| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
Het geval Walschap
Als nr. 10 van Antwerp studies in literature, een reeks van de Universiteit Antwerpen, verscheen in 1989 van de hand van Karel Wauters Het ‘geval Walschap’; een analyse van de beslissende faze: het debat over de katholieke roman (1934) (102 blz., prijs niet vermeld). Wauters schrijft de geschiedenis van de cruciale fase in Walschaps ‘bewogen en pijnlijk proces’ dat bij hem tot ‘afvalligheid van zijn katholiek milieu en geloof’ heeft geleid. De stelling wordt verdedigd dat het ‘klerikaal-katholiek offensief’ tegen de schrijver van De familie Roothooft in 1934 en de polemiek die daaruit voortvloeide de beslissende stoot heeft gegeven tot Walschaps geloofsverlies, die pas zes jaar later met Vaarwel dan openbaar werd. Wauters geeft een boeiende beschrijving van het debat, waarin van katholieke zijde pater Emiel Janssen s.j. een grote rol speelt, en waarin zelfs Monseigneur Karel Cruysberghs zijn stem verheft, in een vastenpredikatie, die nauwelijks verhuld de geplaagde auteur ‘de vertroebeling van de zielen in de tijd of in de eeuwigheid’ in de schoenen schuift. Wauters geeft meer dan deze geschiedenis, hij tekent ook het beeld van het Vlaamse cultureel-intellectuele klimaat van die tijd, dat zo sterk gedomineerd werk door de clerus. Hij toont aan dat het debat een laatste stuiptrekking is van de tanende macht van de katholieke wereld, een uiting van het besef dat men de greep op het geestelijk leven aan het verliezen was. Men voelde dat men de strijd voor een idealiserende roman, voor een moraal zonder erotiek en seksualiteit, voor een kritiekloze maatschappijvisie niet zou winnen; de moderne literatuur ging een eigen weg waarin de traditionele waarden werden gerelativeerd en niet werden bevestigd. ‘In feite’, is de conclusie, ‘was het literatuurideaal van de clerus een onwezenlijk amalgaam van regressieve en utopische elementen, van in den
beginne tot mislukken gedoemd, vooral ook daar het gepaard ging met allerlei hinderlijke consignes, restricties en verbodsbepalingen. Het kwam over als drukkend en dwangbuisachtig, miste de zo noodzakelijke geest van vrijheid en openheid waarin alleen echte kunst kon gedijen’. Het conflict heeft ‘het einde ingeluid van de kerkelijke bevoogding en censuur, die de Vlaamse literatuur gedurende bijna honderd jaar als een schaduw had vergezeld’ en de literatuur ‘in de richting van vrijzinnigheid gedreven’. En met een ander conflict, het tumult rond Marnix Gijsens Joachim van Babylon in 1948, heeft ‘het proces van afvalligheid en ontkerstening, verre van te stagneren, een steeds bredere omvang genomen, zodanig dat de Vlaamse literatuur in vijftig jaar confessioneel en ideologisch grondig van uitzicht veranderde en thans [...] een duidelijk vrijzinnig stempel draagt’; in de literatuur wordt dan telkens weer afgerekend met een katholiek verleden en blijkens bijvoorbeeld Het verdriet van België is dat ‘oude antiklerikale vuur nog altijd niet uitgedoofd’.
G.J.D.
| |
| |
| |
Over de autobiografie
Bij HES Uitgevers, Utrecht verscheen in 1989 een bundel getiteld Over de autobiografie (231 blz., f 35, -), met daarin afgedrukt, zoals te lezen staat in het ‘Voorwoord’ van Hans Mooij en samenstelster Els Jongeneel, de voornaamste bijdragen tot het symposium over de autobiografie, dat in 1986 in Groningen werd gehouden. De achttien artikelen zijn verdeeld over vier secties: ‘Autobiografie en fictie’, ‘Historische aspecten’, ‘De moderne autobiografie’ en ‘Autobiografie en maatschappij’. De bijdragen die over een neerlandistisch onderwerp gaan of die meer in het algemeen voor Nederlandse letterkundigen van belang zijn, worden hierna opgesomd. Du Perron komt, zij het zijdelings, aan de orde in ‘Vormen van “autobiografisch schrijven”’ door Ulla Musarra-Schroeder; Barend van Heusden bekijkt op semiotische wijze (maar leesbaar) ‘Alberts autobiografisch’, waarbij hij zoekt naar ‘identiteit en overeenkomst’. ‘Autobiografisch schrijven in de middeleeuwse Latijnse literatuur' van de classicus Heinz Hofmann is zeker ook van belang voor de Nederlandse mediaevist. Karel Portemann neemt de zeventiende eeuw voor zijn rekening met zijn bespreking van ‘Jacob Cats’ Twee-en-tachtigjarig leven als autobiografie’. Een voorproefje van zijn De waarheid(?) omtrent Richard Simmillion geeft Martien de Jong in ‘De onvoltooide van Willem Frederik Hermans’. De Vlaamse literatuur wordt bediend door Frans Joostens in zijn bespreking van ‘Autobiografische ruimte en ideologie in Brief aan Boudewijn van Walter van den Broek’. Een ‘Lijst van auteurs’ sluit de bundel af.
G.J.D.
| |
Nederlandse bijbelvertalingen
Al lange tijd heeft bij het Nederlands Bijbelgenootschap het plan bestaan een boek te doen verschijnen over de Nederlandse bij bel vertalingen nà de Statenbijbel, als complement op het grote werk van C.C. de Bruin over de Statenbijbel en zijn voorgangers - waarvan een uitgebreide tweede druk verwacht mag worden. Het is niet gelukt een auteur te vinden die deze omvangrijke studie tot een goed eind zou kunnen brengen, maar wel is nu een bundel opstellen verschenen van de hand van niet minder dan tien schrijvers die met elkaar het terrein in kaart brengen. Inderdaad wordt met dit boek een leemte gevuld. Voor de (religieuze) cultuur van het Nederlandse volk in al zijn geledingen en gezindten is de bijbel een onmisbare en steeds weer gebruikte bron geweest. Het boek laat zien hoe steeds weer de behoefte ontstond aan een bijbelvertaling die voldeed aan de eisen van de tijd en de eigen geestelijke groepering. De inhoudsopgave alleen al laat zien dat Nederland naast de Gereformeerde Statenbijbel ook Lutherse, Rooms-Katholieke, Oud-Katholieke en Joodse vertalingen heeft gekend. Alleen al aan het eind van de zeventiende eeuw verschenen er drie vertalingen van het Nieuwe Testament voor groeperingen buiten de officiële kerk: Remonstranten, Collegianten en Doopsgezinden.
Het boek is overigens niet uitsluitend historisch van aard maar geeft ook aandacht aan moderne wetenschappelijke vertalingen, al dan niet met commentaar, en aan de vele recente vertalingen van de complete Bijbel of gedeelten ervan die voor een breed publiek bedoeld zijn. Een bibliografie besluit het boek. Hierin zijn de eerste drukken van alle Neder- | |
| |
landstalige bijbelvertalingen opgenomen, gecompleteerd met een register van vertalers. Het is trouwens onbegrijpelijk dat het boek als zodanig geen register bevat.
Voor een Neerlandicus valt hier veel te genieten. Dat blijkt al uit het openingscitaat van het inleidende eerste artikel van O.J. de Jong, waar een bijbellezing uit de Camera obscura wordt gepresenteerd. Beets blijkt niet, zoals men zou verwachten, oom Stastok uit de Statenbijbel te laten voorlezen maar uit de toen hoogstmoderne vertaling van Van der Palm.
Om een verstaanbare bijbel. Nederlandse bijbelvertalingen na de Statenbijbel is in 1990 uitgegeven bij het Nederlands bijbelgenootschap te Haarlem en het Belgisch bijbelgenootschap te Brussel. A.W.G. Jaakke en E.W. Tuinstra vormden de redactie. Het van 31 illustraties voorzien boek telt 404 pagina's en kost gebonden f 59,50.
M.A.S.-v.d.D.
| |
Nederlandse drukken in Duitsland
In de Koninklijke Bibliotheek was een tentoonstelling te bezichtigen van Nederlandse drukken uit de bibliotheek van Ferdinand Albrecht zu Braunschweig-Lüneberg, vooral afkomstig uit de Herzog August Bibliothek te Wolfenbüttel. Als blijvende wetenschappelijke herinnering aan de belangwekkende expositie dient de door Mathieu Knops samengestelde catalogus, Neerlandica Ferdinando-Albertiana uitgegeven bij de Koninklijke Biliotheek, 's-Gravenhage 1990. De verzamelende hertog die zijn naam aan de tentoonstelling gaf, werd in 1636 geboren als zoon van de niet minder bibliofiele hertog August die een zeer grote collectie boeken had samengebracht. Ferdinand onderhield goede relaties met de Nederlanden. Hij is er enkele malen op bezoek geweest en bracht dan behoorlijk wat tijd in boekwinkels door, zoals op te maken is uit de eigendomsmerken in de boeken, vaak met naam en plaats van verwerving. Ook liet hij boeken uit de Nederlanden door agenten aankopen. Zijn verzameling bevat Nederlandstalige werken meer ook Latijse, Franse en Duitse boeken die in de Nederlanden werden uitgegeven.
Voor Neerlandici zijn o.m. interessant een Duitse vertaling van Cats, Selbststreit, uitgegeven bij Elzevier in Amsterdam 1648, een vertaling van Lope de Vega door Izak (niet, zoals in de inleiding van de catalogus staat Jan) Vos, maar vooral de vele (libertijnse) Nederlandse prozaromans die de hertog blijkbaar met graagte kocht en die nu zeer zeldzaam zijn geworden. Las hij ze ook? Daarover geeft de catalogus helaas geen uitsluitsel.
M.A.S.-v.d.D.
| |
Receptie van de klassieken
In januari 1990 vond aan de Vrije Universiteit te Amsterdam een studiedag voor classici plaats die gewijd was aan de receptie van Herodotus en Ovidius. Herodotus heeft in de Nederlandse letterkunde weinig sporen nagelaten. Maar Ovidius des te meer. Twee voordrachten laten daarvan iets zien. Ton Amir behandelt ‘Vondel en zijn verhouding tot de klassieken’ waarin hij het name aandacht schenkt aan de vertaling van Ovidius' Metamorfosen en aan de traditionele vier- | |
| |
voudige uitleg daarvan. Carel Peeters bespreekt onder de titel ‘Hermans en de oudheid’ de betekenis van de mythe in het oevre van de romancier. En waarom zouden Neerlandici Christoph Ransmayr's Die letzte Welt niet gelezen hebben? Opheldering over deze Ovidiaanse roman verschaft Ceg. de Groot: ‘Ovidius herleeft - een pleidooi voor de ars longa’.
De vier lezingen zijn gebundeld en uitgegeven in een boekje van 70 blz. Het is te bestellen bij Lerarenopleiding Vrije Universiteit, De Boelelaan 1113, 1081 HV Amsterdam. De prijs is f 15, - .
M.A.S.-v.d.D.
| |
Groeten van elders
Rob Rentenaar, hoofd van de afdeling Naamkunde en Nederzettingsgeschiedenis van het P.J. Meertens-Instituut in Amsterdam en auteur van het boek Vernoemingsnamen (aangekondigd in Ntg.78 blz. 83, in 1985), heeft onder de titel Groeten van elders een uiterst leesbare verzameling korte opstellen het licht doen zien over Plaatsnamen en familienamen als spiegel van onze cultuur, zoals de ondertitel luidt. De schrijver weet op heel inzichtelijke wijze nadere bijzonderheden te brengen over plaatsnamen en persoonsnamen als getuigenissen van situaties en denkbeelden uit het verleden. Er wordt dus niet alleen etymologische informatie gegeven, maar ook cultuurgeschiedenis, vooral n.a.v. Nederlandse namen, maar ook wel n.a.v. een aantal buitenlandse aardrijkskundige namen. Uiteraard komt ook het interessante fenomeen van vernoemingsnamen (zoals Bantam, Lombok, Korea e.d. voor Nederlandse buurten) hier aan de orde, een specialiteit van de auteur. Het valt toe te juichen dat boeken als deze verschijnen: populair in de goede zin van het woord, d.w.z. geschreven voor een groot publiek en toch terdege wetenschappelijk verantwoord, zonder zucht tot grappigheid. Jammer is alleen dat een register ontbreekt.
Groeten van elders is een uitgave van A.J.G. Strengholt in Naarden; het boek omvat 135 blz; het nummer is ISBN 90 6010 696 2; de prijs is f 27,50.
M.C.v.d.T.
| |
Taalopbouw als Renaissance-ideaal
Bij het afscheid van L. Peeters als hoogleraar in de historische taalkunde van het Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam verscheen onder de titel Taalopbouw als Renaissance-ideaal. Studies over taalopvattingen en taalpraktijk in de zestiende en zeventiende eeuw, een verzameling artikelen van de geëmeriteerde. De redacteuren van de bundel, G.R.W. Dibbets, J. Noordegraaf en M.J. van der Wal, kozen daarvoor de volgende artikelen van Peeters: ‘Socioculturele aspecten en factoren in de Vroegnieuwnederlandse taalgeschiedenis. Ter inleiding’; ‘Taalkunde en wetenschap in de zestiendé-eeuw en het ontstaan van het Nederlandse trivium’, ‘Auteurschap en tekst van Spiegels Twe-spraack (1584)’; ‘De trappen van geletterdheid in de zestiende-eeuwse taalkunde en taalkunst’; ‘Taaopvattingen van D.V. Coornhert (1522-1590)’; ‘Een Latijnse traditie in het zeventiende-eeuwse Nederlands: P.C. Tacitus - P.C. 't Hooft’; ‘Zeventiende-eeuwse taalcul- | |
| |
tuur: P.C. Hoofts proza’; ‘Standaardisering in het Vroegnieuwnederlands (1560-1800)’; ‘Redenkonst en redenrijkkonst. Richtlijnen en rechtlijnigheid in de zeventiende eeuw’; ‘Historiografische problemen van het Vroegnieuwnederlands’; ‘Taalcultuur en stadscultuur in de zeventiende eeuw: socio-linguïstische aspecten van Vroegnieuwnederlandse taalideologie’.
Een bibliografie, een register van persoonsnamen en een verantwoording namens de redactie besluiten de bundel. De uitgevers zijn Buijten en Schipperheijn BV te Amsterdam; het nummer is ISBN 90 6064 726 2; de prijs is f 39,50.
M.C.v.d.T.
| |
Veertig jaar Fries aan de VU
Op 30 september 1989 vierde de studierichting Fries aan de Vrije Universiteit te Amsterdam haar veertigjarig bestaan. Die dag werd niet alleen een aantal lezingen gehouden, maar er werd ook een feestbundel ten doop gehouden, Frysk & Vrije Universiteit (1949-1989). Deze feestbundel wil een beeld geven van de onderzoeksen onderwijsaktiviteiten van de studierichting Fries vroeger, maar vooral nu. De bundel bevat achttien bijdragen op verschillende deelgebieden van de frisistiek: taalkunde, sociolinguïstiek, letterkunde, literatuurdidactiek en externe taalgeschiedenis. De bundel staat onder redactie van A.M.J. Riemersma, T. Riemersma en W. Visser en is uitgegeven door de VU Uitgeverij Amsterdam. De omvang is 224 pagina's en de prijs bedraagt f 36, - . De bundel is verkrijgbaar in de boekhandel en bij de studierichting Fries aan de VU.
G.J. de Haan
| |
Het WNT: deel 24 voltooid!
Nog geen anderhalf jaar na het grote V-feest (29-11-88; zie NTg 82.467) is er opnieuw een deel voltooid. Het telt 2526 kolom en eindigt met WEEL, wel te verstaan WEEL (II) dat natuurlijk iets totaal anders is als WEEL (I).
Lic. W.E.M, de Clerck die sinds 1978 hoofdredakteur was en die het tegenwoordige versnelde werksysteem ingevoerd heeft, is op 1-11-89 opgevolgd door dr. A.M.F.J. Moerdijk, die voorlopig waarnemend hoofdredakteur is. Het voltooiingsjaar 1998 blijft gehandhaafd, en omdat een Woordenboek dat leeft, bouwt aan z'n toekomst, moet er nu ‘tijd en denkkracht’ gewijd worden aan de ‘gedachtenwisseling over de problematiek van het door het Instituut te verwezenlijken woordenboekbeleid ná 1998’, zegt het Voorbericht.
Instandhouding van dit unieke apparaat is voor de Nederlandse Taalgemeenschap vanzelfsprekend van het grootste belang, - en zeker ook voor de Nederlandse Taalkunde.
P.C. Paardekooper
| |
| |
| |
Huldebundel W.M.H. Hummelen
Toen W.M.H. Hummelen zich terugtrok uit zijn functie van hoogleraar in de oudere Nederlandse letterkunde aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, is als blijk van waardering een bundel voor hem samengesteld. Wat duikers vent is dit! (de duistere titel wordt verklaard in het ‘Voorwoord’) telt maar liefst 21 bijdragen van collega's en leerlingen, en wordt afgesloten met een lijst van publikaties van Hummelen.
Het zal niet verbazen dat veel artikelen handelen over toneel: H. Chr. van Bemmel laat zien dat er in Arnhem tussen 1500-1565 meer optredens van rederijkers zijn geweest dan tot nu toe werd aangenomen, B.A.M. Rademakers belicht het eerste Spel van Sinnen van dwerck der Apostelen van Willem van Haecht, G.R.W. Dibbets behandelt de twee bronnen waarin De bruiloftsganger zonder feestkleed is overgeleverd, W.N.M. Hüsken beschrijft de tot nu toe onopgemerkt gebleven tragedie Sodoma van Franchois Machet (1619), W.A. Ornée poneert de stelling dat Ruben de tragische held is in Vondels Joseph in Dothan, K. Langvik-Johannessen neemt het op voor de achttiende-eeuwse dramaturg Jan Frans Cammaert en J. de Vroomen vergelijkt de waardering voor educatief drama in de zestiende eeuw en de huidige tijd.
Ook de geestelijke letterkunde is prominent vertegenwoordigd. Drie bijdragen handelen over het werk van Ruusbroec: H. Noë onderzoekt de metaforiek in Dat rijcke der ghelieven, P.W.M. Wackers analyseert de allegorische en astrologische uitleg van de kosmos in het derde deel uit Vanden XII beghinen en G. de Baere vergelijkt de varianten in enkele handschriften van Vanden seven sloten met de Latijnse vertaling van dit werk door Laurentius Saurius. Ook de volgende opstellen betreffen geestelijke geschriften: Th. Mertens, ‘Geestelijke testamenten in de laatmiddeleeuwse Nederlanden. Een verkenning van het genre’. H. Vekeman, ‘Lezen als de Broeders en Zusters van het Gemene Leven: een cyclus van levensbeschrijvingen uit de Deventerkring’ en M.M. Kors, ‘Gerlacvs Peterssen nerstelyck ghecorrigeert. Veranderde opvattingen in de Nieuwnederlandse Soliloquiumvertaling’.
De volgende auteurs behandelen eveneens mediëvistische onderwerpen: H. van Dijk en H. Kienhorst identificeerden drie handschriftfragmenten (uit Kraków en Leuven) van Ogier van Denemarken en leveren daar een uitgave met codicologische beschrijving van; J. Heymans laat zien dat gelijkluidende passages in Der Leken Spiegel en De Brabantsche Yeesten niet gebruikt kunnen worden om deze werken aan dezelfde auteur (Boendale?) toe te schrijven; G. Claassens vraagt aandacht voor de prozaroman Godevaert van Boloen en B. Salemans bepleit ‘eenvoud en openheid bij het opstellen van tekststambomen’.
Een viertal opstellen is gewijd aan de latere Nederlandse literatuur: K. Fens vraagt zich aan de hand van twee sonnetten van P.C. Hooft af hoe het komt dat sommige gedichten meer tijdgebonden zijn dan andere die nieuwe betekenissen en vormen van waardering kunnen krijgen van lezers uit een latere tijd; F.A.M. Schaars en M. te Wilt geven een beeld van de dominee en taalkundige Jacobus Nyloë en zijn Aanleiding tot de Nederduitsche taal (1703);P.J. Buijnsters wijst op het belang van de anekdote in het werk van Justus van Effen en W. Bronzwaer vergelijkt twee Engelse vertalingen (van S.M. Wiersma en J.M. Coetzee) van Achterbergs Ballade van de gasfitter.
Wat duikers vent is dit! Opstellen voor W.M.H. Hummelen. Onder redactie
| |
| |
van G.R.W. Dibbets en P.W.M. Wackers. Wijhe, 1989. De bundel bevat illustraties, is uitgegeven door uitgeverij Quarto in Wijhe en kost f 25,- (ISBN 90-5088-015-0).
Dieuwke E. van der Poel
| |
F. Bordewijk in zes artikelen
F. Bordewijk is onbetwistbaar een van de belangrijkste schrijvers van de moderne Nederlandse letterkunde. Zijn uniciteit en grootheid worden sinds het verschijnen van Karakter in 1938 in de literaire kritiek over het algemeen erkend. De vele essayistische en wetenschappelijke reflecties op zijn werk getuigen van niet aflatende belangstelling. Het is daarom opmerkelijk dat de goede gewoonte van literaire tijdschriften een aflevering geheel aan een auteur te wijden nimmer heeft geresulteerd in een themanummer over Bordewijk.
Het dubbelnummer over Bordewijk van het Bredase tijdschrift voor literatuur Preludium kan dus met recht een primeur genoemd worden die een aankondiging hier alleszins rechtvaardigt. De meeste van de zes artikelen in deze negentig bladzijden tellende aflevering zijn helder geschreven en belichten facetten van Bordewijks veelkantig schrijverschap die nog weinig of geen aandacht hebben gekregen. Ik beperk me tot een opsomming van auteurs en een korte aanduiding van de inhoud. Siem Bakker laat in zijn bijdrage ‘Het oeuvre van Bordewijk; thematische constanten in de verhalen en romans’ met name zien dat Bordewijks vroege, voor het merendeel fantastische verhalen kiemen van het later werk bevatten. De roman Bint staat centraal in het artikel van Ineke Bulte over Bordewijks visie op de vrouw. Gerda van Rijnsbergen-Dingemans wijdt een beschouwing aan een in de Bordewijk-studie verontachtzaamde publikatie: De korenharp Nieuwe reeks uit 1951. In ‘Passagedromen bij Bordewijk’ analyseert Gerrit Jan Kleinrensink de functie van de architectuur in een aantal verhalen en romans. In een korte bijdrage geeft Hugo Verdaasdonk zijn impressie van Bordewijks literaire kritieken. Reinold Vugs ten slotte bespreekt in zijn studie over Apollyon de autobiografische aspecten van deze roman.
Preludium 6 (1989/1990), nr 2/3 kost f 15,-. Het redactie-adres is postbus 7343, 4800 GH Breda.
H. Anten
| |
Een 17de-eeuws toneelstuk over de verrassing van Breda heruitgegeven
In de maanden maart tot en met mei herdacht Breda dat prins Maurits vierhonderd jaar geleden de stad veroverde door middel van de befaamde list met het turfschip. In het kader van deze herdenking bezorgde Drs. C.P.M. van Meel een moderne herdruk van het toneelstuk De cloeck-moedighe ende stoute daet, van het innemen des Casteels van Breda en verlossinghe der stad van Jacob Duym. Behalve de oorspronkelijke tekst, ontleend aan Duym's Ghedenck-boeck, dat van 1606 dateert bevat, de uitgave een inleiding door Kees van Meel en een vertaling in modern Nederlands door Ad van den Kieboom. Het boekje telt 101 pagina's, het is uitgegeven door boekhandel Hein van Kemenade en aldaar verkrijgbaar voor
| |
| |
f 17,50 (Ginnekenweg 339/4, Breda). ISBN 90 7137 604 4.
Marijke Meijer Drees
| |
Bilderdijk als toneelschrijver
H.H.J. de Leeuwe, emeritus-hoogleraar Theaterwetenschap aan de R.U. Utrecht, publiceerde dit jaar de 84 pagina's tellende studie Bilderdijk, het drama en het toneel (Pressa Trajectina, Utrecht). In 17 korte paragrafen levert hij beschouwingen bij achtereenvolgens: de treurspelen uit 1808 (Floris de Vijfde, Willem van Holland en Kormak), de toneeltheoretische verhandelingen, de vertaalde toneelstukken, de onvoltooid gebleven bijbelse tragedies (een van de twee is door Rhijnvis Feith voltooid), de gepubliceerde ontwerpen en de onvoltooide tekst van een drietal vaderlandse historiedrama's (over o.a. Willem van Oranje), en een fragment van Medea. De Appendix bevat gegevens over de (schaarse) opvoeringen van de volledige stukken van Bilderdijk en enkele reacties van vnl. 19deeeuwse recensenten.
Marijke Meijer Drees
| |
Symposium Middelnederlandse letterkunde in interdisciplinair verband
In het kader van het Pioniers-project ‘Nederlandse literatuur en cultuur in de middeleeuwen’ vindt op donderdag 13 en vrijdag 14 december 1990 te Leiden een (eerste) symposium plaats: Misselike tonghe. De Middelnederlandse letterkunde in interdisciplinair verband. Doelstelling van het symposium is te komen tot een verdiept inzicht in de mogelijkheden en beperkingen van wisselwerking tussen medioneerlandistiek en aanverwante disciplines. Voorzien zijn lezingen over de relatie tussen (studies van) Middelnederlandse letterkunde en de Germanistiek, de Romanistiek, historische taalkunde, de Latijnse traditie, codicologie, geschiedenis, theologie en wetenschapsgeschiedenis; ook de bibliografische aspecten van een interdisciplinaire benadering van Middelnederlandse literatuur zullen nadere aandacht krijgen. Op de avond van de eerste dag voorziet het programma in een openbare lezing van prof.dr. H. Pleij (Universiteit van Amsterdam). Het symposium zal eindigen met een slotlezing van prof.dr. W.P. Gerritsen (Rijksuniversiteit Utrecht). Het symposium is bedoeld voor vakgenoten (ook uit genoemde, aanverwante disciplines) en studenten die dat willen worden. De kosten voor deelname bedragen f30, - p.p. (inclusief lunches en borrel), studenten betalen f 20, -. Men kan zich opgeven door het genoemde bedrag - studenten onder vermelding van hun collegekaartnummer - over te maken op postgiro 1829975 t.a.v. mw.drs. A.B.M. Nijenhuis, P.N. van Eyckhof 1, Postbus 9515, 2300 RA Leiden (tel. 071-272626/fax 071-272615 - bereikbaar ma. 9.15-17.15 uur; di., do. en vrij. 9.15-14.45 uur).
W. van Anrooij
| |
| |
| |
Congres van de Werkgroep Zeventiende Eeuw in 1991
Op donderdag 22 en vrijdag 23 augustus 1991 wordt in Utrecht het zevende congres van de Werkgroep Zeventiende Eeuw gehouden onder de titel: Groeperingen en Instituties. In de lezingen zal de wisselwerking tussen cultuurproducten en culturele kringen in de Nederlanden centraal staan. Vragen die daarbij aan de orde komen, zijn onder andere: in hoeverre worden inhoudelijke en formele aspecten van het cultuurproduct bepaald door instituties als literaire genootschappen, kerkelijke organisaties, gilden, rederijkerskamers, muziekgezelschappen of natuurwetenschappelijke instellingen als het Collegium Medicum of het Collegium Pharmaceuticum. Ook zal de invloed van minder exact gedefinieerde groeperingen aandacht krijgen. Tot op welke hoogte worden vorm en inhoud bijvoorbeeld beïnvloed door afnemers (schouwburgpubliek, kopers van beeldende kunst etc), door drukkers en uitgevers, of door opdrachtgevers. Wij denken daarbij met name ook aan de situatie buiten de traditionele cultuurcentra.
Behalve specialisten uit de participerende disciplines, hopen we ook een aantal jonge onderzoekers aan het woord te laten om hun onderzoeksresultaten te presenteren. De voordrachten zullen deels plenair, deels in secties worden geprogrammeerd.
In het najaar van 1990 zal bijgevoegd bij het tijdschrift van de Werkgroep (De Zeventiende Eeuw. Cultuur in de Nederlanden in interdisciplinair perspectief) een verzoek tot het doen van voorstellen voor bijdragen uitgaan. Tot die tijd kunnen eventuele sprekers alvast hun gedachten laten gaan over de geschetste probleemstelling. Er is natuurlijk niets op tegen om de congresdagen reeds in uw agende vast te leggen!
Informatie en eventuele suggesties:
drs. J.W.H. Konst
Rijksuniversitiet Utrecht, Vakgroep Nederlands
Trans 10 (binnenstad)
3512 JK Utrecht
tel. 030-394313; 030-943046 (privé).
| |
Stichting Amor Librorum
Vertegenwoordigers van de universitaire bibliotheken en wetenschappelijke steunbibliotheken, het Nederlandse antiquariaat en het Museum van het Boek hebben gezamenlijk de stichting Amor Librorum opgericht voor het behoud van het oude en bijzondere boek in Nederland en het stimuleren van de belangstelling hiervoor. De stichting heeft steun gekregen van het ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur.
De stichting Amor Librorum staat onder voorzitterschap van drs. P. Vellekoop, bibliothecaris van de Rijksuniversiteit Utrecht en vertegenwoordiger van de organisaties van universitaire en wetenschappelijke bibliotheken (UKB). De overige leden zijn dr. J. Offerhaus, directeur van het Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum/Museum van het Boek, mevr. drs. F.E. de Nie, bibliothecarisdirecteur van de Provinciale Bibliotheek Friesland en vertegenwoordiger van de wetenschappelijke steunbibliotheken (WSF), dhr. J. Vloemans en dhr. J.L. Benjamins, respectievelijk voorzitter en bestuurslid van de Nederlandse Vereeniging van Antiquaren.
| |
| |
De Stichting stelt zich ten doel in bredere kring de kennis over oude en bijzondere drukken en handschriften in openbaar Nederlands bezit te bevorderen en tevens middelen en wegen te zoeken tot uitbreiding van deze collecties. Dit betekent dat de Stichting naast het verrichten van studie en het organiseren van publicitaire aktiviteiten ook fondsvorming, als aanvulling op de openbare middelen, tot haar taken rekent. Later dit jaar zal het stichtingsbestuur hierover een werkplan voor de komende jaren presenteren. In het toekomstige beleid en de uitvoering hiervan zal een belangrijke rol zijn weggelegd voor een onafhankelijke Commissie van Deskundigen, o.a. bij de selectie van werken die met steun van de stichting worden aangekocht. Deze commissie bestaat uit dr. C. Reedijk, oud-directeur Koninklijke Bibliotheek; prof. dr. H. Beukers, Universiteit van Leiden en mr. W.R.H. Koops, bibliothecaris Universiteitsbibliotheek Groningen.
Voor meer informatie kunt u terecht bij het secretariaat van de stichting Amor Librorum, Prinsessegracht 30, 2514 AP Den Haag. Tel. 070-3462700.
|
|