| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
De boekenwereld 6 (1989), nr 1
H. de la Fontaine Verwey vervolgt zijn Herinneringen van een bibliothecaris 18. - G.J. Jaspers vraagt aandacht voor Vijf merkwaardige (post)incunabelbladen in de Haarlemse Stadsbibliotheek en de ontwaring van een ‘Campbell-knoop’. - P.J. Begheyn S.J. gaat in op De Nijmeegse drukker Willem van Goor en zijn Materie- of Speldeboeksken.
| |
Bzzlletin 19 (1990), nr. 172
opent met Hinderlijke God, een bijdrage waarin Ron Elshout enkele aantekeningen maakt bij Buitenlandse dienst van Frans Kellendonk. - In Angst op pantoffels schrijft B.P. Kempe over de poëzie van Rogi Wieg. - S. Evenpoel belicht in Wie wat vindt heeft slecht gezocht de anti-lyriek van Rutger Kopland en tracht deze bundel, ‘een van de minst bestudeerde uit Koplands oeuvre’, van de vergetelheid te redden. - In Literatuur als schurkenstreek wijst Hans Neervoort op de schijn en werkelijkheid in het werk van Koos van Zomeren. - August Hans den Boef vraagt de aandacht voor de Indonesische schrijver Paramoedya Ananta Toer. - Voorts een bijdrage van Peter van den Hoven over het werk van jeugdboekenschrijfster Imme Dros, Dirk Zwart in gesprek met Joost Niemöller en een bespreking van Jef Geeraerts’ Sanpaken door Peter Swart.
| |
Documententaal 18 (1989), nr. 4
De rubrieken Vakgenootschap, Van de stichtingen, Inventarisatie van Proefschriften in voorbereiding, Gepromoveerd, Uitgaven in voorbereiding en Pasverschenen. - Verder van Dennis Schouten Een bibliografie van griezelliteratuur in het Nederlands en een recensie van E. Ruijsendaal, Terminografische index op de oudste Nederlandse grammaticale werken (door J.A. van Leuvensteijn).
| |
Forum der Letteren 30 (1989), nr. 4
In De anti-detective als postmodernistisch verschijnsel bespreekt Hanneke Mulder drie postmodernistische anti-detectives: Les Gommes van Alain Robbe-Grillet, Cherokee van Jean Echenoz en Maurits en de feiten van Gerrit Krol. - Bij de ontwikkeling van een tekst-naarspraak-systeem is het plaatsen van zinsaksenten een groot probleem. In zijn artikel Over het automatisch zetten van zinsaccenten betoogt C.E. Keijsper dat de oplossing van dit probleem niet naderbij gebracht wordt door een taalkundige benadering die de plaats van zinsaksenten voorspelt. - L.M. Heemskerk beziet De lezersrol in Louis Perrons Hoor mijn lied, Violetta. - Hans Hulshof zet zich aan Theorie en methode van de linguïstische historiografie in Nederland, een metahistoriografische beschouwing. - Horst Steinmetz stelt in zijn Aspecten van contingentie in de literatuurgeschiedenis dat literatuurgeschiedenis alleen dàn een enigszins adekwaat beeld van het verleden zal kunnen weergeven als haar contingente dimensies herkenbaar blijven. Boekbesprekingen: Ineke Bulte, Het laatste woord heeft het eerste: over een verhalenbundel van W.F. Hermans (door Wilbert Smulders); Marinel Gerritsen, Syntaktische verandering in kontrolezinnen. Een sociolinguïstische studie van het Brugs van de 13e tot de 17e eeuw (door J.A. van Leuvensteijn); H. Pley, De sneeuwpoppen van 1511. Literatuur en stadscultuur tussen middeleeuwen en moderne tijd (door J. Reynaert); Hans Bennis en Teun Hoekstra, Generatieve Grammatica (door Ad Foolen); Ernst van Alphen, Bij wijze van lezen. Verleiding en verzet van Willem Brakmans lezer (door Rob Wolfs).
| |
De gids 153 (1900), nr. 1.
opent met een uitvoerige bijdrage van Willemijn Stokvis over Totalitair en revolutionair denken en de avant-garde beweging in de kunst. - Michiel van Kempen beschrijft in De binnenkamers en de open vensters de ontwikkelingen in de Surinaamse literatuur tussen 1975 en 1988. -
| |
| |
In de ‘Kroniek & Kritiek’-rubriek bespreekt Remco Ekkers de thema's levendrift en doodsverlangen aan de hand van enkele gedichten van Elisabeth Eybers en Christine D'haen.
| |
Leuvense bijdragen 78 (1989), nr. 4
O. Leys beziet de Opkomst en verbreiding van om in infinitiefkonstrukties. - In Want, omdat en aangezien. Een argumentatieve analyse toont W. van Belle aan dat er tussen deze drie voegwoorden nogal wat verschil bestaat op syntaktisch, semantisch en pragmatisch vlak.
| |
Levende talen nr. 443
J. Renkema levert een bijdrage aan NT2-onderwijs: Ordeningscriteria met behulp van half-automatische tekstanalyse.
Boekbesprekingen: B. Peene, De waarheid en de leugen. Over de romans van Maarten 't Hart (door Peter Burger); T. Jansen (e.a.), Lerarenopleiders over literatuurdidactiek en Leraren over literatuuronderwijs (door Hans Hulshof); S. Klinkenberg e.a. (red.), Tussen Apollo en Hermes, Hoofdstukken uit de geschiedenis van moedertaalonderwijs in en buiten Nederland (door Hans Hulshof).
| |
nr. 444
Ludo Beheydt gaat in op De zogenaamde cultuurspecificiteit van het Certificaat Nederlands als Vreemde Taal. - Ed Olijkan reageert hierop met: ‘Wie een taal leert, leert nu eenmaal ook een stuk cultuur’. - Grammaticale kennis geen instrument voor nauwkeurig lezen? Uriël Schuurs en Stef Verhoeven verzetten zich met klem tegen deze zienswijze van W.I..M. van Calcar. - In De vitamine C in de taalbeschouwing pleit Ru Klein voor een ander menu voor taalculturele vorming en taalbeschouwing.
Boekbesprekingen: Arthur van Leeuwen en Aleid Truijens, Een artikel schrijven. Compositiecursis voor aankomend journalisten en Boris Berkhout, Piet Hagen, Arhur van Leeuwen, Aleid Trijens, Het journalistieke verhaal (door Peter Burger en Jaap de Jong), P.A.F. van Veen, Etymologisch woordenboek. De herkomst van onze woorden (door Peter Burger); Johan van Gurp, Nederlands als tweede taal in het voortgezet onderwijs. Een onderzoek naar de besteding van faciliteiten ten behoeve van leerlingen uit culturele minderheidsgroepen en anderstalige leerlingen (door Sylvia Kemna).
| |
Naamkunde 20 (1988), nr. 1-4
R. van Passen schrijft over Kaatsspelen te Antwerpen in de 15de-18de eeuw. - W.J.J. Pijnenburg staat in Sinterklaas van Oudenbiezen stil bij het ontstaan van sinter-. - J. van Loon onderzoekt Zwakke, sterke en pronominale adjectiefflexie in het Oudnederlands. - Van dezelfde auteur een bijdrage over Archeologie en naamkunde: het geval Torhout. - P. Swiggers gaat in op het verband tussen Eigennaam en apprehensie. - H.T.J. Miedema beziet het Oudfries Horsaw en Horsaway ‘paardenwed, ruiterpad, trekweg’, nederl. Hessenweg. - Evenzo het Noordzeegermaans beusô ‘bies’ en fries Bjuzze. - L. van Durme gaat terug naar De Sint-Pietersabdij van Dikkelvenne (ca. 734? - 1096) - L.H. Maas beziet De toponymische elementen licht en zwaar in relatie tot de bodemgesteldheid. - R.A. Ebeling maakt Opmerkingen over het element - houwer in nederlandse familienamen. - J. Devleeschouwer vervolgt zijn artikelenreeks over Het ontstaan der Nederlands-Franse taalgrens (V). - J. Taeldeman onderzoekt Het toponiem Testenhoek te Maldegem-Kleit. - W. Beek gaat de herkomst van De familienaam Loage na. - F. Debrabandere tekent voor Nogmaals Vuylsteke en De familienaam Wildermauwe. - Is Bibracte: Beverstad?, vraagt J.E. de Langhe zich af. - A. Marynissen inventariseert Kempische toponiemen op -sie(-zijde). - In het legaat van J. van Overstraeten herdenkt A. Marynissen de in 1986 overleden erevoorzitter VTB-VAB. - F. de Tollenaere tenslotte is in Namen in Vlaamse soldatenbrieven geïnteresseerd Boekbesprekingen: M. Gysseling, Corpus van Middelnederlandse teksten II, 5-6 (door K. Roelandts); J.G. Kruisheer, Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot 1299, dl. II (door Rob Rentenaar); N.R.
| |
| |
Århammer, Ph. H. Breuker, Fr. Dam, A. Dijkstra, T.J. Steenmeijer-Wielenga (red.), Miscellanea Frisica, in nije bondel Fryske stúdzjes (door H.T.J. Miedema); Fryske Nammen 6, under redaksje fan N.R. ÅArhammer, W.T. Beetstra, Ph. H. Breuker en R.A. Ebeling (door H.T.J. Miedema); Fryske Nammen 7: W.T. Beetstra, Toponimen en toponimyske eleminten yn Fryslân (door H.T.J. Miedema); H. Heukels, Woordenboek der Nederlandsche volksnamen van planten (door R.A. Ebeling); R.A. Ebeling, De familienamen in Drente anno 1947 (door J.M. Verhoeff); D.L. Delestré, Uit het verleden van Grimbergen (door R. van Passen); M. van Rooyen, Het groot voornamenboek (door F. Debrabandere).
| |
Literatuur 7 (1990), nr. 1
open met ‘T geluck waeit niemand in den mond’, waarin B. van Selm verslag doet van vondsten en teleurstellingen bij de jacht op Vondel-handschriften. - In Hoe fout waren De Vooys en Stuiveling? gaat Martien de Jong nader in op Venema's be zwaren tegen de oorlogseditie van de Historische schets - De rubriek ‘Ter gelegenheid van’ bevat een bijdrage van E.K. Grootes omtremt de vraag: Gaat de geletterdheid teloor? - Theo Meder onderzoekt in Het leven in twaalf maanden een sproke van Willem van Hildegaersberch. - De slapende dichter is een bijdrage van Jecqueline de Man over O.C.F. Hoffham en zijn parodistische dichtbundel Proeve van slaapdichten (1784). - Naar aanleiding van het verschijnen van haar Repertorium van de Middelnederlandse artesliteratuur heeft Piet Franssen een gesprek met Ria Jansen-Sieben. - Tenslotte boekbesprekingen van L. Jongen, Van Achilles tellen langhe (...) (door Wilma Keesman), J. de Gier, Van de Souterliedekens tot Marnix (door Piet Visser), Ton Anbeek en Jaap Goedegebuure, Het literaire leven in de twintigste eeuw (door G.F.H. Raat), Peter-Paul de Baar, Rob Grootendorst en Jan Roedoe, Het Amsterdam van Theo Thijssen (door Hans Werkman), Liah Greenfeld, Different worlds; a sociological study of taste, choice and succes in art (door Nico Laan) en Raymond van den Broeck, Literatuur van elders; over het vertalen en de studie van vertaalde literatuur in het Nederlands (door E.K. Grootes). -
| |
Maatstaf 38 (1990), nr. 1-2
is een dubbelnummer rond het thema Reizen met reisverhalen van Koos van Zomeren, Henk Romijn Meijer, Maarten 't Hart, Mensje van Keulen en vele anderen. - Van bijzondere betekenis is de bijdrage van Peter Winkels, die onder de titel ‘De vele indrukken maken een schrijver van me’ aandacht vraagt voor de reisbrieven van Jacobus van Looy.
| |
Moer 1989, nr. 6
opent met een bijdrage van Karen Woets over de vraag in hoeverre het literatuuronderwijs op de basisschool te verenigen is met de eindtermen die getoetst moeten worden. - In de serie over beginnende leraren een bijdrage van Carine Frielink over de ordeproblematiek. - Diedenck Verwer vat de belangrijkste conclusies samen van het voortgangsverslag van de comissie die de eindexamenprogramma's havo en vwo moet herzien en plaatst enkele kanttekeningen. - Henk Lammers bespreekt enkele problematische aspecten van het begrip functionele taalvaardigheid. - Rudolf Geels proefschrift over de geschiedenis van het Nederlandse schrijfvaardigheidsonderwijs wordt besproken door Piet-Hein van de Ven en Mariëtte Hoogeveen. - Ludo Beheydt en Frank Jansen schreven een brochure over de wenselijkheid en de mogelijkheid van een normatief-pedagogische grammatica voor volwassenen. Willem Koetsenruijter en Rinke Berkenbosch onderwerpen hun opvattingen aan een kritische beschouwing. - Marc Spoelders sluit het nummer af met een bespreking van Zuidema's Efficiënt spellingonderwijs
| |
Onze taal 58 (1989), nr. 10
Jaap de Jong neemt enkele boeken met Briefadviezen voor burgers en bedrijven onder de loep. - In Het Lyrisch Lab schrijft Pieter Nieuwint Over onmatigheid, waarmee hij metrum en matrische variatie bedoelt. - Taalkundige of talige vaardig- | |
| |
heden? Prof. dr. G.E. Booij probeert aannemelijk te maken waarom het eerste adjektief vaak in de betekenis van het tweede gebruikt wordt. - Drs. Harry Theirlynck heeft Een jaartje tussen de -gogen gezeten en daarbij is het hem opgevallen dat elke wetenschap zijn eigen spraakgebrek koestert. - De mededelingenrubriek In zicht van Nico Groen & Erik Viskil. - Onder de titel: Smoelwerk is geen handwerk bespreekt Peter Burger Het Woordenboek van het Surinaams-Nederlands van J. van Donselaar.
| |
nr. 11
Weet u wat er bedoeld wordt? Wettelijk vastgelegde waarschuwingen en veiligheidsaanbevelingen voor alledaagse produkten zijn volgens A. Venema en A.J.M. Groenewegen niet duidelijk. - In de rubriek Vraag en antwoord buigt de redaktie zich over het gebruik van Klemtoontekens. - In De spraakmakers signaleert Jaap de Jong dat De kunst van het debatteren in sommige studentenkringen weer opleeft. - In ‘Van Aerle kan’. Taalgebruik van voetbalverslaggevers onderkent René Appel zoiets als een ‘tv-voetbalverslaggeversregister’. - Onder het motto: De Coster rijdt Jan Zomer naar huis vergelijkt Henk Tetteroo twee boeken over wielerjargon, namelijk Jan Zomer, Het groene wielerboekje en Marc de Coster, Wielerwoordenboek - In Het onbeschrijflijk schrijven vraagt F. Jansen aandacht voor de recent verschenen dissertaties van K. de Glopper en R. Geel over schrijf(vaardigheids)onderwijs. - Het Lyrisch Lab van Jaap Bakker vestigt de aandacht op Het bijzondere van clichés. - In haar rubriek Van woord tot woord geeft Marlies Phillippa een oordeel over het Etymologisch woordenboek van PA.F. van Veen. - Dr. F. de Tollenaere typeert ditzelfde werk als een Etymologie van het Nederlands met slechts een vleugje Vlaams. - Zondervan en andere opvallende achternamen komen ter sprake in de rubriek Wat heet...? van Rob Rentenaar. - Prof. dr. C.A. Zaalberg tenslotte gaat in op de Korte geschiedenis van de Nederlandse taal door J.M. van der Horst en F.J. Marschall.
| |
Onze taal 59 (1990), nr. 1
Jan Kuitenbrouwer, de uitvinder van het begrip ‘turbotaal’, over het profiel van de turbotaalgebruiker en het gebruik van turbo door journalisten in De turbotaalspreker: een gediplomeerde jongeman. - De rubriek Vraag en antwoord geeft een Weerzien met de datief. - In De schrijfwijzer herschreven hebben Jaap de Jong en Rinke Berkenbosch een gesprek met Jan Renkema, auteur van De Schrijfwijzer. Gaat het Nederlands teloor? L. Gijsbers en P. Smulders staan stil bij drie met de ECI-prijs bekroonde essays met Jet Wester, Gerrit Krol en Charles Crombach. - In Het laatste Lyrisch Lab stellen Pieter Nieuwint en Jaap Bakker Tien geboden voor de liedjesschrijver tegenover Tien verboden voor de liedjesschrijver. - Het ‘blauwe boekje’ van het ANP met de schrijfwijze van buitenlandse namen is met nogal wat kritiek ontvangen. Drie verontruste medewerkers van Onze Taal richtten het Actiecomité Buitenlandse Namen op en presenteren nu Een nieuwe lijst van landnamen. - In Spreekstijlen van vrouwen en mannen wijst Ingrid van Alphen op de gevaren van kommunikatiestoornis die bij ‘gemengd’ spreken op de loer liggen. - De rubriek InZicht, met bijdragen van Nico Groen en Erik Viskil. - In haai rubriek Van woord tot woord besteedt Marlies Philippa ditmaal aandacht aan de herkomst van woorden die te maken hebben met Witte scherpe wortelen (rammenas, rettich e.d.).
| |
Septentrion 18 (1989), nr. 3
Sonja Vanderlinden bespreekt Aspects du vitalisme dans la littérature de langue neerlandaise. - Jean Groot typeert het oeuvre van Herman de Man, régionaliste. - Wiel Kusters haalt Gerrit Kouwenaar lauréat du Prix des Lettres Néerlandaises voor het voetlicht.
| |
Spiegel der letteren 31 (1990), nr. 4
opent met een uitvoerige bijdrage van J.L.P. Blommendaal, getiteld Huygens als hoofdketter, waarin de versvorm die Huygens in vertaalde Italiaanse herdersspelen hanteert, nader onderzocht
| |
| |
wordt. - Voorts wijst Jacques Bel in het artikel Maeterlinck, Tolstoj en Ibsen: die ‘mystici’ in Noord-Nederland op de grote belangstelling van de Nederlandse critici voor deze auteurs aan het eind van de vorige eeuw en onderzoekt in hoeverre de belangstelling voor mystiek zich ook in de produktie van Nederlande literatuur uitte. - In de rubriek ‘In margine’ een bijdrage van W. van Anrooij over Heraut Beyeren en de sterfdatum van Albrecht van Beieren, gevolgd door het eerste deel van een opstel over F. Snellaert als tekstuitgever, waarin J. de Smedt de editie van Alexanders geesten van Jakob van Maerlant belicht. - Tenslotte boekbesprekingen van A.J. Greimas en J. Courtes, Analytisch woordenboek van de semiotiek dl. 1 (door Dirk de Geest), Reynaert den Vos oft Der Dieren Oordeel ed. Verzandvoort en Wackers (door R. van Daele), Sibilla ed. Besamusca, Kuiper en Resoort (door R. van Daele), Paul Verhuyck en Corine Kisling, Het Mandement van Bacchus: Antwerpse kroegentocht in 1580 (door Dirk Coigneau) The Catalogus Universalis ed. De Kooker (door W. Waterschoot), James A. Parente jr., Religious drama and the humanist tradition (door K. Langvik-Johannessen) en Top Naeff, Zo was het ongeveer (door R. Bouckaert-Ghesquiere).
| |
Register SpL
Van bijzonder belang is voorts het complete register van 30 jaargangen Spiegel der letteren, van het oprichtingsjaar 1956 tot eind 1988, verzorgd door Ada Deprez en Daniëlle Devos-Van Damme. Na de eerste poging tot ontsluiting van de eerste 12 jaargangen door W.A. Hendriks in Documentaal 1972/1 biedt dit register een volledig overzicht van alle bijdragen. Het 108 pagina's tellende register bevat een lijst van gebruikte afkortingen, een alfabetisch register op naam van de auteurs, op naam van de behandelde auteurs en een alfabetisch trefwoordenregister.
| |
Taalkundig bulletin 19 (1989), nr. 3
Ron van Zonneveld buigt zich Over de kwaliteit van het Nederlands en de taalkundige diagnose: X-bar, move alpha en richtingbepalingen. - Cor Hoppenbrouwers gaat in op Kennis en gebruik van jongerentaal. - In Digitale fonologie: het vocaal-model doet Dicky Gilbers een voorstel voor een model waarin de intrasegmentele fonologie computer-compatible wordt gesystematiseerd.
| |
Taalkundig bulletin 19 (1989), nr. 4
Wim de Haas en Jan Nijen Twilhaar onderzoeken het verschijnsel Consonant-nasaalassimilatie in Oostnederlandse dialecten. - In De studie van het Surinaams - Nederlands bespreekt Herman Wekker de geschiedenis en de belangrijkste lexikale en syntaktische kenmerken van het Surinaams-Nederlands en houdt hij een pleidooi voor de nadere bestudering hiervan. - Jan-Wouter Zwart schrijft Over ‘bewonderaars van zichzelf’; daarbij betoogt hij dat in de zin ‘Jan is een bewonderaar van zichzelf’ zichzelf niet gebonden wordt door Jan, maar door bewonderaar. - Van de hand van Peter I. Blok een bijdrage, getiteld: Focus en presuppositie: van pragmatiek tot syntaxis. - Frans Zwarts gaat in op De plaats van de taalwetenschap te midden van de cognitieve wetenschappen.
| |
Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 105 (1989), nr. 4
In het kader een drietal bijdragen aan de geschiedenis van de medioneerlandistiek schrijft J.A.A.M. Biemans Over de Bibliotheca Neerlandica Manuscripta van Willem de Vreese. - Jan J.M. Westenbroek analyseert Van Eycks ‘Bijen, omhoog: zwirlende, zwermende bijen’. Duister getuigenis van botsende poetica's. - P.J. Buynsters heeft Vrijmoedige bedenkingen over een nieuwe ‘Buisman’ (auteur van Populaire prozaschrijvers van 1600 tot 1815). Boekbeoordeling: F.A.M. Schaars, De Nederduitsche Spraekkunst (1706) van Arnold Moonen (1644 1711). Een bijdrage tot de geschiedenis van de Nederlandstalige spraakkunst (door B.C. Damsteegt).
| |
| |
| |
Tijdschrift voor taalbeheersing 11 (1989), nr. 3
B. Meuffels staat stil bij De verguisde beoordelaar. Over de deskundigheid van de neerlandicus als opstelbeoordelaar. - In hun artikel Argumentatie in de peiling. Instrumenten voor het meten van receptieve argumentatievaardigheden doen R.J. Oostdam en M.J. Couzijn verslag van de konstruktie van een testbatterij ter bepaling van de receptieve argumentatievaardigheid van middelbare scholieren. - H.A.J.M. Lamers beschrijft de resultaten van een Onderzoek naar theoretische structuren van literatuuroverzichten onder vierdejaarsstudenten Levensmiddelentechnologie. - P. Reitsma en V.H.P. van Daal onderzochten de Effecten van sequentiële redundantie in de eerste fasen van het leren lezen - In Taakcomponenten en vaardigheidsfactoren reageert J.H.A.L. de Jong op H. van den Bergh, ‘De correlationele structuur van enkele schriftelijke taalvaardigheden’. In: Tijdschrift voor Taalbeheersing 11 (1989), p. 38-59. - H. van den Bergh repliceert met Een reactie op: Taakcomponenten en vaardigheidsfactoren. Boekbeoordelingen J.H. Boonman en J.L. van der Linden (red.), Taal, leren en samenwerken in het onderwijs (door C. Hamaker); A.E.M. Verbiest, Confrontaties in conversaties. Een analyse op grond van argumentatie- en gesprekstheoretische inzichten van het ontstaan van meningsverschillen in informele gesprekken (door M.M.H. Bax); R.J. van Rijnsoever, Spelling en leren lezen. Schijnbewegingen van orthografische effecten in de ontwikkeling van de leesvaardigheid (door E.M.H. Assink); H.L.W. Pander Maat, Harmonie en onenigheid in informele discussies. Gespreksanalytische studies (door E.T. Feteris).
| |
Tijdschrift voor taalbeheersing 11 (1989), nr. 4
J. Baltzer, K. de Glopper en E. van Schooten brengen De taalvaardigheid van eerstejaars HBO-studenten in kaart. - R. Maier beziet de relatie tussen De natuurlijke logica en argumentatie. - Van Eemeren, Grootendorst en Meuffels (1987) stellen dat de vaardigheid om argumentatieve verbanden te begrijpen sprongsgewijze en onafhankelijk van ander (non-) verbale vaardigheden verworven wordt. In Het leren begrijpen van argumentatie laat C. van Wijk d.m.v. heranalyse van hun data echter zien dat er hier juist sprake is van een geleidelijke ontwikkeling, die duidelijk gerelateerd is aan het niveau van andere (kognitieve) vaardigheden. - P. Houtlosser presenteert een kort referaat over Negatieve proposities en negatieve standpunten. - In Wat willen taalgebruikers eigenlijk? reageren W. Koetsenruijter en P. Slot op D. Springorum & J. Welmers, ‘Meningsverschil en discussie. Doelstelling bij de afhandeling van een verschil van mening’ (nr. 2, 1989) - D. Springorum en J. Welmers dienen hun van repliek met Meningsverschil en discussie voortgezet Boekbeoordelingen: W.J. Witteveen, De retoriek in het recht. Over retorica en interpretatie, staatsrecht en democratie (door E.T. Feteris); J.B.M. Mönnink, De organisatie van gesprekken. Een pragmatische studie van minimale interaktieve taalvormen (door J.P. Houtkoop-Steenstra); P.J. Schellens en G. Verhoeven, Argument en tegenargument. Een inleiding in de analyse en beoordeling van betogende teksten. M.m.v.P. van den Hoven en A. Rube (door W. Koetsenruijter en P. Slot).
| |
TTT 8 (1989), nr. 4
In Een revolutie voor de happy few brengt Rudolf Geel de moeizame ontwikkelingsgang van honderd jaar schrijfvaardigheidsonderwijs in Nederland in kaart. - Ger de Haan haakt in op een eerdere bijdrage van Erica Huls over Bias in Taalontwikkelingsonderzoek. - Publiceren en/of Kreperen? René Appel beschrijft de dilemma's waarvoor een taalonderzoeker zich tegenwoordig gesteld ziet.
| |
De zeventiende eeuw 5 (1989), nr. 2
P.E.L. Verkuyl vraagt aandacht voor Curieuse geomanie in Keyser Otto den derden, en Galdrada (1616 1617), een spel van Theodore Rodenburgh. - G.R.W. Dibbets signaleert in Vossius' Latina Grammatica twee onopgemerkte uitgaven uit 1643.
| |
| |
- In De Zeevaart: een lofwaardige of een dubieuze zaak? zet J.L.P. Blommendaal zich af tegen een drietal tekstuitgaven/benaderingswijzen van dit gedicht.- Dubieus! noemt Marijke Spies zijn kritiek.
R.W.W.M. van der Drift.
W.A.A.M. Merlijn
|
|