De Nieuwe Taalgids. Jaargang 83
(1990)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 266]
| |
Daniël Heinsius, Lof-sanck van Iesus Christus, vers 163.In zijn Nederduytsche poemata (1618) beschrijft de Gentse graecus de aartsengel van de annunciatie als volgt: Soo sach de reyne maeght den jongelinck daer staen.
Zijn hayr was noch bedaut, van door de locht te rijden,
En van de natte drift der wolcken te doorsnijden:
Zijn wangen wit als snee, gelijck den hemel laet,
Ontsteken van de Son, of van den dageraet...
In de meest recente editie (1965) van J.D.P. Warners tekent F.L. Zwaan hierbij aan op p. 239: ‘Zijn... dageraet: Zijn sneeuwwitte wangen waren als de late hemel, gloeiend van zon, of de ochtendhemel, gloeiend van de dageraad (samentrekking van “den hemel, ontsteken”).’ L.C. MichelsGa naar voetnoot1 heeft in de Ntg. 61, 1968, 379 deze zienswijze nog verduidelijkt: ‘Wij zullen dit aldus moeten begrijpen: ‘gelijk de late hemel, “ontsteken” van de zon, of gelijk de (vroege) hemel, “ontsteken” van de dageraad’. Maar verder heeft hij slechts kritiek op deze ‘wel erg forse samentrekking’. Hij komt aldaar ook met een eigen voorstel, dat ik hier niet in extenso kan overnemen en alleen in zijn vertaling weergeef: ‘gelijk de hemel zich voordoet, wanneer hij in gloed gezet is door de zon, of door de dageraad.’ Dus laten = ‘zich voordoen’. Michels heeft natuurlijk ook het hoofdbezwaar tegen zijn interpretatie overwogen: hoe kan Heinsius die sneeuwwitte wangen met een gloeiende lucht vergelijken? De genoemde bezwaren vallen weg wanneer we uitgaan van de mogelijkheden, die ‘ontsteken’ biedt. Met het prefiks ont- kan men, soms bij hetzelfde woord, verschillende kanten uit. Zo betekent ontslapen zowel ‘inslapen’ (het inchoatieve ont-, zoals ontbranden) als ‘ontwaken’ (het separatieve ont-, zoals ontbinden). Hetzelfde lot was ontsteken beschoren. Naast het gewone ‘aansteken’ kan het ook volgens het WNT ‘versteken, verstoppen, iemand van iets versteken’ betekenen; en volgens het MNW nog ruimer en duidelijker ‘ontnemen, ontroven, ontvreemden’. Als we weten dat laat (WNT 81, 857, bet. A 1 a alpha) zowel voor ‘ver op den dag of in den avond’ als voor ‘ver in den nacht, dicht bij den morgen’ kan gebruikt worden, ligt de oplossing van Heinsius' passage voor de hand. De wangen van Gabriël zien sneeuwwit zoals de late lucht, verstoken (beroofd) van de zon (na zonsondergang) of zoals de vroege lucht, nog verstoken van de dageraad (vóór zonsopgang).
Robrecht Lievens |
|