De Nieuwe Taalgids. Jaargang 84
(1991)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 334]
| |||||||||||||||||||||||
Gaet souckt een ander medecijnP.C. Paardekooper1 Een kwestie van komma'sBij een bespreking van verbindingen van gaan + een ander ww, zegt het WNT: ‘Zeer gebruikelijk is de gebiedende wijs van beide werkwoorden, hetzij verbonden door het voegwoord en, of wel, gelijk meestal geschiedt, met weglating van het voegwoord’. Het geeft dan een stel citaten, waaronder twee vlak bij mekaar liggende uit Vondel z'n Salomon (1648, ik geef de nummering van de WB-uitgave deel 5, blz. 373 vv, en kursiveer in alle citaten gae enz.): gaet, haelt nu voor den dagh Bij konfrontatie met wat er werkelijk staat in de geciteerde uitgave (v. Lennep 1859: 705) blijkt de komma van regel 62 te ontbreken. Bij kontrole in vier verschillende andere drukken (daaronder de eerste) blijkt er precies hetzelfde te staan: wel een komma na het eerste gaet, geen na het tweede (Vondel 1648, 1654, 1659 en 1720). Vondel is dus ofwel een slordige man geweest, ofwel heeft ie die inkonsekwentie bewust gewild. Om in die zaak te beslissen is het oproepen van een paar andere tekstgetuigen van belang. Dankzij de bekende reeks konkordanties en indeksen op werk van Vondel (King en Schaars) kunnen we zonder moeite nog drie van dit soort citaten vinden: en ga drenck het zatte vee (Schaars 1983: 79; uit de Prozavertaling van de Bucol.; 1646) Daaruit kunnen we voor Vondel een stand 4-1 tegen de komma noteren. Hij kent dus een syntagma van twee geb. wijzen (allebei met of allebei zonder t), waarvan de eerste een vorm van gaen is. Daarnaast hanteert ie als daar reden voor is, een variant met een komma. Inderdaad is een kleine uitbreiding van het citaat van zoëven voldoende om die reden duidelijk te maken: Gaet, haelt nu voor den dagh Het dubbele brengt staat tegenover haelt, en je kunt erover twisten of er wel of geen samentrekking is tot gaet brengt (twee keer), dan wel of er een nevenschikking met gaet is zónder zo'n samentrekking. Daarentegen is er in de vier andere voorbeelden duidelijk geen nevenschikking; de betekenis is dan ook ‘ga uitstor- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 335]
| |||||||||||||||||||||||
Ten’, ‘ga drenken’ enz. We hebben te maken met een variant op ons moderne syntagma met ow's. Als je zelf dat merkwaardige syntagme ga drenk enz. niet kent, ben je geneigd om het in een tekst te reïnterpreteren naar je eigen systeem, d.w.z. als nevenschikking, en om zoals alle nette mensen in dat soort gevallen, dan maar een komma te zetten waar ie niet stond. Geen wonder dus dat dezelfde WNT-redakteurs die het zoëven bij Vondel gedaan bleken te hebben, het ook bij Cats niet konden laten: Ey! sooje wilt genesen sijn, Op de aangewezen plaats staat in werkelijkheid (ook in Cats, 1625: 3) bij de tweede regel: Gaet souckt een ander medecijn. Nog bonter maakt de WNT-redaktie het (‘Dr. Cosijn en dr. Verwijs’: Voorbericht) door in twee andere citaten van Cats eigenhandig maar liefst zeven komma's na ga(et) te zetten, en dan als betekenis aan gaan niks toe te kennen als ‘eene korte, levendige aansporing, gelijkstaande met Kom! Welaan!’ (WNT 4.39). Wel is de komma duidelijk aanwezig in het Statenbijbelcitaat van het WNT: /ende gaet5/ haeltse my (Leiden 1750: 12v°; Gen. 27.13) Ook de 17e-eeuwer Jan Vos blijkt het syntagma te gebruiken, maar met een opvallende zeldzame variant (ga zonder en geeft met een t): Ga geeftze nu de Vorst (Buitendijk 1975: 171; Aran en Titus: 1661) In het volgende nummer kom ik daarop terug. Eerst moeten we nog naar Roemer Visscher die in de 17e-eeuwse druk op zijn beurt kommaloze voorbeelden geeft, - weer met kongruentie tussen de pv's: Gaet siet of de pot-spijs oock sal worden gaer (1614:164) loopt blaast de Lampen uyt (1614:49) De laatste zin geef ik vanwege de variant loopt als paradigmagenoot van gaet. | |||||||||||||||||||||||
2 Begrenzing in ruimte en tijd2.1 Het verre verledenIn het 17e-eeuwse Amsterdamse AB is ons syntagma in elk geval springlevend geweest (natuurlijk: naast dat met de komma). Als Cats het al niet gekend heeft uit het Brouwershavens, moet ie het in het ABHollands van z'n tijd toch als iets heel normaals overgenomen hebben, d.w.z. niet uitstervend en zeker niet plat. Bestond het al in de eeuwen daarvoor? In de 16e eeuw was het voor Coornhert in elk geval doodnormaal. Ik citeer: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 336]
| |||||||||||||||||||||||
Loopt haelt dan daer binnen die spijse van leckerheijt (v.d. Meulen, 1955: 57.1008) In de 16e-eeuwse uitgave luiden die citaten resp.:
Opnieuw blijken twee komma's te berusten op reïnterpretatie van een tekstbezorger. Ik heb één mnl citaat gevonden: ‘gaet zegt uwe(n) meeste(re) dat hy hier co(m)me’ Het dateert van 1503 en komt uit Vanacker (1963: 390). Ongetwijfeld zijn er veel en veel meer. Met die drang tot reïnterpretatie zal wel het geringe aantal vermeldingen in de literatuur samenhangen. Zo heb ik het bij Stoett3 (1923: §349v) niet gevonden, evenmin bij v. Heiten (1881: §191), v.d. Veen (1905: §186) en Crena de Iongh (1959: 114 en 136) die toch twee voorbeelden in z'n tekst heeft: Gae hael een glas (Lichte Wigger 550; 1617) Overdiep heeft merkwaardig dicht bij de herkenning van ons syntagma aan gezeten. Hij spreekt ten onrechte over ‘asyndetisch verbonden’ pv's bij Gaet bóotschapt enz., maar slaat de spijker min of meer op de kop in ‘Dit enkele gaet [...] is een versterkend “voorvoegsel” van den volgenden imperatief geworden’ (1931-1935: §183). In totaal geeft ie op deze blz. nog acht vindplaatsen bij Vondel en Cats. Heeft Jacob van Lennep het nog bedoeld in de uitroepteken-citaten hieronder? Ga! wek hem en zeg, dat ik hem wensch te spreken (Rom. 5.211; WNT 4.38) In elk geval moet het syntagma onbekend geweest zijn bij de WNT-redakteurs die het kort voor 1889 volledig hebben willen verdonkeremanen. | |||||||||||||||||||||||
2.2 Het nabije verleden en het heden2.2.1 Het AntwerpsA priori begin je een speurtocht naar elk syntagma in dialektspraakkunsten met een grote dosis pessimisme: als kinderen van hun tijd hebben immers de meeste schrijvers daarvan de syntaksis verbannen naar de rubriek Kuriositeiten die als een soort toegiftje achter de Klank- en Vormleer aan bengelt. Daar komt nog bij dat het uitstervingsproces van het onze wel es aan het eind van de 17e eeuw of in de | |||||||||||||||||||||||
[pagina 337]
| |||||||||||||||||||||||
eerste helft van de 18e eeuw begonnen kan zijn.Ga naar voetnoot1 Gericht zoeken naar relikten van een grotendeels uitgestorven verschijnsel betekent zoals altijd: in het zuiden zoeken. En omdat Vondel ons syntagma in z'n ABHollands zo goed gekend heeft, zou het niet vreemd zijn als het ook te vinden was in een van de drie komponenten van dat ABHollands: het Antwerps. Smout (1905: 84) kent het niet, maar Cornelissen en Vervliet geven als Inleiding op hun grote woordenboek een kleine Klank- en Vormleer en een buitengewoon kleine Toegift-syntaksis. En daarin komt het inderdaad voor in twee voorbeelden met vertaling: ‘Kom haal het geld; gaat draagt dien zak weg, enz. hoort men voor kom het geld halen; gaat dien zak wegdragen’ (1889: 92). Pauwels (1958) kent het in z'n Aarschots weer niet. | |||||||||||||||||||||||
2.2.2 Het AalstersEen vrij uniek type geeft Colinet: ‘komenéet “kom eten”, gonét “ga eten” en de minder gebruikte gonspéļḑ[...] “ga spelen”, gonoļḑ “ga halen”’ (1896:147). Hij ziet er samenstellingen in; het lijken hem geen verbindingen van ga + en. Dan blijft er niks anders over als de interpretatie ‘komen eet’, ‘gaan speelt’: een ow- + een pv-geb. wijs! Colinet vermeldt op dezelfde plaats ook als ‘spreektaalvariant’ gespéļḑ, en die citeert Vanacker (1948: 27v). ‘De eerste vorm vertoont als eigenaardigheid dat er geen t bij de stam g werd gevoegd [...]. guspeļţ is te verklaren als een gereduceerde gut-vorm in proclitische positie’. ABN-invloed lijkt verantwoordelijk voor het feit dat het type gaat spelen meer en meer gebruikt wordt (1948: 28).
Kollega Vanacker was zo vriendelijk om hierop een paar aanvullingen te geven. Het paradigma van het eerste woord bestaat vrij zeker uit drie leden: /g⊃/ met /g⊃n/ als variant voor klinkers, /l∧p, l∧pt/ en /k⊃m/ zonder variant. Kom is absoluut geen tussenwerpsel, en wel degelijk een ww-vorm. Misschien is go pakt wat sterker als verbinding en ligt het niet zó ver van eenwoordigheid. Lupt oljtj ‘loopt haalt’ is in elk geval duidelijker tweewoordig. | |||||||||||||||||||||||
2.2.3 Het OostendsOfschoon de Bo onder gaan, komen en loopen met geen woord over ons syntagma spreekt, is het ook in het Westvlaams wel degelijk bekend. Meneer R. Desnerck geeft me voor het Oostends de volgende inlichtingen. (Ik gebruik de spelling van z'n Oostends Woordenboek3 (1988).) Bij goan is het syntagma vrij frekwent; de varianten zijn /h⊃/ + medeklinker tegenover /h⊃n/ + klinker. Met kom zijn er minder kombinaties, maar kom pakt em, kom nimd em zijn heel normaal. Lop kent bijna alle kombinaties: lop old em, lop sjhriefd em, lop zoekt em enz. enz. (‘loop haal hem’, ‘loop schrijf hem’, ‘loop zoek hem’ enz.). Daarnaast bestaat goad em hoaln enz., zoals in het ABN. De toestand verschilt hier dus niet wezenlijk van die in het Aalsters, afgezien van Colinet z'n eerste type. | |||||||||||||||||||||||
2.3 Het heden als verklaarder van het verledenHet oude tekstonderscheid bij de pv-geb. wijs (ga/gaat) was bijna altijd gekoppeld aan dat tussen doe en ghi: ga en doe zijn enkelvoud en vertrouwelijk, | |||||||||||||||||||||||
[pagina 338]
| |||||||||||||||||||||||
gaat en ghi omvatten het hele restgebied: enkelvoud beleefd en het hele meervoud. Hoogstens binnen het oostelijke Nederlands vinden we doe/ghi nog onderscheiden, hoogstens binnen dat gebied kunnen we a priori dus nog restanten verwachten van het systeem ga/gaat bij de pv-geb. wijs. Zover ik weet bestaat het enkel binnen Zuidoost-Limburg nog, altans bij een beperkt aantal ww's (bv. bij bön/zeet ‘wees’/ ‘weest u’ + ‘wees’ (mv)). Ook in het Vlaams is dat onderscheid onbekend; het ligt voor de hand dat het 16e-eeuwse Brabants (dus ook het Antwerps) het niet gekend heeft. Vondel z'n (overigens vaak inkonsequente!) onderscheid (v. Heiten 1881: §101) is m.i. kunstmatig geweest, net als dat van de andere 16e- en 17e-eeuwers. Jan Vos z'n ‘zonde’ zal dus wel een weergave geweest zijn van z'n taalsysteem; het kan zijn dat ie ga als een soort woorddeel beschouwd heeft, en helemaal niet als een pv-geb. wijs. Hetzelfde moet voor v. Santen (com gaet) gegolden hebben. | |||||||||||||||||||||||
3 Het AfrikaansDe vraag rijst of het Afrikaans hier gewoon het 17e-eeuwse Hollandse syntagma bewaard heeft: Loop dek die tafel af (Ponelis, 1979: 245) Aan de ene kant is er de overeenkomst dat er twee pv's buiten nevenschikking op de tweede zinsplaats staan. Dat is binnen ons taalgebied een uiterst zeldzaam verschijnsel. Daar staat een stel hele grote verschillen tegenover:
Ik ontleen aan Ponelis de volgende voorbeelden die dat verduidelijken:
Verreweg de sterkste invloed moet hier dus uitgegaan zijn van niet-Nederlandse talen. | |||||||||||||||||||||||
4 BesluitAandacht voor aan- en afwezige komma's heeft een klein maar belangrijk 16- en 17e-eeuws tekstsyntagma aan het licht gebracht dat ook tekstbezorgers kan ontsnappen door reïnterpretatie vanuit hun binnensysteem, dat bij ga haal geen onderschikking kent maar enkel nevenschikking. Dankzij de aanwezigheid van dat syntagma in een aantal konservatieve zuidelijke dialekten, konden we meer biezonderheden erover achterhalen, en een rekonstruktie wagen van het taalsysteem van de 16e- en 17e-eeuwers die het - vrij zeker - in nette teksten meestal met een lichte aanpassing onbekommerd gebruikt hebben, en in kluchten zonder de aanpassing van de verplichte kongruentie. Z'n uitsterven is een probleem apart. De schuld zal wel liggen bij oostelijke inwijkelingen in het 17e-eeuwse Amsterdam. Maar daarnaast zijn zeker ook van invloed geweest de beperktheid van het eerste paradigma, het feit dat het een syntagmatisch unikum vormde met z'n twee pv's zonder nevenschikking op één | |||||||||||||||||||||||
[pagina 339]
| |||||||||||||||||||||||
zinsplaats, en het feit dat er een erg produktieve pendant bestond die wél de syntaktische regels ‘in acht nam’. Van Engelse invloed op 16e- en 17e-eeuws Hollands kan geen sprake zijn. Een vergelijking met een overeenkomstig Engels syntagma kon ik daarom achterwege laten. Wél is die zaak natuurlijk van groot belang in verband met een eventuele invloed op Afrikaanse syntagma's.Ga naar voetnoot2 | |||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|