| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
Fens' proefschriften
Er zijn twee proefschriften die een nieuwe literatuurbeschouwing in Nederland hebben gevestigd, Bloks Verhaal en lezer uit 1960, en De structuur van de Max Havelaar door A.L. Sötemann van zes jaar later. Maar naast die baanbrekende dissertaties staan twee boeken die een zelfde belang hebben gehad voor een generatie van letterkundigen en lezers, De eigenzinnigheid van de literatuur (1964) en De gevestigde chaos (1966), beide van Kees Fens. Van deze bundels, Fens' eerstelingen, die door Van Oorschot enkele keren zijn herdrukt en meer dan twintig jaar in vooraad zijn gehouden, is nu een ruime keuze opgenomen in Kees Fens: Voetstukken; een keuze uit de essays 1964-1980 (Amsterdam, Em. Querido's uitgeverij b.v., 1991 - geen prijsopgave). Zoals uit de ondertitel al blijkt (terzijde opgemerkt: de tijdschriftpublikatie van de oudste stukken dateert van voor 1964) zijn behalve opstellen uit Fens' klassieke tweetal - met het mooie ‘Paradijs in de schemer’ (over Carmiggelt), ‘Het verhaal van de publieke man’ (over Het dwaallicht) en natuurlijk het voorbeeldige essay over Hermans' Het behouden huis, dat in de titel ‘De gevestigde chaos’ een definitie geeft van wat literatuur is - ook latere artikelen opgenomen, waaronder het befaamde ‘De onoverwinnelijke gasfitter’ (over Achterbergs ‘Ballade van de gasfitter’) uit de bundel Tussentijds, en verder ook nog drie niet eerder gebundelde opstellen, zodat nu gelukkig de korte studie waarin een verhelderend, fraai en bondig karakteristiek wordt gegeven van het werk van A. Alberts gemakkelijk bereikbaar is geworden. In zijn ‘Verantwoording’ zegt Fens dat de interpretatie een poging is ‘tot een meer dan persoonlijke verantwoording’ van een voorkeur: ‘ze kan ook als een uiting van respect worden gezien, voor mijn part als het voetstuk voor een monument
dat in aanbouw blijft’. Deze basisstukken hebben ‘een vervolg of een uitbreiding gekregen in erop aansluitende interpretaties van anderen’. Bij herlezing blijken deze voetstukken echter veelal met kop en schouders boven veel latere interpretaties uit te steken. Het zijn ware meesterstukken die de lezer nog steeds de woorden ingeven, die als titel van een van de essays fungeren: ‘Zo is het’.
G.J.D.
| |
In Indië geweest
In 1990 is het dertigste Schrijversprentenboek verschenen ('s Gravenhage, Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, en Amsterdam, Em. Querido's uitgeverij b.v.), getiteld In Indië geweest; Maria Dermoût, H.J. Friedericy, Bep Vuyk. Ter inleiding gaat de eindredacteur, Murk Salverda, in op wat de drie behandelde auteurs gemeen hebben: dezelfde tijd en plaatsen - ‘de laatste decennia van het koloniaal bewind in Nederlands-Indië’ -, het werken in de Indische orale tradities en de verbondenheid met de voormalige kolonie. Maar verder verschillen de drie schrijvers enorm, zoals ook blijkt uit de beschouwing die aan elk van hen gewijd wordt. Kester Freriks bespreekt in ‘Afscheid en herinnering, stem en tegenstem’ op fijnzinnige wijze Maria Dermoût (aan een uitspraak van haar, waarmee Freriks zijn bijdrage besluit, is ook de titel van het prentenboek en
| |
| |
de gelijknamige tentoonstelling ontleend). Greetje Heemskerk geeft een beeld van de charmante H.J. Friedericy (‘Balans en beleid’) en Joop van den Berg karakteriseert leven en werk van Bep Vuyk onder het motto ‘Niet uit nostalgie’. Afbeeldingen van manuscripten en vele prachtige foto's (die zelfs hen die nooit in Indië zijn geweest van nostalgie vervullen) illustreren de beschouwingen en maken te meer de aanschaf, voor de relatief lage prijs van f 29,90, de moeite waard. ‘Korte bi(bli)ografische schetsen’ en een nuttig ‘Register’ vormen een zakelijk besluit van dit fraaie prentenboek.
G.J.D.
| |
Het ABC voor Indië
Onder de titel Het ABC voor Indië heeft Kees Groeneboer, tot voor kort docent Nederlands aan de Universitas Indonesia te Jakarta, een Bibliografie van leermiddelen Nederlandse taal voor Nederlands-Indië (aldus de ondertitel) het licht doen zien. Deze bibliografie bestrijkt ruim drie eeuwen en is in meer dan één opzicht belangwekkend. De geschiedenis van het Nederlands als vreemde taal in de Indonesische Archipel begint namelijk al met de komst van de Nederlanders aldaar. De eerste leerboeken voor het Nederlands zijn al in 1611 en 1612 door de VOC uitgegeven. Maar pas als het onderwijssysteem zich in het midden van de negentiende eeuw uitbreidt, komt ook de produktie van leermiddelen voor het leren van de Nederlandse taal goed op gang. Aanvankelijk richtten deze zich voornamelijk op de groepen Europese en Indo-Europese kinderen. Pas tegen het einde van de negentiende eeuw komen er ook cursussen Nederlands voor de ‘Inlanders’ op de markt. Het grootste gedeelte van de in deze bibliografie opgenomen werken is in de eerste helft van de twintigste eeuw uitgegeven, als gevolg van de explosieve groei van het Nederlandstalige onderwijs in de jaren twintig en dertig. Een deel richt zich op het onderwijs van het Nederlands als moedertaal, voor de Europeesche Lagere School, een deel op het onderwijs van het Nederlands als vreemde taal of als vreemde voertaal, vooral voor de Hollandsch-Inlandsche School en de Hollandsch-Chineesche School. Met het totstandkomen van allerlei vormen van voortgezet en middelbaar onderwijs, vooral in de jaren twintig, verschenen ook daarvoor speciale Indische schoolboeken. Aparte uitgaven verschenen voor het Christelijk en Katholiek onderwijs. Van de in deze bibliografie opgenomen 365 titels taal- en leesboekjes Nederlands is slechts dertig procent aanwezig in Nederlandse bibliotheken, dertig procent is alleen in Indonesië aanwezig in de Nationale Bibliotheek te Jakarta en de rest
moet grotendeels als verloren worden beschouwd.
Met deze bibliografie wordt een bijdrage geleverd aan de geschiedenis van het onderwijs in het Nederlands als moedertaal en als vreemde (voer-)taal, waardoor dit overzicht van belang is voor historici, neerlandici, didactici en beoefenaars van de toegepaste taalkunde.
Het ABC voor Indië is uitgegeven door de KITLV Uitgeverij te Leiden, bereikbaar bij het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde, Postbus 9515, 2300 RA Leiden. Het ISBN is 90 6718 029 7; de prijs is ons niet bekend.
M.C.v.d.T.
| |
| |
| |
De groene spelling
De titel van het boekje De groene spelling is een trouvaille. Het betreft hier een bundel opstellen over spelling, groene spelling zelfs. Dat wil zeggen: spelling volgens Het groene boekje, maar ook kan groen worden opgevat als ‘vers, jong’, zelfs ‘onrijp’; bovendien is groen ook nog de kleur van de hoop. De samenstellers en inleiders van dit werk, Hans Bennis, Anneke Neijt en Ariane van Santen, hebben hier een aantal lezingen bijeengebracht die voor de vakgroep Nederlands van de Leidse universiteit gehouden zijn naar aanleiding van het geruchtmakende rapport van de Nederlandse Taalunie, waarin wijzigingen van de Nederlandse spelling besproken worden.
Zo treffen we hier achtereenvolgens aan een stuk over ‘Het ontstaan van schrift’ door Anneke Neijt, een historisch overzicht van ‘Meer dan honderd jaar De Vries en Te Winkel’ door Jan de Vries, en een uiteenzetting over de totstandkoming van de herziene editie van ‘Het groene boekje’ door Piet van Sterkenburg. Interessant is het spellingswijziging ook eens van een andere kant belicht te zien, nl. door een uitgever: Pieter Hagers vertelt daarover in ‘Spelling en uitgeverij’. Camiel Hamans geeft een kort overzicht van het geruzie en gekift over spelling en spellingverandering door de loop der tijden: ‘D'aenstootelycke klippe dezer misselycke misspellinghe’, waarna Piet Paardekooper tegen emotionele argumenten in het spellingdebat ten strijde trekt onder de titel ‘Verstands verduistering blokkeert spellingssanering’. Frank Jansen vraagt zich voorzichtig af of we niet ‘Naar een meerkleurige spelling’ kunnen streven, waarna Jaap de Rooij een lans breekt voor een andere spelling van de werkwoordsvormen: ‘Ik vind, jij vind, hij vind: vaste woordbeelden voor een nieuwe spelling’. De onderwijskundige aspecten van de spelling worden aan de orde gesteld door Johan Zuidema met ‘Efficiënt spellingsonderwijs: met welke spelling?’ en Vincent van Heuven met ‘Invloed van spelling op het lezen’. De laatste bijdrage, van Ria Kleijnen, handelt over ‘Spelling en dyslexie’, waarin de schrijfster tot de conclusie komt dat dyslexiepatiënten niet erg gebaat zullen zijn met de voorgestelde spellingswijzigingen.
De bundel bevat verder nog een samenvatting van de voorstellen van de Werkgroep ad hoc Spelling (van 1989), een tekst, gespeld volgens vier verschillende voorstellen in de praktijk, een lijst van auteurs, een bibliografie en een verklarende woordenlijst. Dat laatste is een service voor het brede, niet taalkundig geschoolde publiek waarvoor dit boek bedoeld is. De benadering van de bijdragen is daarmee in overeenstemming: toegankelijk geschreven zonder misplaatste populariteit. De omslagtekst is overigens wat optimistisch wanneer er sprake is van ‘de aanstaande spellingswijzigingen’. We mogen alleen maar hopen dat die wijzigingen komen; strikt genomen zou ook nog op regeringsniveau beslist kunnen worden dat alles maar bij het oude moet blijven!
De groene spelling is een uitgave van Bert Bakker, ISBN 90 351 0945 7; de prijs bedraagt f 29,90.
M.C.v.d.T.
| |
De ‘Ongevalliche Lanceloet’
Op 3 mei 1991 vond in Utrecht het symposium De ‘ongevalliche Lanceloet’ plaats, een symposium voor vakgenoten en belangstellenden, onder leiding van W.P. Gerritsen. Onderwerp was de Lancelotcompilatie, een Middelnederlandse
| |
| |
vertaling-in-verzen van de Oudfranse proza-cyclus Lancelot en prose - La Queste del Saint Gral - La Mort le Roi Artu.
De onzekerheden betreffende de historische achtergrond van de Lancelotcompilatie werden op een rij gezet door J.D. Janssens (UFSAL, Brussel). E. Mantingh (RU Utrecht) deed verslag van zijn onderzoek naar het verband tussen de tekstgeleding in het Haagse Lancelot-handschrift en de wijze van overdracht. Een nieuwe, verrassende interpretatie van Lanceloet en het hert met de witte voet (één van de zeven in de compilatie ingevoegde romans) bracht R.M.T. Zemel (VU Amsterdam). F.P.C. Brandsma tenslotte belichtte de rol die Agravein, Gurrees en Gaheret, de broers van Walewein, in de Lanceloet spelen. Na elke lezing volgde een levendige discussie, waarbij het aandeel van Maartje Draak, de grand old lady van de Nederlandse Arturistiek, niet onvermeld mag blijven.
Het programma werd feestelijk besloten in het Catharijneconvent met de presentatie van deel V van de reeks Middelnederlandse Lancelotromans. Na een welkom door E.K. Grootes (voorzitter van de Wetenschapscommissie van het Bureau Basisvoorziening Tekstedities der KNAW) en een inleiding door W.P. Gerritsen (projectleider van de Lancelotwerkgroep) volgde een lezing door Elspeth Kennedy (St. Hilda's College, Oxford), getiteld ‘Lancelot del Lac li mescheans (the ill-fated)’. Mevrouw Kennedy toonde hoe Lancelot in de loop van de Oudfranse cyclus zelf verantwoordelijk gesteld wordt voor zijn lot, en hoe het besef van die verantwoordelijkheid slechts langzaam tot hem doordringt. Na haar lezing kreeg Mevrouw Kennedy de nieuwste Lancelot-uitgave aangeboden, die bezorgd is door A.A.M. Besamusca (Lanceloet. De Middelnederlandse vertaling van de Lancelot en prose overgeleverd in de Lancelotcompilatie. Pars 2 (vs 5531-10740). Met een inleidende studie over de verhaaltechniek uitgeg. door Bart Besamusca. Assen/Maastricht, 1991. Middelnederlandse Lancelotromans V).
Een bundel met de tekst van de lezingen zal in de loop van 1992 verschijnen bij uitgeverij Verloren.
S.I. Klerk-Oppenhuis de Jong
| |
Dialectsyntaxis
Als themanummer 3 (1990) van het tijdschrift Taal en Tongval verscheen Dialectsyntaxis, een bundel met artikelen over syntactische verschijnselen binnen het Nederlands-Friese taalgebied, onder gastredactie van Georges de Schutter, Marinel Gerritsen en Cor van Bree. Het boek bestaat voor een deel uit de lezingen die werden gehouden op het symposium dialectsyntaxis, dat plaatsvond op 14 september 1990 te Gent. Daarnaast bevat de bundel nog andere publicaties over dialectsyntaxis.
Het boek wordt geopend met een artikel van de drie gastredacteurs, getiteld Syntaxis: een groeipool van de dialectologie, waarin de bedoelingen van het genoemde symposium en deze bundel uiteen worden gezet. Vervolgens worden de verschillende bijdragen kort besproken. Het artikel eindigt met een zonnige blik op de toekomst: vanwege de grote resistentie van dialectspecifieke eigenschappen in het domein van de syntaxis lijkt er nog tijd genoeg te zijn om de regionaal bepaalde syntactische verscheidenheid in kaart te brengen.
De bundel vervolgt met de bijdragen De studie van de syntaxis van Nederlandse en Friese dialecten van G. de Schutter en Methodologische aspecten van het onder- | |
| |
zoek naar de regionale spreiding van syntactische varianten voor de Atlas van de Nederlandse Dialectsyntaxis (AND) van Marinel Gerritsen.
De overige bijdragen zijn onder te brengen in vijf onderzoeksdomeinen. Ten eerste in het klassiek taalgeografisch onderzoek. Daartoe behoort het artikel van J. de Rooij, getiteld Regionale variatie in het gebruik van er I. Ten tweede het genertief onderzoek, dat wordt vertegenwoordigd door drie bijdragen: Ineke Schuurman en Annet Wierenga, Het Gronings: ‘Verb-raising’ in soorten en maten, Germen de Haan, De Friese Imperativus-Pro-Infinitivo en W.P. de Geest, Universele Grammatica op de Gentse toer. Ten derde het historisch onderzoek met Bijzinsvolgorde in tweeledige ww-groepen van A. de Meersman. Ten vierde het taalgebruiksonderzoek, waaraan twee artikelen zijn gewijd: C. Braecke, ‘Uit de tang’ of ± prominent? en F. Jansen, Tangconstructies en geen reacties daarop. Ten vijfde het onderzoek naar taalverlies, dat de derde gastredacteur voor zijn rekening neemt in zijn bijdrage De stabiliteit van de syntaxis en andere taalsectoren.
Het boek bevat een zeer uitgebreide bibliografie. Het wordt afgesloten met het gedeelte Summaries, waarin van elke bijdrage een korte samenvatting in het Engels wordt gegeven.
De bundel kan besteld worden bij het P.J. Meertens-Instituut, Keizersgracht 569-571, 1017 DR Amsterdam, Telefoon: 020-234698. Bibliografische gegevens: G. de Schutter, M. Gerritsen en C. van Bree (red.), Dialectsyntaxis (Themanummer 3 (1990) van Taal en Tongval). IV + 241pp., Pap. ISSN 0039-8691. De prijs werd niet vermeld.
Jan Nijen Twilhaar
| |
Nederlandse literatuur tegendraads gelezen
Onder de titel De canon onder vuur. Nederlandse literatuur tegendraads gelezen bundelden Ernst van Alphen en Maaike Meijer dertien bijdragen waarin gevestigde interpretaties en waarderingen (ideologie)kritisch beschouwd worden. ‘Onze bedoeling met dit boek is een bijdrage te leveren aan het opruimen van de hindernis, die lezers van nu verhindert om opnieuw, vanuit moderne politieke waarden, literaire behoeften en kritisch inzicht, de bekende Nederlandse literatuur te lezen’, aldus de redacteuren in de inleiding (p. 15).
Tot die bekende literatuur behoort b.v. het abele spel Lanseloet van Denemarken. In haar bijdrage ‘De stilte rond Sanderijn’ herleest Jeanette Koekman het stuk ‘tegendraads’ door nu eens niet de daden en emoties van Lanseloet maar die van de door hem verkrachte Sanderijn centraal te stellen. Vergelijkbare beschouwingen worden geleverd door Frans Willem Korsten over Mulish' Twee vrouwen, Ernst van Alphen over Elsschots Het dwaallicht, Alette van Doggenaar over Nescio's Dichtertje, Mieke Bal over Du Perrons Het land van herkomst, Anneke van Luxemburg-Albers over Bordewijks Bint, Wilbert Smulders over Bordewijks Karakter, Timothy Stevens over Gorters Mei en Jan van Luxemburg over Couperus' Antiek toerisme. De overige bijdragen zijn gericht op meerdere teksten van een auteur, of bekritiseren de waarderingsgeschiedenis van een auteur. Jaap Goedegebuure bespreekt ‘een’ beeld van vrouwen in het werk van H. Marsman, Petra Brandenburg en Mirjam van Teeseling herzien bestaande opvattingen over het werk van Annie M.G. Schmidt, Marijke Spies belicht de ‘andere’, vakkundig argumenterende Bredero en Arie Jan Gelderblom de mythe van Constantijn Huy- | |
| |
gens als typische Nederlander. De canon onder vuur is uitgegeven bij Van Gennep in Amsterdam, omvang 259 blz., prijs f 38,50, ISBN 90 6012 867 2.
Marijke Meijer Drees
| |
100 jaar Etymologisch woordenboek van het Nederlands
In 1890 kwam het Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche Taal uit van de Oostendenaar Jozef Vercoullie: het eerste wetenschappelijke werk op dit gebied. Om dat feit te herdenken verscheen in Den Haag bij de SDU-uitgeverij het boek waarvan ik de voorkanttitel hierboven geciteerd heb. Het bevat een verzameling artikelen over etymologen en etymologie onder redaktie van A. Moerdijk, W. Pijnenburg en P. van Sterkenburg.
In deel 1 vinden we biografieën van Johannes Franck (van H.L. Cox), Jozef Vercoullie (van A. van Elslander), Nicolaas van Wijk (van A. van den Baar en W.J.J. Pijnenburg), Jan de Vries (van A.D. Kylstra), C.B. van Haeringen (van H. Schultink), Jacoba van Lesses (van P.G.J. van Sterkenburg) en Cornelis Kiliaan (van F. Claes).
Deel 2 behandelt de relatie van de etymologie met andere disciplines: M. Devos en J. van Keymeulen schrijven over Etymologie en Cultuurgeschiedenis, A.A. Weijen over Etymologie en Dialectgeografie, G.R.W. Dibbets over Etymologie en Filologie, A. Quak over Etymologie en Germanistiek, Karel Roelandts over Etymologie en Naamkunde, A. Moerdijk over Etymologie en Semantiek, Marie-Louise Philippa over Volksetymologie en de verhouding synchronie - diachronie, en tenslotte J.J.S. Weitenberg over Het Nederlandse etymologische woordenboek en de vergelijkende Indo-europese taalwetenschap.
In deel 3 schrijft R.S.P. Beekes over Bloem en blad, A. Moerdijk over De etymologie van kittig, W.J.J. Pijnenburg over Brabants ielk en over De k van varken. De geschiedenis van een etymologie, en A. Sassen maakt Enkele etymologische opmerkingen over Noordoostnederlandse familienamen (waaronder De Vries).
De bundel heeft een omvang van 461 blz., en is prachtig uitgegeven. De prijs is opvallend laag: f 44,50.
P.C. Paardekooper
|
|