| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
Apollo en Christus
In 1979 verscheen een zeer leerzaam boek van Isabel Rivers, Classical and christian ideas in English Renaissance poetry. In een aantal hoofdstukjes behandelde ze kort hoe bijvoorbeeld Platonisme of Stoa, bijbelexegese of kosmologie hun weerslag vonden in de literatuur, met het oog op de zeer velen die door gebrek aan kennis van de bijbel en de klassieken eenvoudigweg vaak niet meer in staat waren te begrijpen waar al die 16de- en 17de-eeuwse auteurs het over hadden. Het aardigste deel van het boek vond ik de zeer royale verzameling teksten die steeds aan ieder hoofdstuk was toegevoegd. Uit de klassieke literatuur in de breedste zin van het woord uit de kerkvaders maar ook uit toen moderne schrijvers uit Italië, Frankrijk maar vooral natuurlijk uit Engeland werden de in de hoofdstukjes kort behandelde onderwerpen met teksten geïllustreerd. Het boek heeft op universiteiten en hogescholen zijn weg wel gevonden, ook in Nederland, maar uiteraard misten Neerlandici de aansluiting met de eigen literatuur.
Het is daarom een zeer gelukkige gedachte geweest van de Amsterdamse hoogleraar Grootes dit boek voor Nederland te laten bewerken door een tweetal studenten van hem. De opzet van het boek is gelijk gebleven en ook de tekst van de hoofdstukken is zoveel mogelijk gehandhaafd. Wel zijn de typisch op Engeland gerichte onderdelen vervangen door voor Nederland relevante uiteenzettingen. Ook de bibliografie is in Nederlandse richting herzien.
De grootste vernieuwing zit evenwel in de vervanging van het Engelse voor-beeldmateriaal door Nederlandse teksten. Hier is een schat aan gegevens bijeengebracht uit bekende en minder bekende teksten, die voor vrijwel iedere lezer nog wel wat nieuws zal brengen. Voor beginnende studenten zal het geen gemakkelijk boek zijn: de gekozen gedichten en fragmenten worden zonder toelichting aangeboden. Maar voor nadere bestudering in groepen zal het boek uitstekend dienst kunnen doen.
Simpha Brinkkemper en Ine Soepnel, Apollo en Christus. Klassieke en christelijke denkbeelden in de Nederlandse renaissance-literatuur. De Walburg pers. Zutphen 1989. Het boek telt 240 blz. en kost f32,-
M.A.S.-v.d.D.
| |
Voortgang
Onlangs is het negende deel verschenen van Voortgang, jaarboek voor de Neerlandistiek, met enige vertraging blijkbaar omdat als jaar van uitgave 1988 wordt genoemd. Ik geef een opsomming van de inhoud: J.A. van Leuvensteijn schreef over syntactische en versificatorische grenzen in berijmde teksten; E.J. Folkers-Loosjes en S.A. Schippers leveren een stuk over de ‘Mei’ van Leopold; J. Rozenbroek bestudeerde de relatie tussen Frederik van Eeden en Ibsen; J.W. van der Wey analyseert, het prozagedicht Apokalyps van Lodewijk van Deijssel. Verder zijn de volgende studies opgenomen: S. Smith over Richars en de Riddere metter mouwen; M. Mulder over veranderingen in de ambtelijke taal van Deventer tussen 1350 en 1500; J.L.M. Hulsker over Casparus van den Ende en zijn klankmethode;
| |
| |
J. Noordegraaf over Hoogvliet en het Volapük, T. van Dijk over leugens vanuit het perspectief van taalbeheersing; S. Daalder over de taalkundige categorieënleer. J. Bethlehem tenslotte levert aanvullingen op het Middelnederlandsch woordenboek.
Het jaarboek telt 252 bladzijden en kost f32,50. Men kan het bestellen door dit bedrag over te maken op postgiro 4578980 t.n.v.W.F.G. Breekveldt, studierichting Nederlands V.U., Postbus 7161, 1000 MC Amsterdam.
M.A.S.-v.d.D.
| |
Dissertatie over Gysbert Japix
Op 14 september 1989 promoveerde aan de Vrije Universiteit te Amsterdam Philippus Breuker op een zeer omvangrijke dissertatie over Gysbert Japix. Voor niet-Frisisten is het een hele kluif de in het Fries geschreven studie door te werken maar gelukkig heeft de auteur een zeer uitgebreide Nederlandse samenvatting (ruim 30 blz.) van zijn werk gegeven. Strikt genomen rekent De nieuwe taalgids de Friese literatuur niet tot haar domein maar dit boek verdient toch wel een aankondiging en dat niet alleen omdat er ook aandacht in wordt geschonken aan Japix’ Nederlandstalige poëzie. Die is, hoewel kwantitatief beperkt, zeker niet oninteressant. Men vindt er bijvoorbeeld een kritisch gedicht op Amsterdam onder en een beeldende serie op de vier jaargetijden.
Deze teksten zijn in een aanhangsel ‘Fersprate versen’ afgedrukt in dl. I van de dissertatie, die een facsimile-editie van het werk van de dichter bevat, met uiteraard de Friesche Rymlerye (1668 en 1681) centraal. Dl. II van het boek bevat verschillende studies. In een biografisch deel wordt Gysbert Japix in zijn vriendenkring en milieu geplaatst - in dit deel is het resultaat van veel archivalische nasporingen verwerkt. Zeer interessant is het onderzoek naar de receptie van het boek. Breuker is bijvoorbeeld minutieus nagegaan in wiens handen de overgebleven exemplaren van de beide drukken der Friesche Rymlerye in de loop der eeuwen zijn geweest. Het grootste onderdeel van de studie is hfdst. 5 ‘Tekstkommentaar’ geheten. Hierin wordt een keuze van Gysbert Japix’ gedichten onderzocht op hun datering, de gebruikte bronnen, genre en historische context. Resultaat van het onderzoek is o.m. dat de Friese dichter het werk van zijn Nederlandse collega's uitstekend heeft gekend en het graag heeft geïmiteerd. In het algemeen stelt Breuker vast dat Japix een typisch literair dichter is geweest, een vakman, geïnteresseerd in ‘taalopbouw en taaluitdrukking’.
It wurk van Gysbert Japix is uitgegeven bij de Fryske Akademy te Ljouwert. Het telt XII + 470, XVI + 632 blz. De prijs is f120,- (Voor leden en donateurs f95,-).
M.A.S.-v.d.D.
| |
De jas van het woord
Onder deze titel is een fraai-geïllustreerde catalogus van Westeuropese boekbanden verschenen, verzameld en beschreven door F. van der Linden en A.S.A. Struik. Uitgeverij Samson in Alphen aan den Rijn had de bijbehorende tentoonstelling onder haar hoede en heeft wellicht nog exemplaren van de catalogus voor liefhebbers over. In de catalogus was voor het Nederlandse boek betrekkelijk weinig ruimte beschikbaar, maar dat komt volop aan zijn trekken in een uit 1987
| |
| |
daterend boek dat door samenwerking van dezelfde auteurs tot stand kwam: In linnen gebonden: Nederlandse uitgeversbanden van 1840 tot 1940. (Gaade uitgevers, Veenendaal). Dit boek is een must voor verzamelaars van het negentiende-eeuwse (literaire) boek. Het geeft informatie over vormen en functies van de negentiende-eeuwse boekbanden en over de rol van ontwerpers, graveurs en uitgevers. Een lijst van 284 nummers, waarin boekbanden, vaak met bijbehorende illustratie, worden beschreven en thuisgebracht completeert het boek. Het in linnen gebonden boek telt 172 blz. en kost f39,50.
M.A.S.-v.d.D.
| |
De briefwisseling van J.R. Thorbecke
Acht jaar geleden is in deze rubriek het tweede deel van Thorbeckes correspondentie aangekondigd, waarbij onder meer werd geattendeerd op de rake observaties die daarin te vinden zijn aangaande literatuur en literatoren. In 1988 is het al even omvangrijke derde deel verschenen, met brieven uit de periode 1836-1840. Ofschoon Thorbecke in deze jaren steeds meer door politieke kwesties in beslag wordt genomen, heeft dit deel, en dan vooral de eerste helft, voor de literatuurhistorici nog meer belang dan het vorige. Zij kunnen er commentaren in aantreffen als: ‘In het gedicht van Bogaers [nl. De togt van Heemskerk naar Gibraltar] erken ik veel moois. Maar het is het oude gareel, en wij komen er geene schreden verder meê. Wanneer zullen onze dichters den ontzaggelijken afstand tusschen poetische en proza-taal en phraseologie beginnen te verminderen? Wanneer van hun stelten afkomen? Hoeveel vreemde, gezochte woorden! Welke afwijking van de natuurlijke beteekenis! Het is niet dichterlijke vrijheid, maar beperktheid en armoede of onhandigheid, die heil zoekt bij pekelbron, zout, golvend zout, kolk, meer, stortval,
En vonken spuwt tot aan de transen...
Wie heeft haar zwavelwel ontgloeid?
Wie? Dappere Evertsen en Jansen.
Ziedaar een tweede beletsel onzer ontwikkeling, de rijm obligé. Welke verdoemde stopwoorden en ondergestoken denkbeelden brengt deze klankenjagd in de wereld? Wij moeten eerst sterk genoeg zijn om deze lieflijke boeijen af te werpen, ten einde er later mede te kunnen spelen.’ (p. 74)
Zulke trefzekere kritieken zijn er meer te vinden maar het voor de neerlandicus interessantste materiaal wordt niet geboden door wat Thorbecke zelf heeft geschreven maar door de aan hem gerichte brieven van Jacob Geel. Thorbeckes eigen aandeel in deze frekwente correspondentie lijkt verloren te zijn gegaan, iets wat men telkens weer betreurt al laten zijn opinies zich gedeeltelijk wel reconstrueren. De kwesties die in deze jaren hun epistolaire contacten beheersen, zijn Geels voorrede bij Onderzoek en phantasie (waarin, zoals bekend, de jonge Beets het moet ontgelden), Thorbeckes plannen voor een nieuw kritisch-wetenschappelijk tijdschrift (voor de korte tijd later opgerichte Gids toont hij opmerkelijk weinig belangstelling), de opvattingen van de zeer populaire maar in hun beider ogen verderlichte Utrechtse classicus-filosoof Van Heusde, en tenslotte Geels nieuwe vertaling van Sternes Sentimental journey. (Over de eerste drie kwesties zijn inmiddels afzonderlijke artikelen verschenen, die aan het eind: van deze aankondiging worden genoemd.)
| |
| |
Aandoenlijk en soms zelfs bijna gênant is Geels onzekerheid, die hem ertoe brengt zich telkens weer van de instemming te verzekeren van zijn negen jaar jongere, maar uiterst zelfverzekerd en doelgericht optredende vriend. Alleen met betrekking tot zijn schrijfstijl claimt hij eigen rechten: ‘Mijne schrijfwijs verschilt ongetwijfeld hemelsbreed van de Uwe. Gij zijt kort, sententieus, op den man af, en daarom overtuigt gij de verstandigen terstond, maar uwe pillen zijn noch met goud noch met zilver overtrokken. Mijne natuur is, soms zoo wat om de zaak heen te praten, maar toch opregt te wezen, en even zeer als gij, rondheid en waarheid te bedoelen’ (p. 125). Of Geel inderdaad altijd even oprecht ‘rondheid en waarheid’ nastreefde, daarover voelt de lezer van deze brieven wel eens twijfels rijzen. Dat Thorbecke ‘sententieus, op den man af’ was, blijkt abundant, maar lichtgeraakt was hij ook. Als Geel een keer wat jolig schrijft: ‘Wat die keerzijde betreft [...], hier begrijp ik u niet goed. Voor een goeden lezer heeft de zaak maar één zijde: het is er meê als met de maan: en zoo gij deze vergelijking niet begrijpt, loop er dan zelf naar toe’ (p. 135), dan vallen (zoals zich laat afleiden uit Geels volgende brief) de laatste woorden geheel verkeerd. Een tiental jaren later zal hun vriendschap op een vergelijkbaar incident zelfs definitief stuklopen. Maar dezelfde steeds zo ongenaakbare Thorbecke, die ook zijn meest vertrouwde vriend en correspondent, Van Assen, geen duimbreed tegemoet komt wanneer deze een gerezen conflict wil bijleggen (p. 398 e.v.), schrijft zodra hij slechts een dag van huis is hartroerend knus-lieve brieven aan zijn vrouw - zijn ‘Madonnaatje’ zoals hij haar noemde.
De briefwisseling bestaat uit 244 door Thorbecke geschreven en 336 aan hem gerichte brieven. Toch is dit slechts een selectie uit wat er van zijn correspondentie is overgeleverd: ruim 850 brieven, waarvan een kleine honderd van de hand van Thorbecke zelf, waren naar het oordeel van editeur G.J. Hooykaas van te weinig belang om ze te reproduceren. De wél opgenomen brieven zijn bovendien ontdaan van irrelevante passages, waarbij echter de schaar met grote terughoudendheid is gehanteerd.
De aantekeningen zijn ter zake en de editeur verdient alle lof voor zijn zeer competente toelichtingen en voor zijn ophelderingen van duistere uitspraken en toespelingen. Wel is de commentaar in vergelijking met die in recente neerlandistische correspondentie-edities uitermate sober en vaak bestaat een verklaring enkel uit een verwijzing. Wie bijvoorbeeld wil weten wat de klaarblijkelijk geruchtmakende kritiek van de Duitser Leo op Tollens behelsde (p. 438), moet zelf maar de door Hooykaas opgegeven nummers van het Journal de la Haye raadplegen. Soms is deze bondigheid wel eens hinderlijk maar men kan er gemakkelijk begrip voor opbrengen dat waar zoveel vaak gecompliceerde kwesties in de brieven worden aangestipt, de bezorger zich genoopt zag tot uiterste economie in de toelichtingen.
Zoals gezegd, hebben inmiddels al enkele artikelen het licht gezien die op de in dit deel bijeengebrachte correspondentie zijn gebaseerd, het is wellicht dienstig die hier even te vermelden:
W. van den Berg, ‘Leiden in last of de achtergronden van een voorrede’. In: W.J. van den Akker e.a. (red.), Traditie en vernieuwing. Opstellen aangeboden aan A.L. Sötemann (Utrecht/Antwerpen 1985) p. 80-96;
W. van den Berg en G.J. Hooykaas, ‘“Zamen bengelen, dat het klinkt”.
Een polemiek uit 1837 over de aard van de Nederlandse cultuur’. In: Jaarboek van de Maat- | |
| |
schappij der Nederlandse letterkunde te Leiden 1986-1987 p. 37-68;
W. van den Berg en G.J. Hooykaas, ‘Leidsche Wetenschappelijke Berigten: een reconstructie van een mislukking’. In: Peter van Zonneveld (red.), Het Bataafsch Athene. Cultuurhistorische opstellen over Leiden 1800-1850 (Leiden 1988) p. 75-89.
De briefwisseling van J.R. Thorbecke. Deel III 1836-1840. Uitgegeven door G.J. Hooykaas. 's-Gravenhage 1988. X, 613 p. Rijks Geschiedkundige Publicatiën kleine serie 64. De prijs van de gebrocheerde versie is f55,-, die van de gebonden versie f65,-.
J.J. Kloek
| |
Het Bataafsch Athene
Onder auspiciën van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden verschijnt aldaar de Leidse reeks XIXe eeuw, waarin, zo wordt gemeld, de nadruk ligt op Leidse onderwerpen. Het merendeel van de in het tweede deel bijeengebrachte opstellen onder de titel Het Bataafsch Athene is inderdaad vooral van lokaal-historisch belang. De redacteur, Peter van Zonneveld, heeft in ‘Leiden in vreemde ogen. Buitenlandse bezoekers 1830-1940’ [lees:1840] een reeks citaten over Leiden en Leidse bezienswaardigheden verzameld; H. Otterspeer reconstrueert in ‘Dood aan Concordia, leve de eensgezindheid’ gedetailleerd een studentenconflict uit 1818; A. Wagemans schrijft over de nimmer gerealiseerde plannen voor ‘Het Museé Classique te Leiden’ en F. Bastet over de wél geslaagde aankoop van ‘De Leidse vazen van de Principe di Canino’; J.W. van de Velde begeleidt ons op ‘Een wandeling langs Leidse uitgevers en boekhandelaren uit de periode 1830-1840’; W. van den Berg en G.J. Hooykaas verdiepen zich in de mislukte pogingen van Thorbecke en Geel tot oprichting van een tijdschrift: ‘Leidsche Wetenschappelijke Berigten’ en Bernt Luger, tenslotte, behandelt in ‘Johan de Vries, Student-auteur te Leiden’ de Leidse jaren van deze merkwaardige romancier/journalist en de reminiscenties eraan in zijn werk.
Voor de Neerlandicus zijn de laatste twee bijdragen uiteraard het interessantst. Bij het stuk van Van den Berg en Hooykaas kan men zich overigens afvragen of het een gelukkige gedachte was het in deze bundel te plaatsen: het belang van het onderwerp - de Leidsche Wetenschappelijke Berigten hadden een Nederlandse pendant van de Göttingische Gelehrte Anzeigen moeten worden - gaat de Leidse wallen ver te buiten. Extra ongelukkig is het dat het reeds in 1985 voltooide stuk eerst is verschenen ná het Gids-jaar 1987 en daarmee na een aantal publikaties waarin het anders zeker een rol had gespeeld. Deze vertraging is uiteraard de auteurs niet te verwijten. Waarvoor zij wèl verantwoordelijk zijn - dit ene kritische kanttekeningetje moet ik even kwijt - is voor het ontbreken van een vertaling bij Latijnse citaten. Is dit anno 1989 niet ietwat hovaardig? Honderdvijftig jaar geleden behoorde Thorbecke al tot degenen die ijverden voor verbreiding van de wetenschap in het Nederlands.
Peter van Zonneveld (red.), Het Bataafsch Athene. Cultuurhistorische opstellen over Leiden 1800-1850. Leiden 1988. Leidse reeks XlXe eeuw deel 2.
J.J. Kloek
| |
| |
| |
Vondel en Grotius in het Russisch
Via bevriende hand ontving ik een recente publicatie in de reeks Literatoernije Pamjatniki (‘Literaire monumenten’) van de Akademie van Wetenschappen van de Unie van Socialistische Sovjet-Republieken met in het Russisch vertaald werk van Vondel en Grotius. Het boek, dat niet minder dan 576 pagina's telt, noemt op het titelblad Joost van den Vondel als auteur en Tragedii (‘treurspelen’) als inhoud. Voorop staan inderdaad drie drama's van Vondel, de trilogie Lucifer, Adam in ballingschap en Noah, vertaald door E. Witkofskij. Maar de uitgave biedt meer. In een afdeling ‘Aanvullingen’ volgen vijfentwintig gedichten van Vondel door diverse vertalers bewerkt, alsmede Grotius’ Adamus exul, in Russische vertaling door Joe. Sjitsjalin. In een bijlage treffen we nog eens drie essays aan, waarvan er twee gewijd zijn aan Vondel, resp. van de hand van N.I. Balasjof en W.W. Osjies, en een aan Grotius, door Sjitsjalin. Een zeventig bladzijden aantekeningen vormen het sluitstuk van het boek, dat een verheugend teken is van - toenemende? - belangstelling voor de Nederlandse letteren van de zeventiende eeuw in Oost-Europa.
Joost van den Vondel, Tragedii. Izdanije podgotowili: E. Witkofskij, W. Osjies, Joe. Sjitsjalin. Moskwa, ‘Naoeka’, 1988. ISBN 5-02-012705-1.
L. Strengholt †
| |
‘In onse scole’. Huldebundel voor M.H. Schenkeveld
Op 1 januari 1989 ging prof. dr. Margaretha H. Schenkeveld, hoogleraar in de nieuwere Nederlandse letterkunde aan de Vrije Universiteit, met de VUT. Haar colleges en de wijze waarop zij literaire teksten benaderde, inspireerden naast modernisten ook niet-modernisten. Daarom vatten haar collega's van de afdeling Middelnederlandse letterkunde van de V.U. het plan op, haar ter gelegenheid van haar afscheid een huldebundel aan te bieden. Kort voordat het nieuwe academische jaar begon, kwam deze van de pers. Het is, aldus het voorwoord, ‘een bundel studies van bescheiden pretentie’. De meeste bijdragen werden geschreven door neerlandici die in het recente verleden aan de V.U. zijn afgestudeerd, de overige door (in één geval: ex-) medewerkers van de afdelingen Middelnederlandse letterkunde en historische taalkunde. Alle hebben zij betrekking op de letterkunde van de middeleeuwen. Het corpus teksten waaraan aandacht wordt geschonken, is gevarieerd en de wijzen waarop de teksten worden benaderd, lopen uiteen.
Ik geef hier een beknopt overzicht van de inhoud van de bundel. In de openingsbijdrage, getiteld ‘Vier broers in een hagedrocht’, laat Irene Spijker zien hoe het raadselachtige slot van de Karelroman Renout van Montalbaen kan worden geïnterpreteerd. André Bouwman bespreekt in ‘Drie ontspoorde vossen’ de relaties tussen het exempel van de vossebiecht dat voorkomt in de Sermones vulgares van Jacobus van Vitry, de eerste branche van de Oudfranse Roman de Renart (Le Plaid) en Van den vos Reynaerde. Twee bijdragen zijn gewijd aan de Brandaan: Maaike Mulder onderzoekt ‘De Hailbran-episode in de Reise / Reis-teksten van de Brandaan’, Ilie Trienekens schenkt in ‘De dief die de hel overleefde’ aandacht aan de passage van de teugeldiefstal. Roei Zemel beziet in ‘Fergus, Ferguut en de Graalheld’ de Conte du Graal van Chrétien de Troyes, de Oudfranse Fergus van Guillaume le Clerc en de Middelnederlandse Ferguut vanuit het perspectief van de intertekstualiteit. Over de intertekstuele betrekkingen tussen de Conte du Graal en de Arturroman Moriaen handelt de bijdrage van Wilma Kossen, ‘Moriaen en de
| |
| |
Graalheld.’ De structuur van de Roman van den Riddere metter Mouwen vormt het onderwerp van de bijdrage van Simon Smith, ‘Van koning tot kroonprins.’ Marina Bego laat de lezer kennismaken met ‘Wangbang Wideya, een Middeljavaanse hofroman’, en vergelijkt deze met de westerse Arturliteratuur. De rol die armoede en rijkdom in de Roman van de Roos spelen, wordt in ‘To have and have not’ onderzocht door Bridget Kievits. Over de waardering van de list in de boerden van Willem van Hildegaersberch gaat de bijdrage van Fred Lodder, ‘Mit nauwer list’. De bundel wordt besloten met ‘Historia docet’.Hierin bespreekt Fred de Bree de Gesta Romanorum (een in het Latijn geschreven exempla-verzameling) en de Middelnederlandse vertaling daarvan, de Gesten of gheschienisse van Romen.
‘In onse scole’. Opstellen over Middeleeuwse letterkunde voor Prof. Dr. Margaretha H. Schenkeveld. Onder red. van F. de Bree en R. Zemel. Amsterdam, Stichting Neerlandistiek VU, 1989. Uitgaven Stichting Neerlandistiek VU 5. 245 pp. ISBN 90-72365-11-9. De bundel kan worden besteld door overmaking van f27,50 + f5,50 verzendkosten naar postrekening 2790626 van de Stichting Neerlandistiek VU te Alphen aan den Rijn, onder vermelding van ‘In onse scole’ of het ISBN-nummer.
Irene Spijker
| |
Van moment tot moment
In Van moment tot moment, toneeltheorie voor lezers presenteert de Nijmeegse hoogleraar in de Oude Nederlandse letterkunde W.M.H. Hummelen een nieuwe theorie van het drama. Op basis van bestaande theorieën, o.m. de actiemomententheorie van J.I.M. van der Kun (1938) en de segmentatietheorie van Bernard Beckerman (1970), ontstond een ‘nieuw theoretisch samenhangend geheel’ (Woord vooraf), dat mogelijk moet maken toneelteksten te beschrijven als ‘een op de toeschouwer gerichte structuur’ (p. 17).
Wie zich ten doel stelt een beschrijvingsmodel van ‘het’ drama te leveren, gaat op zoek naar gemeenschappelijke kenmerken van de dramaproduktie uit verschillende tijden. Het ligt dan voor de hand het onderzoeksmateriaal a-historisch te benaderen en dat is ook steeds gebeurd in b.v. Handelingsaspecten in het drama van Van der Kun. Maar zo'n consequent a-historische zienswijze demonstreert Van moment tot moment juist niet. Na een inleiding, onder meer op het specifieke karakter van toneelteksten, volgt een hoofdstuk waarin Hummelen belangrijke begrippen als actiemoment en segment introduceert. Het zijn begrippen van ‘verschillende niveaus’ (p. 31); hoe elk van deze beide niveaus in een frontaal, een simultaan en een opeenvolgend verband beschreven kunnen worden, blijkt in de volgende zes hoofdstukken. Zo ziet men een theoreticus zijn systeem bouwen, al is Hummelen zeker geen systeembouwer pur sang. De goed gekozen voorbeelden uit veelal middeleeuwse, 16de-eeuwse, of vroeg 17de-eeuwse toneelstukken krijgen historisch verantwoorde toelichtingen en vanaf het eind van hoofdstuk 8 wint de toneelhistoricus het helemaal van de - theoreticus: ‘De verwachting van de toeschouwer moet dan ook wel gebaseerd zijn op een conventie.’ (p. 142).; Volgt het laatste hoofdstuk, dat een belangwekkend overzicht biedt van conventies in de 16de- en 17de-eeuwse toneelpraktijk in Nederland.
Van moment tot moment is in 1989 uitgegeven bij Coutinho in Muiderberg. De prijs bedraagt f27,50; ISBN 90 6283 761 1.
Marijke Meijer Drees
| |
| |
| |
Invert woordenboek van het Nederlands
In aanvulling op de aankondiging daarvan in deze jaargang (182v) kunnen we meedelen dat het boek te krijgen is door overschrijving van Bfr. 2400 op rekening 000-0059787-35 van het Patrimoine de l'Université de Liège, Compte 1940/P04 du Lasla, in Luik. Verzendkosten zijn daarbij inbegrepen.
P.C. Paardekooper
| |
Derde druk van het Dieksjenèèr van 't (H)essels
‘Wie geboden boek versmaadt, wenst er wel om als 't is te laat’. Dat geldt heel sterk voor dialektwoordenboeken die voor alle historische (en veel synchrone) taalstudies onmisbaar zijn, maar die op het ogenblik dat je ze nodig hebt, uitverkocht of op z'n minst onvindbaar blijken.
Daarom is het van belang om te vermelden dat het Dieksjenèèr van 't (H)essels sinds kort z'n derde druk beleefd heeft. Drs. X Staelens - de schrijver - is gelukkig van het ABN uitgegaan om z'n 6000 trefwoorden taalkundig te behandelen. Het eigenlijke woordenboek omvat 518 blz. In een Inleiding geeft de schrijver Opvatting en werkwijze, en een flink stuk Hasseltse fonetiek, in een Aanhangsel een Lijst van hoofdtijden, Persoonsnamen, Geografische namen en Scheldwoorden. Het besluit is een Bibliografie van een groot aantal Algemene werken, Idiotica en woordenboeken over afzonderlijke/Limburgse/dialecten, en Werken over het Hasselts.
Tekeningen in de tekst verduidelijken hier en daar een woord.
De herdruk was anastatisch, maar er is een bijvoegsel van 40 blz. aanvullingen en verbeteringen, dat ook los te bestellen is (300 frank). Het geheel wordt thuisgestuurd na ontvangst van Bfr. 1765, over te schrijven op rekening 456-9512391- 16 van drs. X Staelens, Banneuxstraat 3, 3500 Hasselt; tel. 011 -21 19 17.
P.C. Paardekooper
| |
Wolters’ Synoniemengids voor het Nederlands
Deze gids vermeldt niet wie de auteurs zijn, en een verantwoording van opzet en methode ontbreekt - men vraagt zich voorts af wat er nu met de in 1986 verschenen Wolters Woordwijzer Synoniemen van Jef Anthierens gebeuren gaat. Nieuw is het idee om het register-achterin af te schaffen, en alle woorden alfabetisch op te nemen: ‘De systematische werken dwingen altijd om twee keer te zoeken: eerst in het register en vervolgens in de lijst van betekenis-verwante begrippen.’ Minder dan twee maal zoeken is ook hier als regel niet haalbaar, en er komen nu onvermijdelijk heen-en-weer verwijzingen, zo lineair bn ‘eerstegraads’, waarna eerstegraads ‘(zie) lineair’ vermeldt, wat trouwens de ‘precisie, nuance en afwisseling nastrevende’ taalgebruiker niet echt zal helpen voor zijn stukjes over brandwonden of lesbevoegdheden - vraag dus: welke woordbetekenissen neemt men op grond van welke argumenten op? Moeilijke beslissingen zijn er altijd, maar goed draaien, goede afloop en goed uitvallen onder de g lijkt toch zonderling, waar onder de s van slecht de tegenhangers ervan niet voorkomen, om over de m van matig te zwijgen. Echte synoniemen bestaan volgens sommige taalgeleerden niet, en dat geldt zeker voor unieke zaken als b.v. campari, waarvoor we bitter en oranjebitter vinden wat past er in het frame ‘doet u mij maar twee... soda’, of ‘op Koninginnedag drinken we op de zaak altijd...’)? Zaken als (stijl)register zijn natuurlijk het best aan te pakken in
| |
| |
een verklarend synoniemenboek - hier krijgen we als eerste bij lieveling ‘beminde’, bij cadeau ‘donatie’, en copulatie heeft drie deftige synoniemen, maar copuleren...! Positief nu: de uitvoering is handig, stevig en duidelijk, de druk helder en goed leesbaar. De hoeveelheid materiaal is indrukwekkend: via meer dan 21.000 trefwoorden komen we bij 85.000 synoniemen. Dit lijkt een eerste aanzet tot wat zeker een degelijk en bruikbaar lexicografisch hulpmiddel gaat worden.
Wolters' Synoniemengids voor het Nederlands, integraal gebonden f45,-, le druk 1989.
P.J. Verhoeff
| |
Dimensie
De Stichting Dimensie voor letterkundige en wetenschappelijke uitgaven bestaat sinds 1983 en stelt zich in de eerste plaats ten doel om boeken uit te geven die betrekking hebben op deelaspecten van de Nederlandse Letterkunde. Daarbij ligt de nadruk op een interdisciplinaire aanpak, waarin de wisselwerking tussen cultuur en literatuur c.q. Nederlandse en andere literatuur aan de orde komt. De antieke cultuur neemt een belangrijke plaats in het fonds in, ook en vooral in haar relatie tot de modernere letteren. De Stichting tracht voortdurend een select eigen publiek te benaderen. Zij staat ook steeds op de bres voor het overbruggen van de helaas weer groeiende kloof tussen Nederland en Vlaanderen en acht inbreng uit Vlaanderen van groot belang. Om de prijs van de in kleine oplagen verspreide boeken redelijk te houden, zijn de produktiekosten zo laag mogelijk. Het selecteren van manuscripten, het redactionele en bestuurlijke werk wordt op vrijwillige basis door een aantal ter zake kundigen verricht; ook auteurs stellen hun werk zonder honorarium ter beschikking. Om die reden is de Stichting mede afhankelijk van bijdragen van allen die de letteren een goed hart toedragen. Door overschrijving van minimaal f25,- (BF 500) per jaar bent U donateur. U ontvangt dan alle Nieuwsbrieven en betaalt geen verzendkosten bij uw boekaankopen.
Dimensie, Stichting voor Letterkundige wetenschappelijke uitgaven, Postbus 11227, 2301 EE Leiden. Tel. 071-13 2674 Giro 5442450 (België: postrekening 000-1418430-96).
Jan Biezen
| |
PAO-cursus Middelnederlandse letterkunde
Op 17, 18 en 19 april 1990 verzorgt de sectie ‘Middelnederlandse letterkunde’ van het Instituut De Vooys een nascholingscurus (PAO-cursus) voor neerlandici over De poëtica van Jan van Boendale: literatuurtheorie in de middeleeuwen. Het doel van deze cursus is de deelnemer te laten kennismaken met
recent onderzoek naar de middeleeuwse opvattingen over aard, doel en werking van literatuur.
Nadere informatie is op schriftelijke aanvraag verkrijgbaar bij A.M.J. van Buuren, Instituut De Vooys voor Nederlandse Taal-en Letterkunde, Trans 10, 3512 JK Utrecht. Aanmelding (eveneens schriftelijk) dient te geschieden vóór 1maart 1990 bij bovengenoemde. De kosten van de cursus zullen ongeveer f25, - - bedragen. Er is plaats voor twintig deelnemers.
A.M.J. van Buuren
|
|