| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
Interpretatie van moderne lyriek
De reeks Literatuur in veelvoud van uitgeverij Garant (Leuven en Apeldoorn) kennen we van de door Utrechtse literatuurwetenschappers samengestelde Sleutelwoorden, een boek waarin op overzichtelijke wijze een aantal kernbegrippen uit de huidige literatuurwetenschap worden behandeld. Als deel 4 verscheen Van aangezicht tot aangezicht met een dertigtal Modelinterpretaties moderne lyriek, geschreven door bijna evenveel auteurs, grotendeels uit Vlaanderen afkomstig, en geredigeerd door Roland Duhamel, die ook zelf een bijdrage levert en het boek opent met een woord vooraf en afsluit met een algemene beschouwing: ‘Poëzie interpreteren’. Bij de keuze van de Duitse, Engelse, Franse en Nederlandse gedichten, die chronologisch - van 1905 tot 1988 - zijn geordend, heeft men zich laten leiden door factoren als het belang van de dichter, de representativiteit, schoonheid of originaliteit van het gedicht en de aantrekkelijkheid van de interpretatie. Ook al kan men tegen de gemaakte keuze inbrengen dat er - althans voor het Nederlands taalgebied - enkele belangrijke dichters opvallend afwezig zijn (hetgeen de keuze van enige, in het licht der eeuwigheid wat minder belangrijke dichters die wel worden besproken, extra opvallend maakt), toch is dit een aantrekkelijk boek, juist ook doordat ook andere taalgebieden dan het Nederlands zijn vertegenwoordigd. De Nederlandse dichters en hun gedichten worden hierna opgesomd, gevolgd door de naam van de interpretator: J.W.F. Werumeus Buning, ‘Ballade van den boer’ (Pelckmans), Hugo Claus, ‘Een vrouw 7’, uit De Oostakkerse gedichten (Wildemeersch), Kopland, ‘Geef mij maar de brede, de trage rivieren’, uit Een lege plek om te blijven (De Geest), Hugues C. Pernath, ‘En november verbond hun begeren en hun beven’ (Gerits), Faverey, ‘Een hecatombe’, uit Gedichten (Van Buuren), Anton Korteweg,
‘Geen hand’ (Brems), Eddy van Vliet, ‘De binnenplaats’ (Musschoot) en Stefan Hertmans, ‘Dingen’ (Vervaeck). Het boek richt zich tot ‘alle literatuurdocenten aan middelbare scholen, hogescholen en universiteiten; alle studenten literatuurwetenschap en verder iedereen die belangstelling heeft voor poëzie’. Het telt 222 bladzijden en kost f 43,15 (ISBN 90-5350-040-5).
GJD
| |
Nieuwe editie Minnebrieven
Bij Uitgeverij Veen verscheen in 1992 een facsimile-uitgave van de eerste druk (1861) van Multatuli's Minnebrieven, waarin men zich met eigen ogen over de eigenzinnige typografie van het boek kan verwonderen. In een kort ‘Nawoord’ gaat Nop Maas op de betekenis van het boek in, waarbij hij ook de, doorgaans weinig positieve, ontvangst bespreekt. Het publiek was enthousiaster, want er verschenen tijdens Multatuli's leven zes herdrukken. Door verklarende noten wordt deze fascinerende tekst toegankelijk gemaakt. De uitgave uit de reeks Amstel Klassiek telt 242 bladzijden en kost f 15,90 (ISBN 90-354-0263-1).
GJD
| |
| |
| |
Kralt over Aart van der Leeuw
Bij Dimensie te Leiden is in 1992 een boekje verschenen van de hand van P. Kralt over Aart van der Leeuw: Het onberekenbare inzicht van een zoet gevoel; Aart van der Leeuw en de herschepping van het verleden. (80 blz. prijs: f 29,95. ISBN 90-6412-093-5.) In een tiental korte hoofdstukjes bespreekt Kralt de aard, functie en verschijningsvormen van het fenomeen herschepping, en vooral de herschepping van het verleden, in het werk en literair wereldbeeld van Van der Leeuw. Daarbij worden procédés besproken als ‘externe contrastering’ (de terughoudendheid waarmee historische gegevens worden vermeld, valt op als men die tegen de achtergrond van de overdaad van de romantiek beziet) en ‘interne contrastering’ (bepaalde elementen worden gemarkeerd, terwijl andere vaag gelaten worden). Hierdoor ontstaat een paradoxale verhouding tussen ‘verdoezeling’ enerzijds en ‘vertoon’ anderzijds, hetgeen bijdraagt aan het speciale effect dat veel van Van der Leeuws werk teweegbrengt. Deze middelen worden in verband gebracht met de betekenis die het verleden voor Van der Leeuw zou hebben als ‘droomgebied’, dat juist weer door een enkel concreet detail levendig blijft. Na de bespreking van deze en dergelijke paradoxen vraagt Kralt aandacht voor drie veel voorkomende thema's uit het werk: schoonheid (‘wanneer de werkelijkheid tendeert naar het ideaal, zonder in loutere illusie te zijn overgegaan’), spiegeling (allerlei vormen van parallellie, bijvoorbeeld tussen werkelijkheid en verbeelding, en symbolisering, waarbij het tot legende maken van werkelijkheid en verleden de vergelijkbaarheid mogelijk maakt) en wedergeboorte: de poging de jeugd, het verleden, her te beleven in de verbeelding, hetgeen een gelukservaring oplevert, die ‘onze enige eer en rechtvaardiging’ is (om met een generatiegenoot van Van der Leeuw te spreken). Ook
degene die, anders dan Kralt zelf, van mening is dat Van der Leeuw niet geheel ten onrechte uit de canon aan het verdwijnen is, biedt dit boekje interessant materiaal om het poëtisch wereldbeeld van de generatie van 1910 te begrijpen en het eigen accent dat elke auteur legt beter te kunnen waarnemen. Wie na lezing van Kralts essay de gedichten en beschouwingen van J.C. Bloem nog eens doorneemt, kan de dichter van Het verlangen beter plaatsen. En dit, wellicht niet door de auteur berekend, inzicht mag ook aan hen die Van der Leeuw niet liefhebben, dan wel geen zoet, maar toch een bevredigend gevoel schenken.
GJD
| |
Zeldzaam en kostbaar
Onder deze titel presenteerde de Koninklijke Bibliotheek het afgelopen jaar een expositie van bijzondere aanwinsten uit de jaren 1987-1991. Tentoonstellingen vergaan, catalogussen blijven. Vandaar dat het zin heeft het bij de expositie verschenen boekje waarin de aanwinsten worden beschreven en vaak ook afgebeeld, hier aan te kondigen. De neerlandicus-cultuurhistoricus kan er heel wat van zijn gading vinden. Er zijn spectaculaire aanwinsten bij, zoals de zestiende-eeuwse ketterse boekjes die in 1988 bij de verbouwing van een grachtenhuis te Delft tussen de balken werden aangetroffen. Spectaculair, niet zozeer vanwege de inhoud als wel om de buitenkant, is een Spaans getijdenboek. Om de leren band heen is nog het originele stofomslag van rood fluweel te bewonderen, een zogeheten chemiseband, waarvan er maar weinige bewaard zijn gebleven. De belangrijke collectie alba amicorum werd in de betrokken periode met niet minder dan 40 nummers
| |
| |
uitgebreid. Mooie aanwinsten vallen er ook te noteren op het gebied van bijzondere moderne uitgaven, vaak van ‘drukkers in de marge’.
Zeldzaam en kostbaar. Vijf jaar aanwinsten van de bijzondere collecties (1987-1991) werd verzorgd door Ad Leerintveld en Henk Porck. Het rijkgeïllustreerde boek is uitgegeven bij de Koninklijke Bibliotheek en kost f 40,-.
M.A.S.-v.d.D.
| |
Studiecentrum 18de-eeuwse Zuidnederlandse letterkunde
In de reeks Cahiers van bovengenoemde stichting zijn weer twee nieuwe deeltjes verschenen. In Rokoko in Vlaanderen? Neorokoko in West-Europa doet de comparatist Jean Weisgerber verslag van een onderzoek naar literaire rococoverschijnselen. Literatuur waaruit een frivole levenshouding spreekt met bijbehorend accent op een speelse en luchtige vormgeving is inderdaad in Vlaanderen aan het eind van de 18de eeuw, en ook wel eerder en later aan te treffen. Al kan men zich afvragen hoe zinvol het is dergelijke teksten als rococo te bestempelen - als Le Plats Aeneis-travestie een rococo-uiting is, behoort ook Focqenbroch met zijn schertsepen tot die stroming - Weisgerber heeft in elk geval heel wat in het vergeetboek geraakte auteurs herontdekt en aldus ‘een vleugje rococo in de hutspot van onze 18de-eeuwse literatuur’ gesignaleerd. In het tweede deel van zijn studie beschouwt hij de verdere lotgevallen van het (neo)rococo in de 19de eeuw.
Jozef Huyghebaert heeft een tekstuitgave met uitvoerige inleiding bezorgd van Karel Broeckaerts Jellen en Mietje en wel de versie zoals die, voor het eerst compleet, verscheen in de te Gent uitgekomen Dobbele schapers almanak voor 1816. Het verhaal, een variant op Van Effens Kobus en Agnietje, is van belang om de langdurige populariteit ervan, en taalkundig gezien om het gebezigde Gentse dialect. Paradoxaal heeft de auteur dit verhaal overigens geschreven, zo suggereert hij in zijn ‘Berigt’ vooraf, om het Zuidnederlandse taalparticularisme te bestrijden. Met instemming haalt Broeckaert een zinnetje van Scaliger over de vele Baskische talen aan: ‘men zegt dat zy elkander verstaen; maer ik geloof het niet’ en betrekt dat op de vele dialecten in Vlaanderen en Brabant.
Het deeltje over Rococo telt 86 blz. en kost f 18,-; dat over Broeckaert telt 70 + 47 + XVII blz. en kost f 30,-. Beide deeltjes samen kosten f 45,-. Men kan ze bestellen door het verschuldigde bedrag te storten op nr. 13.06.25.787, Cahiers XVIIIde eeuw.
M.A.S.-v.d.D.
| |
Beschouwingen over vertalen
In januari 1992 werd in dit tijdschrift het eerste deel aangekondigd van een nieuwe reeks ‘Vertaalhistorie’, te weten een bibliografische lijst van studies over dit onderwerp. Thans is een volgend deel uit de reeks verschenen, en wel deel 3: C.W. Schoneveld, Nederlandse beschouwingen over vertalen 1670-1760 onder de mottohoofdtitel 't Word grooter plas: maar niet zo 't was. Het besproken tijdwerk wordt aan de ene kant gemarkeerd door het optreden van Nil volentibus arduum en aan de andere kant door de opkomst van het literaire tijdschrift - waarna een nieuw type beschouwingen mogelijk wordt. Vrijwel alle beschouwingen uit dit deeltje
| |
| |
stammen uit voorwoorden bij vertalingen waarin de overzetters verantwoording afleggen van hun werkwijze. De editeur heeft het materiaal in een kader geplaatst waarin hij ingaat op het steeds maar weer gestelde probleem van de verhouding tussen res en verba zowel op het gebied van de grammatica als dat van de retorica. Ook de zeer ruime opvatting van vertalen, waarbij de omstandigheden op onze tijden en zeden toegepast worden, komt aan de orde.
Het 150 pp. tellende boekje is te verkrijgen bij de Stichting Bibliographia Neerlandica, Postbus 90751, 2509 LT 's-Gravenhage. De prijs is f 29,50.
M.A.S.-v.d.D.
| |
Peptalk
Van Liesbeth Koenen en Rik Smits is verschenen Peptalk, de tweede, geheel herziene en uitgebreide editie van Peptalk & Pumps, dat destijds bij Thomas Rap verscheen en in Ntg 83 (1990), 80-83 kritisch besproken werd door W. Zonneveld. Deze tweede druk is met 25 procent vermeerderd en biedt nu 3600 gangbare, uit het Engels geleende woorden en uitdrukkingen, waarbij ook aan vele door Zonneveld gesignaleerde omissies recht gedaan is. De bedoeling is, net als bij de eerste druk, het verschaffen van nuttige informatie op een aangename manier, zodat een soort leeswoordenboekje ontstaan is. Dat populaire karakter brengt met zich mee dat de woordverklaringen soms sterk tijdgebonden elementen bevatten: bij anchorman/woman werkt een toevoeging als ‘In Amerika echt zo belangrijk als Joop van Zijl en Maartje van Weegen hier graag zouden willen zijn’ wel amusant, maar ook sterk daterend. De inleiding bevat ter zake doende en heel toegankelijk gepresenteerde informatie over leenwoorden en de incorporatie daarvan in het Nederlandse taalsysteem.
Peptalk. De Engelse woordenschat van het Nederlands is uitgegeven bij Nijgh en Van Ditmar, het ISBN is 90 388 4346 1, de prijs f 34,90.
M.C.v.d.T.
| |
De Leidse Neolatijnse dichter Janus Dousa
In de zestiende eeuw bloeit in de Nederlanden, evenals in de rest van Europa, de Neolatijnse literatuur. De werken van de humanist Erasmus en de lyrische dichter Janus Secundus vormen in het begin van deze eeuw een absoluut hoogtepunt. In de tweede eeuwhelft wordt het literaire klimaat bepaald door de eerste curator van de in 1575 gestichte Leidse universiteit, Janus Dousa (1545-1604). Door toedoen van deze Noordwijkse edelman kan de universiteit, die anders wellicht een theologische hogeschool geworden zou zijn, uitgroeien tot een bolwerk van humanistische filologie en Neolatijnse cultuur. Door zijn afkomst is voor Dousa een bestuurlijke loopbaan onontkoombaar, maar zijn hart gaat uit naar de dichtkunst. ‘Dulces ante omnia Musae’ (Een zoetheid bovenal zijn mij de Zanggodinnen) wordt dan ook zijn aan de Romeinse dichter Vergilius ontleende lijfspreuk. Hij zal erin slagen een steeds veeleisender politieke en bestuurlijke carrière te blijven combineren met een vruchtbaar dichterschap. Met zijn literaire debuut van 1569 begint een nieuwe bloeiperiode van de Neolatijnse poëzie; bij zijn dood in 1604 bedraagt de totale oogst zeven omvangrijke verzamelingen gedichten en een berijmde geschiedenis van het graafschap Holland in tien boeken.
| |
| |
Tot op heden bestond over Dousa's werk geen enkele inleidende studie. Hierin is nu voorzien door twee specialisten op het terrein van het Dousa-onderzoek, Chris Heesakkers en Wilma Reinders. Aan de hand van illustratieve fragmenten uit Dousa's poëzie - die dankzij de vertalingen ook uitstekend te volgen zijn voor niet-neolatinisten - maakt de lezer kennis met een dichter die in het wijdvertakte humanistische netwerk hier te lande een duidelijke spilfunctie vervulde.
Chris L. Heesakkers & Wilma M.S. Reinders, Genoeglijk bovenal zijn mij de Muzen. De Leidse neolatijnse dichter Janus Dousa (1545-1604). Dimensie, stichting voor letterkundige en wetenschappelijke uitgaven, Leiden 1993. 107 blz. Prijs f 39,95. ISBN 90-6412-097-8.
Marijke Meijer Drees
| |
Proeve van slaapdichten
Het ‘lichte vers’ uit de achttiende eeuw is tot nog toe vrijwel onbekend gebleven, zo ook het werk van O.C.F. Hoffham (1744-1799). Deze Duits-Nederlandse dichter heeft vooral parodistisch en nonsensicaal werk geschreven. Van zijn Proeve van slaapdichten (1784), de enige parodistische bundel die hij tijdens zijn leven publiceerde, is vorig jaar een volledige herdruk bezorgd door Jacqueline de Man. In tweeëndertig rijmloze verzen verheft Hoffham de slaap boven aardse genoegens als de wijn en de liefde:
ô Bachus! ô Kupido! gevierde goôn
Der dwaaze stervelingen! wat is uw zoet
toch tegen 't heil des slaaps?
De gedichten zijn voorzien van een toelichting, waarin naast woordverklaringen de meest duidelijke parodistische verwijzingen zijn aangegeven. De voorafgaande inleiding biedt de nodige informatie over onder meer de persoon van de dichter, zijn literaire opvattingen, de literaire traditie waarin de Slaapdichten geplaatst moeten worden en de receptie van deze bundel. In de bijlagen vindt men een vijftal vertalingen van verzen van Anacreon en Horatius, die Hoffham helemaal of grotendeels geparodieerd heeft.
O.C.F. Hoffham, Proeve van slaapdichten. Bezorgd door Jacqueline de Man. Dimensie, stichting voor letterkundige en wetenschappelijke uitgaven. Leiden 1992. 107 blz. Prijs f 39,95. ISBN 90-6412-091-9.
Marijke Meijer Drees
| |
De moderniteit van de Oudheid
Zes voordrachten over de Klassieke Oudheid en de moderne wetenschap, gebundeld onder de titel De moderniteit van de Oudheid, vormen het hoofdbestanddeel van deel 2 uit de serie publikaties van de Commissie Geesteswetenschappen (voor deel 1 zie Ntg 85 (1992), p. 275).
De titel geeft in het kort weer welke stelling in het boekje verdedigd wordt: kennis van en studie naar de klassieken zijn onontbeerlijk voor modern wetenschappelijk onderzoek op geesteswetenschappelijk terrein. Aan het woord komen gerenommeerde beoefenaren van zeer verschillende disciplines. Op een paar
| |
| |
uitzonderingen na richt men zich vooral op het aantonen van het ‘belang’ van de klassieken voor het vakgebied in kwestie. Dit geldt bijvoorbeeld voor de bijdragen over respectievelijk de ‘nieuwe retorica’ of argumentatieleer door F. van Eemeren en de theologie door H.J. de Jonge. Laatstgenoemde sluit overigens nauw aan bij het nostalgisch getoonzette openingswoord (van P.J.D. Drenth, president van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen) door het belang van de klassieken in te perken tot het nut van ouderwets degelijke gymnasiumkennis. Hiertegenover staan de verder strekkende bijdragen over geschiedwetenschap en Nederlandse letterkunde, die de term moderniteit in de titel van de bundel rechtvaardigen. In ‘Het klassieke element in de moderne geschiedschrijving’ legt E.H. Kossmann uit hoe het komt dat de hedendaagse geschiedschrijving haar banden met Oudheid en humanistische traditie heeft gehandhaafd, ondanks de toelating van niet-gymnasiasten tot de universitaire geschiedenisstudie en ondanks de aanvankelijk evenzeer als dreiging beschouwde opmars van de kwantificerende geschiedschrijving. M.A. Schenkeveld-van der Dussen pleit in haar bijdrage ‘Omgang met de klassieken’ voor geïnstitutionaliseerd onderzoek naar de wijze waarop sinds de Middeleeuwen de Oudheid door literatoren geëxploreerd is.
De moderniteit van de Oudheid. Zes voordrachten over de Klassieke Oudheid en de moderne wetenschap (red. E.P. Meijering, G.W. Muller en J.R.T.M. Peters) telt 104 blz. en is uitgegeven door Van Gorcum & Comp bv te Assen. De prijs bedraagt f 25,-; ISBN 90 232 2764 6.
Marijke Meijer Drees
| |
Plaats- en waternamen
In de studiereeks ‘Bouwen aan een levend landschap’ van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij verscheen onlangs als nummer 22 een rapport over plaats- en waternamen. Het boek bestaat uit vijf hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk, Algemene aspecten, geeft onder meer een hoeveelheid interessante taalkundige achtergrondinformatie over naamgeving en naamsverandering. Hoofdstuk 2, Waternamen, is een taalkundige verhandeling over allerlei namen van Europese rivieren en andere wateren. Sterk taalkundig gekleurd is ook het derde hoofdstuk: Plaatsnamen. Hoofdstuk 4, De bronnen van pre-historische, vroeg-historische en middeleeuwse plaatsnamen, bespreekt de klassieke en middeleeuwse bronnen van onze plaats- en waternamen. Het vijfde en laatste hoofdstuk heet Het gebruik van de plaatsnaamkunde bij de bestudering van de geschiedenis van het landschap. Dit hoofdstuk wordt nog gevolgd door een Chronologische tabel van enige plaatsnamen. Het boek wordt afgesloten met een chronologisch geordende literatuurlijst met publikaties op het gebied van plaats- en waternamen.
Bibliografische gegevens: Plaats- en waternamen: hun betekenis voor de bestudering van de geschiedenis van het landschap. Utrecht, Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, afdeling Informatie- en KennisCentrum NBLF, 1992. ISBN: 90 73253 04 7. Prijs: f 15,-. Het rapport is te bestellen door het genoemde bedrag over te maken op gironummer 552711 t.n.v. Centrale Kas LNV, Den Haag onder vermelding van: IKC, Plaats- en Waternamen, nr. 22.
Jan Nijen Twilhaar
| |
| |
| |
Woordenboek Brabantse dialecten
Van het systematisch Woordenboek van de Brabantse dialecten verscheen onlangs de zesde aflevering van deel II. Dit lijvige boekwerk van meer dan 500 pagina's werd geschreven door P.H. Vos en heeft de metaalbewerking als onderwerp. In een duizelingwekkend aantal helder geformuleerde lemmata wordt de terminologie van de smid, de loodgieter, de koperslager, de kachelsmid, de smid van wielbeslag, de spijkersmid c.q. de maker van bouten, de hoefsmid, de pompesmid, de loodgieter en zinkbewerker (specifiek), de koperslager (specifiek), de klokkengieter, de (toren)uurwerkmaker en de horlogemaker, de goudsmid, de zilversmid, de vergulder, de slotenmaker, de speldenmaker, de geweermaker en de kopergieter besproken. Een groot deel van de lemmata is geïllustreerd met vele honderden zwart-wit afbeeldingen (tekeningen en foto's), die voor het grootste deel betrekking hebben op het gebruikte gereedschap. Het boek wordt afgesloten met een register op de termen uit de metaalbewerking.
Over de grote waarde van dergelijke woordenboeken, waartoe ook de Vlaamse en Limburgse broers behoren, hebben we ons al eerder uitgelaten in dit tijdschrift. Het zou dan ook overdreven zijn hierop te blijven hameren als de makers volstrekt zeker waren dat de subsidiërende instanties hen financieel bleven steunen tot het project is afgerond.
Bibliografische gegevens: P.H. Vos, Woordenboek van de Brabantse dialecten. Dl. II, aflevering 6. Metaalbewerking. XLII + 504 blz. Dit woordenboek wordt uitgegeven door Van Gorcum te Assen. De prijs van dit deel bedraagt f 150,- (ISBN 90 232 2740 9).
Jan Nijen Twilhaar
| |
Liber amicorum Van den Toorn
Op 31 januari 1992 heeft prof. dr. M.C. van den Toorn afscheid genomen als hoogleraar in de Nederlandse Taalkunde aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen. Ter gelegenheid daarvan werd hem een bundel artikelen aangeboden die Van den Toorns brede belangstelling voor de neerlandistiek weerspiegelen. De artikelen in dit lijvige boekwerk, die niet eerder werden gepubliceerd, zijn van de hand van collega's en oud-collega's, promovendi en vrienden.
De bundel begint met een woord vooraf door Maarten Klein. Daarna komt een interview met Van den Toorn, Tussen Utrecht en Nijmegen, dat werd afgenomen door Maarten Klein, Arie Sturm en Wim Zonneveld. Dan volgen twaalf artikelen over taal- en letterkundige onderwerpen: Piet Buijnsters, Vrolijke wetenschap: de semantiek van het woord ‘vrolijk’ in de achttiende eeuw; Peter-Arno Coppen en Maarten Klein, Het einde van V-raising; Geert Dibbets, Rederijkers en grammatica; Kees Fens, Slachtoffer van de cultuur; Frank van Gestel, De bepaling van gesteldheid: twintig jaar later; Marco Haverkort, Universele grammatica, parameters en agrammatisme; Jan Koster, Semantisch fundamentalisme; Frans Schaars en Olav Severijnen, Emants en Wagner; Henk Schultink, Herkomst en groei van het begrip ‘produktiviteit’ als morfologisch fenomeen; Pieter Seuren, Modale klokkenhuizen; Arie Sturm, Betrekkelijke woorden als betrekkingswoorden; Dick van Vliet, Hoe een roman wordt geschreven. Over de werkwijze van Couperus. Het boek wordt afgesloten met een Bibliografie van M.C. van den Toorn, die in 1954 begint en in 1990 ophoudt.
| |
| |
Bibliografische gegevens: M. Klein (red.), Nieuwe Eskapades in de Neerlandistiek. Een bundel opstellen voor M.C. van den Toorn. Groningen, Wolters-Noordhoff, 1992. ISBN: 9001 47184 6. Prijs: f 49,50.
Jan Nijen Twilhaar
| |
Nederlandse dichters in het buitenland
De Stichting Ons Erfdeel heeft onlangs een boekje uitgegeven onder de titel Hedendaagse Nederlandstalige dichters, dat werd samengesteld en ingeleid door Hugo Brems en Ad Zuiderent. Het eerste gedeelte bestaat uit een korte literatuurgeschiedenis over de periode 1880-1945. Daarna wordt de periode tussen 1945 en 1950 besproken, waarin sporen van vernieuwing zijn waar te nemen. Vervolgens komen de jaren vijftig aan bod met hun experimentele poëzie, gevolgd door de jaren zestig, met onder meer het neo-realisme, en de jaren zeventig en tachtig. Tenslotte wordt de periode na 1980 besproken. Dit eerste gedeelte eindigt met een epiloog. In het tweede gedeelte zijn gedichten opgenomen van 52 Nederlandse en Vlaamse schrijvers. Van het boekje zijn edities verkrijgbaar in het Nederlands, het Duits, het Engels en het Frans. Elk boekje heeft een omvang van 112 bladzijden.
De boekjes kosten f 36,- en zijn te bestellen bij: Stichting Ons Erfdeel, Murissonstraat 260, B-8931 Rekkem. Tel. 0932/56/41.12.01.
Jan Nijen Twilhaar
| |
Opstellen over de hemellichamen en het weer in de literatuur
Ter gelegenheid van het afscheid van Dr. P.E.L. Verkuyl als hoofddocent aan de RUG hebben zijn universitaire collega's van binnen en buiten het Nederlands Instituut te Groningen voor hem een bundel samengesteld. De redactie was in handen van de hoogleraren M.A. Schenkeveld-van der Dussen en H. van Dijk, alsmede van ondergetekende. De opstellen bestrijken, naast enkele andere terreinen, de verschillende hoofdperiodes uit de Nederlandse letterkunde, vanaf de middeleeuwen tot aan onze eigen tijd. In verband met de belangstellingsfeer van Verkuyl wordt er steeds aandacht besteed aan onderwerpen die samenhangen met de astronomie, de astrologie, de kosmologie en de metereologie.
De bundel, die In de zevende hemel heet en ongeveer 160 pagina's telt, kan rechtstreeks besteld worden door storting van f 32,50 op postgirorekening 38.08.367 van uitgeverij Passage te Groningen, maar is ook verkrijgbaar in de boekhandel.
J.M.J. Sicking
| |
Klein kapitaal uit het handschrift-Van Hulthem
Een van de belangrijkste bronnen voor de studie van het Middelnederlands is het handschrift-Van Hulthem, genoemd naar de Gentse bibliofiel die het in de negentiende eeuw aan de KB Brussel schonk. Onder de meer dan tweehonderd teksten die het bevat, horen toppers als Van Sente Brandane, Die borchgravinne van Vergi en de abele spelen met de sotternieën. Daarnaast staan er echter ook veel kleinere teksten in die alleszins de moeite waard zijn: Wisen raet van vrouwen, Vanden cnape van Dordrecht en De ghelasen sale bijvoorbeeld. Als blijk van hulde
| |
| |
aan hun vakgenoot die herhaaldelijk voor een uitgave ervan geijverd heeft, Fons van Buuren, hebben nu collega's van tien universiteiten in Nederland en België zeventien van dergelijke episodes geëditeerd, steeds met inleiding en toelichting. De redactie, bestaande uit H. van Dijk, W.P. Gerritsen, Orlanda S.H. Lie en Diewke E. van der Poel, liet hun de vrije hand waar het invalshoek en methode betrof. Zo is een bundel ontstaan die de verscheidenheid binnen het vak goed weerspiegelt en hopelijk volop gebruikt zal worden in het onderwijs - en dan niet alleen dat aan de universiteiten.
Het boek is uitgegeven in de serie Middeleeuwse studies en bronnen (nr. XXXIII) bij Verloren te Hilversum (1992), telt 192 pp. en kost f 29,-. Het ISBN-nummer is 90-6550-248-3.
Lia van Gemert
| |
Het Dyckse handschrift
In 1991 wist de Universitätsbibliothek van Münster een uiterst belangrijke aankoop te doen: men verwierf het Dyckse handschrift, dat tot dan toe in privébezit geweest was. De codex bevat Der naturen bloeme van Jacob van Maerlant en één van de twee volledig overgeleverde teksten van Van den vos Reinaerde (zie de aankondiging van E.A. Overgaauw in Ntg 85(1992), p. 280-281; de auteur maakte mij erop attent dat de aldaar vermelde signatuur onjuist is: in plaats van Münster, UB, Ms NR 391 leze men Münster, UB, Ms NR 381).
Ter gelegenheid van deze aankoop is thans bij de Kulturstiftung der Länder een boek verschenen, getiteld Die Dycksche Handschrift. Het bevat de volgende vijf studies. J. Goossens geeft een korte karakteristiek van Der naturen bloeme en de Reinaert, om vervolgens wat uitgebreider bij de laatste tekst stil te staan: hij geeft een overzicht van de verschillende versies van het verhaal (met speciale aandacht voor het Duitse taalgebied), bespreekt de tekstvarianten van het Dyckse handschrift en die van Comburg en gaat in op de tekst- en bewerkingsgeschiedenis. A. Berteloot behandelt Der naturen bloeme. Hij bespreekt de biografie van Maerlant, zijn werk (in het bijzonder deze encyclopedie van de natuur) en werpt de vraag op waarom een opdrachtgever belangstelling zou hebben voor een handschrift met juist deze twee teksten. De bijdrage van E.A. Overgaauw is codicologisch van aard: hij geeft een beschrijving van het handschrift en behandelt de ontdekking, herkomst, datering en vroegere bezitters. Bij het dateren maakt hij een vergelijking met het schrift (en in mindere mate de versiering) van andere Middelnederlandse codices, waaronder de Roman van Walewein (Leiden, UB, Ltd. 195), en komt dan tot een datering op het tweede kwart of het midden van de veertiende eeuw (vgl. Deschamps: ca. 1375). B. Haller geeft een rijk geïllustreerd overzicht van Nederduitse en Middelnederlandse handschriften in de UB van Münster (vooral bijbelhandschriften en andere devotionele werken, voorts historische en een drietal literaire teksten). H. Mühl bespreekt ‘Reinardiana rara et illustrata’ uit deze collectie.
De bijdragen zijn over het algemeen introducerend van karakter, maar up to date en prettig leesbaar. Wel is jammer dat het Dyckse handschrift toch nog primair als Reynaert-handschrift gezien wordt, ook al benadrukt Berteloot dat Der naturen bloeme het hoofdbestanddeel van de codex uitmaakt (102 van de 124 bladen): de recente herwaardering voor Maerlant klinkt luid en duidelijk in
| |
| |
Berteloots bijdrage, maar heeft niet doorgewerkt in de visie op het hele handschrift. Hoewel de bijdragen de stand van het onderzoek adequaat weergeven, miste ik verwijzingen naar belangrijke recente studies, zoals het proefschrift van A. Th. Bouwman (Reinaert en Renart. Het dierenepos. Van den vos Reynaerde vergeleken met de Oudfranse Roman de Renart. Amsterdam, 1991 (diss. Leiden)) en het werk van T.M. Nischik, Das volkssprachliche Naturbuch im späten Mittelalter. Sachkunde und Dinginterpretation bei Jacob van Maerlant und Konrad von Megenberg. Tübingen, 1986. Goossens neemt het stemma van de Der naturen bloeme-handschriften over uit de ‘Naar de letter-catalogus’ door een groep van Utrechtse Neerlandici (Jacob van Maerlant's Der naturen bloeme. [Catalogus van een] tentoonstelling. Utrecht, 1970. Naar de letter 4), maar laat de meer recente, afwijkende visie van Gysseling onbesproken (twee families i.p.v. drie, zie M. Gysseling (ed.), Corpus van Middelnederlandse teksten (tot en met het jaar 1300). Reeks 2: Literaire handschriften, deel 2 ‘Der naturen bloeme’. 's-Gravenhage, 1981, p. X-XI). De onderschriften bij de afbeeldingen 8 en 11 zijn verwisseld: afbeelding 8 geeft F. 57R van het Dyckse handschrift (Der naturen bloeme, boek IV, vs. 1038 t/m boek V, vs. 16), afbeelding 11 F. 119R (Reynaert, vs. 2710-2793). De redacteuren hadden goed werk kunnen doen door overlappingen tussen de verschillende bijdragen te schrappen: nu leest men bijvoorbeeld meer dan eens over de verschillende redacties van de Reynaert in het Comburgse en Dyckse handschrift, over de Nederduitse bewerking Reynke de vos die in 1498 in Lübeck verscheen en over Nicolaas van Cats als opdrachtgever van Jacob van Maerlant.
Die Dycksche Handschrift verscheen als deel 44 in de reeks Patrimonia, telt 116 bladzijden en 39 afbeeldingen (waarvan verschillende in kleur) en is voor slechts 20 DM verkrijgbaar bij de UB Münster, Krummer Timpen 3-5, D 4400 Münster en bij de Kulturstiftung der Länder, Kurfürsterdamm 102, D 1000 Berlin 31.
Diewke E. van der Poel
| |
Linguistics in the Netherlands 1992
De TIN-dag is de jaarlijkse bijeenkomst van de Algemene Vereniging voor Taalwetenschap (AVT) waarop taalkundigen van allerlei pluimage in korte lezingen hun werk presenteren. Een gedeelte van de lezingen wordt gepubliceerd in een Engelstalige bundel.
In de bundel van de TIN-dag van vorig jaar zijn 23 van de in totaal 64 lezingen verschenen. Van de drieëntwintig artikelen gaan er tien over syntaxis, acht over fonologie, drie over semantiek, één over morfologie en één over fonetiek. Het Nederlands komt in acht van die artikelen expliciet aan bod. De overige artikelen gaan over andere talen of hebben een theoretisch karakter.
De bundel is geredigeerd door Reineke Bok-Bennema en Roel van Hout en uitgegeven door John Benjamins Publishing Company, Amsterdam/Philadelphia als nummer 9 in de serie AVT Publications (gesponsord door de AVT). Het boek telt x + 283 bladzijden, de prijs bedraagt f 75,-. ISBN 90 272 3152 4.
Joost Zwarts
| |
| |
| |
Ruusbroec-congres
Ter gelegenheid van de zevenhonderdste verjaardag van Ruusbroecs geboorte zal het Ruusbroecgenootschap te Antwerpen een congres houden op zaterdag 4 september 1993. Dit congres omvat een reeks van vijf lezingen die alle op Ruusbroecs meest bekende werk, Die geestelike brulocht, betrekking hebben. Hier volgt een lijst van de sprekers en hun onderwerp:
G. de Baere: de ontwikkeling van de mystieke terminologie
Th. Mertens: Ruusbroec in de handschriften
P. Mommaers: natuurlijke mystiek
P. Verdeyen: invloed van de cisterciënzerspiritualiteit
F. Willaert: literaire aspecten.
Aanmeldingen kunnen vooraf worden toegezonden aan: Secretariaat Ruusbroeccongres, Ruusbroecgenootschap, Prinsstraat 13, B-2000 Antwerpen. Deelnemingsbijdrage: voor België BF 200 te storten op postrekeningnummer 000-0890452-89 t.n.v. Bibliotheek van het Ruusbroecgenootschap, Prinsstraat 13, B-2000 Antwerpen met vermelding ‘Ruusbroec 1993’; voor Nederland f 11,- te storten op gironummer 6240468 t.n.v. Ruusbroecgenootschap, B-2000 Antwerpen met vermelding ‘TR 8310’. Men ontvangt te zijner tijd nader bericht.
G. de Baere
|
|