| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Achterbergkroniek 10 (1991), nr. 1
In Het ene woord het andere proberend buigt R.L.K. Fokkema zich over de kladjes van Gerrit Achterberg. - Ed Leeflang bekijkt in Achterberg in het voortgezet onderwijs de presentatie van Achterberg in literatuurboeken die in het voortgezet onderwijs gangbaar zijn. - Enkele gedichten van Achterberg worden door Arend Jan Bolhuis in De dichter van het vers, dat niet bedierf bekeken in het licht van de analytische psychologie van Jung. - Henk Vermeulen bespreekt een drietal overeenkomsten tussen de poëzie van Achterberg en Slauerhoff in De tijd ingelijfd. - Tenslotte recenseert Ben Peperkamp de publikatie van de Briefwisseling met Ed. Hoornik.
| |
Bzzlletin 20 (1991), nr. 188
is een themanummer over Tegennatuurlijke letteren, dat een dertiental bijdragen over dit onderwerp bevat. Rob Schouten opent het nummer met Over de vriendschap, een dialoog tussen Johan Polak en Adriaan Litzroth. - In ‘Een cliché was nooit weg’ belicht Cees van der Pluijm de roman Bezorgde ouders van Gerard Reve. - Hans Hafkamp maakt in ‘Hij heeft voor mij van pijn gezongen / Bij elke zweepslag op zijn kont’ enkele notities over slaan en homo-erotiek. - Op weg naar een interpretatie is een opstel van Harry G.M. Prick over P.C. Boutens' gedicht ‘Na den overval’ - Evert Paul Veltkamp beschrijft de Sodomievervolging in Rotterdam in 1717. - Het nummer besluit met een Register van de twintigste jaargang.
| |
Dietsche warande & Belfort 136 (1991), nr. 4
In de ‘Kroniek’-rubriek bespreekt Hugo Bousset Advocaat van de hanen van A.F. Th. van der Heijden, waarna Josje Kramer en Arie Storm De sandwich onder de loep nemen. - Lina Spies vraagt de aandacht voor P.C. Hooftprijswinnares 1991 Elisabeth Eybers. - In Louis Paul Boon moet zijn getal hebben geeft Bert Vanheste ‘een decontructieve lezing van een drietal postmoderne bijdragen’ over Boon en diens werk. - Voorts besprekingen van Luuk Gruwez' poëziebundel Dikke mensen (door Paul Bogaert), het jongste werk van Gerrit Krol (door August Hans den Boef) en Lieve Joris' De melancholische revolutie (door Stefaan van Laere).
| |
Forum der letteren 32 (1991), nr. 3
Deze aflevering opent met een bijdrage van Geert Koefoed over Morfologie en pragmatiek: Produktiviteit en de act van benoeming. - Wardy Poelstra schrijft over Romantiek en deconstructie: Abrams versus Constant. - F.A. Ponelis beziet de positie van het Nederlands in de geschiedenis van het Afrikaans. - Onder de titel: Kennis in katharsis staat Sytze Wiersma stil bij Aristoteles en het politiek engagement van de klassieke tragedie. - Irene J.F. de Jong wijdt een monografie aan het bodeverhaal bij Euripides: Verhaal en drama: het bodeverhaal in de Griekse tragedie. - Harald Baayen vraagt aandacht voor De CELEX lexicale databank. Boekbesprekingen: Op Verhaal Komen: Over Narrativiteit in de Mens- en Cultuurwetenschappen. Onder redactie van Frank Ankersmit, Marinus C. Doeser en Aron Kibédi Varga (door Thijs Jansen); B. Suykerbuyk/H. Bluhme (ed.), De troeven van kitsch. Subversie en conventie van Renaissance tot Postmodernisme (door Matthias Prangel); Piet Calis, Het ondergronds verwachten: schrijvers en tijdschriften tussen 1941 en 1945 (door Frank van den Bogaard).
| |
De gids 154 (1991), nr. 9
Dit themanummer over De letteren opent met een bijdrage van Jan van der Vegt, die in De schaduwen van Andreus het personage Valentijn als Andreus' geïdealiseerd alter-ego beschouwt. - Maarten Doorman meent dat de ambitie van dichters om Over het onuitsprekelijke te schrijven de reden is dat zij zo veelvuldig afgeven
| |
| |
op de beperktheid van de taal. - In De man met de geknepen sterrewichelaarsblik plaatst Reinold Vugs Bordewijk tegenover Vestdijk en verklaart Bordewijks milde toon tegenover Vestdijk uit de geestverwantschap tussen beiden. - Piet Calis schrijft in Het landschap van een jeugd over het werk van de Indonesische dichteressayist G.J. Resink. - In De mens in de stroom van de tijd onderzoekt Monica van Paemel het vrouwbeeld in het werk van Hella Haasse.
| |
Leuvense bijdragen 80 (1991), nr. 3
Boekbesprekingen o.a.: Jan van der Noot, Verscheiden Poetixe Wercken. Ingeleid, uitgegeven en toegelicht door Karel Porteman en Werner Waterschoot (door C.A. Zaalberg); H. Bloemhoff, Fonologie en morfologie van het Stellingwerfs: een toetsing van de natuurlijk generatieve fonologie (door Harrie Scholtmeijer); Woordenboek van de Vlaamse Dialekten, deel II. Niet-agrarische vaktalen, Afl. 5: De Molenaar. Door Veronique de Tier en Jacques van Keymeulen, m.m.v. Hugo Ryckeboer en Kristien van der Sypt (door H. Crompvoets); B. Pompino-Marshall, Die Silbenprosodie. Ein elementarer Aspekt der Wahrnehmung von Sprachrhytmus und Sprechtempo (door H. Scheuringer); J. Frijn en G. de Haan, Het taallerend kind (door S. Gillis).
| |
Levende talen nr. 463
In Niet neuzelen over bezittelijke voornaamwoorden wordt Uriël Schuurs door Akke Hoekstra geïnterviewd naar aanleiding van zijn proefschrift Leren schrijven voor lezers. - De claim van een aantal taalkundigen dat taalbeschouwing als term gemist kan worden en dat men kan volstaan met het spreken van taalkunde wordt door W.I.M. van Calcar aan een kritische beschouwing onderworpen in Taalbeschouwing versus Taalkunde. - Fred van Beveren brengt onder de titel: Er moet in het onderwijs een keus worden gemaakt voor of tegen literatuur verslag uit van de Valo Werkgroep Literatuur.
Boekbesprekingen: Ineke de Bakker, Marjan Meijboom, Carla Smits en Sylvia Vink, Lezen-las-gelezen, een leescursus voor volwassen anderstaligen (door Anne-Marie van den Berg); J. Kurvers, m.m.v.K. van der Zouw, In de ban van het schrift. Over analfabetisme en alfabetisering in een tweede taal (door Frank van Kesteren).
| |
Literatuur 8 (1991), nr. 5
opent met Vriendschap á trois, waarin Ellen Stoop Mulisch' vriendschap met Godfried Bomans en Anton Heyboer beschrijft. - E.K. Grootes onderzoekt het thema van Oorlog en vrede in ‘Den Nederduytschen Helicon’ (1610) en richt zich daarbij in het bijzonder op een groep gedichten over dit thema en het Twaalfjarig Bestand. - In het vijfde deel van de reeks ‘De schrijver en de kunst’ hebben Marion Witter en Jolanda Dreijklufft een gesprek met Rudolf Geel: ‘Ik herschrijf de werkelijkheid naar eigen smaak’. - Jan Oegema ontwaart in Religieus dadaïsme de schim van Hugo Ball in Luceberts repliek aan Bertus Aafjes. - In ‘De wingerdrank’ en ‘Bint’: schrijven met schilderijen tracht Ralf Grüttemeier het verband tussen schilderkunst en schrijven bij Bordewijk te achterhalen. - Piet Franssen heeft een gesprek met de neerlandicus en literator Anthony Mertens. - Voorts recensies van Jacob van Maerlant, Het boek der natuur ed. Burger (door Hans Westgeest), Frans P.T. Slits, Het Latijnse stededicht (door C.L. Heesakkers), H. Endt, Het feest van Tachtig (door Lisa Kuitert), Constantijn Huygens, Mengelingh ed. Van Strien (door M.B. Smits-Veldt), A.H. den Boef, Musil? Ken ik niet. Ter Braak en Du Perron over modernisten (door Frans Ruiter), Loet Swart, Altijd nader en even ver; het dichtersleven van Jaap van Domselaer (door G.F.H. Raat), P.C. van der Plank e.a., Multatuli-literatuur 1948-1977 en Jo Peters, De onderste steen; een bibliografie van Wiel Kusters (door P.J. Verkruijsse), Dirk de Geest, Onbewoonbare huizen zijn de woorden (door G.F.H. Raat) en Paul J. Begheyn en Els F.M. Peters, Gheprint te Nymeghen, Vijf eeuwen boekdrukkers en uitgevers in Kampen en Ina Kok, Overijssel in druk (door P.J. Verkruijsse).
| |
| |
| |
Maatstaf 39 (1991), nr. 8/9
In Goden en mindere goden zoeken Arnold Heumakers en Willem Kuijpers naar het antwoord op de vraag waarom ‘het driekoppige spook’ Hermans, Reve en Mulisch al meer dan 20 jaar de Nederlandse letteren beheerst en de kloof met andere auteurs onoverbrugbaar lijkt. - Rob Schouten concludeert in Nieuwe geluiden en andere ouwe koek, dat er in de Nederlandse poëzie ‘niks echt in beweging is’. - Hans Renders schrijft over Karel van het Reve en zijn postmodernistische strapatsen. - Geerten Meijsing beschrijft het wedervaren van Een nieuwe generatie auteurs. - Het onvermogen om indrukken tot een geheel te maken is volgens Louise O. Fresco kenmerkend voor de hedendaagse Nederlandse reisliteratuur. - Hugo Bousset betoogt in On-nederlandse auteurs dat kwalificaties als ‘postmodern’ en ‘klassiek’ voor Vlaamse en Nederlandse literatuur niet voldoen. - Nop Maas schetst in Diversités du passé de vooroorlogse stand van zaken aan de hand van talrijke letterkundige enquètes uit de periode 1890-1940. - In Geschuifel van voeten noteert Hugo Brems zijn gedachten over Vlaamse literatuur. - Maarten 't Hart prijst de ouderwetse verteltrant in het werk van A.F. Th. van der Heijden. - Tussen de rails is een kritische commentaar van Henk Romijn Meijer op De wetten van Connie Palmen. - Ten slotte een bijdrage van H.J. Roy van Zuydewijn over de datering en het auteurschap van de Ilias en Odyssee, getiteld Wachten op Odysseus.
| |
Moer 1991, nr. 5
In het kader van een IMEN-project bezochten Theo Rensman en Anke Tigchelaar een Parijse school, waar Colette Corblin les geeft. Zij kwam op haar beurt naar Gouda. Gedrieën beschrijven zij hun ervaringen met de praktijk van het moedertaalonderwijs in Frankrijk en Nederland. - Jan Boland vertelt hoe op het Instituut voor Leerplanontwikkeling wordt gewerkt aan een leerplan voor spreek-en luisteronderwijs voor de eerste fase van het voortgezet onderwijs. - John van Geenen en Ingrid Veeke beschrijven een computerprogramma dat voor de bovenbouw van de basisschool werd ontwikkeld om het begrijpend lezen te trainen. - In ‘Forum’ gaat Immelien Kramer in op de strategieën die aan onverwachte antwoorden van leerlingen ten grondslag kunnen liggen.
| |
NWT 8 (1991), nr. 5
In De schuilkerk van de poëzie heeft Camiel Vanhole een gesprek met Cees Nooteboom.
| |
Ons erfdeel 34 (1991), nr. 4
Henk Egbers typeert de Surinaamse dichter Michael Slory als de dichter van het onvervulde verlangen. - Rudi Laermans vraagt aandacht voor Albert Westerlinck en de katholieke literatuur in Vlaanderen tussen 1945 en 1965 in Het moeilijke midden tussen ethiek en esthetiek. - Abram de Swaan verdiept zich in Nederlands kans in taal en cultuur. - K.D. Beekman schrijft Over de legitimatie van een ‘Europese’ avant-garde. - Cyrille Offermans gaat denkbeeldig Op vakantie met een columnist en laat zich daarbij o.a. leiden door Piet Grijs. - Zijn er na 1992 nog streektalen?, vraagt Jo Daan zich af. - Paul van Aken noemt het literaire tijdschrift ‘Komma’ Een doodgeboren kind. - Een jonge Rus studeert Nederlands. Vladimir K. Ronin doet verslag van zijn bevindingen.
| |
Onze taal 60 (1991), nr. 9
Het eerste gedeelte van dit nummer staat in het teken van de kwestie hen/hun. J. de Rooij beziet Hun en hen in tijd en ruimte, d.w.z. hun plaats in ouder Nederlands en in dialekten. - Hun staat hen steeds minder in de weg, vindt Mieke Smits; zij heeft beide vormen getest naar voorkeur en oordeel. - Paul Stolp typeert ‘Hen’ als ondervindend voorwerp. - Hun doen het: Stef Heinsman gaat na wanneer ‘hun’ als onderwerp wordt gebruikt. - Walter Hasereyn heeft kennis en gebruik van hen/hun gemeten en doet daarvan verslag in Hem of hun, een ‘eenvoudige’ regel. - Met een Is er nog hoop? vat de redaktie de stand van zaken m.b.t. hun en hen samen. - In het tweede gedeelte van deze aflevering staat het Nederlands als tweede taal centraal.
| |
| |
Drs. J.W.F. Aniba heeft in 't Zal toch wel niet, dan? problemen met onze ‘betekenisloze’ bijwoorden. - Drs. K.W. Stachowski Kann nit verstaan: de ervaringen van een Pool die onze taal leert: foute kursussen, reklametaal en het woordje er. - In Nederlands leren mijmert Marlies Philippa over driloefeningen, frekwente woorden, boeiende teksten en lesmethoden voor het Nederlands. - Verder o.a. nog de vaste rubrieken Het kastje van Barbanelle (over vieze woorden), Malapropismen (13), De taalgrens, Informaticatermen (6) en InZicht.
| |
Septentrion 20 (1991), nr. 3
Linda Berghmans laat La comédie musicale aux Pays-Bas et en Flandre de revu passeren. - Karel Osstyn probeert La haine de Gerrit Komrij op de lezer over te brengen. - Fred Six haalt L'oeuvre théätrale d'Arne Sierens voor het voetlicht. - Jos Borré staat stil bij Jef Geeraerts: le repos du guerrier. - Georges Adé tenslotte tekent Ivo Michiels et le Midi.
| |
Spektator 20 (1991), nr. 1
In Couperus' koningsromans en de 19de-eeuwse wetenschap geeft W.J. Lukkenaer ‘naturalistische’ aanvullingen op de recente dissertatie van Jeannette E. Koch. - Naar aanleiding van Antiek toerisme: Couperus en de ontsluiering van Isis van de hand van P. Kralt. - Onder de titel: J.H. Leopold en de drie Gratiën wijdt M.C. Boom zich aan een analyse en interpretatie van ‘Er dwarrelt een vlucht’. - Jeroen Janssen is Het slot van de Warenar (1617) en zijn mogelijke bronnen op het spoor. - In mate volget mi: Jan van Hout als voorman van de renaissance; daarover gaat de bijdrage van Johan Koppenol. - W. van Peer vraagt aandacht voor Emotionele functies van het literaire lezen. - In De muze en het beest is J.M.G. de Jong op jacht naar een poëtica van Hugo Claus. - Naar aanleiding van de Bibliografie van het Nederlandstalig narratief fictioneel proza 1670-1700, samengesteld door J.L.M. Gieles en A.P.J. Plak en ingeleid door L.R. Pol staat Jacqueline de Man stil bij Het te veel en het te weinig in de bibliografie.
Boekbespreking: I. Spijker, Aymijns kinderen hoog te paard. Een studie over Renout van Montalbaen en de Franse Renauttraditie (door A.M. Duinhoven).
| |
Spiegel der letteren 33 (1991), nr. 3
opent met een In memoriam prof. dr. Lode Roose (1920-1991) van Karel Porteman. - Bernhard F. Scholz onderzoekt in Het hart als ‘res significans’ en als ‘res picta’ Benedictus van Haeftens Schola Cordis (1629). - In Vlaams Scandinavisme en Stijn Streuvels concludeert Diederik Grit, dat Streuvels ‘als eerste literator de Scandinavische letteren in Vlaanderen heeft weten te populariseren’. - Michel Dupuis wijst op de Allegorie en symboliek in Piet van Akens ‘Het begeren’ (1952). - In de rubriek ‘In margine’ reageert A.M. Duinhoven op de wijze waarop J. Reynaert zijn boek over de ontwikkeling van het Beatrijsverhaal heeft besproken, gevolgd door een kort weerwoord van J. Reynaert. - A.F. Ruitenberg-de Wit plaatst enkele aantekeningen bij Mon trésor, een cryptisch gedicht van Achterberg. - De structuur en functie in ‘De croton’ van Jos Vandeloo wordt toegelicht door Geir Farner. - Voorts boekbesprekingen van Peter J.A. Franssen, Tussen tekst en publiek (door W. Waterschoot), W.N.M. Hüsken, Noyt meerder vreucht; compositie en structuur van het komische toneel in de Nederlanden voor de Renaissance (door Dirk Coigneau), Thorbecke op de romantische tour ed. Hooykaas (door A. Deprez), Karel van de Woestijne, Verzameld journalistiek werk ed. Deprez (door J.J.M. Westenbroek) en Het esthetisch belang; nieuwe ontwikkelingen in de literatuursociologie ed. Joostens (door P. Couttenier).
| |
Taal en tongval 43 (1991), nr. 1
G. de Schutter onderzoekt de Samenstelling en analytische uitdrukking: ‘pijn in/aan X’-X-pijn. - J. de Rooij vervolgt zijn bedrage Regionale variatie in het gebruik van er II. - J. van Loon en A. Wouters proberen De ouderdom van de taalgrens in het stroomgebied van de Zenne vast te stellen. - P.C. Paardekooper be- | |
| |
weegt zich Van taal naar tekst, van [man] naar [men]. - F. Debrabandere gaat de herkomst van het woord Schabouwelijk na.
Boekbesprekingen: Jan Goossens, Sprachatlas des nördlichen Rheinlands und des südöstlichen Niederlands. ‘Fränkischer Sprachatlas’ (door J.B. Berns); R. Kamman, Woordenlijst van het dialect van Kuinre (door J.B. Berns); H. Crompvoets en H.H.A. van de Wijngaard, m.m.v.M.J. Busch, Woordenlijst van de Limburgse Dialecten II. Niet -agrarische vakterminologieën. Af.5: mijnwerker (door J.B. Berns).
| |
Tirade 35 (1991), nr. 335
In deze aflevering besluit Gerrit Krol de reeks Meesters over de tijd en zegt: ‘De ‘gebeurtenissen’, dat zijn onze gedachten, en het zijn deze gedachten die bepalen hoe laat het is’. - In Herlezen geeft W.J. Otten zijn indruk van de dierenverhalen van Anton Koolhaas. - Tomas Lieske vult zijn Poëziekroniek met een bespreking van de bundel Honingtuin van Peter Ghyssaert.
| |
TTT 10 (1991), nr. 1
Harrie Mszeland beziet Pragmatische aspecten van het gebruik van voornaamwoorden in vraagwoord-vragen. - Van de hand van Anna Siewierska Niet-subject argumenten in Bantoe-talen: een functionele analyse. - Hein Eersel en Herman Wekker verdiepen zich in Creolistiek en de creolentalen van Suriname.
R.W.W.M. van der Drift
W.A.A.M. Merlijn
|
|