De Nieuwe Taalgids. Jaargang 83
(1990)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||
‘Op de questye...’: Over de structuur van 16e-eeuwse zinnespelenMarijke Spies1 ProbleemstellingZinnespelen zijn door middel van personificaties zichtbaar gemaakte betogen. De personages zijn tot leven gebrachte filosofische, ethische of psychologische begrippen of verschijnselen, hun onderlinge relaties vormen de uitdrukking van de verbanden daartussen, en de handeling toont de ontvouwing van een leer, vaak als antwoord op een vooraf gestelde vraag. Daarbij is meestal sprake van een protagonist: de mens, die ‘op weg’ is naar het juiste inzicht of de goede levenshouding, en van enerzijds helpers, anderzijds tegenstrevers: de positieve en negatieve factoren die dat bevorderen, c.q. belemmeren.Ga naar voetnoot1 Zo liet op de ‘questye, welc den mensche steruende meesten troost es’ - gesteld bij het Gentse landjuweel van 1539 - de kamer van Caprijcke zien hoe Mensche, door Verdwaesde Iongheyt en Vieryghe Lust van de goede weg afgebracht, dankzij Conscyencye geconfronteerd wordt met Redene en Zalyghe Leerijnghe en zo gevoerd wordt naar Hope en Gheloove.Ga naar voetnoot2 Een en ander bracht mij op de vraag of de bouw van deze stukken dan ook niet bepaald is door de toenmalige belerings- en argumentatietechnieken. Met name daar waar sprake is van een ‘questye’ en van helpers en tegenstrevers lijkt een relatie met de ‘quaestio disputata’, de scholastische disputatio waarin de pro- en contra-argumentatie zo'n belangrijke rol speelt, voor de hand te liggen. In de vakliteratuur vond ik wel enige steun voor een dergelijke veronderstelling, maar geen duidelijk antwoord.Ga naar voetnoot3 De zaak is vooral ook van belang in verband met een mogelijke rhetorische invloed op de structuur van het laat 16e-eeuwse allegorische toneel, zoals de comedies van Coornhert, waar drs. Anneke Fleurkens een dissertatie-onderzoek naar verricht. Joel B. Altman heeft laten zien hoe in Engeland rond 1500 in de kring van humanistisch geïnteresseerde intellectuelen rond Thomas More op basis van de traditionele moraliteit een rhetorisch-argumenteel toneel ontstaat. We hebben hier te maken met een gedramatiseerde vorm van het ciceroniaanse argumenteren ‘in utramque partem’, dat zo'n centrale plaats inneemt in de humanistische opvoedingsidealen.Ga naar voetnoot4 Altman zet dit toneel tegenover de vroegere moraliteit, die een deductieve manier van redeneren zou representeren, niet gericht op het exploreren van alternatieven, maar op het demonstreren van een gegeven wereldbeeld. En hij | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||
wekt de indruk dat het argumenteren ‘in utramque partem’ daarbij niet voorkomt.Ga naar voetnoot5 Nu speelt, als gezegd, ook in de scholastische logica de argumentatie pro en contra een grote rol. Aan de verschillen met de meer probabilistische vorm van rhetorisch-dialectisch argumenteren van het humanisme waar Altman op doelt en de overgang van de ene naar de andere vorm, is de laatste jaren nogal wat aandacht besteed.Ga naar voetnoot6 Zouden argumentele technieken invloed hebben gehad op de structuur van het Nederlandse zinnespel, dan moet de neerslag van een dergelijke overgang ook daar te vinden zijn. Binnen dit kader is het allereerst zaak de vraag naar een mogelijke relatie tussen de scholastische disputatio en het zinnespel aan te pakken. Om mogelijke verwarring met de nieuwere rhetorisch-dialectische vorm van argumenteren te vermijden, bepaal ik mij daarbij tot stukken van vóór 1551.Ga naar voetnoot7 Invloed van de humanistische rhetorica, en met name van de argumentele aspecten daarvan, is in die periode nog weinig waarschijnlijk.Ga naar voetnoot8 | |||||||||||||||||||||||||
2 De moralitéHet zinnespel is de Nederlandse variant van de Franse moralité.Ga naar voetnoot9 Op zoek naar structuurkenmerken en hun herkomst ligt het voor de hand die oorsprong mede in ogenschouw te nemen. Dankzij de studie van Werner Helmich over dit Franse toneel is dat goed mogelijk. Helmich onderscheidt in de moralité een aantal grondpatronen. De belangrijkste daarvan is de ‘levensweg’, waarbij de mens, uitgerust met allegorische attributen als de sjaal van het geloof en de staf van de hoop, een tocht maakt langs gepersonifieerde deugden, c.q. ondeugden, als Rede, Geloof, Luiheid, Opstandigheid, en symbolische halteplaatsen, zoals de Herberg van het Verderf of de Tuin van de Wereldse Genoegens. Het thema is in Frankrijk en Nederland vooral populair geworden door de 14e-eeuwse niet dramatische Pélérinage de la vie humaine van Guillaume de Deguileville (1331, 1350).Ga naar voetnoot10 Er is een fragment overgeleverd van een toneelbewerking uit de tweede helft van de 14e eeuw uit de buurt van Luik, Le ieux de pelerinage humaine.Ga naar voetnoot11 In het stuk Bien advisé, mal advisé, gespeeld in 1439 in Rennes, zijn twee protagonisten, van wie de ene de smalle weg kiest langs Rede, Geloof, Nederigheid, Biecht, Boete enzovoort naar de hemelse zaligheid, en de andere de brede weg naar de Herberg en vervolgens via Armoe, Wanhoop enzovoort naar de hel.Ga naar voetnoot12 Soms is er zelfs sprake van een hele groep, zoals in Les blasphemateurs du nom de Dieu, dat rond 1535-'40 verscheen en waarin de godslasteraars gezamenlijk op weg gaan naar de ondergang; twee van hen vluchten onder indruk van de Dood nog net op tijd terug naar de Kerk, maar de rest gaat door tot in de verdoemenis.Ga naar voetnoot13 En in Le | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||
gouvert d'humanité, door Jean d'Abondance rond 1538 geschreven, gaat de Mensheid (Humanité, in het stuk echter voorgesteld als iemand van het manlijk geslacht) zèlf eerst de verkeerde kant op, totdat in het Huis van Doodzonde Gewetenswroeging hem terug weet te brengen op het goede pad. Voortdurend belaagd door Doodzonde, Verleiding en Wellust begint hij nu zijn pelgrimstocht.Ga naar voetnoot14 Nauw verwant met dit thema is wat ik de ‘levensles’ zou willen noemen. Van een echte reis is hier geen sprake meer. Een voorbeeld is L'omme pecheur, gespeeld in Tours en ca. 1494 in druk verschenen. Ook hier is sprake van helpers als Rede en Begrip, en tegenstrevers als Sensualiteit en Begeerte, die beurtelings op de Mens inpraten. Zijn ontwikkeling gaat eerst, via de Tuin van de Wereldse Genoegens, van kwaad tot erger, maar nadat God eerst Ziekte en daarna Dood naar hem toegezonden heeft, bereikt hij via Geweten, Biecht en Boetedoening toch nog het paradijs.Ga naar voetnoot15 Een ander patroon is dat van het ‘gevecht der deugden’, oorspronkelijk afkomstig uit de Psychomachia van Prudentius (4e eeuw), waarin de deugden en zonden twee aan twee met elkaar vechten.Ga naar voetnoot16 In de Moralité des sept péchés mortels et des sept vertus, die tussen 1380 en 1420 moet zijn ontstaan, zijn de gevechten discussies geworden, waarbij de zonde telkens wordt overtuigd en vervolgens, na God om vergeving gebeden te hebben en te hebben gebiecht, de kleren van de betreffende deugd aan krijgt.Ga naar voetnoot17 In combinatie met dat van de ‘levensles’ komt dit patroon voor in L'homme juste et l'homme mondain van Simon Bougouin, dal in 1476 in Tarascon werd opgevoerd. De verschillende deugden en zonden trachten hier in steeds groter getale de twee protagonisten te bekeren, c.q. verleiden, waarbij dat door de andere partij verhinderd wordt. Uiteindelijk weten de zonden l'Homme Mondain en de deugden l'Homme Juste definitief in hun macht te houden.Ga naar voetnoot18 Ik heb dit vrij uitvoerige overzicht gegeven om duidelijk te maken dat de structuur van deze stukken er niet een is van discussie en logische argumentatie, maar van fasen-gewijze uiteenzetting. Het duidelijkst is dat bij het ‘levensweg/levensles’-patroon. De opbouw daarvan is steeds in de trant van: van het een komt het ander. Wel worden er steeds twee alternatieven naast, of soms ook na elkaar gepresenteerd, maar van een werkelijke confrontatie over en weer is geen sprake. Dat is wel het geval bij de stukken die geschreven zijn volgens het patroon van het ‘gevecht der deugden’. In de Moralité des sept péchés mortels et des sept vertus wordt zelfs gesproken van een ‘disputasion’.Ga naar voetnoot19 Maar ook daar blijft het structuurprincipe van de stukken als geheel dat van opeenvolgende fasen of stadia, zij het dan dat elke fase op zichzelf hier bestaat uit een discussie. Juist door deze structuur van juxtapositie, waarbij de afzonderlijke stadia meer of minder uitgewerkt werden,Ga naar voetnoot20 konden deze stukken zo'n grote omvang bereiken. De drie belangrijkste representanten, Bien advisé, mal advisé, L'omme pecheur en L'homme juste et l'homme mondain tellen respectievelijk 8000, 22.000 en 30.000 regels. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||
In de Nederlandse zinnespelen vindt men deze patronen voortdurend terug. In inhoudelijk opzicht hoeft men daarbij overigens niet meteen te denken aan invloed van de Franse moralité. Zowel het thema van de ‘levensweg en -les’, als dat van het ‘gevecht der deugden’ was uit andere bronnen al overbekend.Ga naar voetnoot21 Ook de structuur is veelal die van verschillende stadia, waarlangs de confrontatie van de positieve en negatieve factoren plaats vindt. Dat geldt, om enkele voorbeelden te noemen, zowel voor de Elckerlyc (ca. 1475),Ga naar voetnoot22 als voor Maria Hoedeken van Cornelis Everaert (1509), het spel van Caprijcke in de Gentse spelen van 1539 en Den wellustigen mensch van Jan van den Berghe (opgevoerd in 1551). Bij alle overeenkomst zijn er echter toch ook duidelijke verschillen. De Nederlandse spelen zijn aanzienlijk korter. Everaert komt zelden boven de 700 en slechts éénmaal boven de 800 regels, de Gentse spelen bewegen zich tussen de 500 en 600, en zelfs het uitzonderlijke lange Den wellustigen mensch komt met z'n bijna 1200 regels toch niet in de buurt van de grote Franse voorbeelden. Belangrijker is echter dat ze in veel gevallen ook qua structuur afwijken. En het is daarin dat zich, als ik het goed heb, de invloed van het strijdgedicht en de disputatio doet gelden. Ik ben niet systematisch nagegaan of soortgelijke verschijnselen ook bij de latere Franse moralité's optreden. Helmich zegt daar niets over, maar uitgesloten lijkt het me zeker niet.Ga naar voetnoot23 Voor mijn vraagstelling is het echter niet nodig op dit moment dieper op de Franse situatie in te gaan. | |||||||||||||||||||||||||
3 De disputatioIn het strijdgedicht discussiëren twee partijen tot één van beide tot zwijgen is gebracht: geest en vlees, deugd en lust, winter en zomer, kerk en synagoge, en wat niet al. De oorsprong van het genre ligt verscholen in de nevelen van het klassieke en germaanse verleden. Reeds in 1920 heeft Walther erop gewezen dat het in de middeleeuwen geliefd was als schooloefening, die dan het karakter krijgt van een disputatio. Als zodanig komt het vervolgens ook in de middeleeuwse mysteriespelen en moraliteiten terecht.Ga naar voetnoot24 Hetzelfde geldt voor de nauw met het strijdgedicht verwante thema's van de ‘strijd der deugden’, een door Hugo van Sint Victor geallegoriseerde passage uit psalm 84, niet te verwarren met het hiervoor genoemde, van Prudentius afkomstige ‘gevecht der deugden’, en het al even populaire ‘satansproces’.Ga naar voetnoot25 ‘Strijd der deugden’ en ‘satansproces’ raakten nauw verbonden en kwamen in combinatie met elkaar terecht in de Pélérinage de la vie humaine van DeguilevilleGa naar voetnoot26 en van daar bijvoorbeeld in L'omme pecheur. Wat Nederland betreft vinden we beide, zij het in omgekeerde volgorde, in Die eerste bliscap van Maria.Ga naar voetnoot27 De ‘strijd der deugden’ afzonderlijk vormt het slot van zowel Le gouvert d'humanité als Van den Berghe's Den wellustigen mensch, terwijl het ‘satansproces’, als bekend, te vinden is in de Marieken van Nieumegen.Ga naar voetnoot28 | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||
Het is, na de toch vrij globale opmerkingen daarover van Walther, in Nederland Mak geweest die, steunend op een artikel van Axters, heeft gewezen op het disputatio-karakter van deze teksten.Ga naar voetnoot29 Maar niet alleen komt de disputatio in deze vorm binnen het laat-middeleeuwse toneel terecht. Er is ook, dunkt me, voldoende reden om te stellen dat hij in sommige gevallen zelf toneel wordt, te beginnen met het abel spel Vanden winter ende vanden somer. Om dat aan te wijzen moet ik kort ingaan op de vorm van de disputatio en de daarmee nauw samenhangende quaestio.
In het middeleeuwse universitaire onderwijssysteem namen vraag en antwoord en discussie een centrale plaats in. Niet omdat het zou gaan om zaken die werkelijk ter discussie stonden, maar om tot een beter begrip te komen van dal wat vast stond. Het vragen van informatie of toelichting en het aftasten van de logische samenhangen diende de intellectuele verheldering.Ga naar voetnoot30 Deze onderwijstechnieken stonden zo centraal dat de meeste filosofische teksten van de middeleeuwen er de weerslag van vertonen.Ga naar voetnoot31 Van deze is de ‘quaestio’ niet meer dan het vragen naar de juiste opvatting. In de ‘disputatio’ echter - de ‘quaestio disputata’ - wordt deze vraag met argumenten pro en contra omkleed (de ‘disputatio’ in engere zin), waarna een definitief antwoord volgt plus een weerlegging van de ingebrachte objecties (samen de ‘determinatio’ genoemd). Dit antwoord is aanvankelijk kort (‘solutio’), maar ontwikkelt zich in de 13e eeuw tot het hoofddeel, het zogenaamde ‘corpus articuli’, en wordt dan vaak opgedeeld in onderdelen (‘distinctio’) en door argumenten ondersteund. Deze vorm komt in de 13e eeuw vast te liggen.Ga naar voetnoot32 Het karakter van verheldering van een reeds vastliggende waarheid blijkt duidelijk uit het feit dat de argumenten pro en contra in discussie met elkaar gegeven worden door respondenten en opponenten (een discussie die zeer levendig en complex kan zijn), maar dat het uiteindelijke antwoord (‘corpus articuli’) en de daarna volgende weerlegging van de tegenargumenten gegeven worden door de meester als definitief oordelende instantie.Ga naar voetnoot33 Tenslotte zij opgemerkt dat naast de ‘quaestio disputata’ er ook nog de ‘quaestio de quolibet’ bestaat waarin het niet om één vraag gaat, maar waarin verschillende uiteenlopende vragen aan de respondens worden gesteld.Ga naar voetnoot34 Voorbeelden van dit alles zijn in de middeleeuwse literatuur niet moeilijk te vinden. Axters heeft al gewezen op de grote betekenis van Jacob van Maerlant in dit opzicht.Ga naar voetnoot35 De Wapene Martijn is te beschouwen als een quolibet, de beide andere Martijns als quaestio's en Ene disputacie van onser vrouwen ende van den heilighen cruce toch wel als een vrij rudimentaire vorm van een quaestio disputata.Ga naar voetnoot36 Daarentegen is de Dispitacie van Rogiere ende van Janne van Jan de Weert, ondanks | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||
de naam, weer niet meer dan een quaestio.Ga naar voetnoot37 Een voldragen disputatio in de volkstaal valt uiteraard pas later te verwachten. Een goed voorbeeld is het Parlament van omoed ende hoverdije van Jan Praet, opgenomen in diens Speghel der wijsheit uit het midden van de 14e eeuw.Ga naar voetnoot38 In deze tekst volgt na een ‘inleiding’, waarin Sapientia het onderwerp introduceert (r. 1-34), een uitvoerige discussie tussen Hoverdi als opponens en Sapientia als respondens (r. 35-670), waarna Omoed het antwoord geeft (r. 671-796) en, in de vorm van een vermaning tot de Mens, alle pretenties van Hoverdi weerlegt (r. 797-1034). Het stuk wordt afgesloten door een korte conclusie van Sapientia en Jan zelf (r. 1035-1076). | |||||||||||||||||||||||||
4 Het disputatio-karakter van Nederlandse zinnespelenIn Vanden winter ende vanden somer, dat enige decennia na Jan Praets Parlament geschreven moet zijn, vinden we deze zelfde structuur terug.Ga naar voetnoot39 Het stuk wijkt in twee opzichten af van de tot dan toe bekende strijdgedichten over hetzelfde onderwerp. Ten eerste staat het in dezelfde allegorische traditie waar ook de moralité uit voortkomt door de manier waarop kwaliteiten van de twee combattanten - waar dezen zich in de discussie zelf op beroepen - door middel van personificaties een eigen gestalte hebben gekregen: aan de kant van Winter Clappaert, de praatjesmaker, en Loiaert, de luiaard, en aan de kant van Somer Moyaert, de fat, en Bollaert, de opschepper. Men kan zich voorstellen hoe een al oude gewoonte om het gevecht op een of andere manier op te voeren,Ga naar voetnoot40 zich verbindt met het intellectuele middel van de allegorie en zo leidt tot een toneelstuk met meerdere personages en een fictionele handeling. Ten tweede vertoont het stuk de kenmerken van de voldragen disputatio, doordat na de proloog (r. 1-20) en de discussie van Winter en Somer en hun partijgangers (r. 21-407), Venus, op verzoek van Moyaert (r. 408-515), het uiteindelijke oordeel velt en de combattanten hun plaats wijst (r. 516-603) en daarmee in feite, zij het niet verbatim, hun argumenten weerlegt. In de geleerdentraditie van het strijdgedicht, zoals die af te lezen is uit de door Walther gepubliceerde teksten uit de 12e eeuw en daarna, zien we ook vaak een uiteindelijke solutio van een onafhankelijke instantie (meestal Ratio), al kan men daar, vanwege de beknoptheid, toch niet spreken van een echte determinatio.Ga naar voetnoot41 Ook de gebruikte terminologie wijst op de disputatio, niet eens zozeer wanneer in de proloog wordt aangekondigd dat Winter en Somer zullen strijden met ‘woorden ende wedertael’, maar wel wanneer Moyaert de determinatio inleidt met de woorden Ay god wie sal dit moghen scheiden
Tusschen dese twee heren dit paerlementGa naar voetnoot42
Iwema, die al eerder gewezen heeft op de relatie van het stuk met de disputatio, heeft deze determinatio niet als zodanig herkend. Hetzelfde geldt voor Hüsken, die | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||
wel spreekt van een ‘dispute [...] settled by Venus’, maar toch geen verband legt met de disputatio, en a fortiori voor Van Dijk, die de tekst interpreteert tegen de achtergrond van de traditie van het tweegevecht en de doorbreking daarvan door een meer wetenschappelijke attitude, zoals spreekt uit de kosmologie van Venus.Ga naar voetnoot43 Maar uiteraard is, om op dit laatste nog even door te gaan, het allegorisch op te vatten tweegevecht uitstekend te verenigen met een disputatiostructuur. Misschien kunnen we zelfs zeggen dat een dergelijke intellectuele vorm bij uitstek past bij de genoemde wetenschappelijke attitude. Hoe dit laatste ook zij, het lijkt me duidelijk dat Vanden winter ende vanden somer in structureel opzicht een andere traditie vertegenwoordigt dan die van de Franse moralité's, ook al is in het abele spel de techniek van de allegorie en personificatie gebruikt en ook al zijn er omgekeerd in heel wat moraliteiten strijdgedichten en procesteksten met een disputatiostructuur opgenomen. Dankzij het stramien van de disputatio vertoont het stuk een veel compacter compositie en kon het ook niet zo oeverloos uitdijen als stukken van het ‘levensweg/levensles’-type. Ik ga hier niet in op de vraag welke factoren de ene of de andere traditie bevorderd kunnen hebben. Zeker lijkt me dat rond 1500 in elk geval in de Nederlanden beide tradities nauwer verweven raken en dat er - naast stukken die, zoals de Elckerlyc of Den wellustigen mensch, een verkorte vorm van het ‘levensweg/levensles’-patroon laten zien - een niet gering aantal stukken valt aan te wijzen met weliswaar de allegorische inkleding van de moralité, maar met de structuur van de disputatio.
Als getuigen wil ik beginnen twee stukken op te voeren van Cornelis Everaert: Tspel van Maria hoedeken uit 1509 en Een Sanders welvaren uit 1511.Ga naar voetnoot44 In Tspel van Maria hoedeken wordt Goed Gheselscip door de sinnekens Sober Regement en Quaet Beleedt de herberg van Cleen Achterdyncken ingepraat. Ondanks de voortdurende verwijten van Inwendighe Wroughynghe, raakt hij met de sinnekens en Gheduereghe Verarthede (ingekankerde zondigheid), die er inmiddels bijgekomen is, aan het brassen en dobbelen. Pas wanneer Goet Gheselscip al z'n geld verloren is, luistert hij naar Inwendighe Wroughynghe. Deze brengt hem vervolgens naar Deuchdelic Onderwysen, die hem zegt zich te beteren, boete te doen en God te dienen. Wanneer Cleen Achterdyncken, Sober Regement en Quaet Beleedt vervolgens Goet Gheselscip willen beroven, weet hij ze met hulp van Maria te bekeren. De disputatio-opbouw van dit stuk is te herkennen in de combinatie van een discussie tussen tegenstrevers en helpers (Sober Regement, Quaet Beleedt, Cleen Achterdyncken versus Inwendighe Wroughynghe), gevolgd door een uitspraak van een onafhankelijke tot oordelen bevoegde instantie (Deuchdelic Onderwysen) en de weerlegging van de tegenstrevers, hier uitgedrukt door hun bekering. Ook van Een sanders welvaren, met z'n 746 verzen een van de langste stukken die we van Everaert bezitten, is de structuur die van de disputatio. Hier is het Meest Elc die door Practyckeghe List en Suptyl Bedroch tot moreel onacceptabel gedrag wordt verleid. Via hun aanwijzingen weet hij zich met de hulp van Eyghen Wasdom (die woont in het Huus van Neersticheyt) de liefde van Dommenacie van Goede te verwerven. Hij is ongevoelig voor de verwijten van Eens Sanders Welva- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||
ren, met wie hij in discussie raakt en die hij tenslotte wegstuurt. Tot zover de geal-legoriscerde objecties en responsies. De dan volgende determinatio wordt gegeven door Ghetughe der Waerheyt ‘ghecleet als een Moyses met twee steenen taeffels jn dhandt’,Ga naar voetnoot45 die door Eens Sanders Welvaren te hulp is geroepen. Deze geeft het oordeel, weerlegt de standpunten van Eyghen Wasdom en maant hem Practyckeghe List en Suptyl Bedroch de laan uit te sturen. Bij wijze van conclusie eindigt het stuk ermee dat Ghetughe der Waerheyt aan Meest Elc het uitzicht biedt op de vergeving die de mens dankzij Christus' zoendood kan krijgen. In verschillende andere stukken is een vergelijkbare compositie te ontdekken. Zo determineert in Tspel van den hooghen wynt ende den zoeten reyn uit 1525 Redelicke Verstannesse de discussie tussen Den Hooghen Wynt en Den Zoeten Reyn.Ga naar voetnoot46 In Tspel van ghewillich labuer ende volc van neerrynghe van 1526 determineert 'sHeeren Wille, ingeleid door Troostich Confoort en vergezeld door Pays, de discussie van de twee titelpersonificaties met Den Beroerlicken Tyt. In Tspel van groot labuer en sober wasdom (1530), een stuk dat nog meer dan Everaerts andere spelen opvalt door de realistische uitwerking van de verschillende scènes, is het Beleedt van Wysheden die een eind maakt aan alle strubbelingen van de timmerman Groot Labuer, koopman Sober Wasdom en de soldaat Den Tyt van Nv met Splyttemytte en Ghaerpennync, de vrekkige ouders van de door hun geliefde Couver Hande-lynghe (bloeiende handel), en de beide minnaars de ware liefde voor God leert. En in Ghemeende Neerrynghe (15..?) determineert Justicie de strubbelingen van Ghemeene Neerrynghe, Sulc Scamel en Elckerlyc. In al deze stukken vindt men dezelfde opbouw van discussie, oordeel, weerlegging van foute opvattingen, die overeenkomt met die van de disputatio. Nog duidelijker is de situatie in een aantal van de negentien Gentse spelen van zinne.Ga naar voetnoot47 Dat was ook wel te verwachten, omdat deze stukken de behandeling bevatten van een expleciet geformuleerde ‘questye’, en een kwestie niet alleen het uitgangspunt vormt van een quaestio, maar ook van een quaestio disputata, een disputatio. Een groot aantal van de Gentse spelen zijn inderdaad te beschouwen als gealle-goriseerde quaestio's, waarin niets anders gebeurt dan dat via vragen en tegenwerpingen explicaties en toelichtingen worden uitgelokt, die met elkaar de inhoud verhelderen van de morele propositie die het antwoord vormt op de vraag ‘welc den mensche steruende meesten troost es’. Als voorbeeld moge het eerste stuk in de bundel dienen, dat van Leffynghe. Hierin krijgt Mensche eerst tot driemaal toe van Schriftuerlic Troost uitgelegd wat géén troost biedt, te weten: wereldse wijsheid, hoge macht en rijkdom, waarna vervolgens Hope der Ghenaden, geassisteerd door Schriftuerlic Troost, hem de juiste opvatting uitlegt. Negen andere stukken in de bundel - van Meesene, Ipre, Nieukercke, Nieport, Meenene, Audenaerde, Loo, Cortrijcke (6e prijs) en Deynze - vertonen dezelfde structuur, waarbij het aantal personificaties gering en van discussie geen sprake is. Daarnaast zijn er vijf stukken waarin wel helpers en tegenstrevers voorkomen, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||
maar zonder dat men kan zegen dat het voldragen disputatio's zijn. In de stukken van Axele en Thienen is zelfs geen discussie: eerst komen de tegenstrevers de foute mening verwoorden en vervolgens de helpers de goede. In de drie andere - Brugge, derde-prijswinnaar Thielt en Wynoxberghe - discussiëren ze wel met elkaar, maar ontbreekt de onafhankelijke oordelende instantie, of beter: die instantie is vanaf het begin in de discussie betrokken, waardoor het geheel toch meer heeft van een quaestio, waarin de tegenwerpingen slechts de aangevers zijn voor de formulering van de juiste opinies. Vier stukken hebben echter wèl een echte disputatio-structuur, te weten die van eerste-prijswinnaar Antwerpen, vijfde-prijswinnaar Brussel, Caprijcke en Edijnghe. In het spel van Antwerpen discussiëren Eyghe Betrauwen aan de ene kant en Rede en Wet aan de andere over Staervende Mensche. Op het moment dat die tot totale wanhoop is gebracht, wijst Bystand op Vercondigher des Woords, die de juiste opvatting uiteenzet. In het stuk van Brussel discussiëren Daude Serpent (de duivel) en Vernuftigh Succours (de menselijke rede) met Staervende Mensche zelf en is het Dlevende Woordt die, gezonden door God de Vader, determineert en de tegensputteringen van Daude Serpent weerlegt. In dat van Edijnghe gaat het al niet anders: Smenschen Vernuftheyt en Schriftuere discussiëren en Evangelisch Leeraer determineert. In het stuk van Caprijcke tenslotte staan Verdwaesde Iongheyt en Vieryghe Lust aan de ene kant van Mensche en Gheloove aan de andere kant en discussiëren ze vooral indirect met elkaar. De determinatie gebeurt door Redene en Zalyghe Leerijnghe, die door Conscyencye opgeroepen zijn, waarna de tegenstrevers verdwijnen en Hope en Tgheloove Mensche naar de hemel voeren. Het spel van Caprijcke is van alle Gentse spelen het duidelijkst geschreven in de traditie van de moralité. Het stuk is gebouwd op de thematiek van de brede en de smalle weg, zoals die populair was gemaakt door de Pélérinage de la vie humaine en de Nederlandse bewerkingen daarvan: Verdwaesde Iongheyt en Vieryghe Lust lokken Mensche, die op weg was gegaan met het Woord Gods als lantaren en het Betrouwen op God als staf, de brede weg op die leidt naar de herberg Poel van Desperacyen waar Der Zonden Voetzele waard is. Ook het stuk van Brussel en dat van Thienen bevatten reminiscenties aan deze stof. Des te opvallender is het dat juist hier de disputatiostructuur zo duidelijk te herkennen is. | |||||||||||||||||||||||||
5 Ter afsluitingWat al deze stukken vooral laten zien, is de relatie die het zinnespel heeft met de argumentatietechnieken van de scholastiek. De traditie van de moralité komt in het zinnespel, méér dan in de ongetwijfeld meestal indirecte ontlening van thema's en motieven, vooral tot uiting in de allegorisering als zodanig: het opvoeren van personificaties die de inhoud verwoorden van de abstracta die ze vertegenwoordigen. Dat principe vindt men ook gerealiseerd aan de hand van allerlei andere themata, ontleend aan de bijbel, zoals in Het spel van de v vroede ende van de v dwaeze maegden, of aan de geschiedenis of de alledaagse realiteit, zoals in veel stukken van Everaert. Soms is de eigen vorm van zo'n thema - Hummelen spreekt van de ‘beeldingsdrang’ of ‘beeldwaarde’ - te sterk om de structuur van het geheel door de argumentatie te laten bepalen.Ga naar voetnoot48 Dat is bijvoorbeeld het geval bij het bijbelverhaal van de vijf wijze en vijf dwaze maagden, dat wel geallegoriseerd kon worden, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||
maar dat als zodanig nu eenmaal vast lag. Maar hoe sterker de allegorie, hoe groter de mogelijkheid om het opgevoerde betoog argumenteel te organiseren. In de toekomst zouden de nieuwe op de klassieken geënte toneelopvattingen aanhaken bij de ‘beeldwaarde’ van dit toneel.Ga naar voetnoot49 Dat heeft het zicht belemmerd op de daaraan voorafgaande ontwikkelingen op het niveau van de argumentele structuur. Het onderzoek daarnaar moet eigenlijk nog beginnen. Daarbij zal men dan tevens de dialoog moeten betrekken, die immers nauw verbonden is met, enerzijds het genre van het strijdgedicht, anderzijds het toneel,Ga naar voetnoot50 en waarin argumentele technieken op de meest directe wijze werden toegepast. Met betrekking tot de Latijnse schooldialoog heeft C.J.R. Armstrong inderdaad de ontwikkeling van scholastische logica naar rhetorische dialectica gesignaleerd.Ga naar voetnoot51 Een in dit verband wellicht veelzeggend voorbeeld zijn de dialogen van de Parijse rector Joannes Ravisius Textor, die in de jaren tussen 1500 en 1524 opgevoerd zijn op het collège de Navarre, waar de auteur rhetorica doceerde.Ga naar voetnoot52 Ze kwamen onder de titel Dialogi aliquot voor het eerst uit in 1530 en zijn zeker zestien maal herdrukt tot ver in de 17e eeuw toe, ook in de Nederlanden.Ga naar voetnoot53 Een aantal van deze dialogen hebben een thematiek die analoog is aan die van de moralité. Zo is de eerste dialoog, Terra, aetas et alij plerique, gebouwd op het thema van L'omme pecheur, terwijl het tweede, Tres mundani, mors, natura, gelijkenis vertoont met Les blasphemateurs.Ga naar voetnoot54 De dialoog Mundus, liberum arbitrium etc. lijkt zowel op L'omme pecheur als op Bien advisé, mal advisé, en zo zijn er nog wel meer parallellen te vinden.Ga naar voetnoot55 Al deze dialogen hebben een compacte, argumentele opbouw, maar de structuur van de scholastische disputatio heb ik er niet in weten te ontdekken. Mogelijk zijn hier al sporen te vinden van een ontwikkeling in meer rhetorische richting. Het onderzoek naar het 16e-eeuwse Nederlandse toneel zou wel eens gebaat kunnen zijn met een perspectiefwijziging richting Latijnse school. | |||||||||||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||
|
|