De Nieuwe Taalgids. Jaargang 83
(1990)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 151]
| |||||||
Ontspoorde woordgroepen in het MiddelnederlandsA. SassenIn een artikel in NTg 82-4 (330-336) verklaart E. van den Berg de structuur van mnl. woordgroepen als (i) des borchgraven doot van Couchi door uit te gaan van onderliggend doot des borchgraven van Couchi. Hieruit is, in overeenstemming met nog steeds geldende beperkingen op verplaatsing van zinsdeelstukken, de postnominale genitief des borchgraven naar vóór het regerende substantief doot verplaatst, terwijl de voorzetselbepaling van Couchi op z'n oorspronkelijke postnominale plaats is blijven staan. De constructie is in het Nederlands verdwenen. De oorzaak daarvan ligt volgens Van den Berg ‘in het verloren gaan van de mogelijkheid van substantieven om genitiefkasus naar rechts toe te kennen en de opkomst van de prenominale genitieftoekenning.’ (336). Een soortgelijke verklaring als voor (i) zou kunnen gelden voor constructies als (ii) een berouwich mensche van sinen sonden. Je moet dan aannemen dat attributieve adjectieven in het Middelnederlands onderliggend in postpositie staan. Dat is evenwel, meent Van den Berg, ‘weinig aantrekkelijk’. Bovendien zou verplaatsing van het adjectief naar prenominale positie niet in overeenstemming zijn met de eerder bedoelde verplaatsingsregels. Van den Berg ziet als mogelijke analyse van (ii): van sinen sonden nabepaling bij de groep van adjectief en substantief. Constructies als (ii) zijn in vergelijking met (i) betrekkelijk zeldzaam. Dat lijkt op een marginale status te wijzen (336). Niettemin vormen ze voor Van den Berg een ‘overblijvend probleem’.
Naar mijn mening slaat Van den Bergs verklaring van (i) en (ii) de plank mis. Zowel (i) als (ii) is nl. een duidelijk geval van een ‘ontspoorde woordgroep’Ga naar voetnoot1. Beide zijn ze ‘ontstaan’ door verplaatsing van de van-bepaling uit het pregenitivisch resp. preadjectivisch attribuut naar achter de substantivische kern: (ii) is precies zo'n geval als verboden oversteekplaats voor rijwielen: [[verboden voor rijwielen] oversteekplaats] → Constructie (i) heeft in het hedendaagse Nederlands geen parallellen (in mijn materiaal komen gevallen als Willems dood van Oranje althans niet voor)Ga naar voetnoot2. Ter adstructie van mijn stelling kan het volgende worden aangevoerd. (1) De oorspronkelijke en in het Middelnederlands meest gewone positie van de attributieve genitief is niet die achter het bepaalde substantief, maar ervóór (Van Es 1938, 382-). We dienen voor (i) derhalve uit te gaan van (iii): | |||||||
[pagina 152]
| |||||||
(iii) [[des borchgraven van Couchi] doot] Hieruit wordt van Couchi naar rechts van doot verplaatstGa naar voetnoot3, om scheiding van de pregenitief en z'n substantivische kern te vermijden (de constructie van (iii) wordt overigens, zoals Van den Berg aan de hand van Van Es 1938 vaststelt, in het Middelnederlands wel aangetroffen). Om dezelfde reden kan in het huidige Nederlands verboden voor rijwielen oversteekplaats nietGa naar voetnoot4. (2) Voor de ontsporingsverklaring is (ii) dus het tegendeel van een probleem. De analyse van (ii) die Van den Berg voorstelt is niet plausibel: [[verboden oversteekplaats] voor rijwielen] behelst een contradictie. Bovendien: 't is het adjectief dat het voorzetsel selecteert. (3) Van den Berg neemt als onderliggende structuur van (i) aan: doot des borchgraven van Couchi. Deze structuur is ongrammaticaal: een bepalend lidwoord ontbreekt. Vooropplaatsing van een postgenitief moet dus gepaard gaan met eliminatie van die, een nodeloze complicatie. (4) Dat de constructie van (i) verloren is gegaan heeft ongetwijfeld te maken met de verdwijning van de prenominale genitief in het algemeen. Wij hebben nog, buiten de stereotiepe gevallen als 's mans dood e.d.: Willems, Van den Bergs, tantes, e.d.. Toevoeging van een van-bepaling leidt tot Willem van Oranjes dood, Willem van m'n broers trouwerij e.d. (liever nog: Willem van Oranje z'n dood, Willem van m'n broers z'n trouwerij). Van den Bergs verklaring is niet aannemelijk: substantieven kunnen - zij het meest schrijftalig - nog wel degelijk genitiefkasus naar rechts toekennen: de emancipatie der vrouw (en), etc. Hoe hij überhaupt van de opkomst van de prenominale genitieftoekenning kan spreken is me een raadsel. (5) Van den Berg houdt (i) voor een constructie die eigen is aan de syntaxis van het Middelnederlands. Met andere woorden: (i) is ‘grammaticaal’, omdat je die constructie nu eenmaal in Middelnederlandse teksten tegenkomt. Daarentegen is in zijn ogen (iv) dat in het hedendaagse Nederlands niet: die constructie krijgt van hem een ster (331). (iv) een gelukkige man met zijn lot Maar constructies als (iv) tref je in het (geschreven) Nederlands evengoed aan. En wel in zodanige mate en van zodanige schrijvers dat je ze niet als incidentele taalof schrijffouten kunt negeren maar moet rekenen tot de syntactische constructies die beschrijving en verklaring behoeven. Mijn stelling is: je vindt ze vanaf de Middeleeuwen door alle tijden heen tot vandaag toeGa naar voetnoot5. De hier bepleite verklaring van (i) is overigens in het geheel niet nieuw: Van Es (1938) spreekt van ‘splitsing van de | |||||||
[pagina 153]
| |||||||
genitiefgroep’ en voegt daaraan toe: ‘Vooral de voorzetselbepaling met van wordt bij namen en titels dikwijls achteraan geplaatst: van shertoghen weghe van Berry, (...)’ (415)Ga naar voetnoot6 (Alle vijf door Van den Berg aangehaalde gevallen van (i) voldoen aan die beschrijving). | |||||||
Bibliografie
|
|