De Nieuwe Taalgids. Jaargang 84
(1991)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over passieven: Chomsky, traditionele grammatica, en ‘de anderen’Frits Stuurman en Wim ZonneveldGa naar voetnoot*0 InleidingIn De Nieuwe Taalgids 8:6 (november 1988) publiceerden Martin Everaert en Jelle Kaldeway (verder E&K) een artikel getiteld ‘De aktief-passief-relatie in de ontwikkelingsgang van de Generatieve Grammatica’. Wij onderschrijven weliswaar in globale zin de conclusies van dat artikel, maar wij denken dat die conclusies versterkt kunnen worden aan de hand van een aantal zaken die E&K slechts zijdelings aanstippen. Blijkens de titel van hun stuk kijken E&K niet naar ‘de aktief-passief relatie’ als taalkundig onderwerp, maar als exemplarisch voor theoretische ontwikkelingen in ‘generatieve grammatica’. Bij lezing blijkt de doelstelling van het artikel dan te zijn om aan te tonen dat de ‘mainstream’ traditie binnen generatieve grammatica een autonome interne dynamiek heeft: de relevantie van taalfeiten is noch bij voorbaat, noch voor eens en altijd gegeven, onafhankelijk van theoretische ontwikkelingen; en die ontwikkelingen zelf zijn onafhankelijk van wat in andere theorieën gaande is of was. Wij hebben hier zeker geen kritiek op de keuze van het genoemde taalverschijnsel voor een dergelijke demonstratie: net als E&K achten wij de ‘aktief-passief relatie’ daarvoor uiterst geschikt. Zoals gezegd conformeren we ons ook bij voorbaat in grote lijnen aan hun conclusie. Ons doel is hier echter bijdragen te leveren op gebieden waar we hun uiteenzetting het zwakst vinden, namelijk daar waar andere kaders dan hun ‘mainstream’ generatieve grammatica het moeten doen met bijzinnen en voetnoten. Wij vragen van niemand om als een neutrale arbiter het hele veld van syntactische theoriën te beschouwen. Maar als generatieve grammatica zo autonoom is, dan zal dat toch ook - zo niet juist - moeten blijken uit een iets meer diepgaande beschouwing dan slechts een oppervlakkige opsomming van wat zich - met name op het gebied van de actief-passief relatie - aan externe invloeden naar voren dringt. Het gaat ons vanuit deze achtergrond om drie deelgebieden. In de eerste plaats richten we onze aandacht op de verhouding tussen ‘generatieve grammatica’ en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘traditionele grammatica’.Ga naar voetnoot1 E&K zeggen daar heel kort iets over, terwijl er (vanzelfsprekend) juist op het gebied van de ‘aktief-passief relatie’ veel materiaal voor handen is, waarvan E&K zich nauwelijks bewust tonen. Toch laat dat materiaal, zo zullen we betogen, mooi zien hoe autonoom generatieve grammatica in feite is ten opzichte van traditionele grammatica. In de tweede plaats gaat het ons om generatieve grammatica en een aantal daarvan afgesplitste theorieën, zoals Relationele Grammatica, en Generatieve Semantiek. Geen van beide zijn in ‘mainstream’ generatieve kringen heel erg populair; we vermoeden dat dat niet helemaal ten onrechte is omdat de afsplitsingen zich in zekere zin richting traditionele grammatica bewogen. Maar dat betekent alles behalve dat het enigszins uitspitten van de onderlinge verhoudingen, met name op het hier behandelde gebied, geen aardige dingen aan het licht zou kunnen brengen. Tenslotte zullen we proberen te laten zien dat zelfs bij hun behandeling van de ‘mainstream’ E&K zich ten onrechte beperkingen hebben opgelegd: het gaat bij hun vrijwel alleen om ontwikkelingen in de ideeën van Chomsky zelf, terwijl een beschouwing van invloeden van vlak daarbuiten (en dan eerder onmiddellijk aangrenzend dan in de periferie) de autonomie van generatieve grammatica weer verduidelijken. Als het er om gaat alvast duidelijk te maken welke namen geassocieerd kunnen worden met werk dat we in de verhandeling van E&K bij uitstek missen, dan denke men aan de volgende: voor vergelijking met traditionele grammatica vooral Stein (1979) over de passief in dat type werk; voor een vergelijking met afsplitsingen van de ‘mainstream’ vooral het biografische werk van Newmeyer (1980, 1986) en Pullum (1988), en het linguïstische werk van vooral Perlmutter (1978); en tenslotte voor de ontwikkelingen onmiddellijk rondom de mainstream het werk van Hasegawa (1968). Zoals gezegd, onze bevindingen zullen ten opzichte van E&K's conclusie uiteindelijk eerder positief dan negatief zijn; in strikte zin zijn generatieve grammatica en haar ontwikkeling autonoom en hebben volstrekt niets van doen met wat elders essentieel is: in traditionele grammatica en wat in haar voetsporen treedt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 Vergelijking met traditionele grammatica en kritiek op generatieve grammaticaE&Ks bijdrage verloopt autonoom, aan de hand van een overzicht van hoe in een aantal ijkpunten de relatie tussen aktief en passief in generatieve grammatica is uitgedrukt in de loop van ongeveer de laatste dertig jaar (halverwege jaren vijftig tot begin jaren tachtig). Daarmee beogen de auteurs vooral aan te tonen dat bij ontwikkelingen in generatieve grammatica een eigen dynamiek kan worden gezien, geheel los van wat er bijvoorbeeld in traditionele grammatica al of niet over het onderwerp is gezegd. Zo'n demonstratie kan op zich al de moeite waard zijn. Zij krijgt echter een extra dimensie omdat E&K menen zodoende en passant wind uit de zeilen te nemen van degenen die het tegenovergestelde zouden hebben beweerd; bijvoorbeeld in de Engelstalige literatuur Gross (1979), en in de Nederland- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
se S. de Haan (1985). Bij laatstgenoemden vinden we respectievelijk (1979:863; 1985:213) het volgende:
Daartegenover menen E&K aan het einde van hun artikel tot de slotsom te kunnen komen dat generatieve grammatica toch wel degelijk autonoom is (p. 500):
Om tot (3) te geraken willen E&K vooral Chomsky's eigen positie ten opzichte van de verhouding tussen traditionele grammatica en generatieve grammatica verduidelijken. Allereerst geven E&K toe dat Chomsky soms zelf lijkt te zeggen dat generatieve grammatica (slechts) geformaliseerde traditionele grammatica zou zijn, zoals in (4) (1964:16):
Maar E&K wijzen er terecht op dat in (4) de gelijkenis tussen traditionele en transformationele grammatica op zijn best de helft van het verhaal is. Want in het vervolg op (4) gaat Chomsky verder als in (5):
Uiteindelijk gaat het bij Chomsky - en daarin volgen we hem geheel - om een voorstelling met betrekking tot generatieve grammatica als in (6) (1986:7): | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoe terecht de nadruk op (5) en (6) op zich ook is, in feite is dit alles echter geen reactie op de standpunten in (1); het is op zijn best een reactie op de door E&K gepresenteerde selectie daaruit in (2). In de bewoording van De Haans tekst (lb) komt een aspect tot uitdrukking dat in de verhandeling van E&K buiten zicht blijft; al had De Haans terloopse ‘laten we zeggen’ hen eventueel wel op het spoor kunnen zetten. Het lijkt ons, als we deze literatuur goed hebben gelezen, niet dat critici als Gross en De Haan er nu per se zoveel belang aan hechten of generatieve grammatica is te beschouwen als (‘hoogstens’) geformaliseerde traditionele grammatica. Veeleer trekken ze het succes van generatieve grammatica op zich in twijfel, als autonome taalkundige theorie. Dat blijkt uit De Haans wat denigrerende ‘al dit TGG-onderzoek’; en passim uit de tekst van Gross z'n artikel (dat ook precies als titel heeft ‘On the failure of generative grammar’; en niet zoiets als ‘A comparison between traditional grammar and generative grammar’). Deze twijfel proberen Gross en De Haan dan onder meer reliëf te geven door - al dan niet in het voetspoor van Chomsky in (4) - vergelijking te suggereren met traditionele grammatica: ten opzichte waarvan generatieve grammatica ook al geen verbetering zou zijn. Zo'n vergelijking kan, zoals elke, mogelijkerwijs ongelukkig zijn, of sterker nog, volledig fout of irrelevant; maar het oorspronkelijke oordeel wordt daarmee natuurlijk nog niet essentieel aangetast. Als we zeggen dat Gross en De Haan allereerst twijfelen aan het autonome succes van generatieve grammatica, en daarbij ook nog een mogelijk ongelukkige vergelijking trekken met traditionele grammatica, raken we natuurlijk aan de complexe materie van de evaluatiemaatstaf voor het meten van het succes van een gegeven theorie; allereerst intern, en eventueel in vergelijking met andere, al dan niet vroegere, theorieën. E&K willen zich met zulke evaluaties eigenlijk helemaal niet inlaten; maar ogenschijnlijk zijn E&K, binnen redelijke grenzen, toch niet zo ontevreden als Gross of De Haan over de vooruitgang die in generatieve grammatica is en wordt geboekt, tenminste op het gebied van de aktief-passief relatie: generatieve analyses van het passief zijn dan wel niet ‘de enige juiste’ (1988:500), maar kennelijk wel juist - en in ieder geval de moeite waard er een artikel aan te wijden. Wij delen trouwens dit positieve oordeel; en willen daar best wel rond voor uitkomen. Maar zulke tevredenheid blijft weinig aanstekelijk als men alleen maar vergelijkingen (met traditionele grammatica) verwerpt die door Gross en De Haan toch al slechts min of meer terloops zijn gebruikt; maar niet hun twijfel aan het interne succes van generatieve grammatica aanpakt. Een autonome reactie zou toch hebben aangetoond waar succes binnen het generatieve kader dan wel ligt: welke verwachtingspatronen kunnen worden afgeleid met betrekking tot mogelijke en onmogelijke constellaties van taalverschijnselen. Het klassieke verschil tusssen traditionele grammatica en generatieve grammatica ligt immers in het feit dat de eerste ‘unconstrained’ is. In betere - pace Chomsky, ‘scholarly’ - traditionele grammatica als de door S. de Haan in (lb) genoemde Den Hertog (en zie voor het Engels sectie 2), worden wel zo veel mogelijk voor handen zijnde feiten keurig beschreven. Maar er zijn niet systematisch rationele gedachten beschikbaar over de vraag of niet de feiten anders hadden kun- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nen liggen (omgekeerd bijvoorbeeld); en of de feiten er misschien net zo goed niet zouden hebben kunnen zijn. Generatieve grammatica doet juist zijn best op zijn minst even hard te verklaren waarom sommige feiten er wel zijn als andere niet: succes is pas bereikt als we weten waarom feiten niet anders zijn dan die welke we vinden. E&K maken in hun bijdrage weinig tot geen werk van dit cruciale punt. Gross en De Haan lijken vooral het succes in dit opzicht van generatieve grammatica tot dusverre te betwijfelen; en dat is hun goed recht. Maar in de eerste plaats geven E&K hen geen weerwerk door te stellen dat generatieve grammatica géén geformaliseerde traditionele grammatica is; want daar ging het de oorspronkelijke auteurs in hoofdzaak toch al niet om. En in de tweede plaats overtuigt men twijfelaars niet door ze nog eens een samenvatting van relevante generative literatuur te geven; want die hadden de twijfelaars toch al tot hun beschikking, en blijkbaar niet succesvol bevonden (of zelfs niet allemaal willen lezen, wat ook geen schande zou zijn). Iemand die de uitspraak doet, ‘het huidige Ajax voetbalt slecht, eigenlijk net zo slecht als SVV voor de oorlog’, overtuigt men niet van de kwaliteit van Ajax door op de twee essentieel verschillende doelstellingen te wijzen; bijvoorbeeld de Europa Cup winnen, tegenover Schiedammers op zondagmiddag vermaken. In feite blijft dit juist voor de autonomie van zowel traditionele als generatieve grammatica fundamentele aspect in E&Ks artikel buiten het zicht. De discussie sleept ook in Nederland al jaren (Elffers, S. de Haan, Uhlenbeck, vs. G. de Haan, Le Loux-Schuringa, Verkuyl; om maar een aantal betrokkenen te noemen); we zijn ons er niet van bewust dat de laatste tijd iemand naar het andere kamp is overgelopen, en dat doet er ook eigenlijk niet toe. In onze bijdrage is ons standpunt dat confrontaties tussen verschillende autonome kaders interessant kunnen zijn zonder dat daaruit voor één van de twee, of voor allebei, een evaluatie van het relatieve succes moet - of zelfs maar kan - volgen. Traditionele grammatica is vakliteratuur, geschreven door taalkundigen met vanuit een ander gezichtspunt ook verstand van hun vak; en dus vast ook voor generatieve grammatica interessant, maar geenszins een maatstaf. En omgekeerd geldt natuurlijk hetzelfde. Vanuit deze optiek van ‘leven en laten leven’ betekent het erkennen van autonomie niet dat je je hoeft af te sluiten. Daarom gaan wij nu ook wel in op twee verdere punten die we, overigens vanuit een volgens ons zelfde theoretisch standpunt als E&K (en daarom waarschijnlijk des te eerder), bij E&K hebben gemist: zaken die E&K terwille van autonomie voorbij gaan, of tenminste met relatieve dooddoeners afdoen, bij wat traditionele grammatica aan de ene kant zowel als generatieve grammatica net buiten de meest orthodox-Chomskyaanse traditie aan de andere kant, over de actief-passief relatie te bieden hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 Over aktief-passief in traditionele grammaticaE&K preluderen op hun conclusie (3) door zich vooraf (p. 481) te committeren aan stelling (3'); dat
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We onderschrijven (3)/(3'); maar willen andere wegen bewandelen om tot deze stellingen geraken. Over ‘generatieve grammatica als autonome ontwikkeling’ laten we meer licht schijnen in paragraaf 3. Hier richten we ons eerst op ‘traditionele inzichten’ over het passief, in het Engels (vgl. E&K pp. 481, 494). Het gaat er daarbij om dat E&K tot (3)/(3') menen te moeten komen, zonder een woord te besteden, of zelfs maar te willen besteden, aan wat er in traditionele grammatica dan zoal over de aktief-passief relatie gevonden kan worden; vgl. p. 481 (‘TG’ = traditionele grammatica; over ‘de’ vgl. onze noot 1):
E&K (p. 494) gaan zo niet verder dan het opsommen van ‘het volgende rijtje [als] representatief voor de “traditionele” (Engelse) grammatici waar de GG naar verwijst: Curme, Jespersen, Kruisinga, Poutsma, Quirk, Visser’.Ga naar voetnoot2 Dit is allemaal per se geenszins ‘fout’, of zelfs maar niet goed genoeg. Maar als het daarom gaat, is het toch weinig moeite in ieder geval te verwijzen naar tamelijk toegankelijke literatuur over het passief als Stein (1979): waar precies een overzicht van traditionele grammatica over de aktiefpassief relatie in het Engels wordt geboden aan de hand van de reuze-grammatica's van door E&K genoemde auteurs (de eerste vijf; vgl. onze noot 2). Wanneer we nu bezien wat volgens Stein de opvattingen van traditionele grammatici over het passief inhouden, dan is zij helemaal niet zo ‘somber’ als Gross en De Haan volgens (7); zij ziet veeleer ‘a rather interesting development’ (p. 21); namelijk ‘a very clear development from a “narrow” interpretation of the passive to a very “wide” one’ (p. 22). Deze ontwikkeling bestaat er dan uit dat chronologisch opeenvolgende traditionele grammatica's een toenemend aantal gevallen als passief opvatten, gerekend naar het aantal hulpwerkwoorden dat aan het passief wordt gekoppeld. Haar bevindingen worden door ons ter adstructie samengevat in Figuur I:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Merk op dat in Figuur I Quirk ontbreekt; ook verder valt er aan Figuur I nog wel wat in kritische zin te verhapstukken. Vooralsnog gaat het er ons om te laten zien hoezeer weergave van traditionele grammatica in E&Ks kraam te pas zou zijn gekomen, desnoods uit de tweede hand zoals over het Engelse passief onder verwijzing naar Stein (1979); d.w.z. dat Figuur I E&Ks (3)/(3') ondersteunt. Als namelijk traditionele grammatica pace Stein wordt gekarakteriseerd door een ontwikkeling naar een koppeling van meer en meer hulpwerkwoorden aan het passief, kennelijk terwille van volledigheid, dan lijkt het ons zonneklaar dat generatieve grammatica beslist niet is gestuurd door de opzet zo'n ontwikkeling te reconstrueren. Over generatieve grammatica meldt Stein (1979:120) al dat deze ‘gives us less information on the function and use of the passive in English than any traditional grammar’. En voor zo ver ons bekend heeft generatieve grammatica inderdaad nooit de minste neiging getoond om zo veel mogelijk hulpwerkwoorden bij de opvatting van het passief te betrekken, binnen of zelfs buiten wat E&K als mainstream generatieve grammatica beschouwen (in mainstream doet ten hoogste be mee, in het begin, maar zelfs be niet meer als voor het eerst Hasegawa (1968) bij een en ander - alleen maar! - get betrekt, en dan juist niet als hulpwerkwoord van het passief; zie verder paragraaf 3). Chomsky verkondigt voor het overige afkeer van (reconstructie van) een ontwikkeling als in Figuur I, onmiddellijk bij de eerste gelegenheid dat hij zijn generatieve leer presenteert; zo lezen wij tenminste (8) geciteerd uit LSLT van oorspronkelijk 1955 (1975:455-456):
Hoewel bij E&Ks behandeling van generatieve grammatica juist het passief in hun eerste ijkpunt LSLT relatief de meeste ruimte toebedeeld krijgt, besteden zij geen aandacht aan dit punt; laat staan aan het belang ervan, waar het een welkome daadwerkelijke demonstratie vormt van de autonomie, zelfs de tegenstelling, van generatieve en traditionele grammatica. Laten we nu echter terugkeren naar traditionele grammatica zelf. Aan het belang van Figuur I wordt ogenschijnlijk afbreuk gedaan als we de ‘Quirk-grammars’ er bij betrekken. Stein (1979:125) ziet zich al gedwongen op te merken dat vergeleken met Figuur I, waar ‘the older standard grammars are quite explicit and lengthy’, Quirk et al. ‘are surprisingly brief on the subject’. Met name is bij het passief voor Quirk et al. (1972:802-803) get de ‘only serious contender’ van be, en dit get dan ‘is often equivalent to become’. In Quirk et al. (1985:160-162) blijft naast be alleen get over als ‘only serious contender’.Ga naar voetnoot3 Na Jespersen (1931) gaat het zo in traditionele grammatica steil bergafwaarts met de ontwikkeling uit Figuur I. Bij nader inzien hoeft dat ons echter niet zo'n zorgen te baren. We willen aantonen dat generatieve grammatica niet traditionele grammatica reconstrueert; wat er omgekeerd gebeurt doet daar niets aan af. Te meer omdat het passief van oudsher één van de showpieces van generatieve grammatica is geweest (vgl. E&K | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
p. 490), is het helemaal niet zo ‘surprising’ (als Stein meent) dat juist hier Quirk et al. waar maken dat zij bij gelegenheid generatieve grammatica willen volgen; vgl. 1972:vi: ‘several (notably the transformational-generative approaches) have contributed very great stimulus to us’. Zo bezien vertegenwoordigt Quirk hier niet zo zeer traditionele grammatica, maar weerspiegelt hij juist de tegenstelling van generatieve grammatica tot Figuur I: afname van de aantallen aan het passief te koppelen hulpwerkwoorden. Een ander probleem met Figuur I is dat als E&K (al dan niet via Stein (1979)), zouden teruggaan naar traditionele grammatica zelf, zou blijken dat de ontwikkeling, zelfs vóórdat generatieve grammatica haar invloed liet gelden, niet zo ‘monotoon stijgend’ is als Figuur I het voorstelt. Voor details zie men sectie v van Stuurman (1990); het komt neer op Figuur II:
Fig. II Hulpwerkwoorden in traditionele grammatica aan een passief gekoppeld (Bron: Stuurman 1990)
In Figuur II is er eigenlijk nauwelijks zicht op één ontwikkeling, en dan nog hoogstens een met ups en downs. Maar dat bevestigt voor ons alleen nog maar eens (vgl. noot 1) dat het gevaarlijk is om te denken in termen van ‘de’ traditionele grammatica en haar ontwikkeling; zoals Stein doet, en waartegen E&K in ieder geval niet daadwerkelijk in het geweer komen. Hoewel er bij nadere beschouwing in Figuur II geen uniforme ontwikkeling overblijft, laat een blik op traditionele grammatica uit de eerste hand zoals in Figuur II in ons perspectief wel onverlet, dat bij karakterisering van traditionele opvattingen over het passief, het aantal aan passief gekoppelde hulpwerkwoorden een relevante dimensie is. Merk daarvoor vooral op, dat bij individuele grammatici traditionele ontwikkelingen wel monotoon stijgend zijn: van 3 naar 4 bij Kruisinga, van 4 naar 5 bij Curme. Dit is nog steeds in tegenstelling tot de daling bij Quirk die een respons op generatieve grammatica weerspiegelt (vgl. ook noot 2). En in ieder geval blijft staan dat vóór de komst van generatieve grammatica alle traditionele grammatica het eens is over het drietal be, become en get; waar ‘mainstream’ generatieve grammatica tenminste get juist van het passief weert, en become niet eens in ogenschouw neemt. Ons uitstapje naar opvattingen over het passief in traditionele grammatica levert dus een duidelijk tegenvoorbeeld op met betrekking tot eventuele ‘beschuldigingen’ dat generatieve grammatica een reconstructie van traditionele grammatica biedt. Terecht tillen E&K (p. 493) er zwaar aan dat generatieve grammatica zich niet kan bekommeren om ‘verwaarlozing van andere gegevens’. Voor E&K blij ft adstructie daarvan beperkt tot ontwikkelingen binnen generatieve grammatica. Maar gezien de doelstelling van E&K is het minstens even relevant aan te tonen dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
generatieve grammatica zo nodig ook traditionele gegevens verwaarloost. En zo'n demonstratie hebben wij nu voor het passief geleverd, waar generatieve grammatica bij het passief de traditionele koppelingen aan become, come, rest, sit, en stand volledig heeft verwaarloosd; en van meet af aan in vervolg op - zo niet op gezag van - Chomsky 1955 grotendeels ook get, tenzij get werd aangevoerd als men ook be van het passief wenst te ontkoppelen. Voor dat punt gaan we nu over op een volgende paragraaf. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 Over aktief-passief in generatieve grammatica, in wijdere zinOns derde punt waar we bij E&K's artikel aanleiding tot uitbreiding zien betreft E&Ks uitgesproken strategie om zich te beperken tot ‘mainstream’ generatieve grammatica, in casu tot ‘Chomsky’ (p. 481). Natuurlijk is Chomsky wel de grote man van generatieve grammatica. En wij beroepen ons dan ook op Chomsky voor het inzicht waar E&K 's artikel eveneens op is gebaseerd: dat juist de behandeling van de aktief-passief relatie bij uitstek geschikt is om ontwikkelingen in generatieve grammatica, en daarmee verhoudingen tot traditionele grammatica, te etaleren. Men zie het volgende citaat uit Chomsky (1981:7), en merke op hoe ‘passive’ gaandeweg het voorbeeld wordt:
E&K geven dit citaat niet, maar zij volgen het eigenlijk op de voet; het zou bijna kunnen hebben gediend als de leidraad van hun artikel. De aktief-passief relatie is bij uitnemendheid een voorbeeld van een belangrijke ontwikkeling in generatieve grammatica waarbij ‘rules’ werden ‘decomposed’. E&K leggen daarom zorgvuldig uit hoe de aanvankelijk complexe Passief-regel gaandeweg via ‘Move-NP’ oplost in een ‘Move-α’ kader. Zij bieden dat dan aan als hun versie van de ‘opeenvolgende benaderingen van het passief’ waarop wat betreft generatieve grammatica hun conclusie in (3) is geprediceerd. Maar door in die historisch opgezette uiteenzetting niet echt verder te gaan dan Chomsky's (9) missen E&K ook een aantal mogelijkheden - met name mogelijkheden om het beeld van autonomie te verduidelijken, te verbreden, en te versterken. Dit punt werken we nu uit, aan de hand van opmerkingen over achtereenvolgens ‘Relational Grammar’, vroege ‘mainstream’ generatieve grammatica, en ‘generative semantics’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1 Relational GrammarE&K komen er niet toe om buiten mainstream generatieve grammatica om te kijken naar historisch verwante, maar afwijkende modellen. Eén van de bekendste daarvan is wellicht zogenaamde Relational Grammar van onder andere Postal en Perlmutter. Postal was in de vroege jaren zestig één van de eerste aanhangers van generatieve grammatica van buiten MIT; Perlmutter is een MIT promovendus (1968). Het gaat bij Relationele Grammatica ruwweg om het volgende (we citeren de biograaf van generatieve grammatica, Newmeyer 1986:216; merk op dat ook hier juist ‘passive’ het voorbeeld is):
Er zijn volgens ons twee redenen om Relational Grammar bij onze beschouwingen over autonomie van generatieve grammatica te betrekken. Aan de ene kant stelt Relational Grammar zich bewust dichter bij traditionele grammatica dan mainstream generatieve grammatica dat doet; daarmee de kans biedend de afstand tussen traditionele grammatica én Relational Grammar enerzijds, en mainstream generatieve grammatica anderzijds te bevestigen. Aan de andere kant is Relational Grammar voor een deel verantwoordelijk gesteld voor ontwikkelingen binnen mainstream generatieve grammatica, waarmee de strikt autonome mainstream-interne logica als enige drijfveer nogal in het geding zou komen. Wat betreft Relational Grammar als - min of meer - wedergeboren traditionele grammatica, zie men Stuurman (1990); men mist door aan Relational Grammar voorbij te zien, tenminste een punt dat Newmeyer al maakt (1986:216-7):
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit citaat dient wel zorgvuldig te worden gelezen. Er zit bij ‘luminaries’ een adder onder het gras. In de eerste editie had Newmeyer (1980:243) hier nog neutraal ‘persons’ . Net als het Nederlandse ‘pronkstukken’, is ‘luminaries’ al gauw ironisch geladen. Het lijkt er op dat Newmeyer tenminste achteraf wil suggereren dat juist de gezochte gelijkenis met traditionele grammatica van Relational Grammar al bij voorbaat een tot mislukking gedoemde ontwikkeling maakte. En omgekeerd zou men dan het - eventueel relatieve - succes van mainstream generatieve grammatica juist kunnen toeschrijven aan haar afstand tot traditionele grammatica. In ieder geval geeft Newmeyer met betrekking tot Relational Grammar ‘several reasons for its not fulfilling its initial promise’ (1986:218). Daaronder zijn de voornaamste dat er onder de aanhangers geen eenduidige coherente visie op het model bleek te bestaan; en dat er - misschien als gevolg van het zo juist genoemde - weinig gepubliceerd materiaal voor handen is gekomen, laat staan een ‘standaard werk’. Tegelijkertijd prijst hij de hoge kwaliteit van het werk in deze stroming, dat ‘will retain its value whatever the ultimate fate of relational grammar’ (p. 219). Daarbij vergeleken steekt een blijk van erkenning van het bestaan van Relational Grammar als van E&K wel erg mat af. Die komt als volgt in een voetnoot bij de beperking van hun eigen begrip ‘mainstream’ (p. 481):
Over Lexical Functional Grammar hebben wij hier verder ook niets bij te dragen. Voor Relational Grammar is E&Ks verwijzing naar Perlmutter (1978) in zoverre een gelukkige dat het paper interessant is voor Neerlandici, omdat het de zogenaamde ‘unaccusative hypothesis’ ontvouwt rond voor een deel Nederlands syntactisch materiaal. Maar verder is het, gezien Newmeyers opmerkingen in (10), nauwelijks adequaat om voor de passief in Relational Grammar te verwijzen naar alleen Perlmutter in (1978), en niet naar zijn samenwerking met Postal in (1977). Bovendien geeft Newmeyer (1986:216, noot 21) Postal (1974) krediet voor ‘the first published hint of the developing theory’ van Relational Grammar. Zie ook Pullum (1988) voor de mate waarin naast Perlmutter ook Postal evenzeer als ‘pronkstuk’ van Relational Grammar verdient te worden opgenomen. De uitverkiezing van slechts Perlmutter en zijn (1978) is hoogstens terecht voor wat betreft het naast de passief liggende terrein van de ‘unaccusative verbs’. Daar noemen E&K (p. 493) Perlmutter (1978) dan ook wel terecht: in één adem met de, inderdaad mainstream, bijdrage van Burzio (1981):
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In (13) wordt echter Perlmutter (1978) over één kam geschoren met de bijdrage van Burzio (1981), waarin het gaat om de oplossing van Passief in het kader van Chomsky's mainstream ‘Move-NP’, en de mogelijkheden om deze laatste operatie te generalizeren. In feite suggereert dit net als de nadruk op ‘binnen de generatieve onderzoekstraditie’ in (12) toch een beetje dat als Relational Grammar al een ‘stroming’ is, dan toch een ook - en juist - bij mainstream generatieve grammatica in ogenschouw te nemen stroming. Zo wordt hier naar onze smaak, in historisch perspectief, de autonomie van Relational Grammar en de mainstream door E&K te weinig krediet gegeven. Ook volgens bijv. Pullum (1988:585-586) ligt in de verhouding tussen Relational Grammar en mainstream generatieve grammatica de kern van de zaak bepaald niet bij de wederzijdse autonomie:
Behalve dat (14) de wat slappe weergave in (12) aanscherpt, suggereert citaat (14c) hoe gevaarlijk het kan zijn Chomsky zelf als leidraad te gebruiken bij het schrijven van een deelgeschiedenis van generatieve grammatica. We komen daarvan in sectie 3.2 nog een voorbeeld tegen: Chomsky's ambigue verhouding tot Hasegawa (1968). Inmiddels kan in (14) een ernstige bedreiging worden gezien voor de claim dat mainstream generatieve grammatica zich uitsluitend ontwikkelt om theorie-interne redenen. En autonomie zou evenredig versterkt worden als die bedreiging daarna zou worden afgewenteld. Daar komen E&K echter niet aan toe; en dus moeten wij het maar proberen te doen. De crux daarbij is volgens ons nu precies weer de gelijkenis van Relational Grammar met traditionele grammatica. Zoals Chomsky (1964:53) het heeft aan- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gegeven, kan het doel van traditionele grammatica op (te) veel manieren bereikt worden: ‘Gross coverage of data can be achieved in many ways’. En evenzeer zijn de erfgenamen van traditionele grammatica er, blijkens Newmeyers biografie als boven aangehaald, niet in geslaagd Relational Grammar tot één enkel coherent model te beperken. In die zin is Burzio's ‘vertaling’ van Relational Grammar in mainstream generatieve grammatica helemaal niet zo onschuldig als Pullum het in (14) wil doen uitkomen. Beperking van relationele modellen tot begrippen als constituenten structuur, coïndexering en ‘Move-NP’, en de daarop in mainstream generatieve grammatica geldende condities, is een essentiële voorwaarde voordat inzichten van Relational Grammar in mainstream generatieve grammatica kunnen - of zelfs maar mogen - worden opgenomen. Dit is dan ook precies waarom Chomsky, op de plaats waar Pullum in (14c) nogal minachtend naar verwijst, wel degelijk oog heeft voor ‘earlier proposals to this effect’ (wat Pullum niet noemt); maar Chomsky hecht terecht alleen autonoom belang aan recente voorstellen ‘considerably improving’ de eerdere, namelijk ingeperkt in het ‘Move-NP’ kader (1981:147, n. 104). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2 ‘Mainstream’ generatieve grammaticaTegenover beperking tot mainstream generatieve grammatica is de kern van ons betoog is dat juist door af en toe afstand van Chomsky te nemen, autonomie op een interessante manier meer reliëf kan krijgen. Dat willen we nu nog in een ander geval laten zien door Hasegawa (1968) (met als titel: ‘The passive construction in English’) in de beschouwing te betrekken (E&K noemen dit artikel niet; Stein 1979 doet dat overigens wel). Onze reden om het artikel naar voren te halen is tweeledig. In de eerste plaats is het voor zover ons bekend het eerste artikel in de generatieve traditie - eventueel in wijdste zin - specifiek over de aktief-passief relatie. In de tweede plaats leert de rol van get in Hasegewa's artikel ons expliciet meer over de verhouding tussen traditionele grammatica en generatieve grammatica wat betreft feiten op het gebied van de aktief-passief relatie. Enigszins vooruitlopend op dit laatste punt: feiten rondom get zoals die de ontwikkeling van traditionele grammatica over het passief bepalen in paragraaf 2, hebben ook bij generatieve grammatica in een bepaald stadium wel meegespeeld; maar de daaraan verbonden theoretische ontwikkelingen in generatieve grammatica werken door ook als daarna get weer uit het beeld verdwijnt. De ontwikkelingen in traditionele grammatica en in generatieve grammatica zijn blijkbaar in hun aard diametraal aan elkaar tegengesteld: gekoppeld aan feiten in traditionele grammatica, en aan theorieën in generatieve grammatica. Feiten op zich sturen dus inderdaad een paradigma geen enkele specifieke kant op; en het hangt maar van het paradigma af hoe, en überhaupt of, er bij de ontwikkeling op bepaalde feiten wordt ingehaakt. Ons punt is dus weer dat er een slag ten voordele van (3) gemist wordt als tenminste get niet in de vergelijking tussen traditionele grammatica en generatieve grammatica wordt betrokken. Wat betreft de status van Hasegawa's artikel ten opzichte van mainstream generatieve grammatica, in casu Chomsky, is de rol van de z.g. ‘Katz-Postal hypothese’ cruciaal. In het voetspoor van Chomsky's Aspects (1965) werd door een reeks taalkundigen aan de daar voorgestelde benadering van de aktief-passief relatie gewerkt. Daarbij gold in mainstream generatieve grammatica de Katz-Postal hypothese vooralsnog als sturende faktor. Deze hypothese heeft in Katz & Postal | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1964:66) de vorm van (15a-b), en wordt in Aspects (pp. 132-133) opgenomen via (15c-d) (cursivering origineel):
Met betrekking tot de klassieke Passief-transformatie van Aspects observeert dan Hasegawa (p. 232): ‘It is clear that get + En behaves pretty much in the same manner as be + En’. Dat wil zeggen, we zouden graag één passief-achtige transformatie hebben voor beide (hulp)werkwoorden, be en get. Maar dat kon niet door én be én get via die ene transformatie te inserteren, want (p. 232, n.4): ‘We cannot consider be + En and get + En as variants of the same passive transformation, since they obviously differ in meaning’. Dit laatste is een aanroeping van de Katz-Postal hypothese, die het syntactische transformaties verbood om betekenis te veranderen; wat Hasegawa (1968) dus stevig midden in de toenmalige mainstream plaatst. Vanaf dat punt ontwerpt Hasegawa dan zijn eigen voorstel, waarin de passief-constructie wordt opgevat als een, o.a. bij be dan wel get, ingebedde zin. Daarmee zijn dan noch be noch get onderdeel van de ene passief-transformatie: be en get kunnen dus toch in betekenis verschillen; en anderzijds is een stap gezet naar een meer elementaire versie van de passief-transformatie, losgekoppeld van be. Dat laatste is een meer algemeen thema in Hasegawa (1968). Hasegawa noemt in zijn artikel onder meer voorbeelden als the polishing of the lenses by the worker, waarvoor hij afleiding voorstelt van, zeg maar, the worker's polishing of the lenses by D, door ‘substitution of the subject NP for D of the agentive phrase’ (p. 235); d.w.z. wat verder ‘Agent-Postposing’ wordt genoemd. Agent-Postposing zou dan zowel van de vorming van deze nominale frases los te koppelen zijn, als - net als be - van de sententiële passief. Meer in het algemeen heeft Hasegawa (pp. 242, 235) over de consequenties van zijn eigen analyses op te merken:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het behoeft geen betoog dat Hasegawa (1968) met (16) één van de eersten - zo niet de eerste - was die tot de ontkoppelingen kwam die volgens Chomsky in (9) met betrekking tot (met name) het passief de ontwikkeling van mainstream generatieve grammatica in (met name) de tien jaar tot 1981 karakteriseren. Chomsky's relatie met Hasegawa (1968) is echter enigszins ambigu. Hij verwijst er in (9) noch elders in (1981) naar. Maar Hasegawa's eerste voetnoot (p. 230) meldt het volgende:
Op zijn beurt neemt Chomsky bij de ontwikkeling van een specifieke Passief-regel tot het algemene ‘Move-NP’ in (1970a), voltooid in 1967, de stap naar Agent-Postposing in NPs, onder andere aan de hand van (beroemde) voorbeelden als the destruction of the city by the enemy. Hij noemt heel lang in zijn discussie Hasegawa niet, totdat hij aankomt bij een groep zinnen van het type the offer by John, bedoeld om aan te tonen dat ‘of the two components of the passive transformation, only NP-preposing and not agent-postposing requires the presence of an object’ (p. 204). Daar merkt Chomsky (p. 219, n.29) dan losjesweg op:
Was Agent-Postposing nu één van Chomsky's waardevolle suggesties aan Hasegawa; of heeft Chomsky het idee bij Hasegawa opgepikt? Wie het weet mag het zeggen. Chomsky heeft in elk geval na (1970a,b) nooit reden gezien om Hasegawa te citeren. Zelfs niet toen de ontwikkeling van Agent-Postposing via Move-NP naar Move-α zich bij Chomsky had voltrokken, en hij tijd gekomen achtte om als in (9) terug te blikken. Na deze poging tot plaatsbepaling is het van belang dat we opmerken dat de fragmentering van transformaties in de zin van het latere Move-NP kader niet het enige punt is dat bij Hasegawa aan de orde komt. Met name zijn er ook nog enerzijds zijn belangstelling voor get; en anderzijds zijn voorstel waarbij het passief in het Engels een constructie wordt met een ingebedde zin. Merkwaardigerwijs was in wezen dezelfde ingebedde-S struktuur een jaar eerder in hetzelfde tijdschrift voorgesteld door Bach (1967); veelzeggend genoeg speelt bij Bach echter get geen wezenlijke rol.Ga naar voetnoot4 Verder moet dan worden opgemerkt dat get ook na Hasegawa (1968), niet alleen door Chomsky, maar eigenlijk door iedereen in min of meer mainstream generatieve grammatica, is genegeerd. En van de ingebedde zinsanalyse heeft Chomsky zich zelfs expliciet gedistantieerd; en in die zin is Hasegawa (1968) dus verder terecht door hem vergeten. Chomsky heeft in twee papers in voetnoten gesuggereerd dat de ingebedde-S analyse niet kon, zoals in (19) (1970a:219, n.29; vgl. ook 1970b:85, n.36): | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De skepsis is onder meer gebaseerd op passivizatie in idiomen als advantage was taken of John. Merk overigens twee dingen op. Chomsky verwijst alleen naar Hasegawa, en niet naar Bach; de enige die naar Bach verwijst is hijzelf, in zijn Inleiding van 1974 (p. 161, waar hij ook naar Hasegawa 1968 verwijst): om te laten zien hoe het (achteraf gezien) niet moet! En verder heeft het idiomen-argument betrekking op be-passieven, en niet op get-passieven. Het is daarom niet raar om het ingebedde-S idee te zien terugkomen in de literatuur: maar getrouw aan de Katz-Postal hypothese wil R. Lakoff (een generative semanticist, waar we in sectie 3.3 op terug komen) dan in (1971) be-passieven niet, maar get-passieven wél analyseren via een ‘Hasegawa deep structure’ (p. 153). Als we zeggen dat de Bach/Hasegawa-analyse van de passief in mainstream generatieve grammatica nooit populair is geweest omdat Chomsky er skeptisch op reageerde, is hiervoor het volgende anecdotische evidentie. De tweede auteur van ons artikel was in de winter van 1971 aanwezig (als derde-jaars student Engels) bij één van de bijeenkomsten in het kader van de ‘IBM-werkweek’ op het toenmalige Instituut A.W. de Groot te Utrecht. Daar werd een poging gedaan een Nederlandse versie uit te werken van Rosenbaums bekende ‘IBM-grammar’ (cf. Rosenbaum & Blair 1966, Rosenbaum & Lochak 1966). Delen hiervan verschenen later in De Haan e.a. (1973), en in Evers & Huybregts (1977). Evers hield bij deze gelegenheid een lezing over de passief-konstruktie, waarvan de lijvige hand-out slechts prijzende woorden bevat voor de ingebedde-S analyse van Hasegawa (1968). Zijn analyse wordt ‘even wild als mooi’ genoemd (waarbij ‘wild’ op zich, voor wie de auteur kennen, al nauwelijks negatief moet worden opgevat); en ‘[n]aast voordelen die men bij Hasegawa kan nalezen is het met deze beregeling mogelijk een verschil van aktief en passief te begrijpen’. Wie meer details wil weten over een Hasegawa-analyse van het Nederlandse passief, raadplege Evers & Huybregts (1977:42-43). Cruciaal is dat uit de begeleidende tekst blijkt dat de analyse gemaakt is in een werkgroep ‘Ingebed genoegen’, toen Chomsky (1970a) - hoewel als manuscript voltooid - in Utrecht nog niet beschikbaar was. De editors van de serie waarin Evers & Huybregts verscheen (UWPL; De Haan & Zonneveld) zeggen daarover in een voorwoord dat ‘[b]edacht dient te worden, dat de grammatica's die hier gepresenteerd worden gebaseerd zijn op principes en conventies die algemeen gangbaar waren tegen het eind van de jaren '60. Hieruit mag worden afgeleid dat de hier ingenomen taalkundige standpunten grotendeels achterhaald zijn’. Merk op dat feiten bij dit achterhalen geen enkele rol wordt toebedeeld. In ieder geval blijkt wel hoezeer de onderhavige taalkundige standpunten na Chomsky (1970a,b) achterhaald waren geworden uit het feit dat Evers, die nog onwetend van Chomsky (1970a,b) Hasegawa's analyse ‘even wild als mooi’ had genoemd, er desgevraagd in 1989 eigenlijk geen idee meer van had waar Hasegawa het in 1968 ook weer over had gehad: zelfs | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet van elementaire operaties; laat staan van get.Ga naar voetnoot5 Andere positieve opmerkingen over Hasegawa's voorstellen kunnen worden gevonden in Bouton (1973), waar bijna ostentatief get juist niet wordt genoemd (vgl. pp. 73-74); en in Langacker & Munro (1975). Dit laatste paper verscheen opnieuw in Language. Hoewel de nadruk van dit artikel ligt op Uto-Azteekse talen, gaan de auteurs ook kort op het Engels in; maar opnieuw in het geheel niet op get. Zij zijn niet onder de indruk van (Chomsky's) argumenten gebaseerd op idiomatische uitdrukkingen: ‘We have severe doubt about the definitive character of arguments from idiomaticity, at least in their present form. They presuppose what to our minds is a highly oversimplified concept of the character and insertion of idioms’ (p. 816). Langacker & Munro stellen dan, met verwijzing naar Hasegawa en R. Lakoff, een dieptestructuur voor het passief voor waarmee de constructie bestaat uit een conjunctie, ongeveer in de trant van ‘de deur werd gesloten; en werd gesloten door Jan’. Tegen de achtergrond van wat op het ogenblik in de mainstream generatieve grammatica als ‘standaard’ passief analyse geldt, is zo'n analyse helemaal niet extreem buitenissig. Hasegawa (1968) kan natuurlijk niet buiten mainstream generatieve grammatica worden gesteld omdat hij niet anticipeerde dat Chomsky in (1970b) de Katz-Postal Hypothese uit (15) zou laten vallen; die hypothese was toen mainstream. En als zodanig vertegenwoordigt Hasegawa dus mainstream generatieve grammatica, ook in vergelijking met traditionele grammatica. Hasegawa zelf (1968:232, noot 3) zegt het zo:
Maar interessant genoeg, en cruciaal voor ondersteuning van de autonomie van generatieve grammatica, wordt get door Hasegawa zo per se niet betrokken bij het passief in generatieve grammatica omdat traditionele grammatica dat ook heeft gedaan. Zijn reden om get te bespreken is niet een traditionele wens tot ‘volledigheid’, maar is strikt theorie-intern: het toespitsen van een dreigend intern conflict tussen de toenmalige mainstream principes van generalisatie enerzijds en de Katz-Postal Hypothese anderzijds. Vervolgens formuleert hij een voorstel waarbij passieven middels een ingebedde-S analyse het conflict ontlopen. Dat voorstel lijkt in niets op wat ooit over de Engelse passief in traditionele grammatica is beweerd: in plaats van traditionele koppeling van zoveel mogelijk hulpwerkwoorden aan het passief in Figuren I en/of II, koppelt Hasegawa juist het passief los van welk (hulp)werkwoord dan ook. Dit geeft wel aanleiding tot een binnen mainstream generatieve grammatica, ook na het opgeven van de Katz-Postal Hypothese, interessante theoretische ontwikkeling naar elementaire operaties. Om volstrekt theorie-interne redenen verdwijnt na Chomsky (1970a,b) het ingebedde-S voorstel zelf weer grotendeels; maar ondertussen spelen lijnrecht tegenover traditionele grammatica, feiten rond get in mainstream generatieve grammatica geen andere dan een geheel toevallige rol, ook bij het al dan niet lanceren of accepteren van de ingebedde-S analyse van passieven. Juist omdat de theoretische | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ideeën over elementaire operaties fundamenteel losstaan van Hasegawa's ‘traditionele’ feiten met betrekking tot get, blijven bij de verwaarlozing van get elementaire operaties toch volop van theoretisch belang in de vorm van Chomsky's ‘Move-NP’. Wat dit alles dus laat zien is iets wat E&K slechts kunnen aanduiden: namelijk, dat in generatieve grammatica ontwikkelingen zich volstrekt autonoom voltrekken, waarbij eventuele feiten in wezen toevallig zijn, en dus nu eens wel en dan weer niet worden aangevoerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3 Generative semanticsDoor in 1966 de Katz-Postal hypothese als een sturende overweging aan te houden, behoorde Hasegawa nog tot mainstream generatieve grammatica. En hij bleef mainstream toen hij in 1972 een bijdrage publiceerde in Linguistic Inquiry waarin hij Chomsky's opgeven van de Katz-Postal hypothese in (1970b) achteraf expliciet onderschrijft: ‘Noam Chomsky (1970[b]) has shown that there exists a certain class of semantic interpretations (in particular focus and presupposition) that is crucially determined by surface structure rather than by deep structure’ (1972:142).Ga naar voetnoot6 De twee in 1970 door Chomsky gepubliceerde artikelen zijn belangrijk omdat in (1970a) Chomsky zijn eerste stap zet van reeksen specifieke transformaties naar Move-α; en omdat in (1970b) de Katz-Postal Hypothese althans gedeeltelijk (opnieuw in een eerste stap) wordt opgegeven. Hasegawa's zojuist gegeven citaat verwijst naar (1970b:86):
De tegenovergestelde weg, namelijk het insisteren dat onderliggende structuren onmiddellijk alle semantiek moesten (blijven) weergeven, leidde rond 1970 tot het uiteenwijken van mainstream en ‘generative semantics’, waarvan onder meer Ross, McCawley en G. Lakoff tot de voortrekkers behoorden. Ook dein sectie 3.2 genoemde auteur R. Lakoff staat bekend als een generative semanticist; en in het licht daarvan is haar (1971) voorkeur begrijpelijk voor ingebedde structuren zoals voor het passief voorgesteld door Hasegawa (1968). Zelfs Hasegawa wordt in de literatuur (bijv. Robson (1972) en Stein (1979)) wel eens voorgesteld als ook een generative semanticist. Dat lijkt ons ten onrechte; men kan achteraf terugkijkend het Hasegawa moeilijk aanrekenen dat R. Lakoff (1971) enthousiast naar hem zou verwijzen. Overigens prees Hasegawa (1972) op zijn beurt wel de generative semanticists, voor het feit dat ‘they have brought to | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
light an enormous number of interesting facts’; maar hij voegt er aan toe dat ‘I disagree with the conclusions they draw from them’ (1972:141, n.2). Met dat laatste zijn we eens te meer terug bij de kern van de zaak: welke ook de ‘facts’ mogen zijn, niet de feiten maar de theorie bepalen de ‘conclusions’ die daaraan verbonden worden. Bovendien komt hier opnieuw een interessante vergelijking met traditionele grammatica naar voren. Het ‘aan het licht brengen van een enorm aantal interessante feiten’ is, behalve op generative semantics, ook van toepassing op traditionele grammatica. Zoals Newmeyer (1980:167-8) het stelde, gaat het bij generative semantics om ‘pure description’, en dus om ‘each and every fact about language’ (vgl. 1986:133). En dat is precies in traditionele grammatica ook het geval. Zoals later Relational Grammar,Ga naar voetnoot7 zag men bij generative semantics in traditionele grammatica dan ook wel degelijk een leidraad: Nilsen (1973:87-88) merkt bijvoorbeeld op dat o.a. Curme, Jespersen, Kruisinga, en Poutsma ‘were well on their way towards developing a solid semantically based grammar before attention was turned away’ in mainstream generatieve grammatica (voor uitgebreider documentatie, zie Stuurman: 1990). Generative semantics stelde zich zodoende principieel buiten - en zelfs tegenover - mainstream generatieve grammatica en het streven naar beperkingen; zoals we voor be en get al zagen bij R. Lakoff: zij heeft geen enkele behoefte aan een beperking tot slechts één passief-transformatie. Vooralsnog veel duidelijker dan met Relational Grammar, is het met generative semantics dan ook niet echt goed gelopen. Maar tenminste kan, net als bij Relational Grammar, de aansluiting van generative semantics bij traditionele grammatica gebruikt worden om in tegenstelling daarmee voor mainstream generatieve grammatica de onafhankelijkheid van traditionele grammatica nog maar weer eens te releveren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 ConclusieEveraert & Kaldeway (1988) mag zich er op laten voorstaan in een sober en gedegen betoog de autonomie van orthodox-Chomskyaanse generatieve grammatica tegelijk te belijden en te bedrijven; des te toepasselijker waar de actief-passief relatie aan de orde is. In ons artikel zijn wij vrijmoediger en ruimhartiger te werk gegaan: wij hebben de autonomie van generatieve grammatica willen aantonen door confrontatie met andere benaderingen te zoeken in plaats van te voren al te mijden. Zo hebben wij meer dan volgens ons Everaert & Kaldeway zelf, de fundamentele conclusie reliëf gegeven: generatieve grammatica, in zijn pure vorm zoals vooral vertegenwoordigd door Chomsky, wordt in zijn succesvolle ontwikkelingen uitsluitend geleid door theorie-interne overwegingen. Het is alleen in dit kader dat vergelijkingen met traditionele grammatica zinvol kunnen zijn. Min of meer doodlopende ontwikkelingen, zoals eerst generative semantics en daarna Relational Grammar, blijken wel op traditionele grammatica te lijken, of er zelfs op geënt te zijn; met name doordat ze zich laten leiden door - meer en meer - feiten. Alleen mainstream generatieve grammatica blijkt zich radicaal van traditionele grammatica, en haar fixatie op feiten, te hebben losgemaakt. Met betrekking tot | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het passief, en de ontwikkeling van een specifieke, zeer complexe, Passief-transformatie naar Move-NP c.q. Move-α wordt zulke autonomie weliswaar door Chomsky (1981) aangeduid, maar al door Hasegawa (1968) ook daadwerkelijk in de praktijk aan de dag gelegd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|