| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Het Bilderdijk-Museum 8 (1991)
Deze jaargang opent met een bijdrage van G.J. Schutte over de staatkundige ideeën van Bilderdijk, getiteld Bilderdijk en de Revolutie. In zijn artikel Bilderdijk geeft Jan de Witt de wind van voren gaat J.J. Kloek in op de kritiek die Bilderdijk heeft geuit op het nautisch inzicht van Jan de Witt. M. van Hattem bespreekt twee in 1990 verschenen werken die van groot belang zijn voor het Bilderdijkonderzoek: een inventaris van de archiefstukken van en rond de familie Tydeman en een inventaris van alle bewaardgebleven brieven aan het Leeuwardens uitgevershuis Suringar. Verder bevat deze jaargang een literatuuroverzicht van tien recent verschenen Bilderdijkstudies.
| |
Bzzelletin 21 (1991), nr. 191/192 (dec. '91-jan. '92)
In dit dubbelnummer, dat de titel Fin de siècle. Seks en ontaarding tijdens het fin de siècle draagt, wijdt Jaap Harskamp acht hoofdstukken aan het besef van verval en degeneratie van de oververfijnde negentiende-eeuwse beschaving: I. Spleen, zenuwen, hysterie, II. Kunst, darwinisme en erotiek, III. Muziek en seksualiteit, IV. Madonna of hoer, V. De verloedering van een liefde, VI. De kunstenaar als crimineel, VII. Degeneratie en frustatie, VIII. De val van een vrouw.
| |
Dietsche Waranda & Belfort 136 (1991), nr. 6
Dit nummer heeft als thema Literatuur en filosofie en bevat een groot aantal gedichten en prozabijdragen. Daarnaast vinden we in dit themanummer o.m. de volgende essays: Kester Freriks, De harmonie van beeld en gedachte, Koen Vermeiren, Wereldbeelden in de Vlaamse literatuur, Marcel F. Fresco, Greep krijgen op het ongrijpbare?, Patricia de Martelaere, Te gek of niet gek genoeg? Mulisch en Kousbroek over wetenschap.
Het nummer wordt afgesloten met Het laatste oordeel, waarin Jacques De Visser, Bernard Delfgaauw, Leo Apostel en J.J.A. Mooij vertellen wie hun dierbare auteurs zijn.
| |
Dokumentaal 20 (1991), nr. 4
De rubriek Vakgenootschap wordt geopend met het bericht dat eind 1990 de SPL, de Stichting Promotie Literatuuronderwijs, is opgericht. Verder zijn er de volgende bijdragen: Plantenglossarium uit Königsberg niet verbrand, De Gratheus filius philosophi in de cod. vind. 2372, Voordrachten van Bert van Selm gebundeld, Vestdijkkring roept scriptie-prijs in het leven, Nieuwsbrief Netwerk Mediëvistiek, Colloquium taal en bedrijf, Inhoudsopgaven van ernstige Nederlandstalige toneelstukken (1575-1650), Nederlandse letterkunde van de middeleeuwen (het gaat hier om een programma interuniversitair Derde-Cyclus-Onderwijs in België).
In de rubriek Van de administratie: Register Dokumentaal en abonnementsprijzen. In de rubriek Van de stichtingen: Jaarverslag 1990 Stichting Taalwetenschap. In Een nieuw initiatief op het gebied van de 19e-eeuwse Nederlandse tijdschriftenbibliografie beschrift Nop Maas een nieuw project op het genoemde gebied en roept belangstellenden op om zich als medewerker aan dit project op te geven. Verder zijn er bijdragen in de rubrieken Gepromoveerd, Aanvullingen op en Pas verschenen.
In de rubriek Recensie worden de volgende werken besproken: P.J. van Swigchem en E.J. Slot (red.), BDI-terminologie; verklarend woordenboek van Nederlandse termen op het gebied van bibliotheek en documentaire informatie (door G.E. Dekker), Paul Seebregts, Catalogus van de verzameling betreffende G.T.N. en Hugo Suringar uitgevers te Leeuwarden 1822-1900. Eerste deel: Brieven en H. Reeser, Repertorium op de briefwisseling van A.L.G. Bosboom-Toussaint (beide door Berry Dongelmans).
| |
| |
| |
Gezelliana 3 (1991), nr 2
In dit colloquiumnummer zijn de referaten opgenomen die werden gehouden tijdens het colloquium Editiewetenschap en de briefwisseling van G. Gezelle, dat door het Centrum voor Gezellestudie te Antwerpen werd ingericht op 5 juni 1991. Het nummer wordt geopend door R.F. Lissens met de bijdrage Bij 25 jaar Centrum voor Gezellestudie. Over de hoge eisen die tegenwoordig aan het vervaardigen van edities worden gesteld, kunnen we lezen in Het dilemma van de brievenediteur van M. Mathijsen. In Gezelles briefwisseling: de problematiek van een editieproject gaat P. Couttenier in op de voorgeschiedenis en de stand van zaken rond het uitgeven van Gezelles correspondentie. Verder zijn er bijdragen van M. Stapert-Eggen, Op weg naar een computereditie van de correspondentie van Albert Verwey, en J. van Iseghem, Het belang van Gezelles brieven voor onderzoek.
In de rubrick Boekbesprekingen vinden we recensies van de volgende werken: P.G. de Bruijn (ed.), Guido Gezelles handschriften uit het Engels klooster te Brugge (door Anne Marie Musschoot). De teksteditie. Theorie en praktijk (door P.G. de Bruijn), en Marita Mathijsen, De geest van de dichter. Tien zogenaamde gesprekken met negentiende-eeuwse schrijvers (door Paul Pelckmans).
| |
De Gids 154 (1991), nr. 12
In Welke poëtica houdt op het ogenblik nog stand? gaat Odile Heynders in op de beweringen die de auteurs Brouwers en Flaubert in hun correspondentie doen over het doel en de praktijk van hun schrijverschap. In zijn bijdrage Homo Tigris bespreekt Remco Ekkers gedichten van Tomas Lieske.
| |
Gramma 15 (1991), nr. 2
Dit nummer begint met een bijdrage van J.A.M. Konen, getiteld Huydecoper en de ablativus absolutus, waarin wordt ingegaan op de geschiedenis en inhoud van de achttiende-eeuwse discussie over de eigenschappen van de absolute participiumconstructie. In Computational Linguistics and Language Development Data presenteren Margriet Jagtman, Peter-Arno Coppen & Theo Bongerts een aantal voorstellen voor de automatische syntactische analyse van taaldata bij tweede-taalverwerving. P.C. Paardekooper buigt zich in Hij weende bitterlijk: Een stukje bijwoordmorfologie over de synchrone en diachrone eigenschappen van het suffix -lijk.
In de rubriek Boekbesprekingen wordt het volgende werk gerecenseerd: E.C. Schermer-Vermeer, Substantiële versus formele taalbeschrijving: Het indirect object in het Nederlands (door Ad Foolen).
| |
Linguistics in the Netherlands 8 (1991)
De bundel wordt geopend met een bijdrage van Ronny Boogaart, getiteld ‘Progressive Aspect’ in Dutch, waarin de auteur ingaat op het semantische verschil tussen ‘simple verbs and progressive-like verb formations’ in het Nederlands. Over het tempus van Nederlandse verba gaat het artikel Present-Preterite: Tense and Narrative Point of View van Marja Clement. Leonie Cornips behandelt Possessive Object Constructions in Heerlens. In The Coordination-like Structure of Comparatives gaat Petra Hendriks in op de conditions waaraan comparatieven in o.m. het Nederlands onderhevig zijn. Vincent van Heuven en Annelies Hoos geven in Hiatus Deletion, Phonological Rule or Phonetic Coarticulation? hun visie op het verschijnsel hiaatdelging in het Nederlands. Angeliek van Hout behandelt deverbale nominalisatie in verschillende talen, waaronder het Nederlands, in Deverbal Nominalization, Object versus Event Denoting Nominals, Implications for Argument & Event Structure. Willy Jongenburger en Vincent van Heuven bespreken The Distribution of (Word Initial) Glottal Stop in Dutch. Sietze Looyenga bespreekt o.m. op grond van het Nederlands de verschillen tussen ‘events and properties’ in Events and Properties as Semantic Primitives. Ron van Zonneveld sluit de bundel af met The Syntax of Gapping, waarin hij de verschillende benaderingen van gapping bespreekt voor o.m. het Nederlands en een alternatieve analyse van het verschijnsel geeft.
| |
| |
| |
Maatstaf 39 (1991), nr. 11/12
Dit dubbelnummer heet Groot Leesnummer en bevat uitsluitend poëzie- en prozabijdragen.
| |
Nexus 1 (1991), nr. 1
Dit nieuwe tijdschrift is een wetenschappelijk-essayistische periodiek die zich ten doel stelt het Europese cultuurgoed te bestuderen en de nexus aan te geven tussen dit cultuurgoed en de lotgevallen van de hedendaagse mens en maatschappij. De bijdragen zijn internationaal, maar in het Nederlands geschreven, om deze taal en het met haar verbonden cultuurgoed voor verlies te behoeden. Publikaties die op enigerlei wijze van belang zijn voor de neerlandistiek zullen in deze rubriek vermeld worden.
In dit eerste nummer gaat Jaap Goedegebuure in zijn bijdrage Het lamento van Kees Ouwens in op de interpretatie en waardering van de poëzie van Kees Ouwens. Johan Polak geeft in Twee meesters, twee gedichten een vergelijkende interpretatie van twee verzen, afkomstig uit het oeuvre van de tijdgenoten K.P. Kavafis en P.C. Boutens.
In de rubriek Boekbesprekingen recenseert Jaap Goedegebuure de volgende twee werken: S. Dresden, Vervolging, vernietiging, literatuur, en Johan Polak, Bloei der decadence.
| |
Onze Taal 60 (1991), nr. 12
In dit decembernummer is de aandacht vooral gericht op de spelling. Er zijn drie grote bijdragen over spellingperikelen. Gerard Verhoeven opent het nummer met Waarom schrijven we niet zoals we spreken?, waarin hij laat zien dat de spelling de wijze waarop we spreken, zeer moeilijk kan weergeven. Bert de Haar laat zien dat de spellingregels van analogie en gelijkvormigheid hun oorsprong vinden in het Middelnederlands in zijn bijdrage De eigen koers van het Middelnederlands. Het artikel Spellingvereenvoudiging, goed voor u? van Harry Cohen is een bespreking van de bundel De groene spelling van H. Bennis, A. Negyt en A. van Santen. Verder zijn er bijdragen van Matthijs Dulfer, Wiedewied, C. Kostelijk, De schaapsstal is verdwenen, H.P. Winkelman, Spelspel: test uw spelvaardigheid!, de redactie, Wat doet de VWS?, B.P. Visser, ‘Onze’ letter c en J. Bus, Bèta os bêta?
In Mooi, dit idioom? gaat Peter Burger in op de palindromen van Battus. Verder zijn er korte bijdragen van F.K.M. Mars, getiteld Zelfvoorzien(en)d, van J. Granaada, met de titel Als niet zo goed dan dan?, en van H.W. van Rees, Succesvol congres in veel te kleine Beurs, over het congres ‘60 jaar onze taal en Onze Taal’.
Onder het kopje Gevraagd/gezocht is in dit nummer een aantal oproepen geplaatst (letterrijmpjes, fantasieloze slagzinnen, puzzelwoorden enz.). De rubriek Drogredenen is dit keer gevuld met het een artikel van F.H. van Eemeren en R. Grootendorst, Op de man spelen: het argumentum ad hominem. De rubriek De Taalgrens bevat een bijdrage over het gebruik van het woordje wel in allerlei contexten: Welgezind. In Taalcuriosa het artikel Het volkomen woord. In Van woord tot woord een bijdrage over de kip en de etymologie van de/het ei: De kip en het ei. In de rubriek Wat heet....?... een artikel getiteld Zusterpolder. Verder de vaste rubrieken Reacties, Malapropismen (slot), InZicht en Ruggespraak.
| |
Het Oog in 't Zeil 9 (1991/92), nr. 1
In dit eerste nummer treffen we o.m. de volgende bijdragen aan: De omgekeerde boekenkast van Hans van Straten, waarin onder andere wordt ingegaan op de herkomst van het begrip ‘worgengel’, ‘Hier heb je nu een auteur, die weet ervan: Clausewitz!’ van Kees Snoek over Bert Schierbeeks (literaire) activiteiten en het verzet, ‘Ik zou een groot kunstenaar worden en veel liefhebben’ van Karin Evers over (het werk van) Bert Schierbeek en Spanje, Een zender naar Engeland van Emile Henssen over Gerretson, Gothein en Von Stauffenberg, De ‘mooie’ kamer van Nelly Bodenheim van Bregje Boonstra, de tekst van de openingstoespraak die zij hield op 21 januari 1991 op een tentoonstelling over Nelly Bodenheim, ‘De dood is opgeheven’ van Willem Wilmink over de poëzie van
| |
| |
Gerrit Achterberg, Veertig jaar Claus' ‘De Metsiers’ van Wim Hazeu, waarin de schrijver op zoek gaat naar de eerste recensies van deze debuutroman van Claus.
| |
De Revisor 18 (1991), nr. 6
Dit nummer bevat o.m. een bijdrage van Maarten van Buuren, getiteld Een barst waardoor het k waad de ziel binnendringt: hysterie en literatuur, waarin wordt ingegaan op het verschijnsel hysterie en hoe dit zich in de literatuur manifesteert.
| |
SIC 6 (1991), nr. 4
In Alles en eender gaat J.L. Dijkhuis in op het motief van de Meedogenloze Jongen in het werk van Gerard Reve. R. Spork bespreekt in zijn bijdrage ‘Brengt Nederland zoo weinig oorspronkelijk werk voort?’ Martinus Nijhoffs lidmaatschap van de Haagse ‘Commissie voor de Kunstsubsidies’. In Menno ter Braak over Arthur van Schendel beziet Charles Vergeer het stenografische verslag van een lezing die Ter Braak hield over het werk van Arthur van Schendel.
| |
Taalkundig Bulletin 21 (1991), nr. 3
Dit nummer begint met een bijdrage van Hans Bennis, getiteld Theoretische aspekten van partikelvooropplaatsing II, waarin hij reageert op een eerder artikel van Jack Hoeksema over partikelvooropplaatsing. Rick Ruhland verdiept zich in De acquisitie van ‘hoeven’. Saskia J. Visser bespreekt de bijzondere positie van beide in Een status aparte voor ‘beide’. In Afasie en taalverwerkingsmodellen belicht Roelien Bastiaanse enkele taalverwerkingsmodellen. Jack Hoeksema sluit dit nummer af met Nogmaals partikelvooropplaatsing, waarin hij weer reageert op het bovengenoemde artikel van Hans Bennis.
nr. 4
Dit laatste nummer begint met een artikel van Ron van Zonneveld, getiteld De spin-off van het theoretisch taalkundig onderzoek, waarin hij een bespreking van het boek Grammaticale Analyse van Jan Model combineert met een vergelijking tussen dit werk en het boek Generatieve Grammatica van Bennis en Hoekstra, en een analyse van de zg. AcI-constructie. Eric Hoekstra reageert in De small clause-kwestie: een weerwoord op Hoeksema op de complexe-predikatenanalyse die Hoeksema eerder gaf in deze jaargang. Peter Blok, Liesbeth Laport en Henriëtte Swart voeren in Monotonie en domeinselectie in statistische beweringen argumenten aan voor hun twijfel of proportionele determinatoren in statistische beweringen niet-monotoon zijn.
| |
Tirade 35 (1991), nr. 337
Dit nummer bevat een artikel van Tomas Lieske, getiteld Poëzie-kroniek, waarin de auteur ingaat op de verschillende emoties die de poëzie van Willem van Toorn bij hem oproepen, waarbij hij zich laat leiden door gedichten uit Van Toorns nieuwe bundel Eilanden.
| |
Tijdschrift voor Taalbeheersing 13 (1991), nr. 4
In De zin centraal. Een experimentele studie naar het effect van grammaticaonderwijs wordt door J. van de Gein verslag gedaan van een studie naar het effect van grammatica-onderwijs op teksten van negen- à tienjarige basisschoolleerlingen (zesde-groepleerlingen). J. Mönnink onderzoekt het ‘aarzelingsverschijnsel’ eh in De strategische waarde van eh. In Hoe redelijk zijn academische debatten vergelijkt C.E. Swankhuisen de spelregels voor het academisch debatteren van Braet en Berkenbosch met de discussieregels van Van Eemeren en Grootendorst.
Verder in dit nummer een bibliografie van publikaties over argumentatie die in 1989 zijn verschenen.
In de rubriek Boekbeoordeling worden door R. Berkenbosch, I. van de Geest, S. Gerritsen en E. Viskil zeven nieuwe boeken besproken onder de titel Praktische publikaties over schrijven. De werken die aan de orde komen, zijn: R. van Hogen, Praktische cursus formuleren, W. Manekeller, Hoe schrijfik beter brieven, Jacob Creyghton, Effectief en creatief schrijven, Piet Kaashoek en Michel Simons, Tekstschrijven voor luisteraars en kijkers, Joost van Roon, Veelzeggend schrijven, H.A.J.M.
| |
| |
Lamers, Handleiding voor beleidsteksten, en Lex Boezeman en Frank Woudenberg, Het betere schrijfwerk. Verder zijn er besprekingen van U. Schuurs, Leren schrijven voor lezers. Het effect van drie vormen van probleemgericht schrijfonderwijs op de zinsbouwvaardigheid (door J.A. le Loux-Schuringa), A. Dirksen, Monitoring processes in language production (door J.A. le Loux-Schuringa), en R.E. Nofsinger, Everyday conversation (door J. Houtkoop-Steenstra).
Jan Nijen Twilhaar
|
|