De Nieuwe Taalgids. Jaargang 85
(1992)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 188]
| |
Dietsche Warande & Belfort 136 (1991), nr. 5In Terugblik beschrijft Aster Berkhof het ontstaan en de receptie van Het huis van Mama Pondo, dat deze auteur in 1971 publiceerde. - Willy Spillebeen onderzoekt de Vlaamse cultuur en/in Amerika. - In de ‘Kroniek’-rubriek Kaloterigheid in Vlaanderen, waarin Jaak de Maere het jongste werk van Clem Schouwenaars bespreekt. - Bert Peene belicht de Aspecten van de literaire biografie en Jan Fontijns Tweespalt, terwijl Ruud A.J. Kraaijeveld een bijdrage wijdt aan Het schip Herman Manelli van Koos van Zomeren. - Voorts besprekingen van Willy van Poucke, De secretaresse (door Erik Vissers), monografieën van Jaak Stervelynck, Gaston Durnez en Gerard Walschap (door Marcel Janssens), M. Februari, De zonen van het uitzicht en P.F. Thomése, Zuidland (door Hugo Bousset). | |
Dokumentaal 20 (1991), nr. 3P.J. Verkruijsse vraagt aandacht voor het BIZON: Bibliografisch Zoekprogramma Nederlandse Letterkunde. - K. Schepers geeft een aanvulling op Handschriftvondsten Bedudinghe op Cantica Canticorum. - Een recensie van: R.P.L. Arpots, Vrank en Vrij. Johannes le Francq van Berkheij (1729-1812). Een wetenschappelijke proeve op het gebied van de letteren door P.J. Verkruijsse en H.W. de Kooker, gevolgd door een reaktie van de auteur en een nawoord van de recensenten. - Verder de rubrieken Vakgenootschap, Gepromoveerd en Pas verschenen. | |
De gids 154 (1991), nr. 11In de rubriek ‘Kroniek & kritiek’ vraagt Remco Ekkers aandacht voor de poëziebundel Wade van Marc Reugebrink. - A. Agnes Sneller en Agnes Verbiest wijzen in Literatuurwetenschap en het verlies van de onschuld op de gevaren van grensoverschrijding naar andere wetenschappen. - Voorts een Repliek van Ernst van Alphen en Maaike Meijer op Jos Joostens beschouwing over De canon onder vuur. | |
Literatuur 8 (1991), nr. 6is een themanummer, dat onder de titel Terug naar de bron geheel aan de bronnen van de Nederlandse literatuur gewijd is. Ruim twintig auteurs werd gevraagd ‘om een huns inziens boeiend document uit het Nederlandse literaire leven te belichten’, van beroemd meesterwerk tot obscure tekst, waarna hun bijdragen omgekeerd chronologisch werden gerangschikt, terug naar de bron. - Voorts recensies van I. Spijker, Aymijns kinderen hoog te paard; een studie over ‘Renout van Montalbaen’ en de Franse Renaut-traditie (door Herman Brinkman), Peter Burke, De renaissance (door Jeroen Jansen), Henk Hillenaar en Walter Schönau (red), Literatuur in psychoanalytisch perspectief; een inleiding met interpretaties van Multatuli's ‘Saïdja en Adinda’ (door Nico Laan), Michel van der Plas, Mijnheer Gezelle (door Gé Vaartjes) en Paul Rodenko, Verzamelde essays en kritieken dl. 1, ed. Hilberink (door Hanneke Eggels). | |
Ons erfdeel 34 (1991), nr. 5Onder het motto: Een droom van glas brengt Anneke Reitsma de poëzie van Neeltje Maria Min voor het voetlicht. - Paul Gillaerts onderkent in het werk van Erik van Ruysbeek Een nieuwe verantwoording van het bestaan. - Waar kom ik, als ik niet aankom? Wam de Moor vraagt aandacht voor Koolhaas' verzamelde dierenverhalen. - Kees van't Hof vindt de poëzie van Jan Eijkelboom Aards, maar met vleugels. - Tot besluit de Bibliografie van het Nederlandstalige boek in vertaling CIX. | |
[pagina 189]
| |
Maatstaf 39 (1991), nr. 10F.B. Hotz belicht in Mondriaans grammofoonplaten de muzikale belangstelling van deze schrijver-schilder. - In een Brief aan Jean Brüll reageert Anne Wadman op het interview dat Gerrit Jan Kleinrensink met hem had (zie Maatstaf 6). - H.L. Wesseling geeft zijn oordeel over Bloei der decadence (uitg. J. Polak). | |
Moer 1991, nr. 6In Briefopener en het schrijfonderwijs bieden Jan Gerritsen en Arie van den Hoorn de oplossing voor één tijdrovend onderdeel van het schrijfonderwijs: zij ontwierpen een computercursus voor het schrijven van zakelijke brieven. - Volgens Annerieke Freeman-Smulders wordt in publikaties over het leesonderwijs nauwelijks aandacht aan de inhoud besteed; in Teksten in leesonderwijs betoogt zij dat dit aspect ten onrechte onderbelicht wordt. - Harm Knijpstra beschrijft in Van schrijven naar lezen hoe meertalige leerlingen soms eerst leren schrijven en al doende leren lezen. | |
De Negentiende Eeuw 15 (1991), nr. 4Het laatste nummer van deze jaargang wordt geopend met een bijdrage van Lisa Kuitert, getiteld De second-hand handel. Een doorbraak op het gebied van goedkope literatuur, waarin zij de lezer laat meekijken in de commerciële wereld van het negentiende-eeuwse boekbedrijf. De Nederlandse bemoeienis met Zuid-Afrika een eeuw geleden, wordt belicht door Willem Otterspeer in Boeren en academici. De Leidse universiteit en het enthousiasme voor de Zuidafrikaanse Boeren rond de eeuwwisseling. In de rubriek Het ‘Musée Imaginaire’ van de negentiende eeuw bespreekt Evert van Uitert het schilderij ‘Het vervallen buurtje’ uit 1808 van de kleine meester Egbert van Drielst (1745-1818). Verder bevat dit nummer een Literatuuroverzicht voor de periode najaar 1990-najaar 1991. | |
Onze taal 60 (1991), nr. 10Germanismen, Duits taalimperialisme en andere ingrediënten uit de vroegste geschiedenis van het genootschap Onze Taal passeren de revu in Een vrije taal in een vrij land van Peter Burger en Jaap de Jong. - Rick Jellema noemt de Citaatuitluiders in sportverslagen opmerkelijk, terwijl F. Jansen rijkelijk strooit met Citaatinbeddingen. - In Wel welletjes konfronteert PCUdB de lezer met het wel en wee van het woordje wel. - Want-zinnen. Mag het ietsje minder zijn? Marcel Lemmens vindt van wel. - Ludo Gregoire en Boudewijn Overduin noemen in Onnederlandse uitdrukkingen kenmerken, kategorieën en voorbeelden van verhaspelde zegswijzen. - In de rubriek Het kastje van Barbanelle roept Ewoud Sanders de vijftiende-eeuwse woordenboekmaker Calepio in herinnering. - De rubriek Wat heet...? van Rob Rentenaar ontbreekt niet. - Is het ontstaan van onze ui-klank een voorbeeld van ‘taalverval’ in de 17e eeuw? L.E. Wirthvan Wijk behandelt deze vraag in De ui in Montanus' Spreeckonst. - Als een vis zonder fiets. Riemer Reitsma beziet het man- en vrouwbeeld in spreekwoorden. - In haar rubriek Van woord tot woord heeft Marlies Philippa veel lof voor het Etymologisch woordenboek van J. de Vries/F. de Tollenaere. | |
nr. 11Onder de titel: Hoe bedrieglijk zijn drogredenen? geven F.H. van Eemeren en R. Grootendorst een inleiding op een nieuwe serie over onzindelijk argumenteren. - De rubriek Malapropismen (14). - Wanneer is het gebruik van het hulpwerkwoord ‘doen’ te verdedigen, vraagt Marcel Lemmens zich af in Doendenken. - Het kastje van Barbanelle van Ewoud Sanders gaat ditmaal over De wereld van pater Verschueren (woordenboekmaker, 1889-1965). - Nicoline van der Sijs geeft enkele richtlijnen voor het Cursiveren van vreemde woorden. - Roeland van Hout beschrijft de Lotgevallen van een stadsdialect: het Nimweegs. - Nieuw land... en een nieuw geluid? Harrie Scholtmeijer gaat na of zich in de IJsselmeerpolders een nieuw dialekt ontwikkelt. - De rubriek Wat heet...? van Rob Rentenaar. - Waar komt de Taalstraat vandaan? Volgens Jan Nijen Twil- | |
[pagina 190]
| |
haar wellicht van ‘tatelen’. - Peter Burger betitelt Van Dales Groot Synoniemenwoordenboek als Overvloed, rijkdom, abundantie. - In Wie niet slank is moet slim zijn betoont Marlies Philippa zich kritisch tegenover de waarden van klanksymbolische verklaringen. - Rob Tempelaars gaat De herkomst van zuidwester na. | |
Preludium 8 (1991), nr. 1In dit nummer een interview van Michel de Koning met Leo Pleysier over diens drieluik, onder de titel Waar was ik weer?. Over het werk van Rogi Wieg schrijft Marc Kregting in De dunste regels. Reinold Vugs bespreekt de jongste Gezelle-biografie van Michel van der Plas in Vermorzeld, gekneusd en gebroken. Henk Egbers behandelt in Deelfacetten van onze cultuur de bundel Hoor die tori!, een door Michel van Kempen samengestelde bundel met 42 Surinaamse vertellingen. Ares Koopman bespreekt in Wat zorgeloos zichzelf is de gedichtenbundel Echo van een echo van Victor Vroomkonings. | |
De revisor 18 (1991), nr. 5is een themanummer, dat onder de titel Labirinti aandacht vraagt voor de doolhoven in de moderne Italiaanse literatuur. | |
Septentrion 20 (1991), nr. 4Luc Decorte opent met Donner sens à une existence insensée: portrait de Jeroen Brouwers. - Pierre Brachin vraagt aandacht voor Un poète néerlandais chez le Roi-Soleil: la mission diplomatique de Constantin Huygens à Paris. - Pierre H. Dubois verdiept zich in La Poésie d'Elisabeth Eybers. - Paul van Aken denkt Dans la lignée d'Alain: Willy Roggeman. - Tenslotte de Bibliographie des oeuvres néerlandaises parues en traduction française signalées en 1990. | |
SIC 6 (1991), nr. 3is een themanummer over Schaken, uitgebracht ter gelegenheid van het vijftiende Interpolis Schaaktoernooi. ‘De wetten die voor een probleem gelden zijn, breder genomen, vanzelfsprekende compositiewetten die ook voor kunst gelden’, meent Tim Krabbé. Naast tal van bijdragen van schrijvers die van schaken houden, een opstel van Ares Koopman, die in Een zwarte pion naast een glas bier (...) over C. Buddingh (1918-1985) en het schaakspel schrijft. - Harry G.M. Prick belicht Lodewijk van Deyssel als schaker. | |
Spektator 20 (1991), nr. 2Van de hand van Jan van Luxemburg een bijdrage getiteld: Rome en de Ander: over De berg van licht van Louis Couperus. - Norbert Corver behandelt het probleem: Wat voor constructie is de ‘wat voor’-constructie? (‘Wat voor een hond heb je gezien?’). - Over Willem Brakman en Francis Bacon gaat Mors subita met schreeuw van Jack van der Weide. - Ben Salemans en Roland de Bonth maken Opmerkingen bij Duinhovens De geschiedenis van ‘Beatrijs’. Boekbespreking: Patricia Pikhaus, Het tafelspel bij de rederijkers (door W.N.M. Hüsken). | |
Spiegel 9 (1991), nr. 2opent met een bijdrage van René Appel over de stand van zaken en perspectieven van het Nederlands als tweede taal in het onderwijs. - P.J.P. van den Bos beschrijft een Vakconcept Nederlands en een kerncurriculum in het voortgezet onderwijs. - In ‘De geschiedenis moet nog geschreven worden’ reageert Piet-Hein van de Ven op Matthijsens bespreking van ‘Tussen Apollo en Hermes’. - Voorts boekbesprekingen van recente publikaties over taalvaardigheid, grammatica- en moedertaalonderwijs, waarna Gert Rijlaarsdam de aflevering besluit met Een voorstel getoetst, een beoordeling van voorstellen voor de vernieuwing van de eindexamenprogramma's Nederlandse taal en letterkunde voor v.w.o. en havo. | |
Taalkundig bulletin 21 (1991), nr. 2Josef Bayer geeft zich rekenschap van Representatie van algemene namen en eigennamen in het mentale lexicon: neurolinguïstische evidentie. - Evert van den Berg buigt zich Over de syntaxis van Middelnederlandse rijmteksten. - Jack Hoek- | |
[pagina 191]
| |
sema gaat in op Algemene kwantoren en de Small-Clause kwestie. | |
Tirade 35 (1991), nr. 336In Herlezen concludeert Thomas Lieske, dat van Heere Heeresma's roman Een dagje naar het strand ‘het zwart wel degelijk aangrijpend’ is. - Zijn Poëziekroniek wijdt Lieske volledig aan de Verzamelde essays en kritieken I van Paul Rodenko. | |
Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 107 (1991), nr. 3/4J.H. Winkelman gaat op zoek naar ‘Sin’ en ‘Redene’ in Middelnederlandse prologen. - In Bokken en sprongen in de Gentse ‘Karel ende Elegast’ beziet A.M. Duinhoven wat de nieuwe Gentse bron voor de Karel ende Elegast-filologie betekent. - Nv hort van Roharde, dem fellen Reynarde. Over ‘Morant und Galie’ en ‘Reinaert I’ gaat deze bijdrage van Ben Peperkamp. - Kruisvaartideologie en - kritiek in de ‘Seghelijn van Jherusalem’ is het thema van Die Kersten wet stercken van Geert H.M. Claassens. - M.P. Angenent legt een relatie tussen Het Gentse Boethiuscommentaar en Renier van Sint-Truiden. Boekbeoordelingen: D.E. van der Poel, De Vlaamse ‘Rose’ en ‘Die Rose’ van Heinric. Onderzoekingen over twee Middelnederlandse bewerkingen van de ‘Roman de la Rose’ (door Frank Willaert); Wim van Anrooy, Spiegel van ridderschap. Heraut Gelre en zijn ereredes (door A.M.J. van Buuren); Irene Spijker, Aymijns kinderen hoog te paard. Een studie over Reinout van Montalbaen en de Franse Renaut-traditie (door G.C. Zieleman). | |
Tijdschrift voor taalbeheersing 13 (1991), nr. 3K. Heesters en L. Verhoeven beschrijven de Ontwikkeling van tekstvaardigheid in het Nederlands als eerste en tweede taal bij autochtone en allochtone kinderen in de leeftijdsgroepen 9-10 en 11-12 jaar. - H. Houtkoop-Steenstra laat op het gebied van interviews zien Hoe een gesloten vraag toch open kan zijn. - In De functionele analyse van een veiligheidsreglement: beschrijving van een heuristiek demonstreert L.R. Lentz hoe de taalbeheerser te werk kan gaan wanneer hij in het kader van de revisie van een tekst wil analyseren welke funkties deze tekst moet vervullen. - H. Hoeken en A. Poulssen onderzoeken de invloed van verlevendiging van voorlichtingsteksten op de tekstwaardering, het tekstbegrip en overtuigingen die aan attitudes ten grondslag liggen. Hun bijdrage is getiteld: Aantrekkelijk taalgebruik in voorlichtingsteksten: het effect op waardering, begrip en beïnvloeding. - E.T. Féteris, R. Grootendorst en P. Houtlosser tekenen voor de Bibliografie' ‘Argumentatietheorie’ 1988 (2). Boekbeoordelingen: T. Janssen en M. Overmaat, Tekstopbouw en Stelvaardigheid (door J. Andriessen); R. Geel, Niemand is als meester geboren. Geschiedenis van het Nederlandse schrijfvaardigheidsonderwijs in de negentiende en twintigste eeuw (door H. Hulshof).
R.W.W.M. van der Drift W.A.A.M. Merlijn J. Nijen Twilhaar |
|