| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Achterbergkroniek 10 (1991), nr.2
Dit nummer begint met een bijdrage van Odile Heynders over de Poeticale discontinuïteit bij Achterberg. In Een ansichtkaart uit de Achterhoek bespreekt Bertram Mourits de drie gedichten in de bundel Hoonte die over het paradijs gaan. Fabian R.W. Stolk belicht in Hartstocht en rede de diabolische aspecten in de poëzie van Achterberg. In Vlak voor de ramen staat het boomtheater zendt Willem M. Visser zichzelf uit op een thematische verkenning van de bundel Hoonte. Over de invloed van muziek op het werk van Achterberg schrijft Leo Samama in Over de verhouding tussen muziek en poëzie. R.L.K. Fokkema en Fabian R.W. Stolk geven een Transcriptie van zes Hoonte-kladjes. In Mozart door Achterberg vertolkt gaat Jef van de Sande in op Achterbergs gedicht ‘Eine kleine Nachtmusik’.
| |
Forum der Letteren 32 (1991), nr.4
Dit nummer is in zijn geheel gewijd aan het thema Schrift en gesproken woord. Het wordt ingeleid door Jan van Luxenburg en Arie Verhagen. Vervolgens bespreekt Ger Groot in Het woord op een briefje gegeven de visie van Jacques Derrida op schrift en stem. N.a.v. Cicero, De Oratore 1, 150-158 gaat A.D. Leeman in op de Wisselwerkingen tussen mondeling en schriftelijk taalgebruik. Jan Noordegraaf bespreekt in zijn artikel Taal en letteren honderd jaar later: een tijdschrift tegen de schrijftaalcultuur de opvattingen van de oprichters van het in de titel van zijn bedrage genoemde tijdschrift. In Schrijven voor luisteraars analyseert Isabel Hoving de cultuurkritische functie van oraliteit in twee romans van Brits-Caribische schrijfsters.
In de rubriek Boekbesprekingen dit keer dertien recensies: Eric A. Havelock, De Muze leert schrijven (door Irene J.F. de Jong), Cor van Bree, Historische taalkunde (door G.R.W. Dibbets), Els Schrover, De taal van Oedipus (door Mart Grisel), Germinal Civikov, Das ästhetische Object (door Mojmír Grygar), Anneke Neijt, Universele Fonologie (door Dicky Gilbers en Ron van Zonneveld), Frank Joostens, Het esthetisch belang (door Katinka Dijkstra), Chritoph Sauer, Vak-taal-kennis en P.A. Messelaar, La confection du dictionnaire général bilingue (beide door P.G.J. van Sterkenburg), A. Kibédi Varga, Discours, récit, image (door Henk Hillenaar), P.G.J. van Sterkenburg e.a., Groot woordenboek van synoniemen (door H.J. Verkuyl), Wam de Moor, Stiefkind en bottleneck (door D.H. Schram), N.S. Trubetzkoy, Writings on Literature (door Willem G. Wetsteijn), en Theo D'haen, Herinnering, herkomst, herschrijving (door Isabel Hoving).
| |
De Gids 155 (1992), nr.1
In het eerste nummer van deze jaargang vinden we onder meer een artikel van Wiljan van den Akker, getiteld ‘Een onduidelijk kletsverhaal’, waarin de auteur M. Nijhoffs Awater in een modernistisch perspectief beschouwt.
nr.2
Dit nummer bevat onder meer een prozabijdrage en enkele gedichten.
| |
Glot 11 (1988), nr.3
In dit nummer buigen Sjef Barbiers, Martin Honcoop en Jan Voskuil zich over De acquisitie van pronomina. Hans Broekhuis laat in zijn artikel Small clause PPs en binding zien dat het mogelijk is een bindtheorie te vormen die de distributie van anaforen verantwoordt, indien wordt aangenomen dat locatieve preposities een small clause kunnen vormen. Erna Vermeulen tenslotte geeft een analyse van vijf Se-constructies in het Frans.
In de rubriek Bespreking vinden we een besprekingsartikel van Gosse Bouma: Michael Moortgat, Categorial investigations: linguistic and logical aspects of the lambek calculus.
| |
| |
12 (1989), nr.1
Het eerste nummer van deze jaargang begint met een artikel van Frank van Gestel, getiteld Je mag niet mopperen, waarin hij reageert op een aantal punten uit de bespreking van zijn proefschrift door Hans Bennis. In Over indefiniete objecten en de relatie tussen syntaxis en semantiek bespreken Helen de Hoop en Henriëtte de Swart wat de problemen zijn met de voorstellen van Diesing en Kratzer voor de mapping van S-structuur en logische vorm. In Metrum, toon en ritme stelt Anneke Neijt onder meer voor om naast metrische prominentie ook tonale prominentie aan te nemen.
In de rubriek Bespreking een besprekingsartikel van Ronald Landheer: Dirk Geeraerts, Wat er in een woord zit. Facetten van de lexicale semantiek.
In de rubriek Korte boekbesprekingen worden de volgende werken beoordeeld: M.E. van den Berg, Modern standaard Chinees: Een functionele grammatica en E.A. Broeks, Modern-Chinese grammatica: Een beknopt overzicht (beide door Rint Sybesma) en René van den Berg, A grammar of the Muna language (door Jan Voskuil).
| |
Gramma 15 (1991), nr.3
Het laatste nummer van deze jaargang (en van dit tijdschrift, dat zal fuseren met het tijdschrift TTT onder de naam Gramma/TTT) bevat de teksten van de lezingen die werden gehouden op het ANS-symposium, dat dr. M.C. van den Toorn op 31 januari 1992 werd aangeboden ter gelegenheid van zijn afscheid als hoogleraar Nederlandse taalkunde aan de KUN. De eerste bijdrage is van Geert Booij en gaat over Samenstellingen in de ANS. Peter-Arno Coppen buigt zich over de redekundige benoeming van vooropgeplaatste voorzetselgroepen in Over vooropstaande PP's is het laatste woord nog niet gesproken. M. Klein bespreekt de Coördinatie in de ANS. J. de Rooij stelt in zijn artikel Ik had al moeten eindigen vs. Ik moest al geëindigd hebben twee irrealisconstructies aan de orde. E.C. Schermer-Vermeer gaat in op Een ANS zonder voorzetselvoorwerp. Johan Taeldeman tenslotte belicht de Derivatie in de ANS.
| |
Hollands Maandblad 33 (1992), nr.1
Het eerste nummer van deze jaargang is hoofdzakelijk gevuld met poëzie-en prozabijdragen.
nr.2
Dit nummer bevat onder meer een bijdrage van Jerzy Koch, getiteld ‘Vooruit naar Krakau!’, over Multatuli's Poolse plannen.
| |
Kritisch Lexicon van de Nederlandstalige literatuur na 1945, 44e aanvulling (februari 1992)
Deze eerste aanvulling van 1992 bevat bijdragen over de volgende auteurs: Mark Braet (door Jos Joosten), Clara Eggink (door Leo Jansen), Maarten 't Hart (door Jaap Goedegebuure), Eric de Kuyper (door Karel Osstyn), Carel Peeters (door Bert Peene), Brigitte Raskin (door Jaak De Maere), Karel van het Reve (door Jos Paardekooper), Clem Schouwenaars (door Lionel Deflo, met een aanvulling door Koen Vermeiren), Mischa de Vreede (door Saskia van Rijswou).
| |
Leuvense Bijdragen 80 (1991), nr.4
Het laatste nummer van deze jaargang is een register op de jaargangen 71-80 (1982-1991). Het bevat de volgende registers: Artikelen (op auteursnaam), Boekbesprekingen (eerst op auteur of titel van het besproken werk, vervolgens op naam van de recensent), Kroniek, Ontvangen boeken en Inhoud van tijdschriften. Het nummer wordt afgesloten met een Index van trefwoorden.
| |
Levende Talen nr. 464
Dit nummer bevat onder meer een bijdrage van Uriël Schuurs, getiteld De toetsproblematiek van onderinstromers in het voortgezet onderwijs, waarin verslag wordt gedaan van een enquête die is gehouden onder scholen voor v.o. met veel onderinstromende allochtone leerlingen. Annette Bogtstra heeft een interview met de makers van een leerplan Nederlands als
| |
| |
tweede taal voor neveninstromers.
Verder is er van de hand van Monique van de Laarschot een uitgebreid Verslag van de studiebijeenkomsten over spreekvaardigheid op 27 oktober en 24 november 1990.
In de rubriek Boekbespreking een recensie van J.J. de Ruiter (red.), Talen in Nederland. Een beschrijving van de taalsituatie van negen etnische groepen (door Ed Olijkan).
nr.465
Dit nummer begint met een bijdrage van Jan-Arjen Mondria en Siebrich Mondria-De Vries, getiteld Woorden leren met de ‘handcomputer’, die een praktijkverslag vormt van een leerexperiment met een bijzonder woordkaartjes-systeem. Sylvia Erlings, Hein Groesbeek, Jos van Heesen en Marg van der Kuil bespreken De positie van het vak Nederlands in het mdgo. In Adventures laten Lydius Nienhuis en Angelique van Ruiten zien hoe de spreekvaardigheid kan worden geoefend door een computerspel te gebruiken. Klaas Schreuder bespreekt in Luistertoetsen Nederlands: audio of video? een proefneming met luistertoetsen, waarbij de teksten op vidoband zijn opgenomen, en stelt de vraag aan de orde of deze toetsen de voorkeur verdienen boven luistertoetsen met teksten op audioband. Met hetzelfde onderwerp houden Marjoke Krikke, Huub van den Bergh en Peter Jan Slagter zich bezig in Videotoetsen nader bekeken.
Verder is er een interview van Paul Stapel met de hoogleraar Algemene Taalwetenschap Geert Booij, die een voorstander is van de invoering van het onderdeel taalkunde in het vwo-programma.
Anne Kerkhoff geeft een Verslag studiebijeenkomst Code Nederlands.
nr.466
Dit themanummer gaat over het uitspraakonderwijs en bevat de volgende artikelen: De herontdekking van het uitspraakonderwijs van Allan James, ‘Je blijft het altijd horen’ van Annemarie Kleinheerenbrink en Korrie van Helvert over de uitspraak van volwassen tweedetaalverwervers, Diagnostiek van uitspraakproblemen van tweede-taalverwervers van het Nederlands van Margreet aan de Wiel, Gertrude van den Brink en Saskia Struijk van Bergen, Het leren van een goede uitspraak in een vreemde taal: zonde van de tijd? van Johan Matter, Uitspraakonderwijs en uitspraakverwerving van Allan James, Computerondersteuning van het uitspraakonderwijs van Ton Koet, Yankee Doodle comes to town? van Monique van der Haagen, over de Amerikaanse invloeden bij Nederlandse leerlingen die Engels leren, Specifiek Friese uitspraakkenmerken van Alex Riemersma.
In de rubriek Boekbesprekingen treffen we onder meer de volgende recensie aan: Josée Coenen, Uitgesproken Nederlands. Een uitspraakcursus voor anderstaligen (door Kees de Bot). Werken die verderop besproken worden: J.J.M. Schoonen, De evaluatie van schrijfvaardigheidsmetingen (door A. Braet) en P.M. Kaashoek en Th. Schouw, Levende Letteren (door Hubert Slings).
Paul Stapel heeft een gesprek met Margreet Schuurman over het nut van logopedie in de school voor het NT2-onderwijs.
nr.467 (1992)
Het eerste nummer van dit jaar wordt geopend met een artikel van Suzanne Hazenberg en Jan H. Hulstijn, getiteld Woorden op zicht, over woordselectie ten behoeve van het NT2-onderwijs. In Taalbeschouwing, taalkunde op school of nog wat anders stelt Eva M. Tol-Verkuyl enkele kritische vragen bij de voorstellen van Hendrix en Hulshof over taalkunde op school, die in eerdere nummers van dit tijdschrift werden gedaan. Angeliek van der Zanden bespreekt Ondersteunende computerprogramma's binnen het NT2-onderwijs aan hoog opgeleide volwassenen. Koos Hawinkels sluit de artikelenreeks af met zijn discussiestuk Voorstel leerplan jeugdliteratuur in de basisvorming.
In de rubriek Boekbesprekingen onder meer een beoordeling van F. Bouwens en M. Oud-De Glas, Het vreemde-talenonderwijs in de onderbouw van het voortgezet onderwijs (door P. Edelenbos en H.
| |
| |
Wekker). Verderop worden de volgende werken besproken: Liesbeth Koenen, Het vermogen om te verlangen (9 letters). Gesprekken over taal en het menselijk brein (door Jeanine Riegel) en P. van den Bos, Vakconcept nader beschouwd. Kennisopvattingen van docenten Nederlands in het kader van een toekomstig kerncurriculum in de eerste fase van het voortgezet onderwijs (door Paul van den Bos).
| |
Literatuur 9 (1992), nr. 1
De jaargang begint met een artikel van M.G. Kemperink, getiteld Louis Couperus en de temperamentenleer, waarin zij ingaat op de wijze waarop deze auteur de indertijd populaire temperamentenleer in zijn boeken heeft verwerkt. Frank Willaert bespreekt in zijn bijdrage ‘Wel an, wel an, met hertzen gay!’ minneliederen en hofdansen in de veertiende eeuw. In Ter Braak tussen Nietzsche en Derrida beschouwt P.F. Schmitz een aantal uitspraken van Ter Braak over taal en macht door vergelijkingen te maken met Nietzsche en Derrida. Dirk Geirnaert en Paul J. Smith behandelen in hun artikel Tussen fabel en embleem: De warachtighe fabulen der dieren (1567) de innovaties van deze fabelbundel en onderzoeken welk ander werk direct of indirect met de bundel te verbinden is.
Verder vinden we in dit nummer een interview van Piet Franssen met M.A. Schenkeveld-Van der Dussen over onder meer de volgend jaar te verschijnen Nederlandse literatuurgeschiedenis, waarvan zij hoofdredacteur is.
In de rubriek Recensies onder meer de volgende boekbesprekingen: J. van Moolenbroek en M. Mulder (red.), Scolastica willic ontbinden (door W. Kuiper), Ada Deprez en Walter Gobbers (red.), Vlaamse literatuur van de negentiende eeuw. Dertien verkenningen (door Lisa Kuitert), Tonny van der Horst, Het huis aan de Schiekade (door Gé Vaartjes), Piet Calis, Het ondergronds verwachten. (door P.J. Verkruijse), J. Baneke en H. de Jong (red.), Persoonlijkheid en personage. Over de grenzen van psychoanalyse en literatuur (door Ralf Grüttemeier).
| |
Maatstaf 40 (1992), nr. 1
Het eerste nummer van deze jaargang bestaat voornamelijk uit poëzie- en prozabijdragen.
| |
Naamkunde 33 (1991), nrs. 1-4
Deze jaargang wordt geopend met een bijdrage van W. van Langendonck over de Geografie van de voor- en toenaampatronen in de Vlaamse dialekten. Wilfried Beele bespreekt Van-namen als emigratiemeter. Ann Marynissen gaat in op de Morfosyntactische aspecten van de Belgische familienamen op basis van het ‘Belgisch repertorium van familienamen’. J.M. Verhoef behandelt de Molens en mulders in nederlandse familienamen. P. Kempeneers buigt zich over de Hakendoverse plaatsnamen (II). J. Devleeschouwer doet dit voor de Oudbelgische hydroniemen (IV). Ward Van Osta laat in zijn artikel Accentuele grilligheid of systeem zien dat (Zuidnederlandse) toponiemen minder accentuele grilligheid vertonen dan vaak wordt aangenomen. Wilfried Beele belicht een zeldzame familienaam in De familienaam Stekelorum. Frans Claes S.J. bespreekt Rouw en Rawage in Oostbrabantse toponiemen. F. Debrabandere sluit de artikelenreeks af met Nog onverklaarde familienamen.
In de rubriek Boekbesprekingen worden onder meer de volgende boeken besproken: Woordenboek van de Vlaamse dialekten. Deel II, Niet-agrarische vaktalen. Aflevering 4 + Wetenschappelijk apparaat en aflevering 5 + Wetenschappelijk apparaat (door J. Goossens).
| |
Neerlandica Extra Muros 30 (1992), nr.1
Het eerste nummer van deze jaargang wordt geopend met een bijdrage van H.J. Boukema over Indisch-Nederlandse letterkunde. Rudolf Geel buigt zich over de strips en het literatuuronderwijs in Heer Bommel en de literaire canon. Jelica Novakovic-Lopusina gaat in Eenheid en verscheidenheid in op de sociolinguïstische parallellen tussen Servisch-Kroatisch en Nederlands-Vlaams. R. Salverda geeft een Kroniek van de taalkunde. Theo Hermans biedt een kroniek van de poëzie in In Babel gastarbeider zijn.
| |
| |
| |
Ons Erfdeel 35 (1992), nr. 1
Dit eerste nummer begint met een bijdrage van Ingeborg Walinga, getiteld Anna Tilroe en de Nederlandse kunstkritiek, waarin zij het werk bespreekt van een van de meest opvallende critici van de afgelopen jaren: Anna Tilroe. In Van Dover naar Calais en vice versa geeft Herman de Coninck drie beschouwingen over poëzie en inhoud. Ad Zuiderent bespreekt het literaire werk van beeldend kunstenares en schrijfster Charlotte Mutsaers in Het rijgend schrijven van Charlotte Mutsaers. In De gulden snede geeft Hugo Bousset een overzicht van de Nederlandse prozaliteratuur na 1970, waarbij hij nagaat waarom enkele van de beste Nederlandse auteurs door de critici ‘on-Nederlands’ worden genoemd. In zijn artikel Profielschets van de Neerlandistiek extra Muros stelt Jos Wilmots een aantal eisen aan de docenten die aan een buitenlandse universiteit Nederlands taal, letterkunde en cultuur geven.
In de rubriek Culturele kroniek worden de volgende werken besproken: Walter van den Broeck, Het gevallen baken (door Karel Osstyn), Willem Jan Otten, Paviljoenen (door Ed Leeflang), Ivo Michiels, Ondergronds, bovengronds (door Herbert van Uffelen), W.F. Hermans, De laatste roker (door G.F.H. Raat), Peter Ghyssaert, Honingtuin (door Tonnus Oosterhoff), Carel Peeters, Echte kennis (door Anne Marie Musschoot), Dick Hillenius, Verzamelde gedichten (door Aad Nuis), Gaston van Camp, Het slappe geslacht (door Jos Borré), Jean-Paul Franssens, Een gouden kind (door Hugo Bousset), A.Th. Bouwman, Reinaert en Renart (door Jan Franken), Jules de Palm, Lekker warm, lekker bruin (door Wim Rutgers).
Tenslotte bevat dit nummer een aantal mededelingen en aankondigingen in de rubriek Nederlandse taal- en cultuurpolitiek.
| |
Onze Taal 61 (1992), nr. 1
Het eerste nummer van deze jaargang heeft als thema Taal van de media. De artikelen die op dit onderwerp ingaan zijn: Gerard Sweep, Kernachtige krantekoppen en dynamische naamwoorden, Arthur van Leeuwen, Ruimtegebrek als sporttenue over de dwingende deadline en de clichés in het ‘journalees’, Peter Burger en Jaap de Jong, De stijlmeesters van de Volkskrant en NRC Handelsblad, Marit Vochteloo, De leukste woordjes in het liefste artikeltje over de taal van vrouwenbladen, Peter Verschoor, De taal en het NOS-Journaal. Verder zijn er de volgende bijdragen. Ad Foolen over ‘betekenisloze’ bijwoorden als kruiden in de taal in Over peper en zout. Wim Zonneveld bespreekt een zeer vroeg voorbeeld van intervocalische d-deletie in Nogmaals van goede naar goeie. D.E. Knibbe bespreekt in Volgorde in tellen de Germaanse afwijking in ons telsysteem. Tenslotte noemen we nog de volgende bijdragen: A.J. van Wolferen, De schakelwagen, over ‘idiocenismen’, J.G. Nolst Trenité, Geslacht in benaming, Ben Datema, Kan ik u tot rede brengen?, over het verschil tussen ‘rede’ en ‘reden’, A.P.G. Seijkens, Wew, maaw en schoow..., over de verandering van l in w, A.G. Westerbrink, Placebo, over de etymologie van dat woord, Chawa Aronson, ‘Ik krijg mijn moeder te eten’?! over eigenaardig Nederlands voor anderstaligen.
In Prijsvraag ‘Mooie tangen’ een oproep van de redactie voor tangconstructies.
In de rubriek Van woord tot woord schrijft Marlies Philippa in haar bijdrage Pers over de verschillende namen voor de ‘krant’. Binnen de rubriek Drogredenen bespreken F.H. van Eemeren en R. Grootendorst in hun bijdrage Schermen met deskundigheid het ‘argumentum ad verecundiam’. In de rubriek Taalcuriosa buigt Jules Welling zich in Tellen over het tellen in de sportwereld.
Verder zijn er bijdragen in de vaste rubrieken Reacties, In Zicht en Ruggespraak.
nr.2/3
In dit dubbelnummer zijn de teksten opgenomen van de lezingen die werden gehouden op het congres ‘60 jaar onze taal en Onze Taal’. Het nummer wordt ingeleid met een Woord vooraf van de voorzitter van het genootschap Onze Taal, H.A.M. Hoefnagels. Vervolgens treffen wij de
| |
| |
Openingstoespraak aan van de minister van onderwijs en wetenschappen, J.M.M. Ritzen. I. Lipschits belicht de maatschappelijke veranderingen en hun invloed op de taal in Onze taal en de dynamiek in de samenleving. Over het verband tussen de goede oude tijd van onze taal en de gouden toekomst van Onze Taal gaat het in Onze krasse taal van F. Balk-Smit Duyzentkunst. Martin van Amerongen stelt zoutwaterrijke metaforen en knersende platitudes, gewatteerd met volkomen onbegrijpelijkheden, aan de kaak in zijn bijdrage De geheimtaal van het Binnenhof. H. Brandt Corstius geeft in Jullie Taal en Hun Taal een terugblik op het zinloze gevecht van het genootschap van weleer: knokken tegen hun taal. In Van wie is onze taal? bespreekt Jan Renkema hardnekkige misvattingen over taal die al zestig jaar de diepe kloof tussen taalgebruiker en taaldeskundige in stand houden.
In de rubriek Van woord tot woord schrijft Marlies Philippa over de etymologie van het woord beurs. In de rubriek Drogredenen bespreken F.H. van Eemeren en R. Grootendorst enkele drogredenen die ontstaan door Goochelen met oorzaken en gevolgen. In de rubriek Het kastje van Barbanelle bespreekt Ewoud Sanders Het leukste woordenboek van de 19de eeuw, de Woordenschat van Taco H. de Beer en Eliza Laurillard, die opnieuw zal worden uitgegeven.
Verder zijn er bijdragen in de vaste rubrieken Reacties, In Zicht en Ruggespraak.
| |
Het Oog in 't Zeil 9 (1992), nr. 2
Dit nummer begint met een artikel van de historicus Emile Hensen, getiteld Willem Frederik Hermans tussen literatuur en wetenschap, dat een beeld geeft van Hermans' wetenschappelijke loopbaan, waarin ook uitgebreid aandacht wordt besteed aan de ontwikkelingen rond diens functioneren bij de Rijksuniversiteit Groningen. Verder zijn er in dit nummer de bijdragen Holland Dada in Italië van Marco Entrop over de dadaïstische activiteiten van Theo van Doesburg, Frederik van Eeden in Hongarije van Antal Sivirsky, Indien ik slechts een wapen had! van Jack van der Weide over de stripfiguur Kuifje bij Jeroen Brouwers en Joyce & Co, Correspondentie van Maurits Verhoeff over een vraag van Nescio aan Charivarius. Verder vinden we in dit nummer een vraaggesprek van Wim Hilberink met de Zwolse dichter Paul Gellings.
| |
Preludium 8 (1991), nr. 2
Over Multatuli en zijn werk schrijft Frank Martinus Arion in zijn artikel Multatuli: Est-il tombe du ciel? Reinold Vugs gaat in zijn bijdrage De literaire beeldenstormer in op de kritieken van Conrad Busken Huet.
| |
De Revisor (1992), nr. 1
Het eerste nummer van deze jaargang is hoofdzakelijk gevuld met proza- en poëziebijdragen. Huub Beurskens gaat in Fuffluns in Limburg in op de Etruskische gezangen van Hans Berghuis.
| |
Septentrion 21 (1992), nr.1
In het eerste nummer van deze jaargang vinden we een bijdrage van Karel Osstyn, getiteld A.F.Th. van der Heijden: combat contre le temps, waarin hij het werk van deze auteur ontleedt. Over het werk van Leo Pleysier schrijft Fons Vandergraesen in L'oeuvre de Leo Pleysier. Aldert Waldrecht belicht de hoogtepunten uit het werk van Kees Stip in Kees Stip, un poète typiquement neérlandais.
Verder worden de volgende boeken besproken: Theodora Kouyzer et Laurent Philippe Rêguer, Le néerlandais d'aujourd'hui en 90 leçons et en 90 jours (door Hans Vanacker), Jaap Goedegebuure et Anne Marie Musschoot, Prosateurs néerlandophones contemporains (door Sadi de Gorter), Isabelle de Charrière, Une aristocrate révolutionnaire. Écrits 1788 -1794, Une liaison dangereuse. Correspondance avec Constant d'Hermenches, Lettres Neuchâteloises (door Simone Dubois) en Jan Fontijn, Tweespalt. Het leven van Frederik van Eeden tot 1901 (door Diny Schouten).
| |
Spiegel 9 (1991), nr.3
Het laatste nummer van deze jaargang
| |
| |
begint met een redactionele bijdrage van Jan Sturm, waarin hij ingaat op recent onderzoek op het gebied van het (moeder)taalonderwijs. De drie bijdragen die volgen hebben gemeenschappelijk dat zij zich richten op de deficiënte schoolprestaties van leerlingen en dat zij oplossingen voor dat probleem proberen aan te dragen. Ton van der Geest en Ageeth Jorna bespreken De effecten van traditioneel en functioneel leesonderwijs in de latere jaren van het basisonderwijs. De prestaties van allochtone leerlingen in het voortgezet onderwijs komen aan de orde in Schoolse taalvaardigheden in het Nederlands als tweede taal. Over het uit de weg ruimen van een struikelblok van Maaike Hajer, Ester de Jong en Theun Meestringa. De derde bijdrage, getiteld ‘Maar zo leer ik er niks van, als ik al die rijtjes afga.’ Van het ideale curriculum Nederlands in het MDGO naar een ervaren curriculum, is van Joke Wooldrik, Jan Sturm en Margriet van Goch.
In de rubriek Boekbesprekingen vinden we recensies van de volgende werken: Jeanne Kurvers m.m.v. Kim van der Zouw, In de ban van het schrift (door Paul Leseman), Wam de Moor (red.), Stiefkind en Bottleneck. De toetsing in het literatuuronderwijs (door Cor Geljon) en E. Andringa en D. Schram (red.), Literatuur in functie (door Ronald Soetaert).
| |
Spiegel der Letteren 33 (1991), nr.4
Het laatste nummer van deze jaargang wordt geopend met een artikel van A.M. Musschoot over De literatuurgeschiedschrijving in Vlaanderen. Een methodologische verkenning, met voorbeelden uit het werk van J. Kinker en W. Kloos, wordt uitgevoerd door G.J. Vis in Vorm en functie in de poëzie. A.F. van Oudvorst bespreekt De thematiek van Het land van herkomst. Verder zijn er de volgende bijdragen: M.K. Kors, Rijmbijbel-fragment in de band van een Deventer handschrift; K. Langvik-Johannessen, Een hanschriftenmystificatie opgelost - en nog meer (bio-bibliografische verkenningen omtrent Jan Frans Cammaert en Jacob de Ridder); M. de Smedt, Guido Gezelle en de teksteditie; M. Janssens, Een boek om ‘Mijnheer’ tegen te zeggen; J. Koch, De receptie van Multatuli in de Poolse handboeken over wereldliteratuur en encyclopedieën (1880-1914).
In de rubriek Boekbesprekingen worden de volgende werken besproken: Andrzej Dabrówka, Untersuchungen über die mittelniederländischen ‘Abele Spelen’ (door Frank Willaert), Mieke B. Smits-Veldt, Het Nederlandse Renaissancetoneel (door K. Porteman), A.J. Gelderblom, Mannen en maagden in Hollands tuin (door K. Porteman), Ton J. Broos, Tussen zwart en ultramarijn (door K. Porteman), K. Bostoen, Jan Campo Weyerman en de Zuidelijke Nederlanden (door K. Porteman), Olf Praamstra, Gezond verstand en smaak (door K. Wauters), Karel Wauters, Het ‘geval Walschap’ en Jos Borré, Gerard Walschap. Rebel en missionaris (door Lut Missinne) en J. Baneke, H. de Jong, Persoonlijkheid en personage (door Maria Haerynck).
| |
Taal en Tongval 43 (1991), nr.2
Dit tweede nummer wordt geopend met een bijdrage van J. de Rooij, die zich voor de derde keer buigt over de vorm er in Regionale variatie in het gebruik van er III. Annelies de Reus brengt verslag uit van haar onderzoek naar Diftongen in het Delfts dialect. In haar artikel Enkele opmerkingen over de analyse van het Westvlaams van Guido Gezelle behandelt Liliana Haegeman enkele aspecten van het paradigma van de zelfstandige onbepaalde voornaamwoorden in het Westvlaams. Pieter van Reenen tenslotte onderzoekt in zijn bijdrage De Hollandse expansie, gebruiksfrekwenties en het belang van drempelwaarden in hoeverre palatalisering van de Westgermaanse [u:] heeft plaatsgevonden in de Drentse, Overijsselse en Achterhoekse dialecten.
In de rubriek Boekbesprekingen worden de volgende werken gerecenseerd: Jan Nijen Twilhaar, Generatieve fonologie en de studie van Oostnederlandse dialecten (door A. Sassen), F.A. Ponelis, Historiese Klankleer van Afrikaans (door A. Weijnen), Friesisches Wörterbuch (door H. Niebaum), J.A. van Leuvensteijn (red.), Uitgangspunten en toepassingen; taalkun- | |
| |
dige studies over Middelnederlands en zestiende- en zeventiende-eeuws Nederlands (door H. Niebaum), Jo Daan (red.), Urk. Het dialect van Urk en Urk. Woordenlijst van Urk (beide door H. Scholtmeijer) en José Cajot, Neue Sprachschranken im ‘Land ohne Grenzen’? (door A. Weijnen).
Jan Nijen Twilhaar
|
|