De Nieuwe Taalgids. Jaargang 83
(1990)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Restricties op de opeenvolging van prefixen in het NederlandsGa naar voetnoot*Wim G. de Haas1 InleidingEen veel beschreven verschijnsel in de Nederlandse morfologie is de deletie van het prefix ge- in participa perfecti van verba als beschrijven, ontbreken, vergeven, aanschouwen, achtervolgen...etc. In de literatuur zijn ruwweg drie alternatieve analyses van het verschijnsel voorhanden. Schultink (1973) stelt een ge-deletieregel voor die ge- deleert voor een ongeaccentueerd prefix (het type betálen) dat zelf eventueel voorafgegaan kan worden door een geaccentueerd prefix (het type ónderverhuren). De Rooij-Bronkhorst (1980) betoogt daarentegen dat ge-deletie uitsluitend morfologisch geconditioneerd is: ge- wordt gedeleerd vóór een derivationeel prefix dat gedomineerd wordt door de morfologische constituent Vs (= verbale stam). Paulissen (1985) wijkt af van deze analyses, doordat zij betoogt dat ge-gedeleerd wordt als het voorafgegaan wordt door de prefixen be-, ver-, ont- ...etc. Kortom: /be-ge-grepen/ → [begrepen]. Bovenstaande analyses hebben gemeen dat de aan- cq. afwezigheid van het voltooid deelwoord prefix ge- als een geïsoleerd fenomeen wordt beschreven. Het hoofddoel van dit artikel is om te laten zien dat ge-deletie de meest evidente manifestatie is van een meer algemene tendens in het Nederlands, n.l. een verbod op een sequentie van ongeaccentueerde prefixen. Waar Schultink betoogt dat ge-deletie geconditioneerd wordt door morfologische structuur en accent en De Rooij-Bronkhorst c.q. Paulissen betogen dat alleen morfologische structuur relevant is, zal ik beargumenteren dat uitsluitend prosodische structuur (= accent) relevant is. Gehypothetiseerd zal worden dat in een [w [w s]]-structuur de rechter w-constituent gedeleerd wordt. Dit artikel heeft de volgende opbouw. In sectie 2.1 zullen de belangrijkste feiten gepresenteerd worden, gevolgd door een korte beschrijving van de analyses in Schultink (1973) en De Rooij-Bronkhorst (1980) (sectie 2.2). Daarna zullen in sectie 3 data gepresenteerd worden die tot dusverre niet in de discussie zijn opgenomen en die een nieuw licht werpen op ge-deletie. Sectie 4 bevat een analyse die wat betreft de morfologische structuur van voltooide deelwoorden als begrepen voortborduurt op het voorstel in Paulissen (1985). Echter mijn analyse wijkt op twee punten af van de laatstgenoemde. Het eerste verschil is dat ge-deletie als een prosodisch proces zal worden geformuleerd. Bovendien zal generaliseerd worden over de feiten uit sectie 2 en sectie 3. Tot slot zal ik in sectie 5 kort ingaan op een aantal problematische feiten. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 De distributie van het participiumprefix ge-2.1 De feitenWerkwoorden kunnen op basis van de aan- versus afwezigheid van ge- in het participium perfecti in verschillende groepen onderverdeeld worden, In (1) volgt een overzicht van deze groepen.
In (1) ontbreken werkwoorden met het prefix her-. Deze werkwoorden hebben altijd een bijzondere rol gespeeld in de discussie. De reden hiervoor is dat zij in een aantal gevallen schizofreen gedrag vertonen ten opzichte van ge-deletie. De her-werkwoorden kunnen in vier groepen onderverdeeld worden:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2. De analyses in Schultink (1973) en De Rooij-Bronkhorst (1980)De eerste systematische analyse van ge-deletie binnen de generatieve morfologie is Schultink (1973). Schultink betoogt dat morfologische structuur en accentuering de distributie van het inflexieprefix ge- bepalen. Hij stelt een deletieregel voor die in essentie de vorm heeft van (3):Ga naar voetnoot1
Via deze regel wordt ge- gedeleerd als het voorafgaat aan een ongeaccentueerd prefix dat zelf eventueel voorafgegaan kan worden door een geaccentueerd prefix. In (4) wordt de werking van (3) geïllustreerd aan een aantal feiten:
Gegeven de morfologische structuren in (5) kan ge-deletie geformaliseerd worden als in (6): Regel (6) verantwoordt dat ge- gedeleerd wordt in werkwoorden van het type betalen en afbetalen (is een combinatie van 5a + b), maar niet in de overige types. Bovenstaande analyses zijn typerend voor de manier waarop tot Paulissen (1985), tegen ge-deletie is aangekeken. Ondanks het feit dat De Rooij-Bronkhorst in (6) spreekt van een ‘inflectional affix’ houdt dit feitelijk niet meer in dan dat ge-gedeleerd wordt in het voltooid deelwoord, aangezien ge- het enige affix is dat aan dit predikaat voldoet. Bovendien is het, zoals Paulissen (1985:52) terecht opmerkt, de vraag of voltooid-deelwoordformatie wel een vorm van inflexie is, aangezien voltooide deelwoorden zich kunnen manifesteren als adjectieven en op basis hier- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van zou men ook kunnen spreken van een derivationeel proces. Het ligt niet in mijn bedoeling om hier uitvoerig in te gaan op de details van beide analyses afzonderlijk. Ik zal mijn kritiek daarentegen richten op een tweetal hoofdpunten die beide voorstellen gemeen hebben. Allereerst wordt door Schultink en De Rooij-Bronkhorst stilzwijgend aangenomen dat voltooide deelwoorden als ontdekt onderliggend de vorm ge+ont+dek+t hebben. De alternatieve mogelijkheid ont+ge+dek+t wordt door hen niet in overweging genomen. In dit artikel zal onderzocht worden of er onafhankelijke evidentie is voor de laatste optie. Ten tweede, zowel Schultink (1973) als De Rooij-Bronkhorst (1980) - maar ook Paulissen (1985) - nemen aan dat ge-deletie een geïsoleerd verschijnsel is en ter ondersteuning van deze stelling wijzen de eerstgenoemden op data als be-ge-leiden, be-ge-nadigen, ge-be-dissel en ge-ver-sier. In sectie 3 zal ik nagaan of er inderdaad reden is om aan te nemen dat ge-deletie een geïsoleerd verschijnsel is en het antwoord hierop zal ontkennend zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 Prefix-substitutieAls we ons beperken tot verba dan kunnen drie klassen van prefixen onderscheiden worden: (i) de ongeaccentueerde, onscheidbare prefixen be-, ge-, ont-, ver- en er-, (ii) de ongeaccentueerde, onscheidbare preposities aan-, achter-, door-, mis-, om-, onder-, over-, vol-, voor- en weer-, en (iii) de geaccentueerde en veelal scheidbare partikels af-, bij-, in-, neer- ...etc. Tot de laatste groep kunnen ook de preposities uit (ii) gerekend worden gezien minimale paren als vóórkomen versus voorkómen. Een bijzondere plaats wordt ingenomen door her-, aangezien dit prefix soms ongeaccentueerd is (b.v. herhálen) en soms geaccentueerd wordt (b.v. hérwaarderen). Echter in tegenstelling tot de partikels in (iii) zijn her-werkwoorden slechts pseudo-scheidbaar.Ga naar voetnoot2 Gegeven deze driedeling zijn er in principe negen mogelijke prefix-combinaties. Het schema in (7) laat echter zien dat slechts één combinatie voorkomt in het taalaanbod.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Werkwoorden die gevormd zijn met mis- als linkerlid hebben veelal als betekenis ‘slecht+V’. Echter mishandelen betekent niet ‘slecht handelen’, maar ‘slecht be-handelen’. Hetzelfde geldt voor de ont-werkwoorden in (9b). Ont- voegt in een groot aantal werkwoorden als betekenis toe ‘ontdoen van N’. De vorm ontstoppen betekent naast ‘ontdoen van een stop’ eveneens ‘ontdoen van verstopping’ en in de laatste betekenis lijkt het aannemelijk om de ver-vorm als basis te nemen. Als laatste voorbeeld nemen we het prefix her- dat veelal de betekenis ‘opnieuw’ toevoegt aan het geheel. Het werkwoord herwerken heeft echter niet als betekenis ‘opnieuw werken’, maar veeleer ‘opnieuw bewerken’. Een dergelijke semantische samenhang bestaat er tussen alle vormen in (9), evenals de door Sassen geobserveerde feiten. De tweede overweging is morfo-syntactisch van aard. De aanhechting van her-heeft in de regel geen consequenties voor de transitiviteit van het verbum. Zowel geven als hergeven zijn transitief en gaan en hergaan zijn beide intransitief. Als we nu bijvoorbeeld naar het paar werken en herwerken kijken dan valt op dat werken in tegenstelling tot herwerken intransitief is. We kunnen de transitiviteit van herwerken verklaren als niet werken maar het transitieve bewerken als basis heeft gediend, aangezien prefigering met be- resulteert in transitieve werkwoorden. Een soortgelijk argument is niet of slechts moeizaam te construeren voor de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
overige vormen in (9), aangezien voor de ongeaccentueerde preposities mis-, onder-...etc. veelal wordt aangenomen (cf. De Vries (1975) e.a.) dat zij transitieve werkwoorden vormen, ook al is het verbale correlaat intransitief (cf. gelden - misgélden, gaan - ondergáán). Deze eigenschap van de genoemde preposities roept echter de vraag op waarom de ongeaccentueerde variant van deze preposities wel en de geaccentueerde variant geen transitieve werkwoorden vormt (cf. komen (intr.) - vóórkomen (intr.) - voorkómen (tr.)). Ik zal hier niet uitvoerig ingaan op dit probleem, maar een mogelijke uitweg is om aan te nemen dat preposities als mis- en onder-geen invloed uitoefenen op de transitiviteit van het verbale correlaat en waar dit wel het geval is, aannemen dat de basis een geprefigeerd type (i) werkwoord is. Als deze redenering correct blijkt te zijn, dan geldt het morfo-syntactische argument voor alle data in (9). Bijvoorbeeld: mishandelen is transitief in tegenstelling tot handelen, maar als niet handelen maar het transitieve behandelen als basis heeft gediend dan kan zondermeer verantwoord worden waarom ook mishandelen transitief is en is het overbodig om aan te nemen dat mis- onder bepaalde voorwaarden (= accent) transitieve werkwoorden vormt. Nu we hebben vastgesteld dat er voldoende evidentie is voor een verschijnsel als ‘affixsubstitutie’ of ‘affixverlies’ rijst de vraag hoe dit verschijnsel formeel verantwoord moet worden. In principe zijn er twee mogelijkheden. De eerste mogelijkheid is dat we morfo-lexicale regels à la Lieber (1980) postuleren (cf. 10a). De tweede mogelijkheid is dat we truncatieregels à la Aronoff (1976) postuleren (cf. 10b):
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 Een heranalyse van ge-deletie4.1 Een eerste aanzet tot analyseIn sectie 2 heb ik gewezen op twee impliciete assumpties in Schultink (1973) en De Rooij-Bronkhorst (1980): (i) ge- wordt aangehecht vóór de ongeaccentueerde prefixen en (ii) ge-deletie is een geïsoleerd verschijnsel in het Nederlands. In de voorgaande sectie is echter gebleken dat ge-deletie niet alleen staat. De data uit Sassen (1971) en de aanvullende data in (9) illustreren dat er een sterke tendens is om sequenties van ongeaccentueerde prefixen te vermijden. In deze sectie zal ik | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nader ingaan op de aanname dat ge- aangehecht wordt voor ongeaccentueerde prefixen. In Schultink (1973) wordt aangenomen dat ge- aanhecht voor verbale stammen in vormen als ge+loop+en, voor een ongeaccentueerd prefix in vormen als ge+be+loop+en en voor een geaccentueerd prefix in vormen als ge+onder+ver+huur+d. De Rooij-Bronkhorst (1980) neemt aan dat ge- aanhecht aan de verbale stam, die ongeleed (loop) of geleed (beloop) kan zijn. Beide analyses hebben kortom gemeen dat voltooide deelwoorden de vorm [ge ([-acc]pref) V] hebben. Ik zal nu, voortbordurend op Paulissen (1985), betogen dat een analyse waarbij ge-aangehecht wordt aan de ‘ongeprefigeerde’ verbale stam de feiten eveneens op een adequate wijze kan verklaren. De voltooide deelwoorden gelopen en belopen hebben in deze analyse de onderliggende structuur in (11):De correcte oppervlaktevorm van (11b) kan nu verkregen worden door de regel van ge-deletie te formuleren als: deleer ge- als er een ongeaccentueerd prefix aan voorafgaat.Ga naar voetnoot6 Merk op dat de structurele omschrijving van deze regel identiek is aan die van truncatieregel (10b), die reeds noodzakelijk is om de data in (9) te verantwoorden. Kortom: de aanname dat ge- aangehecht wordt aan de ongeprefigeerde verbale stam heeft als consequentie dat (i) de observatie dat sequenties van meerdere ongeaccentueerde prefixen uitgesloten zijn en (ii) de observatie dat ge- afwezig is bij verba die beginnen met een ongeaccentueerd prefix, door middel van één truncatieregel verantwoord worden. In dit opzicht is bovenstaande analyse generaliserender en daarmee preferabel boven voorgaande analyses. Echter de analyse is ogenschijnlijk niet zonder problemen. Er zijn een drietal problemen waarvoor een oplossing gevonden dient te worden. Het eerste probleem is dat truncatieregel (10b) zowel naar morfologische (prefixen) als prosodiche informatie (klemtoon) verwijst. In het navolgende zal ik aantonen dat (10b) zodanig hergeformuleerd kan worden dat zij alleen verwijst naar prosodische informatie. Het tweede probleem wordt gevormd door data als bevolken, beïnvloeden, bevreemden en bemoeilijken. In deze data resulteert de aanhechting van be- aan resp. nomina en adjectiva in verba. Het lijkt er dus op dat er pas sprake is van de lexicale categorie V als be- is aangehecht. De aanname dat ge- aanhecht aan ongeprefigeerde verbale stammen impliceert nu ogenschijnlijk dat het voltooid deelwoord van bevolken de structuur [ge[be[volk]]t] heeft en via regel (10b) lijken we nu ten onrechte *gevolkt af te leiden.Ga naar voetnoot7 Uitgaande van de analyse van de prefixen be-, ver- en ont- in Trommelen en Zonneveld (1986) zal ik betogen dat dit probleem | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eenvoudig ondervangen kan worden. Het laatste probleem betreft -eer-werkwoorden die met een ongeaccentueerd uitheems prefix beginnen (b.v. ante-dateren, des-infecteren, de-structureren en dis-kwalificeren) en de onscheidbaar samengestelde werkwoorden van het type stófzuigen (cf. 1e). Deze data ondergaan geen ge-deletie, zoals valt op te maken uit geantedateerd, gedesinfecteerd, gedestructureerd, gediskwalificeerd en gestofzuigd. Deze data lijken een probleem voor de aanname dat ge- aanhecht aan ongeprefigeerde en niet-samengestelde verbale stammen. Er zal echter blijken dat ook dit probleem zondermeer opgelost kan worden als het model van de Lexicale Fonologie zoals voorgesteld in Van Beurden (1987) en Paulissen en Zonneveld (1988) overgenomen wordt. In het resterende deel van deze sectie zullen de genoemde problemen afzonderlijk de revue passeren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1 Truncatie als prosodisch procesHet zou te ver voeren om hier een gedetailleerde analyse te geven van het accentsysteem van het Nederlands. Binnen het kader van de metrische fonologie zijn er sinds Neyt en Zonneveld (1982) een groot aantal voorstellen gedaan om de accentuering van ongelede en gelede uitheemse woorden te verantwoorden.Ga naar voetnoot8 Ik zal in navolging van Kager (1985) en Trommelen en Zonneveld (te verschijnen) aannemen dat in principe syllabes ondergebracht worden in linksdominante binaire voeten, maar dat VXC- en VC-syllabes (met vertakkende rijmen) nooit in een w-positie terecht mogen komen. De plaats van het hoofdaccent wordt vervolgens beregeld via de Lexical Category Prominence Rule (= LCPR) in (12), die voor het eerst is voorgesteld door Van der Hulst (1984):
De accentuering van verba is in vergelijking met die van substantieven weinig problematisch, zoals valt op te maken uit (14), zie volgende pagina. Nu we de relevante accentpatronen hebben vastgesteld, kunnen we terugkeren naar de herformulering van truncatieregel (10b). Onder de gebruikelijke aanname | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat de prefixen be-, ge-, ont-...etc. als zwakke syllabes worden aangehecht, krijgen de data in (9) en (11) de prosodische structuren in (15): Truncatie dient plaats te vinden in (15a en c), maar niet in de beide andere vormen. De bovenstaande data kunnen in puur prosodische termen verantwoord worden als we truncatieregel (10b) herformuleren als in (16): Gegeven Truncatieregel (16) en de aanname dat ge- aanhecht aan de ongeprefigeerde verbale stam kan het merendeel van de data in (1) verklaard worden (zie voor data als gestofzuigd sectie 4.3), zoals valt op temaken uit de structuren in (17): De structuur in (17a) voldoet niet aan de structurele omschrijving van Truncatie (16) en de voorspelling datge- niet gedeleerd mag worden is correct. (17b) voldoet wel aan de SD van (16) en wederom doen we de juiste voorspelling: ge- dient getrunceerd te worden. Uit het voorgaande kunnen we concluderen dat ge-deletie als een puur prosodisch proces beschreven kan worden, terwijl Schultink (1973) het verschijnsel karakteriseert als een combinatie van een morfologisch en en prosodisch verschijnsel en De Rooij-Bronkhorst (1980) en Paulissen (1985) het als een puur morfologisch fenomeen bestempelen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.2 Werkwoordvormende prefixenHet tweede probleem dat de analyse lijkt op te roepen wordt gevormd door prefixen als be-, ont- en ver-. Het is een algemeen bekend gegeven dat deze werkwoordvormende prefixen aan vrijwel alle lexicale categorieën aanhechten, zoals valt op te maken uit de voorbeelden in (18):
Trommelen en Zonneveld (1986) besteden uitvoerig aandacht aan de Right-hand Head Rule in het Nederlands. De evidentie voor dit morfologisch principe is overweldigend gezien het feit dat het rechterdeel van een geleed woord zowel de categorie als de keuze van het lidwoord en de vorm van het meervoud bepaalt:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
regel (die geldt voor alle prefixen in (18)) toe te kennen. De vraag is of deze analyse meer is dan een slimme vondst om de RHHR van vervelende uitzonderingen te verlossen en andere empirische voorspellingen doet dan een analyse waarin er in (18) sprake is van linkshoofdigheid. Nu is het echter niet geheel duidelijk wat Trommelen en Zonneveld (1986:165) precies verstaan onder de redundantieregel ‘Dutch prefixes are verb-forming...’. In (20b) en (20c) heb ik twee mogelijke interpretaties van deze redundantieregel weergegeven. (20b) geeft aan dat het prefix het categorielabel V toekent aan de constellatie [prefix + X], terwijl (20c) aangeeft dat het prefix het categorielabel
V toekent aan het rechterlid ofwel X → V-conversie veroorzaakt. De verba in (18) zouden (20a) als structuur hebben als er sprake is van linkshoofdigheid:
Zowel (20b) als (20c) lossen de problemen op die voortvloeien uit het aannemen van linkshoofdigheid. Het punt dat aandacht verdient is in hoeverre (20b) en (20c) verschillende voorspellingen doen. Er is één significant verschil. Gegeven de aanname dat in voltooide deelwoorden ge- aangehecht wordt aan de ongeprefigeerde verbale stam kunnen onder aanname van (20c) de data in (18) op dezelfde wijze beschreven worden. Zowel benomen als bevolkt en begroot krijgen als structuur [pref[ge+ V]]. Echter onder aanname van (20b) wijkt het voltooid deelwoord van benemen structureel af van die van bevolken en begroten. Als het rechterlid een V is dan zou ge- aangehecht worden na het derivationele prefix, terwijl ge- in het geval van een nonverbaal rechterlid voor het derivationele prefix zou worden aangehecht. We kunnen hieruit concluderen dat de voorgestelde analyse van truncatie evidentie oplevert voor (20c) als interpretatie van de redundantieregel uit Trommelen en Zonneveld (1986). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.3 De structuur van verbale stammenHet derde potentiële probleem voor mijn voorstel wordt gevormd door geprefigeerde verba van uitheemse origine, zoals ante-dateren en dis-kwalifïceren en de onscheidbaar samengestelde verba van het type stofzuigen. In beide types wordt ge- aan het complexe verbum als geheel aangehecht en vindt er geen ge-deletie plaats, terwijl we als structuur lijken te genereren [dis[ge[kwalificeer]vd]] en [stof[ge[zoog]ven]]. De aanname dat ge- aanhecht aan ongeprefïgeerde verbale stammen vraagt dus om een nadere specificatie van wat nu precies bedoeld wordt met deze notie. Een belangrijke impuls voor het onderzoek naar morfologische en fonologische regelmatigheden vormde de ontwikkeling van het model van de Lexicale Fonologie (cf. Kiparsky (1982, 1985), Halle en Mohanan (1985) en Booij en Rubach (1987) e.a.). Voor het Nederlands is aan de inhoud van het model een vooralsnog taalspecifieke wending gegeven. Waar de indeling van de lexicale component bij Kiparsky e.a. gebaseerd is op eigenschappen van affixen zoals klemtoonbepalend vs. klemtoonneutraal en cyclisch vs. nocyclisch wordt in Van Beurden (1987) en Paulissen en Zonneveld (1988) betoogd dat de inrichting van de lexicale component voor een belangrijk deel categorie-bepaald is. Van Beurden geeft (21) als een | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eerste aanzet in die richting:
De inrichting van de lexicale component in (21) biedt de mogelijkheid om een unieke definitie te geven van de notie ‘ongeprefigeerde verbale stam’. Onder deze notie verstaan we verba die niveau-1 oplevert, d.w.z. ongelede verba en verba die gevormd zijn op basis van uitheemse affixen. We kunnen de stelling ‘inflectionele affixen hechten aan de ongeprefigeerde verbale stam’ nu herformuleren als ‘inflectionele affixen worden op niveau-2 aangehecht aan de eerste V-constituent in de hiërarchie. Gegeven de ordening in (21) voorspellen we nu dat bij verba van het type antedateren en diskwalificeren ge-aanhecht vóór de uitheemse prefixen ante- en dis-, omdat dit niveau-1 prefixen zijn. Anderzijds voorspellen we dat ge- aangehecht wordt tussen het prefix be- en de verbale stam grijpen in het werkwoord begrijpen.Ga naar voetnoot11 Er resteren nu nog de onscheidbaar samengestelde werkwoorden uit (1e) die we hier herhalen als (22):
De Rooij-Bronkhorst neemt aan dat deze werkwoorden geheranalyseerd zijn als verbale roots. Binnen het zojuist geschetste kader van de Lexicale Fonologie hebben noties als ‘root’ en ‘stam’ geen theoretische status en dit dwingt ons tot een alternatieve analyse. Paulissen en Zonneveld (1988) besteden uitgebreid aandacht aan dit improductieve type van woordformatie. Ik zal hier niet ingaan op de overwegingen die geleid hebben tot hun analyse, maar mij slechts beperken tot hun conclusie: verbale samenstelling vindt plaats op niveau-1. Het zal duidelijk zijn dat deze analyse ook het antwoord geeft op de vraag, waarom in het voltooid deelwoord van de vormen in (22) ge- voorafgaat aan de samenstelling: stofzuigen heeft op het moment dat het niveau-2 bereikt als structuur [stofzuig]V en de enige positie waar ge- aangehecht kan worden, is voor stofzuig als geheel. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De verba van het type diskwalificeren en gestofzuigd kunnen geen ge-deletie ondergaan, aangezien ze niet voldoen aan de SD van truncatieregel (16), zoals blijkt uit de prosodische structuren in (23):
Aan het begin van deze sectie is gewezen op een drietal problemen voor de analyse waarin het voltooid deelwoord van werkwoorden als begrijpen de structuur [be[ge[greep]en]] heeft. Vervolgens heb ik aangetoond dat deze problemen ondervangen kunnen worden als we recente theoretische ontwikkelingen op het gebied van de Metrische Fonologie (sectie 4.1.), de Right-hand Head Rule (sectie 4.2.) en de Lexicale Fonologie (sectie 4.3.) in ogenschouw nemen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 Resterende empirische problemenIn deze laatste sectie zal ik kort ingaan op een aantal resterende problemen. Het eerste probleem wordt gevormd door data van het type hergroeperen die problematisch zijn voor alle mij bekende analyses. Het tweede en derde probleem zijn specifiek voor de hier gepresenteerde analyse en wordt gevormd door de data in (8) (het type begeleiden) en data van het type gebedissel.
(i) het type hergroeperen In (2) heb ik een overzicht gegeven van de verschillende types van her- werkwoorden met betrekking tot ge-deletie. Ik herhaal deze data voor het gemak in (24):
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De her-werkwoorden in (24a, b) vormen geen probleem voor de analyse als her-evenals de verbaliserende prefixen aangehecht wordt op niveau-2. Voltooide deelwoorden als herdacht en heroverwogen hebben dan als structuur [her[ge[dách]t]] en [hér[over[ge[wòòg]en]]] die voldoen aan de SD van truncatieregel (16). Het probleem is echter waarom her- in (24b) maar niet in (24a) het hoofdaccent draagt. In sectie 3 heb ik gewezen op een sterke tendens in het Nederlands, namelijk de vermijding van sequenties van ongeaccentueerde prefixen. Truncatie bleek het belangrijkste proces om dergelijke ongewenste sequenties te voorkomen. De tweede optie is dat één van de prefixen prominentie krijgt (cf. De Rooij-Bronkhorst (1980:163) voor een formalisering van deze observatie). Ik zal hier niet verder ingaan op dit probleem en verwijs de lezer naar Zonneveld (1985) voor een op de Right-hand Head Rule gebaseerde analyse van het gedrag van her-. Voltooide deelwoorden als heringedeeld hebben dezelfde structuur als alle scheidbaar samengestelde werkwoorden en hun structuur voldoet niet aan de SD van Truncatie (cf. 17a). Dit type van her-werkwoorden vormt dus niet zozeer een probleem voor de analyse van ge-deletie, maar veel meer voor een level-ordeningstheorie als de Lexicale Fonologie, aangezien in de regel een onscheidbaar prefix niet buiten een scheidbaar prefix kan voorkomen. Problematisch zijn de data in (24d) en in alle analyses worden ad hoc oplossingen gegeven voor deze data. Mijn analyse heeft in essentie dezelfde status. Het voltooid deelwoord hergroepeerd wijst op een keuze waarbij her- geanalyseerd wordt vergelijkbaar met be-; gehérgroepeerd wijst op een analyse als onscheidbaar samengesteld werkwoord, en hérgegroepeerd wijst op een analyse als scheidbaar samengesteld werkwoord en deze vorm is in volledige overeenstemming met de correlatie tussen accent en scheidbaarheid. Het model in (21) laat toe dat sprekers van het Nederlands het prefix her- op één van deze niveaus plaatsen en deze keuze bepaalt vervolgens de vorm van het voltooid deelwoord.
(ii) het type begeleiden De motivatie voor de heranalyse van ge-deletie komt voort uit de observatie dat sequenties van ongeaccentueerde prefixen vermeden worden in het Nederlands en dat data als miskennen niet gevormd zijn op basis van een ongeleed werkwoord, maar op basis van een geprefigeerd werkwoord (in het onderhavige geval erkennen). Nu kent het Nederlands echter een klein aantal woorden die zich onttrekken aan deze observatie. Het betreft hier de volgende data:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stellen, ?onachtzamen.) De data in (25) kunnen dan ook verantwoord worden door truncatieregel (16) te beperken tot prefixen die een schwa bevatten. De enige problematische vorm die dan overblijft is begeleiden. Echter werkwoorden als begeleiden en geloven lijken onderhevig te zijn aan heranalyse tot begleiden en gloven (zie b.v. de voltooid deelwoordvorm gegloofd). Als begeleiden geheranalyseerd is als begleiden dan voldoet zij niet aan de SD van truncatieregel (16).
(iii) het type gebedissel De Rooij-Bronkhorst (1980:168) wijst op data als gebedissel en geversier ter ondersteuning van de claim dat ge-deletie beperkt moet worden tot het inflectionele prefix. Echter met Paulissen (1985) ben ik van mening dat het niet zondermeer duidelijk is dat het voltooid deelwoordprefix ge- een inflectioneel prefix is. Mocht blijken dat ge- een derivationeel prefix is dan vormen de genoemde data eveneens een probleem voor de analyse in De Rooij-Bronkhorst (1980). Mieke Trommelen en Wim Zonneveld (persoonlijke communicatie) wezen mij op het feit dat het prefix ge-, dat resulteert in zgn. actie-nomina, eigenschappen heeft die sterk verschillen van de overige Germaanse prefixen. Deze data suggereren dat prefigering met dit nominaliserende ge- plaats vindt op het fonologisch fraseniveau (Φ), terwijl Truncatie (16) werkzaam is binnen het fonologisch woordniveau (μ) (cf. Nespor en Vogel 1986). De relevante taalfeiten volgen in (26):
De data in (26) illustreren dat het nominaliserende ge- aan scheidbaar samengestelde werkwoorden en zelfs volledige woordgroepen en zinnen kan worden aangehecht. De onwelgevormheid van data als *verbedissel, *ver- in de maling nemen en * verpianospeel wijst erop dat de basis voor ge-prefixatie minder beperkt is dan die van de overige Germaanse prefixen. Als we aannemen dat Truncatie (16) een μ-niveau regel is en de data in (26) een Φ vormen dan kunnen data van het type gebedissel verklaard worden. De claim dat Truncatie een μ-domein regel is vindt onafhankelijke ondersteuning in de feiten in (27):
De in deze sectie besproken data kunnen op een zodanige wijze geanalyseerd | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
worden dat zij niet problematisch zijn voor de hier ontvouwde analyse, of voorzichtiger geformuleerd: niet meer problematisch zijn dan in eerdere analyses van dezelfde feiten. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6 ConclusiesIn dit artikel heb ik getracht om het verschijnsel van ge-deletie vanuit een breder perspectief te bezien. Voorgaande analyses van dit verschijnsel werden gekenmerkt door de vooronderstelling dat het hier een geïsoleerd verschijnsel betreft. Ik hoop aannemelijk te hebben gemaakt dat ge-deletie de meest evidente manifestatie is van een algemeen verschijnsel: een verbod op sequenties van ongeaccentueerde prefixen. Door ge-deletie vanuit dit oogpunt te bezien werd het noodzakelijk om de vraag waar het inflectionele prefix ge- aanhecht opnieuw in ogenschouw te nemen. Betoogd is dat ge- op niveau-2 (= het derivationele V-niveau) wordt aangehecht aan de ‘verbale stam’, d.w.z. tussen prefixen als be- en ver- en het verbale deel. Gevolg van deze aanname is dat vormen als miskennen en begrepen via een-en-dezelfde truncatieregel kunnen worden afgeleid uit resp. [mis[er[kennen]] en [be[ge[grepen]]. Bovendien hebben we betoogd dat truncatie als een puur prosodisch proces geformaliseerd kan worden, waarbij de structuur [w[w s]] wordt veranderd in [w [ø s]. Ten slotte ben ik in sectie 5. kort ingegaan op drie klassen van problematische feiten. De eerste klasse van feiten bleek problematisch voor alle analyses en zij kunnen enkel via een ad hoc oplossing verantwoord worden. Ten aanzien van de tweede groep is geconstateerd dat zij systematisch afwijken van de feiten die truncatie ondergaan. Het prefix dat truncatie zou moeten ondergaan bleek in vrijwel alle gevallen een volle vokaal te bevatten en we hebben gesuggereerd om truncatie te beperken tot prefixen - hoewel deze notie niet in de SD van de regel vermeld wordt - die een schwa bevatten. De problematische feiten van het type gebedissel, ten slotte, bleken slechts pseudo-problemen, aangezien we hier te maken hebben met fonologische frases, terwijl er voldoende evidentie is om Truncatie als een woorddomein regel te beschouwen. Het voorstel beperkt zich tot de linkerkant van het woord en een vraag die onbeantwoord blijft is of de restrictie op prefigering uitbreidbaar is tot suffixatie. De afwezigheid van afleidingen als *zuinig-ig, *moeilijk-ig, *vlijtig-lijk en *dapper-erd en het contrast wandel-aar-ster vs. *arbeider-ster wijzen in deze richting, maar diminutiefvorming (arbeid-er-tje) en inflexie (dapper-en en wandel-en) verzetten zich tegen een dergelijke uitbreiding. Verder onderzoek zal moeten uitwijzen of de problematische data aan de rechterzijde van het woord op eenzelfde manier zijn weg te redeneren als data van het type gebedissel. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|