| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
De Boekenwereld 9 (1992), nr.2
Dit nummer begint met een artikel van Otto S. Lankhorst over Nederlandse boekhandelscatalogi in Sint Petersburg: Vijftien pakketten catalogi teruggevonden. Dan volgt het tweede deel (periode 1926-1950) van Stance Eenhuis' artikel Carel en Margo Scharten-Antink en hun uitgever Wereldbibliotheek. E. Bos geeft een bespreking van De collectie Engelbrecht in het Maritiem Museum ‘Prins Hendrik’, een verzameling van uitzonderlijk hoog niveau, die is opgebouwd rond een centraal thema: het aandeel van de Republiek in de ontsluiting van de wereld in de late zestiende en in de zeventiende eeuw.
| |
Bzzlletin 22 (1992), nr.200
Ter gelegenheid van dit tweehonderdste nummer werd een aantal auteurs gevraagd een bijdrage te leveren rondom het thema ‘feest in de letteren’.
| |
Bzzlletin 23 (1993), nr.201/202
Dit dubbelnummer is geheel gewijd aan Spaanse literatuur.
| |
Dietsche Warande & Belfort 137 (1992), nr.6
Dit laatste nummer bevat een aantal gedichten en prozabijdragen. In ‘Ik noem het schuldig landschap’ geeft Wam de Moor het woord aan de schrijver en beeldend kunstenaar Armando. Rita Ghesquiere bespreekt in Grensverkeer en Grensvervaging werk van de auteurs Veronica Hazelhoff, Bart Moeyaert, Geert van Istendael, Joke van Leeuwen en Willem van Toorn. In Overvolle asbakken op plakkerige tafeltjes gaat Johan Reyniers in op Het Narrenschip van Stefan Hertmans. Wam de Moor bespreekt in De onkenbaarheid van de ander of Lof der Zwijgzaamheid enige thema's en motieven in het werk van Margriet de Moor. Stefaan van Laere belicht in zijn bijdrage De doorleefde strijd met de demonen werk van Bob van Laerhoven. De macht van de centaur van Koen Vermeiren is een bespreking van het boek De anonieme jezuït van Willy Spillebeen.
In de rubriek Boekbesprekingen wordt werk besproken van Bernlef, Mark Insingel, Robert Vernooy, Lucas Hüsgen, en Greta Seghers.
| |
Dokumentaal 21 (1992), nr.4
In de rubriek Aanvullingen op... vinden we een bijdrage van Diederik Grit over een Onbekende Kopenhaagse Vondeluitgave uit 1660.
In de rubriek Recensie worden de volgende werken besproken: Brieven aan de Nijmeegse boekhandelaar Abraham Leyniers, 1634-1644 (door H. Borst), en Evert van den Berg en Bart Besamusca (red.), De epische wereld. Middelnederlandse Karelromans in wisselend perspectief (door W. van Anrooij).
| |
Driemaandelijkse Bladen 44 (1992), nr. 1/2
Dit dubbelnummer heeft als thema ‘Egodocumenten’ en bevat de volgende bijdragen: Rudolf Dekker, Egodocumenten in Nederland van de 16de tot de 19de eeuw, Simona Brolsma-Stancu, ‘Dichtung und Wahrheit’ en het genre autobiografie, A.H. Huussen jr., Opmerkingen bij enkele ‘noordelijke’ piëtistisch-getinte autobiografieën: de dagboeken van Bakker (1807-1811) en Beijen (1844), J.A. Slijkhuis, Noord- en Oost-Nederland in Duitse reisverslagen 1600-1850, en G. Verhoeven, De wil als egodocument. Testamenten uit Friesland vóór 1551.
| |
Forum der Letteren 33 (1992), nr. 4
Het laatste nummer van deze jaargang wordt geopend met een artikel van Eric Vos: Tekst, beeld en ruimte: enkele methodologische problemen bij de bestudering van intermediale relaties. Anneke Nunn geeft een Modulair model voor spelling en fonologie. In De grenzen van wetenschappelijkheid gaat Mieke Bal in op twee recente boeken van Umberto Eco. Saskia van As verdiept zich in Doubletten van het Humboldtiaans
| |
| |
principe: het geval nu/nou.
In de rubriek Boekbesprekingen worden onder meer de volgende werken gerecenseerd: J. de Caluwe, Nederlandse nominale composita in functionalistisch perspectief (door Ariane van Santen), T. Givón, Syntax: A Functional-Typological Introduction (door Anna Siewierska), en Simon C. Dik, Nederlandse Functionele Grammatica in Prolog (door Marjan Grootveld).
| |
De Gids 155 (1992), nr.10/11
In dit dubbelnummer, dat gewijd is aan het hedendaags theater in Nederland, wordt in verschillende artikelen teruggegrepen op de ontwikkelingen in de toneelspeelkunst en de veranderingen in de verhouding tussen de toneelspeler en zijn personage en tussen de toneelspeler en zijn publiek.
| |
nr.12
Het laatste nummer van deze jaargang begint met een bijdrage van Erik Slagter: Jan G. Elburg 1919-1992. Siem Bakker geeft in ‘Ik wou nou koud water branden’ een bewaard gebleven gesprek weer met Jan G. Elburg. Harry G.M. Prick houdt zich bezig met de Kerstmis, beleefd door Lodewijk van Deyssel.
Verder zijn er proza- en poëziebijdragen.
| |
Gramma/TTT 1 (1992), nr.2
Dit tweede nummer wordt geopend met een artikel van Folkert Kuiken over de relatie tussen Veld(on)afhankelijkheid en tweede-taalverwerving. René Appel gaat in op de vermeende consequenties van Taalverwerving zonder brabbelen. Hans Hoeken verdiept zich in het Tekstontwerp: de psychologie achter effectieve zakelijke teksten. De bijdrage van A. Machtelt Bolkestein gaat over Anaforische subjecten en tekststructuur in het Latijn. Roeland van Hout en Anne Vermeer bespreken Frequenties van woorden en het geometrisch gemiddelde. Anny Linssen-Maes en Gisela Redeker gaan in op het Interruptiegedrag van vrouwen en mannen in radio- en televisiediscussies.
| |
Hollands Maandblad 34 (1992), nr.12
In het laatste nummer van deze jaargang vinden we onder meer een aantal gedichten en prozabijdragen.
| |
Hollands Maandblad 35 (1993), nr.1
In het eerste nummer van deze jaargang staat onder meer een aantal poëzie- en prozabijdragen.
| |
Levende Talen nr. 475 (1992)
In Woordenschattoetsen Nederlands voor sterke en zwakke leerlingen vraagt Ben van Wendel de Joode zich af welk type toets geschikt is om de woordkennis van leerlingen te meten. Wim van Calcar brengt in zijn bijdrage Een toegepast-wetenschappelijke grammatica een onderscheid aan tussen theoretische grammatica's, die wetenschappelijk gefundeerd zijn, aangepaste grammatica's, die de theoretische grammatica's toegankelijk maken voor het onderwijs, en tenslotte de toegepaste grammatica's, die uitgaan van de behoefte van de taalgebruiker. In Een boek is als een tuin die men in zijn zak draagt doen Ru Klein, Rocco Mooij en Marianne Nales-van Schoor een boekje open over literatuur op een hbo-opleiding.
| |
Levende Talen 476 (1993)
In Tekstdekking: goochelen met cijfers? gaat Suzanne Hazenberg in de literatuur op zoek naar een antwoord op de vraag hoeveel woorden van een willekeurige tekst gedekt worden door een bepaalde woordenlijst. In Toetsing van receptieve woordkennis: wel of niet in context reageert Moniek Sanders op een bijdrage van Ben van Wendel de Joode in het vorige nummer van dit tijdschrift.
| |
Lexicon van Literaire Werken, 16e aanvulling (november 1992)
In deze aanvulling worden de volgende boeken geanalyseerd: F. Bordewijk, De doopvont (door Hans Anten), C. Buddingh', Deze kant boven (door Ares Koopman), Louis Couperus, Eline Vere (door M.G. Kemperink), Willem Frederik Hermans, De tranen der acacia's (door G.F.K. Raat), Frans Kellendonk, Mystiek lichaam (door Jaap Goedegebuure), Kees van Koo- | |
| |
ten, Koot graaft zich autobio (door August Hans den Boef), en Hugo Raes, Een faun met kille horentjes (door Hugo Bousset).
| |
Literatuur 10 (1993), nr.1
Het eerste nummer van deze tiende jaargang wordt geopend door Frits van Oostrom met een bijdrage over Middelnederlandse literatuur als spiegel van en voor Europa. Het tweede artikel Vergeefse moeite van Diana van Dijk en Gé Vaartjes gaat over de schrijver Stijn Streuvels en de Nobelprijs, waarvoor hij drie keer gepasseerd werd. In ‘U Kunst gelt over-al’: een Dordtse arts tussen West en Oost bespreekt Lia van Gemert de opvattingen van de zeventiende-eeuwse Dordtse arts Johan van Beverwijck over uitheemse medicijnen en Indische leefgewoonten. Walter Landesbergen analyseert in Travestie van de autobiografie Komrij's autobiografie Verwoest Arcadië. Verder is er in dit nummer een interview van Annette Portegies met prof. dr. H.T.M. van Vliet, de drijvende kracht achter het Bureau Basisvoorziening Tekstedities, dat in 1992 is opgegaan in het Constantijn Huygens Instituut.
Verder is er een groot aantal bijdragen in de rubriek Literatuur-recensies, waarvan we er hier enkele noemen: P.J. Buijnsters, Justus van Effen 1684-1735 (door W. van den Berg), De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen 1854-1899 (door Peter de Bruijn), en Odile Heynders, De verbeelding van betekenis. Vooronderstellingen en praktijk van deconstructieve lezingen: teksten van Paul Celan en Gerrit Achterberg (door G.J. Vis).
| |
Maatstaf 40 (1992), nr.11/12
Dit nummer is geheel gevuld met bijdragen over de Nederlandse en buitenlandse monarchie.
| |
Mededelingen JCW 15 (1992), nr.3
In dit lustrum-nummer treffen we de volgende bijdragen aan: P. Altena, Ligt op de Kandelaar, over het maçonnieke verraad van Jacob Campo Weyerman en Thomas Woolston en de mystificaties rond het ‘genootschap van uitgepikte Mannen’, A.J. Hanou, Opmerkingen over Weyermans Zeldzaame Leevensbyzonderheden van Laurens Arminius [enz.], M. Broechler, Vrijmetselarij in de Zeldzaame Leevensbyzonderheden, J. Eiselin, Achterklap is des Satans Magazyn, over de personages in de Zeldzaame Leevensbyzonderheden van Jacob Campo Weyerman, M. Ruthenkolk, De baatzuchtige dame en haar zwakke man, over de vogelbeeldspraak in Weyermans Zeldzaame Leevensbyzonderheden, C. van de Wetering, De jeugdjaren van Robert Hennebo (een 18e-eeuwse dichter van schimp- en spotdichten), L. van Heesch, Kornelis van Koeverden (een 18e-eeuwse schrijver), D. Geuke, Laurens Arminius en zijn ‘byzonderheden’, een bijdrage die als doel heeft iets toe te voegen aan onze kennis over het milieu waar Weyerman in verkeerde, en N. Huijbers en M. Zuithof, Barend Das (1704-1783), boekverkoper bij de Dam.
| |
Moer 1992, nr.8
In Naar aanleiding van uw schrijven formuleert Piet-Hein van de Ven zijn kritiek op de geldigheid van het model en de daaraan gekoppelde didactiek van een tweetal lessenreeksen over schrijfonderwijs die eerder in dit tijdschrift werden gepresenteerd. Franca van Alebeek en Tineke Krol gaan in hun bijdrage En dan nog de nascholing in op de voorbereiding en inhoud van een nascholingsontwerp. Mariet van Goch en Gé Verstegen bespreken de Nieuwe certificatenstructuur MBO: kansen en gevaren.
Verder is er in dit nummer een uitgebreide recensie van het nieuwe handboek Taaldidactiek aan de basis (door Els Schellekens en Heleen van der Straaten).
| |
De Negentiende Eeuw 16 (1992), nr.4
Het laatste nummer van deze jaargang is een themanummer over rederijkerskamers. Het begint met een Inleiding van W. van den Berg. Vervolgens vinden we een bijdrage van W. van den Berg en Anita de Bruijn: Negentiende-eeuwse rederijkerskamers, een inventarisatie. Rogier Schravendeel verschaft de lezer informatie over De Amsterdamse rederijkerskamer Achilles (1846-1861). Er is een artikel van Anita de bruijn, getiteld Van reciteren naar amuseren: de ontwikkeling van Borger 1854-1886. W. van den Berg sluit het themanummer af
| |
| |
met Op weg naar welsprekendheid: een beredeneerd overzicht van negentiende-eeuwse geschriften rond de (uiterlijke) welsprekendheid.
| |
Onze Taal 61 (1992), nr.12
Het laatste nummer van deze jaargang begint met een bijdrage van F. Jansen, getiteld Leestekens: een lastige keuze. In ‘Gevoel voor verhoudingen’ voert Jaap de Jong een gesprek met de heer Monod de Froideville, mede-auteur van de Titulatuurwijzer, over protocol en de voorrangsregels in de titulatuur. Max Pam gaat in zijn bijdrage Eenheidsworst of verscheidenheid? in op het goed verkochte boek de Volkskrant Stijlboek. J. Posthumus draagt in Medeklinkerverdubbeling een andere spellingberegeling aan voor struikelblokken als slimmeriken, Dokkumers enzovoort.
Het nummer bevat verder een aantal kleinere bijdragen, waarvan er twee over spelling gaan: T-shirts en o-benen (door Jan van de Pol) en Over profs, info's en ex'en (door P.M. Kaashoek), en twee over verkleinwoorden: De Nederlander woont in Madurodam (door Igor Znidarsic) en De 12 gezichten van het verkleinwoord (door F. Jansen).
Verder zijn er bijdragen in de rubrieken en series Reacties, Afkokers, Vraag en antwoord, De gezongen apotheek, Drogredenen, Van woord tot woord, InZicht en Ruggespraak.
| |
Onze Taal 62 (1993), nr.1
Het eerste nummer van deze jaargang wordt geopend met een bijdrage van Harry Cohen, Zijn leggings trendyer dan hotpants?, waarin hij laat zien hoe wij Engelse woorden in een Nederlands jasje steken. P.A. Buitenhuis bespreekt Hoor in vijf gedaanten. In Het lid als uitgangspunt licht Jacques Kraaijeveld ons in over de vele namen voor het mannelijk geslachtsdeel. In Nog eens: weg standaardtaal reageert Jo Daan op een artikel van Jan Stroop dat eerder in dit tijdschrift verscheen. Peter Burger gaat in Van Hilvo-turbo tot taalverval in op de lezingen die op de NRC-taaldag werden gehouden. In Het lexicon van een veranderd wereldbeeld toont Marc de Coster een aantal eendagsvliegen in het jargon van de internationale politiek. Jaan Bakker onderwerpt in De woordenboektest vier Nederlandse handwoordenboeken aan een vergelijkend onderzoek. Marcel Lemmens bespreekt in Werkende werkwoorden verschuivingen in het gebruik van werkwoorden. In Rara, wie schreef dat? vraagt F. Jansen zich af of onderzoek naar taalfouten en stijlkenmerken de pennevoerder(s) van teksten kan ontmaskeren. Ewoud Sanders vertelt in Het kastje van Barbanelle iets over lexicoëzie: gedichten over woordenboeken en hun makers en vraagt de lezer om meer voorbeelden van gedichten waarbij het woordenboek als bron van inspiratie heeft gediend. René Appel buigt zich over ‘Hartstikke bedankt!’ en ander overdrijvingen in Modieuze ballast.
Verder zijn er bijdragen in de rubrieken en series Reacties, Afkokers, Vraag en antwoord, De gezongen apotheek, Taalcuriosa, Van woord tot woord, InZicht en Ruggespraak.
| |
Preludium 9 (1992/93), nr.3/4
Dit dubbelnummer is gewijd aan het thema ‘Nederlandse Antillen’. Het wordt geopend met een Voorwoord van Aart G. Broek. Verder bevat dit nummer een groot aantal gedichten en prozafragmenten en zijn er twee interviews opgenomen, een met F.M. Arion en het andere met Edward de Jongh.
| |
De Revisor 19 (1992), nr.6
Dit nummer bevat een aantal gedichten en prozabijdragen die geïnspireerd zijn door ‘Notes toward a Supreme Fiction’ van Wallace Stevens, en de vertaling daarvan.
| |
Spektator 21 (1992), nr.4
Het laatste nummer van deze jaargang begint met een artikel van W.J. Lukkenaer: Hertekend beeld: Aanzet tot een historisering van Nijhoffs poëtica. Onmiddellijk daarop volgt een reactie van Ton Anbeek: Een repliek: het cryptogram vergroot. In ‘De Kersnacht lagh in stucken’ laat Ben Albach zien dat de val van de stad Amsterdam in de Gijsbreght van Aemstel opvallend overeenkomt met de val van de bisschopsstad Mende (Zuid-Frankrijk) met Kerstmis
| |
| |
in het jaar 1579. In Hoofsheid in de Boekjes van Zeden gaat T. Meder in op drie verwante, directbelerende Middelnederlandse teksten over hoofsheid. Theo A.J.M. Janssen sluit het nummer af met Controle: Een onbeheersbaar onderwerp in de Regeer-en-Bindtheorie, een bespreking van Ton van Haaftens proefschift De interpretatie van verzwegen subjecten.
In de rubriek Aankondiging en bespreking worden onder meer de volgende boeken gerecenseerd: Ben J.P. Salemans en Frans A.M. Schaars, Concordantie met alfabetische woordenlijst, frequentielijst, retrograde woordenlijst, tekstweergaven en concordantie van hoogfrequente woorden van het dramatisch werk van Joost van den Vondel (1587-1679) (door Pieter van Reenen), A. Dirksen, Monitoring processes in language production (door F. Jansen), Kitty van Leuven-Zwart, Vertaalwetenschap. Ontwikkelingen en perspectieven, L.P. Grijp, Het Nederlandse lied in de Gouden Eeuw (door Wouter Abrahamse). Het mechanisme van de contrafactuur, Multatuli, Max Havelaar of de koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy. Historisch-kritische uitgave, verzorgd door A. Kets-Vree (door Frans A. Jansen), Will van Peer, Eet meer fruit. Kinderen en literatuur (door Gerard de Vriend), Balans en perspectief van de Nederlandse cultuurgeschiedenis. De productie, distributie en consumptie van cultuur (door Toos Streng), en B. de Leeuw, P. de Wilde en K. Verbeke, o.l.v.A. Deprez, De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen 1854-1899 (door G.J. Vis).
| |
Spiegel der Letteren 34 (1992), nr.2
Dit nummer wordt geopend met een artikel van Frans Ruiter over het postmodernisme in de Duitse en Nederlandse literaire kritiek: How American is it. In Ut musica poesis gaat George Vis in op muziektermen in de literaire kritiek. W. van Anrooij analyseert een vroege stadstekst uit de Zuidelijke Nederlanden in zijn bijdrage Hoemen ene stat regeren sal.
In de rubriek In margine treffen we onder meer de volgende bijdragen aan: Freddy Puts, Een geestelijk contrafact, F. Veenstra, Coornherts grafschrift in de Sint-Jan in Gouda, en W.J. Lukkenaer, Soorten poëzie. Oostduitse opvattingen als breek-ijzer in een vastgelopen discussie.
In de rubriek Boekbesprekingen worden de volgende werken gerecenseerd: Ria Jansen-Sieben, Repertorium van de Middelnederlandse Artes-literatuur (door Brigitte Derendorf), W. van Anrooij, Spiegel van ridderschap. Heraut Gelre en zijn ereredes (door J. Reynaert), P.J. Verkruysse e.a. (red.), Johan de Brune de Oude (1588-1658). Een Zeeuws literator en staatsman uit de zeventiende eeuw (door A.J.E. Harmsen), Marijke Meijer Drees, De treurspelen van Thomas Asselijn (ca. 1620-1701) (door Hubert Meeus), P.J. Buynsters, Spectatoriale Geschriften (door J. Smeyers), C.B.F. Singeling, Gezellige schrijvers. Aspecten van letterkundige genootschappelijkheid in Nederland, 1750-1800 (door P. Couttenier), A.C.W. Staring. Dichter en landman. Regionalist en nationalist (door P. Couttenier), H. Reeser, Repertorium op de briefwisseling van A.L.G. Bosboom-Toussaint (door A. Deprez), Karel van de Woestijne, Verzameld journalistiek werk. dln. 7 en 8 (door Jan J.M. Westenbroek), Harry Bekkering, Veroverde traditie. De poëticale opvattingen van S. Vestdijk (door R. Henrard), en H. van Gorp, Lexicon van literaire termen (door K. Porteman).
| |
nr.3/4
Dit themanummer is gewijd aan de literaire canon, bezien vanuit het perspectief van de empirische literatuurwetenschap, en bevat de volgende bijdragen: D.H. Schram, De canon vanuit empirisch perspectief, D. Koldijk, Het literatuurboek Duits als politiek instrument tijdens de bezetting, F. de Glas, Hebben uitgeverijen invloed op de literaire canon?, W. de Moor, De bittere herinnering aan het lezen als plicht, J. Moerbeek, Hoe elastisch is de canon?, en R. Vervliet, De Nederlandse canon binnen een Europese context.
| |
Taal en Tongval 44 (1992), nr.2
Dit nummer begint met een artikel van A. Goeman over De presensvervoeging in de dialecten van Nederland. Jo Verhoeven bespreekt Fonetische kenmerken van sleep- en stoottoon in het dialect van Weert. In haar
| |
| |
bijdrage Wat is een dialect? gaat Jo Daan in op de betekenisnuances van dit woord in Nederland, bij Lambert ten Kate en in latere eeuwen. Marijke Mooijaart en Peter van der Heijden onderzoeken de Linguïstische en geografische afstand in dertiende-eeuws Middelnederlands. L. Vauterin probeert aannemelijk te maken dat De umlaut in het Nederlands, een vijf-à-zesde-eeuwse aangelegenheid is.
In de rubriek Boekbesprekingen worden de volgende twee werken gerecenseerd: A.H.G. Schaars, Woordenboek van de Achterhoekse en Liemerse dialecten (door Har Brok) en Henk Bloemhoff, Fonologie en morfologie van het Stellingwerfs: een toetsing van de natuurlijke generatieve fonologie (door G. de Schutter).
| |
Taalkundig Bulletin 22 (1992), nr.4
Het laatste nummer van deze jaargang wordt geopend door Ben Hermans met Extra-nucleaire consonanten en onbeklemtoonde lettergrepen: een natuurlijke klasse in het Limburgs. In Het voorzetsel ‘a’ als een dummy casus-markeerder geeft Jelly Julia de Jong een verklaring voor het feit dat gebonden pronomina in de Iberische talen grammaticaal zijn in oblique contexten en ongrammaticaal in structurele contexten. Hein Nieuwhof sluit het nummer af met Experiencer-werkwoorden en conceptuele structuur.
| |
Tirade 36 (1992), nr.343
In dit nummer treffen we een aantal gedichten en prozabijdragen aan. Verder gaat Tomas Lieske in op het werk van W.F. Hermans en Judith Herzberg.
| |
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 108 (1992), nr.4
Het laatste nummer van deze jaargang bevat drie artikelen: W. van Anrooij, Maerlant, Heraut Gelre en de ‘Korte kroniek van Holland’, G.H.P. Sonnemans, Middelnederlandse versprologen. De oorspronkelijkheid van de overgeleverde redacties, en Theo A.J.M. Janssen, Het indirect object. Een grammatisch-theoretisch sjibbolet en een culturele entiteit, maar geen grammatische categorie?
In de rubriek Boekbeoordelingen worden de volgende werken besproken: W.J.M. Haeseryn, Syntactische normen in het Nederlands (door A. Sassen), J.P.G. Heersche, Syntactische verschijnselen in het Vroegmiddelnederlands (door A.M. Duinhoven), en Frank Willaert (red.), Een zoet akkoord. Middeleeuwse lyriek in de Lage Landen (door G.C. Zieleman).
| |
Tijdschrift voor Taalbeheersing 14 (1992), nr.4
Het laatste nummer van deze jaargang wordt geopend met een artikel van H. Hoeken en R. Anderiesse over Het effect van de positie van retorische vragen op de overtuigingskracht van een persuasieve tekst. De volgende bijdrage is van M.A. van Rees: Rationaliteit in probleemoplossende discussies: een analytisch-empirisch onderzoek. H. Slijkerman en H. van den Bergh onderzochten De invloed van een samenvatting op het begrip van speelfilms bij prelinguaal dove jongeren. Het nummer wordt afgesloten met een Bibliografie ‘Argumentatietheorie’ 1990 van E.T. Feteris, R. Grootendorst en P. Houtlosser.
In de rubriek Boekbeoordelingen worden de volgende boeken gerecenseerd: D.M.L. Janssen, Schrijven aan beleidsnota's. Schrijfprocessen van beleidsambtenaren empirisch-kwalitatief onderzocht (door R. Berkenbosch), Th.M. van der Geest, Tools for teaching writing as a process. Design, development, implementation and evaluation of computer-assisted writing instruction (door I. Breetvelt), L.L.M. van Waes, De computer en het schrijfproces. De invloed van de tekstverwerker op het pauzeen revisiegedrag van schrijvers (door P.J. van den Hoven), en A. Edwards, Planning betwist. Communicatieve strategieën van boeren en natuurbeschermers in de ruilverkaveling Wommels (door P.J. Schellens).
| |
Vooys 11 (1993), nr.1
Het eerste nummer van deze jaargang begint met een bijdrage van Martin Slagter over Louis Paul Boon en het Postmodernisme: Ellende, twijfel en jonge meisjes. Paul Stamsnijder houdt in Altijd blijft de aarde plat een interview met Marten Toonder. Er is een afscheidscolumn van Frans de Rover: Na de muur. Lizanne Schipper gaat in
| |
| |
haar bijdrage ‘Alle huizen zijn geblindeerd met geluk’ in op het conventionele van de onconventionaliteit en De tedere tirannie van Robert Vernooy. In De naakte keizer versus de Freeman coëfficient reageren Maureen Sie en Marc Slors op een artikel van D. van Hattum over plagiaat, dat eerder in dit tijdschrift verscheen. De bijdrage Socialistische dichters, verenigt u! van Francine Smink gaat over de strijd van de dichter Adama van Scheltema tegen zijn socialistische kameraden.
In de rubriek Recensies worden onder meer de volgende boeken besproken: Johan Anthierens, Willem Elsschot. Het ridderspoor (door Thomas Vaessens) en A.F. van Oudvorst, De verbeelding van de intellectuelen. Literatuur en maatschappij van Dostojewski tot Ter Braak (door Hans van Stralen).
| |
IJsselakademie 15 (1992), nr.4
In de dialectrubriek Warkschrift is samen met de tekst van het winnende verhaal van de in 1992 door de IJsselakademie en de Twente Akademie georganiseerde literaire wedstrijd, het verslag opgenomen van de jury die de binnengekomen verhalen heeft beoordeeld.
| |
De Zeventiende Eeuw 8 (1992), nr.2
In dit nummer vinden we onder meer een bijdrage van Mieke B. Smits-Veldt en Wouter Abrahamse, getiteld Een Nederlandse polyglot in het begin van de zeventiende eeuw: Theodore Rodenburgh (1574-1644). In Constantijn Huygens' Muscae gaat S.D. Post in op een achttiende-eeuws handschrift dat een licht werpt op Huygens' nagelaten composities.
Jan Nijen Twilhaar
|
|