| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
Niederländischunterricht
Tegelijk met het altijd leesbare tijdschrift Nachbarsprache Niederländisch (jg. 4, nr. 2 van oktober 1989) verscheen een kleine bundel met bijdragen aan het in maart 1988 in Münster gehouden colloquium Niederländischunterricht an deutschen Schulen und Volkschochschulen. Die bijdragen zijn de volgende: Herbert Christ, ‘Fachdidaktische Probleme einer Schulfremdsprache mit geringer Lehr-tradition’; Jürgen Sudhölter, ‘Fremdsprachendidaktik und Praxis des Niederländischunterrichts’; Heinz Eickmans, ‘Auf der Suche nach den “wahren Freunden”. Zur besonderen Problematik der lexikalischen Kontrastanalyse bei nahverwandten Sprachen’; Francis Bulhof, ‘Literaire aspecten van het vak Nederlands op Duitse scholen’; Paul Wolfgang Jaegers, ‘Literatur in der Anfangsphase des Niederländischunterrichts’; G.F.H. Raat, ‘Een Hollander in Duitsland. Enkele opmerkingen over het werk van S. Carmiggelt’; Herbert van Uffelen, ‘Vlaamse literatuur en “Landeskunde”. Op zoek naar een eigen identiteit’; Dorothea Werner-Zurwonne, ‘Der Zweite Weltkrieg in den Niederlanden. Bericht über ein Halbjahresthema in 13.1 der gymnasialen Oberstufe’; Brigitte Klitzing, ‘Didaktische Möglichkeiten der Integrierung des Niederländischen in das historisch-kulturelle Umfeld bei der Arbeit an der Volkshochschule’; Cornelia Czach, ‘Das Sondersammelgebiet “Niederländischer Kulturkreis”; an der Universitätsbibliothek Münster’.
Daarna volgt nog de weergave van een Podiumsdiskussion en een afdeling Ergebnisse der schulformbezogenen Arbeits- und Informationsgruppen zum Niederländischunterricht in Nordrhein-Westfalen und Niedersachsen.
De bundel, die 143 bladzijden telt, kan voor DM 12. - (+ porto) besteld worden via: Niederländisches Seminar - Kolloquium -, Magdalenenstrasse 5, D - 4400 Münster/Westf.
M.C.v.d.T.
| |
Gaat het Nederlands te loor? Drie Essays.
Tja, die merkwaardige ECI-prijs over taalverval. Twee voorwaarden voor een groteske ontknoping van een dwaas verhaal waren bij de uitreiking van de prijs op 16 november 1989 ruimschoots vervuld: een mallotige vraagstelling en een incompetente jury, waarin niet één taalkundige zat, terwijl de prijsvraag toch een duidelijk taalkundige strekking had. En desondanks zo'n verrassend mooie uitslag: de beloning van het briljante werkstuk ‘De Tao van taal, of: Chanel no. 5 en het Geval Nederlands’ van de taalkundige Jet Wester.
Het enige bizarre dat overbleef, was dat het onderwerp van het winnende essay niets met de vraagstelling te maken heeft. Daarom siert het de jury in elk geval dat zij in staat is gebleken deze bijdrage te belonen. Voor alle zekerheid moest er eerst nog een externe taalkundige worden geraadpleegd om te zien of het taalkundig allemaal wel klopte, maar daar zat de jury niet zo mee, net zo min als met de vorstelijke beloning voor een oordeel over iets waar men geen verstand van heeft. Elk
| |
| |
jurylid heeft ook maar veertig of vijftig van de ruim 200 inzendingen gelezen. Er was een voorleester ingehuurd, die een eerste selectie maakte, hetgeen bij de meest sombere interpretatie van wat gebeurd is, betekent dat er zo'n 150 inzendingen niet zijn bekeken door de jury. Daardoor kon niemand van de juryleden de bewering van Karel van het Reve bevestigen of ontkennen dat ook hij had meegedaan: men had alle inzendingen op drie na vernietigd. Als Van het Reve heeft meegedaan, moet hij al in de eerste ronde gesneuveld zijn zonder dat de juryleden er een oordeel over hebben kunnen vellen. Een beschamende vertoning, maar ook wel weer erg leuk voor degenen die het gestuntel van de jury bij de persconferentie konden meemaken. Ik meld dit alles maar om te laten zien hoe mensen omspringen met taalkundige expertise. Het is beschamend te zien welke rol de taalkunde als vakgebied in ons culturele leven krijgt toebedeeld door mensen die menen verstand van taal te hebben.
Dit stukje is geschreven om de lezers van De Nieuwe Taalgids te wijzen op de wenselijkheid het boekje waarin de essays van de drie prijswinnaars zijn opgenomen, te lezen. Niet zozeer vanwege de bijdrage van tweede prijswinnaar Gerrit Krol, met zijn essay ‘Onze nationale schaamte’, of die van derde prijswinnaar Charles Crombach met ‘Een taal die niet kan sterven’, want beide stukken zijn vrij zouteloos en saai want voorspelbaar, zeker in de contekst van Jet Westers stuk. In elk geval blijkt dat het erg moeilijk is als leek over taalwetenschappelijke kwesties te schrijven. Nee, het boekje is uitsluitend de moeite waard door Westers essay (overigens bijna zo lang als de beide andere essays samen), waarin op voorbeeldige wijze en glashelder gedemonstreerd wordt hoe theoretische taalkunde werkt. Het bijzondere is dat dit getoond wordt met betrekking tot een miniem onderdeel van de spellingsproblematiek: het plaatsen van een trema. Wester ontwerpt een kleine verzameling regels die (op enkele uitzonderingen na) correcte voorspellingen doen. Maar de voorspellende kracht is nog niet eens het belangrijkste aspect. Veel belangrijker is de diepgang: telkens blijkt een verschijnsel een diepere verklaringslaag te hebben. Wester schrijft niet, zoals haar medeprijswinnaars, over wat men al weet of bij enig nadenken zelf wel kan verzinnen, maar over wat men niet weet.
Toen Liesbeth Koenen in NRC-Handelsblad de ECI-prijs besprak en de Taalunie voorhield niet in recente onderzoeksresultaten te zijn geïnteresseerd, beet Werkgroepslid en spellingsdeskundige Gerard Verhoeven in een ingezonden brief van 2 december jl. van zich af door te zeggen dat deze beschuldiging een gotspe was ‘omdat een belangrijk deel van het spellingonderzoek van de jaren tachtig door twee leden van de Werkgroep zelf is verricht’. Dat zal ongetwijfeld, maar twee leden behoren niet altijd tot de meerderheid van de commissie en bovendien is het opvallend dat twee van de mooiste en meest diepgaande theoretische artikelen over spelling, ‘Autonome spelling’ van Wim Zonneveld (1980) en ‘Abstracte spelling’ van Johan Kerstens (1981), beide gepubliceerd in de Nieuwe Taalgids niet in de literatuurlijst van Voorzet 20 zijn vermeld en ook niet in de discussies over spelling een rol spelen. Zolang op communicatie gerichte spellingsdeskundigen en theoretisch taalkundigen niet met elkaar in permanente discussie zijn, zal er een gigantisch misverstand blijven bestaan over het begrip ‘spellingsdeskundige’. Naar mijn stellige overtuiging gaat Verhoeven in zijn ingezonden stuk voorbij aan de essentie van Westers bijdrage aan de discussie: dat uitsluitend respectvolle en niet-oppervlakkige aandacht voor het taalsysteem kan leiden tot zinvolle en
| |
| |
betrouwbare uitspraken over het gebruik ervan.
Het boek is niet alom in de boekhandel te krijgen, en naar men zegt, slechts in die boekhandels die goede betrekkingen onderhouden met de Boekenclub. Dat is jammer. Maar er zullen stellig ook wel bibliotheken zijn waarin men het kan lenen. Het is de moeite waard er enige moeite voor te doen het in handen te krijgen. Het ISBN nummer is 90 269 4118 8.
HJV
| |
Bibliographie zur deutschen Frauenmystik
De Bibliografie van de Nederlandse taal- en literatuurwetenschap loopt jaren achter. Als men ziet hoe het gaat met de Bibliographie de deutschen Sprach- und Literaturwissenschaft of met de Bibliographie der französischen Literaturwissenschaft wordt de zorg over de gang van zaken rond de BNTL alleen nog maar groter. De hier aan te kondigen bibliografie kan in dat opzicht naar twee kanten werken: ‘om jaloers op te worden’ of ‘die is er in elk geval’.
Als Heft 10 van de Bibliographien zur deutschen Literatur des Mittelalters (herausgegeben von Wolfgang Bachofer) is bij Erich Schmidt Verlag verschenen: Gertrud Jaron Lewis, Bibliographie zur deutschen Frauenmystik des Mittelalters; mit einem Anhang zu Beatrijs van Nazareth und Hadewijch von Frank Willaert und Marie-José Govers (Berlin, 1989. DM 138, -, ISBN 3-503-02276-7).
Bachofer zelf deelt in een ‘Vorwort’ iets mee over de ‘lange Leidensgeschichte’ (p. 5) van het werk. Ook daar dus... Uit de ‘Einleitung’ van Gertrud Lewis blijkt dat de oorspronkelijke kopij in 1982 werd afgesloten en dat daarbij naar volledigheid was gestreefd voor wat ‘die deutsch-, niederländisch-, französisch- und englischsprachigen Werke’ betreft (p. 13). Toen de uitgave vertraging opliep, is er gekozen voor een compromis: geen complete herwerking van het manuscript, maar wel toevoeging van ‘etliche Titel aus der reichhaltigen Literatur der letzten Jahre’ (p. 13). Gelukkig kon voor de ‘Anhang’ een uitzondering worden gemaakt: die is bij tot juni 1987.
Het gedeelte dat op de Duitse mystiek betrekking heeft is in drie rubrieken verdeeld: ‘Frauenmystik allgemein’ (met vijf subrubrieken), ‘Einzelne Mystikerinnen’ (Hildegard von Bingen, Elisabeth von Schönau, Mechtild von Magdeburg, Mechtild von Hackeborn, Gertrud von Helfta, en nog zeventien anderen), en ‘Mystisches Leben in der Frauenklöstern’ (met drie subrubrieken), in totaal 2673 titels. Het gaat inderdaad om titels, niet om een analytische of kritische bibliografie.
Dit deel over de Duitse vrouwenmystiek is uiteraard ook van groot belang voor de medioneerlandistiek. Men behoeft slechts enkele minuten te bladeren om de ene titel na de andere tegen te komen die noodt tot lezen. Het enige bezwaar dat aangevoerd zou kunnen worden is overigens dat men wel móet bladeren, want achterin bevinden zich weliswaar een ‘Alphabetisches Verzeichnis der berücksichtigten Mystikerinnen und Verfasserinnen der Schwesternbücher’, een ‘Alphabetisches Verzeichnis der genannten Klöster und Orte’ en een ‘Verfasser- und Rezensentenverzeichnis’, maar er is geen trefwoorden- of onderwerpenregister. Dat zou wel heel plezierig zijn geweest. Nu moet de gebruiker het doen met de (tamelijk uitvoerige) inhoudsopgave.
| |
| |
De ‘Anhang’ over Beatrijs van Nazareth en Hadewijch is natuurlijk voor de neerlandistiek van nog directer belang. Frank Willaert en Marie-José Govers hebben zich voortreffelijk van hun taak gekweten. De gedeelten die gewijd zijn aan de twee Zuidnederlandse mysticae worden in vier subrubrieken verdeeld: ‘Forschungsberichte und Überlieferung (einschließlich Hss.)’, ‘Textausgaben’, ‘Gesamtdarstellungen’, en ‘Studien zu Einzelaspekten’. Bijna 200 nommers voor Beatrijs van Nazareth en meer dan 450 voor Hadewijch (in beide gevallen nog afgezien van de verwijzingen naar elders in het boek genoemde publikaties). Wat een prachtige hoeveelheid materiaal krijgt de gebruiker hier in handen. Om één ding te noemen: op grond van het gebodene kan iemand zich overwijld zetten aan de geschiedenis van het Hadewijch-onderzoek.
De neerlandica/cus die de ‘Angang’ heeft bekeken zal, bij alle begrip, een gevoel van teleurstelling niet kunnen onderdrukken als zij/hij op p. 11 in de ‘Einleitung’ leest: ‘Leider mußten wir auf die ursprünglich vorgesehene vollständige Aufnahme der niederländischen Frauenmystik verzichten, da dies den Band leicht verdoppelt hätte.’
A.M.J. van Buuren
| |
Het leven van Liedewij, de maagd van Schiedam
Lidwina, of liever gezegd Liedewij van Schiedam is één van Nederlands meest bekende vrouwelijke heiligen. Zij werd geboren op 18 maart 1380. Toen ze op 15-jarige leeftijd eens aan het schaatsen was, kwam ze zo ongelukkig op het ijs terecht, dat ze de rest van haar leven bedlegerig was en allerlei afgrijselijke kwalen kreeg. Door te mediteren over de Passie van Christus, geïnspireerd door de ideeën van de Moderne Devoten, kon ze haar lijden verdragen. Zij stierf op 14 april 1433. Hoewel zij al tijdens haar leven door velen als heilig werd beschouwd, werd zij pas een eeuw geleden officieel gecanoniseerd.
Tussen 1434 en 1440 verschenen zowel een Middelnederlandse als een Latijnse vita. Van de Middelnederlandse levensbeschrijving Tleven van Liedwij, die maghet van Sciedam is nu voor het eerst een moderne editie verschenen van de hand van de neerlandici Ludo Jongen en Cees Schotel. De editie is gebaseerd op het Gentse handschrift van ca. 1480. De wijze van uitgeven is uitvoerig verantwoord: er zijn appendices met een beschrijving van alle overgeleverde handschriften (3) en drukken (4), tekstkritisch commentaar en paleografische aantekeningen. Naast de Middelnederlandse tekst is een vertaling in modern Nederlands afgedrukt. Gestreefd is naar een ‘betrouwbaar en vooral leesbaar equivalent’. De editie Jongen en Schotel bevat verder een korte inleiding (7 pag.) over de heiligheid van Liedewij, haar relatie met de Moderne Devotie en de functie van het vermelden van historische gebeurtenissen, plaatsen en personen in heiligenlevens. In de uitleiding (14 pag.) wordt nader ingegaan op de datering en het auteurschap van het Leven van Liedewij, de structuur van de tekst en de verspreiding van de handschriften en drukken. Tevens bevat de editie een bibliografie en een register.
Volgens Jongen en Schotel gaan alle overgeleverde handschriften en drukken van het Leven van Liedewij terug op één Middelnederlands origineel. Zij laten zien dat de traditionele toeschrijving van dit origineel aan Jan Gerlachsz zeer twijfelachtig is. Ook de hierop gebaseerde bewering dat de Latijnse vita (de Vita prior
| |
| |
genaamd) teruggaat op de Middelnederlandse tekst is onhoudbaar. Het valt de tekstbezorgers op, dat de auteur van het Leven van Liedewij nergens probeert met een beroep op bronnen de betrouwbaarheid van zijn verhaal te staven. Dit zou erop kunnen wijzen, dat het geïntendeerde publiek Liedewij persoonlijk kende. Mede op grond hiervan menen Jongen en Schotel, dat het Leven van Liedewij geschreven kan zijn in opdracht van de Schiedamse kerkmeesters of bestemd was voor de nonnen van het Schiedamse tertiarissenklooster Sint-Ursula. Meer zekerheid is er over het publiek dat belangstelling had voor het Leven van Liedewij: burgers en kloosterlingen die in contact stonden met de Moderne Devotie. De manier waarop Liedewijs heiligheid was beschreven sloot aan op hun belevingswereld. Liedewijs heiligheid was gemodelleerd naar het ideaal van de via mystica. In haar lijdensweg zijn de vijf stadia van de mystieke weg naar heiligheid te herkenen. Zij bereikt ook daadwerkelijk de eenwording met God. Deze wordt gesymboliseerd in de volgroeide rozenboom, één van de attributen van Liedewij, die te zien is op een aantal van de houtsneden die de editie van Jongen en Schotel versieren.
Het leven van Liedewij, de maagd van Schiedam. De Middelnederlandse tekst naar de bewaarde bronnen uitgegeven, vertaald en van commentaar voorzien, door Ludo Jongen en Cees Schotel, m.m.v. Josephine Franken. Schiedam, Fonds Historische Publikaties Schiedam, 1989. 164 pag., ill. (Verkrijgbaar in de boekhandel. Fl. 24,90.)
Anja van Leusden
| |
De keuken van de late Middeleeuwen
Onder de titel De keuken van de late Middeleeuwen is een editie verschenen van een vroeg-zestiende-eeuws kookboek, uitgegeven naar het enig bekende handschrift (Gent, UB 476). Het boek is het resultaat van de vruchtbare samenwerking van twee vooraanstaande specialisten uit verschillende disciplines: de historica Johanna Maria van Winter, die al vele jaren onderzoek verricht naar voeding in de Oudheid en de Middeleeuwen, en de neerlandica Ria Jansen-Sieben, een autoriteit op het gebied van de (Middelnederlandse) artesliteratuur.
De uitgebreide inleiding is zeer informatief en goed leesbaar. In hoog tempo komen allerlei historische en taalkundige kwesties aan de orde. Een plaatsing van het kookboek tegen de historische achtergrond leidt direct al tot een bespreking van de verschuiving in de rolverdeling tussen mannen en vrouwen in de zestiende eeuw, en tot een polemische interpretatie van afbeeldingen van zg. ‘hennentasters’ en ‘de strijd om de broek’. Dat de keuken in de zestiende eeuw het domein van de vrouw wordt, moet volgens beide editeurs niet gezien worden als een vorm van onderdrukking, maar juist als een vorm van emancipatie.
Een bron van het kookboek is waarschijnlijk een Middelnederlandse vertaling van een reeks Franse recepten, de Viandier van Guillaume Tirel dit Taillevant; daarnaast zijn er overeenkomsten met een Middelnederlands werk: Eenen seer schoonen/ ende excelenten Coc-boeck (1593) van Carel Batten of Carolus Battus. De inleiding verschaft ook veel informatie over keukengerei, kooktechnieken, toebereiding en ingrediënten. Een algemeen probleem bij het interpreteren van dit soort recepten is dat exacte aanduidingen van maten, gewichten en tijdsduur vrijwel ontbreken. Deze constatering wordt toegelicht met een beschouwing over de
| |
| |
Middeleeuwse tijdmeting, maten en gewichten. Aan een bespreking van het voedingspatroon is een korte en heldere uiteenzetting verbonden over de Griekse gezondheidsleer en het Middeleeuwse (gekerstende) afleidsel daarvan.
Voorts wordt een beschrijving van het handschrift gegeven. Een analyse van de eigendomsmerken ondersteunt de eerder geopperde hypothese dat het kookboek bedoeld was voor de gegoede burgerij. In het handschrift kunnen acht verschillende handen worden onderscheiden; door middel van dialectonderzoek is getracht deze te situeren.
De editeurs raden de lezer van harte aan de recepten te bereiden: op grond van hun ervaringen spreken zij van ‘een lekker kookboek’ (p. 49). Voor wie dit advies wil opvolgen, is de paragraaf ‘Enkele praktische oefeningen’ van groot belang. Hierin geven de editeurs een herschreven versie van een vijftal recepten, waarbij zij precies uitleggen hoe zij zelf de gerechten gemaakt hebben. Zij geven daarbij exacte maten en gewichten en aanwijzingen voor de bereidingstijd en geven aan hoeveel personen van het gerecht kunnen eten. Het begin van het zestiende-eeuwse recept voor ‘Sause dorfpine’ luidt bijvoorbeeld: ‘Neemt scoen wittebroot ende roestet [rooster het] op een roester, neemt roode wijn, daer salmen [moet men] dat broot in leggen ende 2 of 3 appelen van aranghen [pomeransen] gescilt’ (p. 76). In de herschreven versie worden de hoeveelheden exact opgegeven: '1/2 liter rode wijn, 1 ons gedroogd wit broodkruim of paneermeel, sap van twee sinaasappelen ter vervanging van de 2 of 3 ‘appelen van aranghen’ of pomeransen uit het recept’ (p. 50). Ik vermoed dat het koken van de niet-bewerkte recepten toch moeilijk zal blijven, ondanks de uitgebreide woordverklaring die (heel handig) tussen vierkante haken in de tekst van de recepten is gevoegd. Van soeter cokene, het succesvolle boek met recepten uit allerlei bronnen uit de Oudheid en de Middeleeuwen dat Van Winter eerder liet verschijnen (Fibula-reeks, 1976) lijkt me meer geschikt voor praktisch gebruik.
Het boek wordt besloten met een glossarium en een inhoudstafel. Het glossarium biedt een verklaring van allerlei technische termen (bewerkingen, gereedschap, ingrediënten) en is een aanwinst voor de lexicografie: zoals zoveel artesteksten bevat ook dit handschrift veel woorden die in de traditionele woordenboeken (nog) niet voorkomen.
De keuken van de late Middeleen wen. Een kookboek uit de Lage Landen is verschenen bij uitgeverij Bert Bakker en kost f 28,90 (ISBN 90 351 0798 5).
Dieuwke E. van der Poel
| |
9ième Colloque International: Épopée Animale, Fable & Fabliau
Le 9e Colloque International de la Société Internationale Renardienne se tiendra à l'Université de Groningue (Pays-Bas), du 22 au 26 juillet 1991. Toutes les communications dans les domaines de l'épopée animale, de la fable et du fabliau, ainsi que dans les domaines annexes de l'histoire de l'art et de la littérature morale, satirique et comique seront les bienvenues. Plusieurs formules de participation sont prévues (détails dans la 1re circulaire). Une sélection des communications sera publiée dans Reinardus. Annuaire de la Société Internationale Renardienne. Pour des renseignements plus détaillés, ainsi que pour toute correspondance concernant le Colloque, s'adresser a Willem Noomen, Faculteit der Letteren, Vak- | |
| |
groep Mediaevistiek, Postbus 716, NL - 9700 AS Groningen.
W. Noomen
| |
Philologia Frisica Anno 1988
Bij de Fryske Akademy zijn verschenen de lezingen en discussies van het elfde Friese filologenkongres. Dit kongres, dat gehouden werd in het jubileumjaar van de Fryske Akademy, stond in het teken van ‘2000 jaar Friezen’ en dat verklaart onder meer de aanwezigheid van de lezing van F. Chiochetti over het 2000-jarig bestaan van de Ladinische taalgemeenschap in Zuid-Tirol. Verder treffen we publicaties aan van O. Vries over schrijftaalontwikkeling van de Friese stadskanselarijen; H. Meijering over de ideologische functie van de Oudfriese literatuur; T. Hofstra over het Oudfries naast Oudengels en Oudsaksisch; W. Visser over nominale infinitieven in het moderne Fries; D.H. Veenstra over het project fonologie/morfologie van Friese dialecten; N.R. Arhammer over reconstructie van het Oudfriese lexicon; E.J. Brouwer over de Friese volksschrijverij als bron voor mentaliteitsgeschiedenis en J. Krol over beperkingen en mogelijkheden van de biografie (en niet bibliografie zoals de inhoudsopgave vermeldt). Deze publicatie is uitgebracht onder de titel Philologia Frisica Anno 1988. Lezingen en neipetearen fan it alfte Frysk Filologekongres Jannewaris 1988, Fryske Akademy Leeuwarden (1989), 158 pagina's, ISBN 90-6171-699-3. De prijs bedraagt fl. 37,50 (voor donateurs van de Fryske Akedemy fl. 35, -).
G.J. de Haan, Rijksuniversiteit Utrecht
| |
Ter Laan en naaL reT
Als opvolger van Molema z'n Woordenboek der Groningsche Volkstaal uit 1887 verscheen in eerste druk in 1929 en in tweede in 1952 K. ter Laan z'n voortreffelijke Nieuw Groninger Woordenboek, dat zo veel aan Molema dankt. Herhaaldelijk heeft Uitgeverij Egbert Forsten zowel die eerste als de tweede druk herdrukt, en onlangs is dat met de tweede opnieuw gebeurd. Het boek kost f 135. - en is in elke boekwinkel te bestellen (in Groningen: aanwezig).
Hanteren daarvan is voor niet-Groningers soms ietwat bezwaarlijk omdat het vanuit het dialekt zelf alfabetiseert (niet vanuit het ABN), maar zojuist is de tweede druk verschenen van Siemon Reker, Zakwoordenboek Gronings-Nederlands en Nederlands-Gronings, bij Staalboek in Veendam (05987-15421), eveneens via de boekhandel te bestellen (f 24,50).
Helemaal nieuw is het omkeerwoordenboek van ter Laan (Omgekeerd is ook wat weerd) van diezelfde Siemon Reker, ‘streektaalfunktionaris’ van de provincie Groningen, verschenen in 1985 bij Uigeverij Sasland, Postbus 1127, 9701 BC Groningen. Het is deel 9 van de ‘Nedersaksische Studies over taal en volksleven in Oostnederland en aangrezende gebieden’, een Retrograde woordenlijst van het Gronings, annex rijmwoordenboek, bestemd voor vaklui en leken; het omvat 21.748 verschillende vormen, en dat hadden er wat mij betreft zelfs aanzienlijk meer mogen zijn, want de zo uiterst belangrijke meervouden ontbreken er helaas
| |
| |
nog in. Dat lijkt een punt voor een herdruk die ik dit boekje van harte toewens. De prijs is erg laag: f 19,50.
P.C. Paardekooper
| |
Proeve van een Groninger Spraakkunst
In 1953 verscheen van de hand van de toen 82-jarige K. ter Laan een Groningse Spraakkunst van 183 blz. Als ik goed zie, is dat feit nooit in de Ntg vermeld. Het heeft zin om dat alsnog te doen: niet alleen zijn dialektspraakkunst en uiterst kostbaar en erg zeldzaam, maar bovendien blijkt het boekje nog te krijgen te zijn, nl. door overschrijving van f 19,50 op giro 116 27 30 van Boekhandel Nap, Oude Kijk in t Jatstraat 60, 9712 EL Groningen, telefoon 050 - 13 58 58. In dat bedrag zijn portokosten inbegrepen.
P.C. Paardekooper
| |
Nowele
Bij de Odense University Press (Campusvej 55, DK-5230 Odense M (Denemarken)) verschijnt elk half jaar een aflevering (± 112 blz.) van het tijdschrift North-Western European Language Evolution (NO WELE). Er staan artikelen in over de (pre)historie van het IJslands, het Faroes, Noors, Zweeds, Deens, Fries, Nederlands, Duits, Engels, Gotisch en de vroege runeninscripties. Ook verschijnen er af en toe Nowele Supplement Volumes.
Nederlands lid van de Adviesraad is dr. Rolf H. Bremmer (Vakgroep Engels RUL). - Een jaarabonnement kost 180 Deense kronen plus port.
Tot dusver zijn er twee specifiek-neerlandistische artikelen in verschenen: C. Gussenboven en R.H. Bremmer jr., ‘Voiced Fricatives in Dutch: Sources and Present-Day uses’ (2. 55 - 71);
E.C. Polomé, ‘Seventeenth-Century Dutch and the Impact of Immigration from the South’: ‘A Sociolinguistic Profile’ (6. 71 - 80).
P.C. Paardekooper
| |
Retrograde Woordeboek van Afrikaans
J.H.G. Combrink en R.McD. Dodds hebben in 1988 de tweede druk laten verschijnen van bovengenoemd werk. Het bevat bijna 100.000 woorden en is gebaseerd op de twee bekendste Afrikaanse handwoordenboeken: het Nasionale Woordeboek van de Villiers e.a. (Nasau Beperk in Kaapstad) en het Verklarende Handwoordeboek van die Afrikaanse Taal van F.F. Odendal e.a. (Perskor-Uitgewery, Johannesburg en Kaapstad).
In dat omkeerwoordenboek staan ook verbogen vormen, meervouden, vergrotende en overtreffende trappen, zodat de morfoloog er een schat van gegevens vindt. Het boek wordt ‘versprei duer die J.S. Gericke-Biblioteek’ van die ‘Universiteit van Stellenbosch’, en kost R 30 plus R 3.50 voor ‘posgeld’.
Wie deviezenproblemen wil vermijden, kan het boek bestellen door f 35. -
| |
| |
over te schrijven op giro 67128 van de NZAV in Amsterdam, maar vóór 1 augustus aanstaande. Daarna duurt het nog ruim twee maanden voor de boeken de bestellers bereiken; ze reizen per zeepost.
In de f 35. - zijn porto- en verpakkingskosten voor verzending in Nederland inbegrepen.
P.C. Paardekooper
| |
Discours, récit, image
Professor A. Kibédi Varga (VU Amsterdam) publiceerde de resultaten van enige jaren semiotisch-retorisch tekstonderzoek in een zorgvuldig gecomponeerde bundel Discours, récit, image. De basis van het werk is een vergelijking van de twee fundamentele teksttypen, het betoog (discours) en de vertelling (récit, narration). Kibédi Varga onderzoekt van beide onder meer de aard van de inwendige samenhang en van de bedoelde communicatie. De twee teksttypen blijken soms elkaars tegengestelden te zijn en soms te convergeren. Twee hoofdstukken uit het boek zijn bijzonder interessant. Het ene behandelt de retorica en legt de nadruk op de werking van het discursieve systeem dat met behulp van de loci een consensus nastreeft tussen de argumentator en zijn publiek. Kibédi Varga wijst hierbij zeer terecht op de noodzaak bij retorische analyses acht te slaan op de aard en de rol van de door het betoog opgewekte passiones. Voorts pleit hij voor het retorisch onderzoeken (retorisabel maken) van moderne literaire teksten. Een ander hoofdstuk dat veel stof tot nadenken biedt, is gewijd aan het beeld/schilderij (image) als argumentatief of narratief communicatiemiddel. Uitgangspunten voor analyse worden geformuleerd in de heldere stijl die de hele bundel kenmerkt. Discours, récit, image is verschenen in de reeks Philosophie et langage van uitgever Pierre Mardaga (Luik/Brussel 1989). De prijs is 990 BF. ISBN 2-87009-379-9.
Arie-Jan Gelderblom
| |
D.V. Coornhert: Dwars maar recht
Vierhonderd jaar geleden overleed Dirck Volckertszoon Coornhert. Zijn leven en werken worden dit herdenkingsjaar op allerlei manieren in de belangstelling gebracht. Er zijn tentoonstellingen, symposia, concerten en lezingen, en: er is een bundel studies over Coornhert, Dwars maar recht.
Een greep uit het evenementenprogramma: nog te zien tot 30 juni in het Rijksmuseum Gevangenpoort aan het Buitenhof te Den Haag de tentoonstelling ‘Coornhert in de Gevangenpoort: een episode uit de geschiedenis van het gevangeniswezen’; van 29 september - 2 december in het Stedelijk museum Het Catharina Gasthuis te Gouda (Oosthaven 9) de tentoonstelling ‘De wereld van goed en kwaad, late prenten van Coornhert’; op 29 oktober is de officiële herdenking van de vierhonderdste sterfdag van D.V. Coornhert in de St. Janskerk te Gouda. Een volledig overzicht alsmede informatie over reserveringen e.d., biedt het boekje Programma Coornhertjaar 1990, samengesteld door het Nationaal Comité Coornhertherdenking 1990 en tegen betaling van f 2,50 (excl. verzendkosten) te koop bij de VVV Gouda, Markt 27, 2811 JJ Gouda, tel. 01820-13666.
| |
| |
De herdenkingsbundel Dwars maar recht, onder redactie van H. Bonger, J.R.H. Hoogervorst, M.E.H.N. Mout, I. Schöffer en J.J. Woltjer, bevat tien bijdragen. I. Schöffer opent met de korte biografie ‘Coornhert (1522-1590); Coornherts plaats in het theologisch denken van zijn tijd komt aan de orde in het artikel van Christiane Berkvens-Stevelinck: ‘Coornhert, een eigenzinnig theoloog’; W. Bergsma beschrijft in ‘God alleen mach die ziele dooden’ Coorherts visie op de godsdienstpolitiek en zijn strijd voor godsdienstige verdraagzaamheid; H. Bonger, de auteur van onder meer Coornherts grote biografie (Leven en werk van Dirk Volckertszoon Coornhert. Amsterdam 1978), betoogt in zijn bijdrage ‘Prins Willem van Oranje en Coornhert’ dat het aandeel van Coornhert in het optreden van de prins ten onrechte verwaarloosd is; M.F. Fresco maakt een begin met de beschrijving van Coornherts relatie met de Antieken in ‘Coornhert en de Oudheid. Een verkenning’; als toneelschrijver komt Coornhert aan bod in de bijdrage van Anneke C.G. Fleurkens: ‘Leren met lust. Coornherts toneelspelen’; Arie-Jan Gelderblom belicht de ontwikkeling van Coornherts stilistische vaardigheden in ‘Nieuwe stof in Neerlandsch’. Een karakteristiek van Coornherts proza’; in de bijdrage van Ilja M. Veldman, ‘Coornhert en de prentkunst’, krijgt Coornherts grafische werk aandacht; A.H. Huussen behandelt in ‘Coornherts Boeventucht’ enkele aspecten die minder uitgebreid aan de orde zijn gekomen in de heruitgave van de Boeventucht van 1985 (editie A.J. Gelderblom e.a., Muiderberg); tot slot beziet E.O.G. Haitsma Mulier in ‘Coornhert en de geschiedschrijving’ hoe Coornhert in bijna vier eeuwen geschiedenis gestalte heeft gekregen.
Dwars maar recht is een fraai uitgevoerd, rijkelijk geïllustreerd, gebonden boek van 189 blz. De Walburg Pers in Zutphen is de uitgever, de prijs bedraagt f 39,50 (ISBN 906011.658.5).
Marijke Meijer Drees
| |
Griffioenen
De Griffioenreeks van uitgeverij Querido is opnieuw met drie delen verrijkt. Voor de middeleeuwen maakt Peter Burger Het boek der natuur, een bloemlezing uit Der Naturen Bloeme van Jacob van Maerlant. Hierin lezen we bijvoorbeeld dat Franse papegaaien het keizerschap van Karel de Grote voorspelden en dat in India mensverscheurende monstermieren leefden, die daar door God als straf voor de menselijke hebzucht geschapen waren. Het deel over de zeventiende eeuw is gewijd aan meer en minder bekende poëzie van Vondel: over Amsterdam, haar gebouwen, haar inwoners, over portretten en andere schilderijen, over huwelijken, geboortes en begrafenissen, over een onweer, het buitenleven en een polder, en soms - want persoonlijke ontboezemingen deed Vondel zelden - over zichzelf. ‘En nog ontvonkt mijn hart in lust tot poëzij’ dichtte hij op zesenzestigjarige leeftijd bij zijn door Govert Flinck geschilderde portret. Het staat achterin de bloemlezing Lust tot poëzie, die door Jan Konst en Hans Luijten is samengesteld en toegelicht. Revolutie en woorden belicht een turbulente periode uit de vaderlandse geschiedenis, de periode waarin schrijvers wel politieke keuzes moesten maken. Tussen 1780 en 1800 zijn patriotten en prinsgezinden - het was maar aan wiens kant men stond - hevig bekritiseerd. De teksten die A.J. Hanou uitkoos en toelichtte zijn voorbeelden van meer en minder bekende genres: het lijkbriefje, de
| |
| |
catalogue raisonnée of fictieve opsomming, de zogenaamd objectieve advertentie, de ‘Tirannie’ oftewel een propagandaboekje om het lagere volk en de schooljeugd te indoctrineren, het spottende grafschrift, enz.
De Griffioendelen zijn alle te koop voor f 11, - .
Marijke Meijer Drees
| |
Neerlandistisch computerteksten-centrum
Op 24 november 1989 hield Ben Salemans van de Nijmeegse universiteit de voordracht ‘Het gebruik van de computer bij filologie en letterkunde’ op het congres ‘Computertoepassingen in de neerlandistiek’, dat werd georganiseerd door de Landelijke Vereniging Van Neerlandici en IBM-Nederland. De congresbundel is inmiddels verschenen. In zijn lezing pleitte Salemans er ondermeer voor ergens in Nederland of België een neerlandistisch computerteksten-centrum op te richten. Dit idee werd met enthousiasme begroet.
Het doel van het computerteksten-centrum is om zoveel mogelijk teksten op het terrein van de neerlandistiek in computervorm te gieten en voor wetenschappelijk onderzoek ter beschikking te stellen. Dit expertise-centrum zal worden aangesloten op nationale en internationale computernetwerken als SURFnet-2 en EARN/BITNET. Hierdoor zal de verwerking van aanvragen en de distributie van computerteksten (vrijwel geheel) automatisch, en daarom razendsnel, kunnen worden afgehandeld. Natuurlijk zullen de teksten ook op floppy-disk verkrijgbaar zijn. Nadere gegevens over het neerlandistisch computerteksten-centrum en de mogelijkheden van het gebruik van de computer bij met name filologisch en letterkundig onderzoek vindt u in de congresbundel.
Op dit moment bereidt Salemans een subsidie-aanvraag bij o.a. NWO voor. De kans dat zo'n aanvraag wordt gehonoreerd, wordt natuurlijk groter als ‘hard’ kan worden aangetoond dat neerlandici daadwerkelijk behoefte hebben aan teksten in computervorm. Salemans zou daarom graag van neerlandici het volgende willen vernemen:
1 | Over welke teksten in computervorm op het terreinrvan de neerlandistiek zou u op dit moment willen beschikken? Kunt u eventueel aangeven welk onderzoeksdoel u daarbij voor ogen staat? |
2 | Kent u personen of instanties die neerlandistisch tekstmateriaal in computervorm bezitten (dubbel werk moet worden voorkomen)? |
Antwoorden en reacties op deze mededeling (ook adhesiebetuigingen of aanvragen voor een overdruk van de genoemde lezing uit de congresbundel!) kunt u sturen naar: drs. B. Salemans (KU Nijmegen), p/a Weezenhof 6514, 6536 BA Nijmegen.
B. Salemans
| |
Vragende wijs
Bundel aangeboden aan Leopold Peeters bij zijn afscheid als Hoogleraar Historische Taalkunde van het Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam. Amsterdam/Atlanta GA 1990. 230 pp. (Amsterdamer Publikationen zur Sprache
| |
| |
und Literatur, Bd. 86) ISBN 90-5183-164-1. Hfl. 90,-/US-$45.-
Inhoud: A.M. Duinhoven: Ter inleiding. Deel I Tekststudie: E.K. Grootes: Waarom in 's hemels naam al die mythologie? J.A. Huisman: Is Attila door Hildiko in de bruidsnacht vermoord? H. Pleij: Buigt Jan van Boendale enicheit om tot ‘privé’? Marijke Spies: Coornherts Lof van de ghevanghenisse: ernst, spel, of ernstig spel? A.H. Touber: Mittelalterliche Miniaturen und Biographien als Ge-schichtsquellen? F. Veenstra: Is tekst-kritiek en tekst-overlevering de assepoester der filologie? J.H. Winkelman: Veldekes lyriek ais Proloog? Deel II Taalstudie: Frida Balk: Valt etymologie onder synchrone taalbeschrijving? Alied Blom: Om voor de infinitief in Eline Vere: Franse inslag? M.K. van Dort-Slijper: Kan de kern van een samenstelling tot suffix worden? A.M. Duinhoven: Verdwijnt men? A.F. Florijn: Vormen groepsvormende werkwoorden werkwoordsgroepen? Jan Goossens: Vlaamse pronominale tussenstabilisering? J.M. van der Horst: Is weglating van het voegwoord dat typisch voor 19de-eeuwse vrouwen? W.G. Klooster: Wat heeft zijn eigen ziel met zichzelf te maken? Jan Luif: Zijn zinnen in de directe rede bijzinnen? Jaap van Marle: Vormt de dichterlijke creativiteit een potentiële bron van taalverandering of, hoe invloedrijk is het literaire taalgebruik? M.L.A..I. Philippa: Schuilt in zeem een waterbuffel? E.C. Schermer-Vermeer: Hoe komt het indirect object voor het direct object? Jan Stroop: Op weg naar school? Ad Welschen: 't Leed niet lang aen, oft zy quaemen, anders oft zy en quaemen: Wat is beter? Deel III Geschiedenis van de Taalkunde: Rolf H. Bremmer Jr.: Een Hollands drama of Was Franck de eerst aangewezen kandidaat om het Etymologisch Woordenboek der Nederlandsche Taal te schrijven? G.R.W. Dibbets: Willem de Baudous - obligaat purist? Els Elffers: Was taalkunde ooit psychologie? J. Noordegraaf: Was Bolland taalgek? Over morfologie en
ideologie. E. Ruijsendaal: Wat was nu het geval? Robin D. Smith: Wie schreef Willem Sewels Woorde-Boekje? Ingrid Tieken-Boon van Ostade: Werd the Practice of Speaking and Writing English wel geschreven nal 746? Marijke van der wal: Meer der geleerde weereld’ hunne vernuftige gedachten als der jeugd’ hunne lessen mede te deelen? Vragen over het gebruik van grammatika's. Lijst van publikaties van Leopold Peeters. Tabula gratulatoria.
A.M. Duinhoven
| |
Geldpremies voor overzichtsartikelen alfa- en gamma- wetenschappen
Op verzoek van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen delen wij u het volgende mee: auteurs van overzichtsartikelen op het terrein van de geesteswetenschappen en van de gedrags- en maatschappij-wettenschappen kunnen ook in 1990 in aanmerking komen voor een geldpremie. Voor de bekroning is er dit jaar voor beide vakgebieden een bedrag van f 15.000 beschikbaar. De prijzen bestaan uit bedragen van f 1.000 à f 5.000. De toekenning gebeurt door de Commissie Geesteswetenschappen en de Sociaal-Wetenschappelijke Raad van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.
Onder geesteswetenschappen worden verstaan: taal- en letterkunde, historische wetenschappen, wijsbegeerte en godgeleerdheid. Het begrip gedrags- en maatschappijwetenschappen wordt ruim opgevat: ook rechtswetenschap en economie vallen eronder.
| |
| |
Om voor bekroning in aanmerking te komen moet het artikel in 1989 of 1990 zijn verschenen in een Nederlands wetenschappelijk tijdschrift.
De volgende maatstaven worden aangelegd:
1 | Het artikel moet inhoudelijk een aanmerkelijk segment van een erkende discipline bestrijken. |
2 | De hoofdlijnen van de ontwikkelingen in een bepaald tijdvak moeten erin worden beschreven, zonder dat er relevante literatuur is overgeslagen. |
3 | De auteur dient eigen uitgangspunten op methodologisch gebied en andere theoretische veronderstellingen van principiële aard tenminste impliciet duidelijk te maken. |
4 | Er dient te worden ingegaan op het theoretisch gehalte van de ontwikkelingen in (het segment van) de discipline. |
Auteurs die voor bekroning in aanmerking wensen te komen, moeten hun artikel vóór 1 juli 1990 inzenden aan: Commissie Geesteswetenschappen, resp. Sociaal-Wetenschappelijke Raad, Herengracht 410-412, 1017 BX Amsterdam.
|
|