is te begrijpen binnen het homoseksuele kader: het past binnen de platoonse leer ‘waarin de absolute schoonheid door de uitverkorenen niet verwoord, maar geschouwd
wordt’, maar is ook te zien als reactie op de negentiende-eeuwse norm, volgens welke er een taboe was. Blok is ook in dit prentenboek vertegenwoordigd met een artikel, ‘Ik was bij die vertrouwden’, over de bundel Tusschenspelen, zoals bekend Boutens laatste, met gedichten over ‘iemand die zich in het grensgebied bevindt tussen leven en dood’; met dit ‘intermezzo’ zou de titel te maken hebben. Harry G.M. Prick draagt een stuk bij over Boutens gezien vanuit het perspectief van Van Deyssel (‘“Laat in den middag nam de Meester 't woord”’), met enkele foto's van rijke feestdiners en afbeeldingen van menukaarten (met wijnvlekken van de tafelpraeses) en verder veel portretten. Men vindt in het hele boek overigens prachtige tekeningen en schilderijen van de dichter door Toorop, van Veen, A. Roland Holst-de Meester, Christiaan de Moor en natuurlijk W.A. van Konijnenburg. Ben Peperkamp en Redbad Fokkema bespreken Boutens' Achttien verzen bij werken van W.A. van Konijnenburg en laten zien hoezeer de kunstopvattingen van dichter en schilder parallel lopen en hoe beiden het kunstenaarschap zien als ‘Vroom priesterschap in heiligen eeredienst’. ‘Een zeker amateurisme’ - de uitspraak is van Stols - acht S.A.J. van Faassen wel van toepassing om ‘P.C. Boutens als boekverzorger’ te karakteriseren. Heel nuttig is ook het openingsstuk van Ben Peperkamp, ‘“Een nieuw dichter in Holland”’, een ‘Aanzet tot een poëtografie van P.C. Boutens’, waarin in chronologische volgorde de belangrijkste gebeurtenissen uit Boutens' (dichter)leven de revue passeren. Ik heb iets bijna schoons aanschouwd; over leven en werk van P.C. Boutens 1870-1943 is verschenen bij Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam en het Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag, telt 168 bladzijden en kost f 39,90
(ISBN 90-253-03773).
G.J.D.
| |
| |
| |
Het Nederlands na 1992
Op een congres, dat op 21 en 22 november 1991 door de Landelijke Vereniging van Neerlandici (LVVN) te Amsterdam georganiseerd was, werd gesproken over Het Nederlands na 1992. Onder deze titel zijn nu de congresbijdragen van de verschillende sprekers gebundeld verschenen, ingeleid door de voorzitter van de LVVN, W.G. Klooster. De bijdragen zijn nogal uiteenlopend van toonzetting en aanpak, alle welmenend en bezorgd, ook vaak vol vertrouwen, ten aanzien van de toekomst van de Nederlandse taal. Er zijn een paar gelegenheidstoespraken - enkele sprekers onderbreken hun tekst bij herhaling door een wat pathetisch ‘Dames en heren’ - en er zijn enkele substantiëlere bijdragen. Minister Hedy d'Ancona droeg een redevoering bij (uitgesproken door een D.G. van haar ministerie, J. Riezenkamp) met als titel ‘Is het Nederlands in gevaar?’ en de voorzitter van de Vlaamse Raad, L. Vanvelthoven sprak over ‘Tussen taalgrens en rijksgrens’. Daarna volgt de tekst van J.P.A. Stroop, ‘Welk Nederlands na 1992?’, het meest zaakrijke stuk uit de bundel, waarin Stroop een interessante visie op de ontwikkeling van de standaardtaal ontvouwt. Over juridisch taalgebruik handelt ‘Iedere Nederlander wordt geacht de wet te kennen’ van G.J. Kemper (een voorschrift dat overigens nergens gecodificeerd is!). De overige titels spreken voor zichzelf: ‘Heeft het Nederlands nog toekomst’ door Ethel Portnoy, ‘Vlaanderen als bondgenoot’ door P. van Hauwermeiren, ‘De toekomst van het Afrikaans’ door V.A. February, ‘De invloed van het communicatiewerkveld op het Nederlands’ door Patrick de Leede, ‘Nederlands en Vlaanderen’ door W. Penninckx, en ‘Hoe de taalbeheersers per ongeluk de taal naar de bliksem helpen’ door B. Reesinck. Begrijpelijkerwijs wordt nogal eens geageerd tegen het voorstel van minister Ritzen om Engels als voertaal bij het
hoger onderwijs te gaan gebruiken.
De bundel wordt besloten met een toelichting bij een kleine tentoonstelling over de strijd om het behoud van het Nederlands in Vlaanderen in de 18e en 19e eeuw, en de resoluties van het congres, zoals die werden aangeboden aan de Nederlandse regering en de Vlaamse Executieve, alsmede de beleefde antwoorden daarop van minister Weckx namens het Comité van Ministers van de Nederlandse Taalunie.
Het geheel is verschenen als LVVN-jaarboek 1991 en het is te bestellen voor f 25.- bij de Stichting LVVN, Spuistraat 134, 1012 VB Amsterdam.
M.C.v.d.T.
| |
Aju paraplu
Met als titel Aju paraplu heeft Henk van Gelder een aardig boekje uitgegeven met Gevleugelde woorden van radio en televisie (zoals de ondertitel luidt). Het begrip gevleugelde woorden moet nogal ruim worden opgevat, want behalve ‘spreukachtige gezegden’ (wat de gangbare betekenis is van gevleugelde woorden) behandelt Van Gelder ook heel wat geïsoleerde woorden. Ook het bereik van radio en televisie wordt ruimschoots overschreden, want de auteur heeft heel wat reclame-slogans opgenomen die uit geschreven bronnen bekend zijn, zoals Het bier is weer best, Blij dat ik rij e.v.a. De meeste stammen echter wel uit radio- en televisieprogramma's, soms al van jaren her, zoals Even afrekenen heren of Hoe is de stand, Mieke? De grootste leveranciers van dit soort uitdrukkingen, vooral in de laatste jaren, zijn Van Kooten en De Bie, op de voet gevolgd door Wim T. Schippers. Van laatstgenoemde stamt het befaamde, nu al weer verdwijnende
| |
| |
Reeds!, dat door het gebruik in de programma's van Dolf Brouwers (alias Van Oekel) voor klasseverhuizing van een woordsoort zorgde: van bijwoord naar interjectie.
Interessant voor de lexicograaf is de informatie bij een aantal los voorkomende woorden, juist omdat nogal wat programmamakers en tekstschrijvers bereid waren inside information te geven. Of die informatie altijd juist is, staat soms te bezien. Een bekend geval, en aantoonbaar juist, is het ontstaan van het woord hamvraag in het NCRV-programma ‘Mastklimmen’ van Johan Bodegraven; ook de handwoordenboeken vermelden dat. Maar een ander geval, en aantoonbaar onjuist, levert het woord meedenken, dat veel ouder is dan 1974, zoals Van Gelders zegsman aangeeft. In Reinsma's Signalement van nieuwe woorden komt al een attestatie uit 1968 voor. Wim T. Schippers claimt de vondst van de afleiding gekte (door hem zelf een ‘verbuiging’ genoemd), anno 1971-72; het zou best waar kunnen zijn, maar het menselijk herinneringsvermogen is vaak een troebele bron. Niettemin is het aardig om de herkomst te ervaren van woorden als arbeidsvitaminen, bobo, doemdenken, frisdrank, jeugdsentiment, regelneef, vertrossing e.a., ook al is er misschien wel eens sprake van een menselijke herinneringsfout of een niet minder menselijke begeerte van een programmamaker om te boek te staan als ‘uitvinder’ van een woord dat algemene bekendheid heeft gekregen. Het boekje bewijst in ieder geval hoe groot de invloed van media als radio en televisie in onze samenleving is
Aju paraplu is een uitgave van Thomas Rap te Amsterdam; ISBN 90-6005-442-3; prijs f 15.-
M.C.v.d.T.
| |
De Oudheid in het Nederlands
Vijf eeuwen Nederlandse vertaalbedrijvigheid: van Van Ghistele en Coornhert, via Vondel en Bilderdijk, tot Claus, Gerhardt, Herzberg en Van Wilderode hebben honderden vertalers werken van Griekse en Latijnse auteurs in het Nederlands omgezet. Niet alleen de groten werden van de Helicon naar de Lage Landen overgeplaatst, maar ook mindere goden op literair, filosofisch, wetenschappelijk, medisch, christelijk-leerstellig of -exegetisch gebied. Sinds vorig jaar beschikken we dankzij de Leuvense latinist A. Welkenhuysen en zijn medewerker P. de Rynck over een handboek getiteld De Oudheid in het Nederlands. Repertorium en bibliografische gids voor vertalingen van Griekse en Latijnse auteurs en geschriften (Ambo, Baarn 1992). Zij incorporeerden het werk van hun voorgangers, A. Geerebaert S.J. (Lijst van de gedrukte Nederlandse vertalingen der oude Grieksche en Latijnsche schrijvers, 1924) en J. van IJzeren (Lijst van Nederlandse werken van Griekse en niet-christelijke dichters en prozaschrijvers, 1958) en breidden het uit met gegevens over vroegchristelijke auteurs en hun werken.
Het corpus van het handboek bestaat derhalve uit een doorlopende alfabetische lijst van Griekse en Latijnse, profane en christelijke, auteurs en geschriften met hun Nederlandse vertalingen. Elk item wordt beknopt gesitueerd en ingeleid en van vrijwel alle vertalingen vindt men gegevens over onder meer de vorm, de volledigheid en herdrukken. Voorafgaand aan het corpus vindt men een afdeling, met overzichten van respectievelijk bibliografieën van Nederlandse vertalingen, klassieke tekstedities, en bloemlezingen, algemene of verzamelde werken, citaten- | |
| |
verzamelingen e.d. Het handboek besluit met een afdeling waarin aanvullende trefwoorden, Nederlandse zoekwoorden en een register van vertalers zijn opgenomen.
Al bladerend in dit prachtig uitgegeven boek stuit men op treffende bijzonderheden. Zo is de meest vertaalde tekst de Antigone van Sophocles: na Van Ghistele hebben nog zo'n twintig auteurs dit drama vertaald. Van de Latijnse teksten scoort Vergilius' Aeneis zeer hoog. En: de produktiefste vertaler (met meer dan zestig vertaalnummers) blijkt niet, zoals men wellicht zou verwachten, Bilderdijk maar een classicus die vooral in het eerste kwart van onze eeuw actief is geweest: C.Jz. Brakman (1861-1936).
De Oudheid in het Nederlands telt 432 pagina's, de prijs bedraagt f 79,-, het ISBN is 90-263-1098-6.
Marijke Meijer Drees
| |
Een egodocument uit 1624
In de reeks Egodocumenten, onder redactie van R.M. Dekker en G.J. Johannes, verschijnen autobiografieën, dagboeken, brieven, reisjournalen e.d. uit de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw. Nummer 3 in de reeks is het dagboek van de Haagse schoolmeester en dichter David Beck (1594-1634).
Gedurende het hele jaar 1624 noteerde Beck nauwgezet al zijn bezigheden: de bezoeken die hij aflegde, zijn lange wandelingen in en rond Den Haag (op 28 juli komt hij Huygens en Cats tegen), welke hoogwaardigheidsbekleders er arriveerden, de kerkdiensten die hij bijwoonde, de psalmen die hij zong, de boeken die hij las, nieuwtjes uit binnen- en buitenland, de algemene angst voor de toen heersende pestepidemie, belastingrelletjes, het onderwijs op zijn school (de ‘discipelen’ hadden opvallend veel vrij), het weer, wanneer hij ging slapen en weer opstond, en wat hij zoal at of te eten kreeg bij anderen, want Beck ging veelvuldig ‘te gast’ op ‘de portie’. Zo biedt zijn dagboek een gedetailleerd en boeiend beeld van het dagelijkse leven anno 1624. Het begint enkele weken nadat zijn vrouw Roeltje in het kraambed is gestorven. Zelden laat Beck rechtstreeks los dat de dood van zijn vrouw hem heeft aangegrepen, maar wel zien we hem veelvuldig werken aan een cyclus sonnetten waarin hij zijn emoties wellicht kanaliseerde: ‘Daphnis clachten op de doodt van zijne Orlande’ (Orlande staat voor Rolande of Roeltje). De teksten van deze gedichten en van het andere dichtwerk van Beck dat in het dagboek ter sprake komt, zijn als bijlagen opgenomen. Tot de bijlagen behoren verder een register van personen en zaken, de namen van de auteurs en de boektitels die Beck vermeldt, een lijst van woorden met vertaling en de kalender van 1624.
David Beck. Spiegel van mijn leven; een Haags dagboek uit 1624 is ingeleid en van aantekeningen voorzien door Sv. E. Veldhuijzen. Het boek telt 297 blz. en kost f 50,-. De uitgever is Verloren in Hilversum; ISBN 90-6550-113-4.
Marijke Meijer Drees
| |
De Walewein opnieuw uitgegeven en vertaald
De prachtige Middelnederlandse Arturroman die de dichters Penninc en Pieter Vostaert rond het midden van de dertiende eeuw schreven, was tot voor kort
| |
| |
beschikbaar in twee edities: de editio princeps van W.J.A. Jonckbloet uit de jaren 1846-1848 en de uitgave van G.A. van Es uit 1957, die geldt als de standaardeditie. Hieraan kan nu een derde uitgave worden toegevoegd, die vorig jaar verscheen in de Garland Library of Medieval Literature, een niet genoeg te prijzen - maar helaas ook zeer prijzige - reeks waarin belangrijke middeleeuwse werken in een Engelse vertaling toegankelijk worden gemaakt. De Library kent twee afdelingen: serie A bestaat uit teksten en vertalingen, serie B alleen uit vertalingen. De editie van de Walewein, waar David F. Johnson voor tekent, is deel 81 in serie A.
Johnsons werkzaamheden hebben een omvangrijk boek opgeleverd: LVII + 575 blz. Op de even bladzijden van de pagina's 1-537 geeft hij de Walewein opnieuw uit, de oneven bladzijden zijn gereserveerd voor een Engelse regel-voor-regel vertaling. Johnson typeert zijn editie als conservatief-kritisch, hetgeen inhoudt dat hij gewoonlijk de tekst van het enige handschrift volgt, maar onder meer een uitzondering maakt voor het verbeteren van evidente kopiistenfouten en voor het overnemen van sommige lezingen uit het Gentse fragment. Andere ingrepen betreffen het normaliseren naar hedendaags gebruik van i/j en u/v en het cursiveren van de voluitgeschreven abbreviaturen. Van interpunctie heeft hij afgezien; wie Johnsons mening over de zinsbouw wil weten, kan bij de vertaling te rade gaan. Ter illustratie van de uitgave citeer ik de bekende verzen 1-7:
Vanden coninc Arture |
Concerning King Arthur |
Es bleven menighe avonture |
there is many an adventure |
Die nemmer mee ne wert bescreven |
that has never yet been written down. |
Nu hebbic ene scone up heven |
Now here I have begun a marvelous one; |
Conticse wel in twalsche vinden |
if I could find it in French, |
Ic soudse jou in dietsche ontbinden |
I would translate it for you into Dutch: |
Soe es utermaten scone |
it is a fine tale indeed! |
Dat de editie niet vrij is van lees- en zetfouten, blijkt uit vs. 5: het vreemde Conticse is onjuist (het handschrift leest terecht Consticse). Ook op andere plaatsen heb ik dergelijke slordigheden gevonden. De vertaling maakt een gedegen indruk.
In zijn inleiding besteedt Johnson onder meer aandacht aan de auteurs van de Walewein, de datering van de roman en de bijzonderheden van de tekst als literair werk. Het editiegedeelte wordt gevolgd door een bespreking van ingewikkelde emendaties en door literair-historische toelichtingen (p. 539-550). Na appendix A, die een lijst met kleine emendaties bevat, en appendix B, een uitgave van het Gentse fragment, volgt het register van eigennamen waarmee het boek afsluit.
Terwijl de internationale mediëvistiek met Johnsons boek voor het eerst beschikt over een adequate uitgave van de Walewein, modderen neerlandici maar wat aan met de uitgave van Van Es, waaraan als bekend flinke nadelen kleven, bijvoorbeeld op het terrein van de interpunctie. Daar komt bij dat uitgeverij Tjeenk Willink in 1976 op het malle idee gekomen is de herdruk van de editie-Van Es te beperken tot het tekstdeel; wie op die reprint aangewezen is, moet voor de inleiding, de tekstkritische aantekeningen en de woordverklaringen naar de bibliotheek. Dat is toch eigenlijk te gek om over te praten. De neerlandistiek schiet
| |
| |
hier naar mijn oordeel pijnlijk tekort. Een literaire topper als de Walewein moet gelezen kunnen worden in een aantrekkelijke uitgave, waarin een enthousiasmerende inleiding de lezer uitnodigt kennis te nemen van een betrouwbare tekst die door interpunctie, woordverklaringen en literair-historische aantekeningen optimaal toegankelijk gemaakt is. Ik weet het, zo'n uitgave kost tijd (voor het bezorgen ervan heeft een ervaren Arturist(e) jaren nodig) en geld (een aantrekkelijk boek vereist een behoorlijke investering, terwijl geen uitgever nog brood lijkt te zien in tekstuitgaven), maar de Walewein zou daarmee de editie krijgen waarop de roman recht heeft. In de tussentijd kunnen we ons erover verheugen dat het werk van Penninc en Vostaert dankzij de editie-Johnson de internationale furore zal kunnen maken die de roman al evenzeer verdient.
Penninc and Pieter Vostaert, Roman van Walewein, edited and translated by David F. Johnson. New York & London: Garland Publishing, 1992. ISBN 0-8240-7393-2. Prijs: 95 dollar.
Bart Besamusca
| |
Woordenboek Limburgse dialecten (akkerbouw)
Van het systematisch Woordenboek van de Limburgse dialecten is de vierde aflevering van deel I, agrarische terminologie, verschenen. Deze aflevering werd geschreven door J. Kruijsen en J. Goossens en heeft de verbouw van graangewassen als onderwerp. Dit boek is bijzonder mooi uitgegeven. Het bevat onder meer tegen de honderd haarscherpe gekleurde taalkaartjes en een alfabetisch register van woordtypen en lemmatatitels. In de lemmata wordt de terminologie besproken van het telen van gewassen, van de gewasnamen, van het zaaien, van het verzorgen van het gewas, van de graanoogst op de akker, van het binnenhalen van de oogst, en van het dorsen.
Bibliografische gegevens: J. Kruijsen en J. Goossens, Woordenboek van de Limburgse dialecten. Dl. I, aflevering 4. Verbouw van graangewassen. XVI + 174 blz. 1992. Dit woordenboek werd uitgegeven door Van Gorcum te Assen/Maastricht. De prijs van dit deel bedraagt f 52,- (ISBN 90-232-2751-4).
Jan Nijen Twilhaar
| |
Congres van de Société Rencesvals
Aan de Rijksuniversiteit Groningen zal van maandag tot zaterdag 22-27 augustus 1994 het 13e Internatioanle Congres van de Société Rencesvals gehouden worden.
Als thema's worden voorgesteld:
- Epische stof in middeleeuwse genres
- Christelijke helden in confrontatie met de Saraceense wereld
- Bovennatuurlijke en magische elementen in de epische poëzie
- De kruisvaartepiek
Correspondentie over het congres en verzoeken om inlichtingen te richten aan W. Noomen, Faculteit der Letteren, Vakgroep Mediaevistiek, Postbus 716, NL-9700 AS Groningen.
W. Noomen
| |
| |
| |
2e Bert van Selm-lezing
Op maandag 6 september 1993 zal de tweede Bert van Selm-lezing worden gehouden door Frans A. Janssen onder de titel genomineerd voor de Best Verzorgde Boeken van het jaar 1512.
In 1512 verscheen bij de Parijse drukker Henri Estienne een van commentaar voorziene Latijnse vertaling van de brieven van Paulus. De typografische vormgeving van dit boek zal centraal staan. Bij elk onderdeel van de typografie wordt de relatie met de inhoud aangewezen en worden de inspiratiebronnen van de vormgever nagegaan. Men kan de lezing derhalve beschouwen als het rapport van een jurylid ten behoeve van de nominatie voor de Best Verzorgde Boeken van het jaar 1512.
Frans A. Janssen verzorgde, naast andere uitgaven van drukkershandboeken, in 1982 een editie van David Wardenaar's Beschrijving der boekdrukkunst (1801) onder de titel Zetten en drukken in de achttiende eeuw. Zijn oratie Auteur en drukker in de geschiedenis van de typografische vormgeving verscheen in 1989. Hij is directeur van de Bibliotheca Philosophica Hermetica Amsterdam en hoogleraar boek- en bibliotheekgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam.
De lezing vindt plaats in zaal 011 van het Centraal Faciliteitengebouw (gebouw 1175) van het Witte Singel/Doelencomplex en begint klokke 16.15 uur. Aansluitend wordt in het restaurant een drankje geschonken. Toegangskaarten voor de lezing kunnen vanaf heden tot 1 augustus worden aangevraagd bij de Rijksuniversiteit Leiden, Vakgroep Nederlands, Commissie Bert van Selm-lezing, P.N. van Eyckhof 1, Postbus 9515, 2300 RA Leiden. Men kan ook gelijktijdig met bestelling van de uitgave van de lezing op het girostrookje een toegangskaart aanvragen. De toegangskaarten worden medio augustus toegestuurd.
De uitgave van de Bert van Selm-lezingen wordt verzorgd door uitgeverij De Buitenkant te Amsterdam. De tweede Bert van Selm-lezing, voorzien van illustraties, zal verschijnen op 6 september 1993 en kan worden besteld door f 17,50 over te maken naar gironummer 3397557 van de Bibliograaf Vakgroep Nederlands, Stevinstraat 14,2405 CP Alphen a/d Rijn met vermelding van ‘2e Bert van Selmlezing’ of, bij bestelling vanuit het buitenland, door toezending van een Eurocheque. De bestelling is op 6 september na afloop van de lezing af te halen of zal na die datum worden toegezonden.
M.J. van der Wal
| |
Colloquium vertaalwetenschap
Op 16 en 17 december 1993 organiseert de interuniversitaire Contactgroep Vertaalwetenschap van het (Belgische) Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek aan de Universiteit Gent een Colloquium met als titel vertalen historisch bezien. Vertaaldiscours, vertaalpraktijk, vertaalhistorie.
Het programma, dat tien lezingen zal omvatten, biedt ruimte voor theoretisch georiënteerde bijdragen en voor concrete studies op het gebied van de geschiedenis van het vertalen in West-Europa. Aan de volgende thema's zal aandacht worden geschonken: (1) het vertaaldiscours als metatekst; (2) vertaaldiscours en vertaalpraktijk; (3) vertaalbeschouwing, vertaalwetenschap, historiografie van het vertalen. Het aantal deelnemers is beperkt tot veertig. Kosten: 1250 BF (f 65) per persoon (inclusief tweemaal lunch, exclusief eventuele overnachting). Nadere
| |
| |
bijzonderheden en inschrijvingsformulieren zijn verkrijgbaar bij de Secretaris van de Contactgroep: Dr Dirk Delabastita, Kortrijksestraat 71, B-3010 Kessel-Lo.
Voorstellen voor een lezing dienen, vergezeld van een samenvatting van 600 à 1000 woorden, vóór 15 juni 1993 gestuurd te worden aan de Voorzitter van de Contactgroep: Dr Theo Hermans, Department of Dutch, University College London, Gower Street, London WC1E 6BT (Fax 00 44 442 66128). De beoordelingscommissie bestaat uit: Prof. Dr. R. van den Broeck (Antwerpen); Dr D. Delabastita (Namur); Dr Th. Hermans (Londen); Dr L.G. Korpel (Schiedam).
Theo Hermans
| |
De tweede grote spellingtest
Vanwege het succes van de eerste grote ‘spellingproef’ in november 1991 organiseert de Vereniging Algemeen Nederlands, afdeling West-Vlaanderen, een tweede grote spellingtest. En ook nu staat het spellingexamen onder de hoge bescherming van de Nederlandse Taalunie en verleent de Kredietbank zijn gewaardeerde financiële medewerking. De test bestaat in een dictee, waarvan de moeilijkheidsgraad zal liggen tussen die van de grondige en die van de elementaire kennis in de vorige spellingtest. Het grote voordeel van deze spellingtest - vergeleken met het grote dictee - bestaat hierin, dat iedereen die meerderjarig (18 jaar) is en Nederlands kan schrijven, eraan kan deelnemen en dat niemand uitgeloot wordt. Er is evenmin een nationale beperking.
Het examen heeft plaats op zaterdag 13 november 1993 om 11 uur in de auditoria van de kulak in Kortrijk. De voorgeschreven spelling is de voorkeurspelling van de officiële woordenlijst van de Nederlandse Taal. De leestekens worden gedicteerd. Wie 60% van de punten behaalt, is geslaagd en krijgt een certificaat. De getuigschriften en de prijzen zullen op 22 januari 1994 plechtig worden uitgereikt in de Kredietbank - ‘De Gekroonde Laars’ - in Brugge. Wie aan de spellingtest wenst deel te nemen, dient voor 16 oktober 1993 het inschrijvingsbedrag van 250 frank te gireren op rek. 470-0297481-06 van V.A.N. - W.-VI. in Brugge en het inschrijvingsformulier op te sturen aan Peter Debrabandere, secretaris V.A.N. - W.-Vl., Keizer Karelstraat 83, 8000 Brugge (tel. 050)31 73 66). Reglement, inlichtingen en formulieren zijn op datzelfde adres te verkrijgen. Deelnemers uit Nederland kunnen f 14,- overmaken op gironummer 3992877 t.n.v. Vereniging Algemeen Nederlands, Brussel.
Frans Debrabandere
| |
Oproep brieven 19e-eeuwse letterkundigen
In opdracht van het Constantijn Huygens Instituut te Den Haag voer ik een projekt uit dat de inventarisatie en evaluatie behelst van correspondenties van negentiende-eeuwse letterkundigen. Het begrip ‘letterkundige’ wordt in ruime, negentiende-eeuwse zin gebruikt en impliceert dus ook geleerden. Doel is de vervaardiging van een rapport waarin uiteengezet wordt welke correspondenties prioriteit moeten krijgen bij uitgave. Uiteraard raadpleeg ik de collecties van instellingen als het Letterkundig Museum, de Koninklijke Bibliotheek, de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam en de Universiteitsbibliotheek van Leiden (inclusief de verzameling van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde).
| |
| |
Problematischer is het raadplegen van het brievenbezit van allerlei archieven. Doorgaans is er immers geen afzonderlijke brieven- of handschriftencatalogus beschikbaar. Het moeilijkst is de kwestie van de brieven in particulier bezit. Weliswaar kan men via het Centraal Register van Particuliere Archieven heel wat achterhalen, maar wat er verder aan ongeregistreerd materiaal is, valt met geen mogelijkheid te schatten.
Deze oproep richt zich tot eenieder die weet heeft van
a. | interessante correspondenties in archieven, en |
b. | brievencollecties buiten de bekende bewaarplaatsen. |
Als u over informatie beschikt, zou u hierover dan contact willen opnemen met ondergetekende?
Nop Maas, Eindenhoutstraat 33, 2012 MJ Haarlem (023-311588) |
|