| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
Mededeling van de redactie
Met ingang van deze aflevering is de redactie uitgebreid met G.J. Dorleijn, hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde aan de Rijksuniversiteit van Groningen en P.J. van den Hoven, hoogleraar taalbeheersing aan de Rijksuniversiteit van Utrecht.
| |
Bredero in carnavalstraditie
In de Annali- Studi nederlandesi, studi nordici XXX, 1987, p. 7-88 zet J.H. Meter zijn reeks studies over het komisch toneel in de eerste decennien van de zeventiende eeuw voort met een boekachtig artikel ‘Brederi e il teatro carnevalesco’. Na een inleiding waarin hij de ideeën over het ontstaan van het wereldlijk toneel de revue laat passeren en speciaal attendeert op de nauwe relatie tussen het komisch toneel en vastenavondspelen, komt hij uit op de bestrijding van carnaval door de calvinisten en poneert hij dat de strijd om het feest een actueel thema was in Amsterdam in het begin van de 17de eeuw.
Vervolgens wordt kort Costers Boereklucht van Teeuwis de boer besproken als een carnavalsspel. Maar de hoofaandacht gaat toch uit naar Bredero. Al zijn komisch toneel wordt geanalyseerd op carnavalselementen en overal ziet Meter de ‘logica carnevalesca’ aanwezig, het sterkst in Moortje, waaraan een bespreking van zo'n 40 pagina's gewijd wordt. Het is jammer dat Meter deze soms tot tegenspraak prikkelende studie in het Italiaans heeft gepubliceerd, wat de discussie over zijn stellingen in Nederland niet vereenvoudigt. Maar misschien worden de verspreide studies nog wel eens tot een Nederlandstalig boek omgewerkt.
M.A.S.-v.d.D.
| |
Album Moors
Ter gelegenheid van de 75e verjaardag van prof. dr. Joseph Moors, emeritushoogleraar in de Nederlandse filologie te Luik verscheen een bundel opstellen onder de titel Album Moors, verzorgd door S. Theissen en J. Vromans. Na een korte biografie en bibliografie van de jubilaris volgen de opstellen van: J. Berns, ‘Het Kleverlands als probleemgebied’; P. Claus en J. Taeldeman, ‘De infiltratie van Engelse (leen)woorden in het Nederlands en in de Nederlandse woordenboeken’; J. Deschamps, ‘De prozabewerking van “de Grimbergse oorlog”’; Fr. van Elmbt, ‘Mnl. roet; kanttekening bij J. van Ruusbroek’; G. Geerts, ‘Standaardisering en Cultuur: enkele raakpunten in de vroege geschiedenis van de Nederlandse cultuurtaal’; L. Gehlen, ‘Comparatieven en superlatieven; -er/-st of omschrijving?’; L. Gillet, ‘De ethische grondstelling in het werk van Jan Greshoff en P.H. Dubois’; J. Goossens, ‘De geografie van de Limburgse successieoorlog bij Jan van Heelu’; Ph. Hiligsmann, ‘België: een land met twee snelheden’; M. Hoebeke, ‘Zuidvlaams leitie c.s.’; R. Jansen-Sieben, ‘Lang zal hij leven! Medicijne vanden lijve’; G. Janssens, ‘Dialect gebruikt als badge’; K. Roelandts, ‘Genetisch-typologisch overzicht van de morfologische bestanddelen in de ontwikkeling van Nederlandse substantieven en eigennamen’; J. de Rooij, ‘Zo'n dingen zeggen ze hier (niet). Regionale verschil- | |
| |
len in het gebruik van zo'n en zulk(e)’; P. van Sterkenburg, ‘Toch een spookwoord kalfbroeder?’; S. Theissen, ‘De doubletten op -ering/-atie’; V.F. Vanacker, ‘Enkele gevallen van discongruentie in ambtelijke taal in Aalst (15e-17e eeuw)’; J. Vromans, ‘Twee
verloren gewaande brieven van J.H. Bormans’; A. Weijnen, ‘Taalbeïnvloeding vanuit de Abdij Kloosterrade’; R. Willemyns, ‘Kennis en bewaking van de lexicale norm’.
De bundel is uitgegeven onder het imprint CIPL, Université de Liège; een ISBN en een prijs is ons niet bekend.
M.C.v.d.T.
| |
Amsterdamer Beiträge
In Band 28, uit 1989, van de Amsterdamer Beiträge zur älteren Germanistik zijn de teksten van de lezingen verschenen die gehouden zijn bij het symposium ‘Aspecten van meervoudsvorming in het Noordzeegermaans’, op 22 juni 1987 in de VU te Amsterdam. Het betreft de volgende titels: M.L.A.I, Philippa, ‘Pluralisering van nomina in het oudere Germaans. Een inleiding’ en ‘Het meervoud op -ar in het Oudfries. Stand van zaken’; H.D. Meijering, ‘Het Oudfries -ar-meervoud. Feiten en interpretaties’; Arend Quak, ‘Meervoudsvorming in Oudsaksisch en Middelnederduits’; D.P. Blok, ‘Meervoudsvormen bij vroegmiddeleeuwse Nederlandse plaatsnamen’; W.J.J. Pijnenburg, ‘De meervoudsvorming in het Vroegmiddelnederlands. Aspecten van het -s en -er-meervoud’; Rolf H. Bremmer, ‘is de Nederlandse meervouds-s van Engelse komaf?’; Maaike Mulder, ‘Het uitgangsloze meervoud in 13de en 14de-eeuws Middelnederlands’.
Daarna volgen nog twee andere opstellen, die buiten het kader van het symposium vallen, en een lange reeks boekbesprekingen. De bundel is verschenen bij Rodopi, Keizersgracht 302-304, 1016 EX Amsterdam, waar men rechtstreeks kan bestellen: prijs voor particulieren f30, voor instituten f55.
M.C.v.d.T.
| |
Afkortingenlijst Nederlandse taal
Onder redactie van H.J. Boef is een afkortingenlijst verschenen, waarin op 175 bladzijden in twee kolommen gangbare en minder gangbare afkortingen met hun verklaring zijn geregistreerd. Niet alleen Nederlandse, maar ook anderstalige afkortingen zijn opgenomen, vooral uit het Engelse, Franse en Duitse taalgebied, voorzover de onderhavige afkortingen in Nederland voorkomen natuurlijk. In de inleiding van J.W. Niesing, wordt ingegaan op de terminologische verwarring rond de begrippen verkorting, afkorting, letterwoord, initiaalwoord, acroniem e.t.q.’ een verwarring die door de schrijver niet wordt opgelost en zelfs nog wordt vergroot wanneer hij de neutrale naam acroniem een bijzondere betekenis toekent: hij ziet in acroniemen ‘letterwoorden die in hun vorm iets uitdragen wat te maken heeft met het afgekorte begrip. Te denken valt aan WOMAN (World Organization of Mothers of All Nations)’, enz. (blz. IV).
Deze afkortingenlijst is uitgegeven in een bedrieglijk op het Groene boekje lijkende uitvoering: zelfde formaat, zelfde kleur, zelfde belettering. Een aardig grapje, waardoor deze lijst echter ten onrechte de indruk maakt een officiële status te bezitten. Gelukkig is dat in de inleiding niet meer te merken: er worden wel richtlijnen
| |
| |
gegeven, maar er wordt ook gewezen op verschillende mogelijkheden en bestaande conventies.
De Afkortingenlijst is uitgegeven bij Uitgeverij Auctor te Apeldoorn; het ISBN is 90 71844 16 1; de prijs is f20,90.
M.C.v.d.T.
| |
Medelingen NCDN
De Nijmeegse Centrale voor Dialect- en Naamkunde, de NCDN, heeft de nummers XX en XXI van haar Mededelingen het licht doen zien. Nummer XX, dat de jaargangen 1985-1986 bevat, biedt een gevarieerde inhoud, t.w.: Catia Cucchiarini en Frans Hinskens, ‘De plaats van het dialect in het land van Axel’; Uus Knops, ‘Oordelen over sprekers en spraak’; F.M.H. Hertoghs, ‘Naamkundenieuws uit Nijmegen’; Herman Crompvoets, ‘Enkele notities bij de mijnwerkersterminologie’; A.M. Hagen, ‘Taal en toal in Maastricht’; Frans Hinskens, ‘Enkele gedachten over de notie structurele afstand’; Walter Haeseryn, ‘Bespreking van J. Taeldeman, De Klankstructuur van het Gentse dialekt’. De kroniek over 1985 en 1986 besluit deze aflevering van 146 bladzijden.
Nummer XXI, betrekking hebbend op de jaren 1987-1988, is een themanummer met als titel De automatisering van dialectwoordenboeken, onder redactie van G. Janssens. Het bevat de volgende bijdragen: G. Janssens, ‘Inleiding: de automatisering van dialectwoordenboeken’; P. Goossens, ‘Automatisering van WBD en WLD’; H. Taubken, ‘Automatische Datenverarbeitung am Westfälischen Wörterbuch’; J. van Keymeulen en P. Valck, ‘Het WVD-programma voor de automatische verwerking van dialektvragenlijsten’; S. Kroon en H. Paijmans, ‘De automatisering van een plaatselijk dialectwoordenboek: concrete ervaringen en een algemene beschouwing’; W. Balemans en C. van de Ven, ‘Automatisering binnen het project ‘De Brabantse Spreekwoorden’ van de Hein Mandosstichting te Waalter’; G.H. Kocks, ‘Het WDD en de computer’; H. Hogerheijde, ‘Automatisering op het P.J. Meertens-Instituut, in het bijzonder de automatische kartografie’; W.J.J. Pijnenburg en T.H. Schoonheim, ‘De automatisering van het Vroegmiddelnederlands Woordenboek’. Ook hier besluit de kroniek de aflevering, die deze keer 155 bladzijden telt.
Bestellingen kunnen schriftelijk of telefonisch gedaan worden bij de Dictatencentrale A-Faculteiten, Thomas van Aquinostraat 2, 6500 HE Nijmegen, tel. 080-516250. Nummer XX kost f9,90, nummer XXI f10,25.
M.C.v.d.T.
| |
Progress Report 1988
Het P.J. Meertens-Instituut publiceerde zijn tweede voortgangsrapport Progress Report 1988. Het boekje verschaft op 50 glanspapieren bladzijden alle mogelijke soorten informatie over wat het Instituut in dat jaar heeft gedaan. Het is verkrijgbaar bij het secretariaat van het P.J. Meertens-Instituut te Amsterdam.
H.J.V.
| |
| |
| |
Studi Belandi di Indonesia/Nederlandse studiën in Indonesië
Van 23 tot 27 november 1987 werd in Djakarta een congres gehouden. Er waren hoogwaardigheidsbekleders, schrijvers, letterkundigen, taalkundigen en andere cultuurdragers. Een aantal van hen heeft artikelen bijgedragen aan een bundel die onder de naam Studi Belanda di Indonesia/ Nederlandse studiën in Indonesië onder redactie van Kees Groeneboer verschenen is bij de Indonesische uitgeverij Djambatan. De uitgave van het werk werd financieel gesteund door de Nederlandse regering. Twee in het Engels gestelde voorwoorden maken duidelijk dat de lezingen werden ingebed in een breed samengesteld cultureel programma waarin Max Havelaar vrij centraal stond. De wens tot culturele samenwerking wordt ook bevestigd in de twee toespraken van twee betrokken ministers, van onderwijs en cultuur (Indonesië) en van onderwijs en wetenschappen (Nederland). Het boek representeert daardoor een belangrijk moment in de Indonesisch-Nederlandse verhoudingen.
Het werk valt uiteen in drie secties: Letterkunde, Taalkunde en Nederlandse studiën. De letterkundige sectie bevat 12 bijdragen, o.a. van Rudy Kousbroek, Hugo Brandt Corstius en Leo Vroman. Daarnaast zijn er bijdragen van Nederlandse (5) en Indonesische (4) letterkundigen. De tweede sectie bevat acht artikelen van taalkundigen, 5 uit Nederland en 3 uit Indonesië. In de rubriek Nederlandse studiën staan bijdragen op het gebied van de antropologie, de architectuur, de archeologie, het Indonesisch recht en het landsarchief. Hier is de verdeling: 5 Nederlandse en 7 Indonesische bijdragen.
Bij elkaar dus 32 artikelen, waarvan een groot aantal interessante informatie bevat. Ze staan er twee keer in: één keer in het Indonesisch, één keer in het Nederlands. Op ruim 500 bladzijden betekent dat rond de 250 bladzijden tekst. Een mooi boek om allerlei aspecten van het Hollands-Indonesische verleden goed te leren kennen. Bovendien heeft iemand die Indonesisch wil leren, door de vertaling volop materiaal bij de hand.
Het boek is te verkrijgen door f25 over te maken op postgiro 1571253 t.n.v. RU Leiden cs Nederlandkunde, postbus 9515, 2300 RA Leiden, onder vermelding ‘congresbundel’. Men kan het ook kopen in de universiteitsboekhandels. Het ISBN-nummer is 979 428 133 6.
H.J.V.
| |
NLCM
NLCM is de afkorting voor het onderzoeksprogramma Nederlandse literatuur en cultuur in de middeleeuwen, ingesteld als zgn. Pionier-project door de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en de Rijksuniversiteit te Leiden. Het project staat onder leiding van prof. dr. F.P. van Oostrom; diens studie Het woord van eer. Literatuur aan het Hollandse hof omstreeks 1400 (1987, herdr. 1988; bekroond met de Wijnaendts Franckenprijs voor Cultuurgeschiedenis; vertalingen in voorbereiding) geeft de methodische richting van het onderzoek aan. Het zal gaan om de plaatsing en interpretatie van Middelnederlandse letterkunde in haar oorspronkelijk verband van historisch funktioneren.
Voor de periode 1989-1994 voorziet het project in de aanstelling van in totaal elf onderzoekers-in-opleiding (oio's), die dissertatie-onderzoek zullen verrichten op veelbelovende deelterreinen. Zo is bij voorbeeld een onderzoek gestart dat (met
| |
| |
behulp van de computer) de inventarisatie en studie beoogt van middeleeuwse bezitters van Middelnederlandse boeken, en zodoende belangrijk materiaal kan leveren voor de receptiegeschiedenis. De oio-plaatsen staan in beginsel open voor afgestudeerden van alle universiteiten; ongeveer twee keer per jaar zal hiervoor worden geadverteerd in de landelijke pers.
Behalve in (individueel) dissertatie-onderzoek zal het project gestalte krijgen in zgn. themagroepen, in welk kader een zestal prominente onderzoekers uit Nederland en België in opeenvolgende semesters leiding zullen geven aan een werkgroep van hiertoe uitgenodigde vakgenoten. Centraal zal steeds een thema staan dat in het actuele onderzoek een brandpunt van discussie vormt (of: zou dienen te vormen!), en waaraan de deelnemers van de werkgroep gezamenlijk aandacht zullen wijden. De (uitgewerkte) resultaten van deze werkgroepen zullen worden gepubliceerd in een reeks themabundels. In het eerste halfjaar van 1990 gaat onder leiding van prof. dr. Herman Pleij de eerste themagroep van start, gewijd aan Middelnederlandse literatuur in de stad.
In het NLCM-programma zijn voorts drie symposia voorzien, waarin problemen en verworvenheden, voor- en nadelen van de (cultuur-)historische benadering van literatuur aan de orde zullen komen. In december 1990 vindt het eerste symposium plaats: Misselike tonghe. De Middelnederlandse leterkunde in interdisciplinair verband.
Tenslotte: F.P. van Oostrom is voornemens een studie aan Jacob van Maerlant te wijden, die het werk van de vader der Dietsche dichtren algader behandelt in zijn culturele context. Het is de bedoeling dat dit boek omstreeks 1996 zal verschijnen.
Wie op de hoogte wil blijven van de activiteiten binnen het project kan zich verzekeren van (gratis) toezending van de NLCM-Nieuwsbrief door zich schriftelijk op te geven bij het secretariaat. De Nieuwsbrief zal ongeveer twee keer per jaar verschijnen. Het NLCM-project beschikt over een eigen secretariaat:
P.N. van Eyckhof 1, kamer 104b, Leiden, tel. 071-272626 / fax 071-272615 (bereikbaar ma. 9.15-17.15 uur; di., do. en vrij. 9.15-14.45 uur);
Postadres: Rijksuniversiteit Leiden, Faculteit der Letteren, Vakgroep Nederlands, NLCM, t.a.v. mw. drs. A.B.M. Nijenhuis, Postbus 9515, 2300 RA Leiden.
W. van Anrooij
| |
Dracht-thoneel: klederdrachtenboek uit 1601 herdrukt
Anno 1601 brengt de Amsterdamse drukker-uitgever Zacharias Heyns het Dracht-thoneel op de markt, een overzicht van de kostuums en klederdrachten ‘diemen nu ter tyt de gansche Weirelt door dragende is’. Ook oudere, in onbruik geraakte soorten van plaatselijke kledij en enkele mythische uitdossingen (zeemonnik, cycloop) zijn in het overzicht opgenomen.
Het Dracht-thoneel ontleent zijn aanzienlijke charme aan de ruim 140 exquise houtsneden met mans- en vrouwspersonen in lokale en nationale kleding. De gehele toenmalig bekende wereld is opgenomen, maar de nadruk ligt op Europa, met name op de Nederlanden en Frankrijk. Heyns dichtte bij elke prent een eenvoudig kwatrijn. Voor de illustraties benutte bij onder meer de houtblokken die in 1570 in Antwerpen al eens waren gebruikt voor een Nederlandstalige versie van het uiteindelijke voorbeeld: het Recueil de la diversité des habits van François Des Prez (Pa- | |
| |
rijs, 1562).
Heyns’ boekje had als eerste doel toneelgezelschappen te voorzien van kostuumvoorbeelden. Het is allerminst uitgesloten dat het zo ook werkelijk heeft gefunctioneerd. Daarnaast zal het zijn weg wel hebben gevonden naar geografisch geïnteresseerde verzamelaars. Te onderzoeken is nog in hoevere het ook heeft gediend als voorbeeldenboek voor tekenaars en graveurs van atlassen, kaarten en topografische prenten, die als stoffering altijd karakteristieke inheemse typen moesten kunnen neerzetten.
Van het oorspronkelijke Dracht-thoneel zijn nog maar vijf exemplaren bekend, waarvan vier in openbare verzamelingen. Het is daarom een goede zaak dat er nu een facsimile-editie is, voortreffelijk verzorgd door Hubert Meeus en J.A. van Leuvensteijn. Zo komt Heyns’ juweel binnen algemeen bereik. Het boek is deel 6 van de reeks Facsimile-Edities der Lage Landen (FELL) en wordt verspreid door Buijten en Schipperheijn te 1000 RA Amsterdam, Antwoordnummer 2225. De prijs is f45. ISBN 90 6064 699 1.
Arie-Jan Gelderblom
| |
Suster Bertken
Suster Bertken, de bekende Utrechtse non die 57 jaren van haar leven heeft doorgebracht in een kluis aan de Buurkerk, is de afgelopen herfst in herinnering gebracht door de Stichting Utrechtse Theaterinitiatieven. Onder leiding van regisseur Aram Adriaanse werd een zestiental ‘muziektheatervoorstellingen’ gegeven, waarin het leven van Suster Bertken werd uitgebeeld aan de hand van passages uit haar literaire werk, vervlochten met schitterende Gregoriaanse gezangen. Tegelijkertijd verscheen een facsimile-uitgave van Suster Bertkens passieboek (Een boecxken van dye passie ons liefs heeren) en van een devotieboek met gebeden, tractaten en liedjes (Suster Bertkens boeck tractierende van gesen puncten...), verzorgd en ingeleid door A.M.J. van Buuren.
Deze boeken van Suster Bertken zijn in de jaren na haar dood op 25 juni 1514, zij was toen 87 jaar oud, gedrukt en herdrukt door minstens drie uitgevers: Jan Berntsz in Utrecht, Jan Seversz in Leiden en Willem Vorsterman in Antwerpen. De Utrechtse drukken zijn de oudst bekende. Van Buuren heeft echter niet deze drukken uitgekozen voor zijn facsimile-uitgave, maar de jongere uitgaven van Seversz. Deze uitgaven zouden namelijk, volgens een theorie van Ampe waarbij Van Buuren zich aansluit, een betere tekst bevatten dan de uitgaven van Berntsz, terwijl zowel de Utrechtse als de Leidse drukken terug zouden gaan op een niet overgeleverde, oudere Leidse druk van de twee boekjes.
In zijn voor een breed publiek geschreven inleiding van 33 pagina's geeft Van Buuren weer wat er bekend is over Berta Iacobs dochter, de natuurlijke dochter van priester Jacob van Lichtenberch, proost van het Utrechtse kapittel van Sint-Pieter, en over de achtergrond en de inrichting van het leven van een recluse. Aan de hand van enkele passages uit Suster Bertkens werk brengt hij de moderne lezer in contact met de wereld van een laatmiddeleeuwse ingekluisde vrouw. Uit zijn (noodgedwongen korte) bespreking van het passieboekje komt vooral naar voren, dat de beelden en ideeën van Suster Bertken thuishoren in de traditie van de Moderne Devotie. Van Buuren wijst er echter nadrukkelijk op, dat haar stijl op een persoonlijke vormgeving lijkt te wijzen. Van het devotieboek haalt Van Buuren vooral de
| |
| |
mystieke elementen naar voren. Hij laat zien dat Suster Bertkens werk tot de ‘bruidsmystiek’ gerekend moet worden. Ondanks het feit dat het devotieboek uit een tamelijk losse verzameling teksten bestaat, kan als centraal thema de gerichtheid van de bruid op haar hemelse bruidegom Christus aangewezen worden. Van Buuren besluit zijn inleiding met een analytische bibliografie, een literatuurlijst en een verantwoording van de uitgave.
Suster Bertken, twee bij Jan Seversz in Leiden verschenen boekjes ('s-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, 227 G 46) in facsimile uitgegeven. Met een inleiding door A.M.J. van Buuren. Utrecht, UTI, 1989, ISBN 90-9003040-9. Verkrijgbaar bij de boekhandel (f17,50) of te bestellen bij André Swertz B.V., Postbus 454, 3500 AL Utrecht d.m.v. overmaking van f19,50 (incl. adm.- en verzendkosten) op giro 3760730 o.v.v. ‘Suster Bertken’.
Anja van Leusden
| |
Symposiumbundel ‘Bilderdijks boekenwijsheid’
Op 28 en 29 april 1988 hield onze Vereniging een symposium over de veilingcatalogi van Bilderdijks boekenbezit. Tweemaal werden Bilderdijks boeken publiek verkocht: in 1797 na zijn gedwongen vertrek uit het vaderland, en in 1832 na zijn dood. De lezingen van dit symposium zijn nu gebundeld onder bovenstaande titel en bestrijken de volgende velden van onderzoek: geschiedenis (J. Roelevink), rechten (H.C. Gall), beeldende kunst (P. Knolle), filosofie (L. Engelfriet), theologie (P.L. Schram), natuurwetenschappen (H.A.M. Snelders), geneeskunde (M.J. van Lieburg), taalkunde (J. Noordegraaf), klassieken (J. Zwaan), buitenlandse romantici (C. de Deugd) en Nederlandse literatuur (P.J. Buijnsters). Deze bijdragen worden voorafgegaan door een ten geleide van L. Strengholt en een vergelijking tussen de beide veilingcatalogi door M. van Hattum. Met register van persoonsnamen. 144 pp., geïllustreerd. Prijs f25 excl. portokosten (f3). De bundel wordt u toegezonden na ontvangst van dit bedrag op postrek. 3054 van de AmRo-Bank, Korte Vijverberg 4, 's-Gravenhage, rek. no. 47.29.85.809, t.n.v. het Bilderdijk-Museum. Vermeldt u s.v.p. op uw overschrijving de woorden ‘Bilderdijks boekenwijsheid’.
M. van Hattum
| |
Handleiding voor PR- en reclameteksten
Wie geïnteresseerd is in normen die in de praktijk toegekend worden aan diverse tekstsoorten, vindt in de talloze handleidingen voor sollicitatiebrieven, scripties, verslagen en voorlichtingsteksten een schat aan materiaal. In sommige handleidingen komt de taalwetenschapper of taalbeheerser op verrassende wijze resultaten tegen van onderzoek uit het eigen vakgebied. Lamers refereert in zijn Handleiding voor PR- en reclameteksten regelmatig aan taalwetenschap en taalbeheersing. Bronvermeldingen zijn echter zeldzaam. De auteur combineert de vermelde inzichten enthousiast met eigen opvattingen over begrijpelijk en aantrekkelijk taalgebruik. Het resultaat is een handleiding waarvan de lezer de adviezen uiteindelijk alleen op goed gezag van de schrijver kan aannemen.
Enig taalwetenschappelijk gezag kan aan Lamers niet toegekend worden en als zodanig is deze handleiding van geen belang. Maar wie eens wil kijken welke ‘taal- | |
| |
wetenschappelijke’ inzichten aan de orde worden gesteld in cursussen voor voorlichters, PR-medewerkers en reclame-schrijvers wordt in deze publicatie goed geïnformeerd.
H.A.J.M. Lamers, Handleiding voor PR- en reclameteksten. Coutinho, Muiderberg 1989. 190 blz. Prijs f27,50. ISBN 90 6283 764 6.
Leo Lentz
| |
Het dialect van Blokzijl
In de serie publikaties van de IJsselakademie te Kampen verscheen als deel 59 Pieter Poorter, Blokzielugger schippers. Het boekje bevat veertien teksten in het dialect van Blokzijl. Deze teksten verschenen vanaf april 1981 wekelijks in de Opregte Steenwijker Courant. Ze vormen een kleine geschiedschrijving van het Blokzijl van voor en vlak na de eeuwwisseling. Op levendige toon worden allerlei kanten belicht van het dagelijks leven zowel in Blokzijl als op het water, waar de Blokzijlse schippers hun brood verdienden. Voor deze publikatie werden de stukken opnieuw geredigeerd. Op grond van het tekstmateriaal en gesprekken met informanten werd een woordenlijst samengesteld en een taalkundige inleiding bij de teksten geschreven, waarin de voornaamste kenmerken van het Blokzijls aan de orde komen. De taalverschijnselen zijn verder geïllustreerd met negen taalkaartjes. Bij het maken van de inleiding is er vooral naar gestreefd de materie toegankelijk te maken voor de niet-taalkundig geschoolde lezer.
Het dialect van Blokzijl is om verschillende redenen interessant te noemen. Tot op zekere hoogte lijkt het zich taalkundig gezien tussen het Westnederlands en het Overijssels in te bevinden. Daarnaast heeft het Blokzijls enkele opmerkelijke eigenschappen waarmee het zich van beide dialectgroepen onderscheidt. In de dialecten waaruit het Standaard Nederlands is voortgekomen zijn de van oorsprong lange Oudwestgermaanse vocaal van schaap en de oorspronkelijke korte Oudwestgermaanse klinker van water samengevallen in een lange vocaal. Veel dialecten maken nog onderscheid tussen die beide klinkers, bijvoorbeeld in kroam ‘kraam’, poal ‘paal’ en schoap ‘schaap’ (met de vocaal oa als lange tegenhanger van de o in kop), versus laete ‘laat’, naeme ‘naam’ en waeter ‘water’ (met een vocaal die zich tussen de Nederlandse aa en ee in bevindt). Het Blokzijls evenwel heeft in alle gevallen een oa: kraam, woater enzovoort. Een andere eigenschap die opvalt in dit dialect is dat er geen schwa-insertie optreedt bij diminuering van substantieven met een korte vocaal + sonorante consonant op het woordeinde. De Blokzijlse pendanten van balletje, torretje, mannetje, dammetje en dingetje luiden dan ook: baltjen, tortjen, mantjen, dampjen en dinkjen.
Het boekje is te bestellen bij de IJsselakademie, Molenstraat 28a, 8261 JW Kampen.
Bibliografische gegevens: Pieter Poorter, Blokzielugger schippers; met een inleiding over het Blokzijls en een verklarende woordenlijst door Jan Nijen Twilhaar en Harrie Scholtmeijer. Kampen, IJsselakademie, 1989. 63 pp., Pap. ISBN 90-6697-046-4. Prijs: f14,95, voor donateurs f12,70.
Jan Nijen Twilhaar
| |
| |
| |
Taal en leven in de Utrechtse Vechtstreek
In de eerste helft van deze eeuw heeft Chr. Stapelkamp (geboren in Loosdrecht in 1879) een hoeveelheid materiaal verzameld voor een Woordenboek van de Utrechtse Vechtstreek. Voor z'n dood in 1961 heeft ie dat aan het Meertens-Instituut afgestaan, waar T. van Veen het ontdekte toen ie werkte aan z'n proefschrift Utrecht tussen oost en west (Utrecht-Assen 1964).
Na z'n pensionering heeft v. Veen het gelukkige plan opgevat om het materiaal te bewerken en te publiceren. Daaraan danken we het prachtig uitgegeven boek met bovenstaande titel. Het bestaat uit zes delen: een alfabetische lijst van woorden op verschillende gebieden (v. Veen), het eigenlijke alfabetische woordenboek (Stapelkamp), een hele korte klank- en vormleer (Stapelkamp en v. Veen), een samenvattingvan v. Veen z'n proefschrift (van hemzelf), veenderijtermen en enige andere woorden uit het Utrechtse polderland (Stapelkamp) en een bibliografie (Stapelkamp en v. Veen).
Van Veen heeft met grote zorgvuldigheid en liefde dit materiaal bewerkt, o.a. door verwijzingen naar andere woordenboeken, woord voor woord. Drukfouten zijn er vrijwel niet. De Nederlandse dialektkunde is hem veel dank daarvoor verschuldigd.
Het boek telt 188 bladzijden, is mooi geïllustreerd, en kost f39,50. Het ISBN-nummer is 90.6011.648.8.
P.C. Paardekooper
| |
De Frankische Taalatlas
In 1981 verscheen van de Frankische Taalatlas (= Sprachatlas des nördlichen Rheinlandes und des südostlichen Niederlands) van J. Goossens een boekje met Ortsregister und Grundkarte, in NTg 75. 82 aangekondigd. Prijs 24 DM.
Pas in 1988 is de eerste aflevering verschenen van 10 kaarten: 1. mus, 2. merel, 3. bunzing, 4. vlinder, 5. ui, 6. herik, 7. kweekgras, 8. boomschors, 9. oogst en 10. pottebakker.
In een bijbehorend boekje staat een verantwoording van het materiaal, een bibliografie, een kommentaar (vanzelfsprekend de hoofdschotel!), opmerkingen en gegevens over gevallen met een of meer vermeldingen, een literatuurlijst en twee woordregisters.
Er komen nog vier afleveringen. Ik hoef nauwelijks te zeggen wat een buitengewone prestatie alleen al het verzorgen van één aflevering is. De Nederlandse en de Duitse dialektkunde mogen Goossens daarvoor wel heel dankbaar zijn. Misschien is de verschijning van deze taalatlas (die natuurlijk in zekere zin een aanvulling is op de noordoostnederlandse van Heeroma) een stimulans voor Nederlanders om alsnog de gestaakte Leids-Amsterdamse Taalatlas voort te gaan zetten. Meer nog: om meer Nederlandse dialektkunde te gaan doceren; die wordt op het ogenblik helaas schromelijk verwaarloosd, tot grote schade van de neerlandistiek.
De prijs van deze eerste aflevering is 98 DM, - en dat is goedkoop. De uitgever is N.G. Elwert Verlag (D 3550 Marburg-Lahn, Reitgasse 7-9, West-Duitsland). ISBN 3-7708-0880-0.
P.C. Paardekooper
| |
| |
| |
Stichting De Literaire Salon opgericht
Op 7 september 1989 werd te Leiden de Stichting De Literaire Salon opgericht. Doelstelling van De Literaire Salon is een ‘markt’ te zijn voor activiteiten, die het lezen van literatuur stimuleren. Activiteiten zijn o.m. het geven van cursussen en het organiseren van literaire reizen. Het Stichtingsbestuur bestaat uit de schrijvers Maarten 't Hart en Adriaan Morriën, de uitgever/letterkundige Johan Polak, jurist en essayist Huib Drion en als adviseurs de juristen J. Verhagen (directeur van de BUMA/STEMRA) en J. Brummelhuis (notaris). De directie wordt gevoerd door de oprichtster Hanneke Eggels, letterkundige te Leiden.
Cursussen worden een belangrijke activiteit van De Literaire Salon. Onder de titel ‘Moderne Nederlandse Letterkunde na 1945’ gaat binnenkort in de openbare bibliotheken van Amsterdam, Den Haag en Leiden het eerste vijftal van start, geschikt voor belangstellenden die aan het lezen gezet willen worden of voor lezers die het spoor in de laatste literaire ontwikkelingen bijster zijn. In tien lessen wordt een overzicht gegeven van de ontwikkelingen in de Nederlandse literatuur. Dit initiatief van De Literaire Salon past in het kader van de landelijke leesbevorderingsactiviteiten van de Nederlandse Bibliotheek- en Lectuurcentrale (NBLC) en van het Ministerie van WVC. Op landelijk niveau werkt De Literaire Salon met de NBLC samen.
Een ander initiatief van De Literaire Salon is dat van de Literaire Reizen. Van de twaalf Nederlandse provincies zal er steeds (voorlopig elk jaar één) worden bezocht door een geïnteresseerde groep lezers. Op lokatie worden dan inleidingen gehouden over schrijvers en dichters, die in die provincie (w(o)n(d)en en/of werk(t)en en vanzelfsprekend de invloed die deze lokatie op hun werk heeft gehad. Incidenteel zal er samen met de afdeling Tentoonstellingen van het Letterkundig Museum een reis worden georganiseerd n.a.v. een lopende expositie aldaar.
Stichting De Literaire Salon zoekt sponsors en donateurs, die incidenteel of regelmatig het project willen steunen. Wie meer wil weten kan schrijven of bellen met Stichting De Literaire Salon, Mosselbank 10, 2317 MD Leiden, tel.: 071-218668.
H. Eggels
| |
Middeleeuws mens- en wereldbeeld
Sinds 1981 richten de Universitaire Faculteiten Sint-Aloysius te Brussel (UF-SAL) didactische tentoonstellingen in die op een verantwoorde wijze wetenschappelijk zijn onderbouwd en een aantal themavelden uit de culturele sector centraal stellen. In 1990 wordt de 10de tentoonstelling georganiseerd. Deze tentoonstelling zal met meer prestige worden omkleed dan de vorige, ook al omdat UFSAL dat jaar zijn 20ste academiejaar viert. De eerste tentoonstelling ging over de middeleeuwse Vanden vos Reynaerde: van schurk tot schelm; de tiende handelt over het middeleeuwse mens- en wereldbeeld, zodat de cirkel (voorlopig) is gesloten.
En toch was ze rond... een wat vreemde titel wellicht, die het dan ook moeilijk kan stellen zonder ondertitel: middeleeuws mens- en wereldbeeld. De Ufsal-tentoonstelling van '90 is bedoeld voor een breed publiek van individuele geïteresseerden, socio-culturele groeperingen en schoolgroepen. Met de enorme vernieuwingen van de 12de eeuw als uitgangspunt worden een aantal vragen rond het middeleeuwse wereldbeeld nader uitgewerkt, afdalend van macro- naar microkosmos: hoe keken middeleeuwers naar de kosmos, naar de wereld, naar zichzelf als mens, naar dieren
| |
| |
en planten? Voortdurend wordt beklemtoond dat hun oplossingen en ideeën omtrent deze aspecten vaak bevreemdend overkomen voor 20ste-eeuwse mensen, maar daarom nog niet kunnen afgedaan worden als naïef. Voortdurend ook wordt geprobeerd om een aantal wijdverbreide clichés omtrent de middeleeuwen te ontmaskeren of te nuanceren. De titel van de tentoonstelling verwijst trouwens naar één van die clichés: de aarde is rond (bedoeld wordt bolvormig) en - anders dan algemeen wordt aangenomen - waren de middeleeuwers daarvan op de hoogte. Zaak is evenwel om het ene cliché niet door het andere te vervangen. Tijdens de tentoonstelling zal dan ook geprobeerd worden om zo genuanceerd mogelijk, en tegelijkertijd toch didactisch te werk te gaan.
Naast fotografisch materiaal, waaronder heel wat nooit eerder gereproduceerde miniaturen uit diverse Europese bibliotheekcollecties, worden ook 16 middeleeuwse handschriften tentoongesteld. Blikvangers zijn ongetwijfeld het Mandevillehandschrift uit Kaapstad, waarvan de openingsminiatuur als logo voor de tentoonstelling wordt gebruikt, een Latijns bestiarium en een maanboekje - waarin o.a. de maanstanden worden opgetekend - beide uit de Bibliotheek van de Rijksuniversiteit te Leiden.
Verder zullen er ook een 5-tal facsimiles van handschriften te bewonderen zijn, een aantal stukken uit diverse musea en een aantal facsimiles (waaronder een prachtig 12de-eeuws schaakspel) uit privé-bezit.
Dit alles wordt nog aangevuld met de Utrechtse tentoonstelling De wereld van Sint-Brandaan, die als illustratie van het geschetste mens- en wereldbeeld kan gelden. Het gaat om een reizende tentoonstelling die behalve in Utrecht, ook nog in Den Haag werd opgesteld maar die nog nooit in Vlaanderen te zien is geweest. Een primeur dus voor Usfal (en voor Vlaanderen). De wereld van Sint-Brandaan handelt over de wonderbaarlijke zeereizen van een groep Ierse monniken (o.l.v. Brandaan, abt van de abdij van Clonfert) die via hun reizen worden ingewijd in de wonderen van Gods schepping. Deze tentoonstelling biedt interessante aanknopingspunten met de thema's die in verband met het mens- en wereldbeeld worden uitgewerkt.
Nog enkele praktische gegevens: de tentoonstelling is geopend op vrijdag 2 maart en loopt tot en met zaterdag 28 april. Ze is alle dagen van de week geopend, behalve op zon- en feestdagen (van maandag tot en met vrijdag van 9u tot 19u; op zaterdag van 10u tot 17u). Plaats: de derde verdieping van Ufsal Brussel. Geleide bezoeken kunnen telefonisch worden aangevraagd op het nummer 02/4279960 bij Viviane Boulpaep.
Veerle Uyttersprot
|
|