Thema Morfologie
Introductie
In deze en de volgende twee afleveringen van De Nieuwe Taalgids, d.w.z. de eerste drie afleveringen van 1990 (83:1-3), die verschijnen in januari, maart en mei, zullen artikelen binnen een thema morfologie zijn opgenomen. Deze introductie wordt door ondergetekende geschreven kort na een bezoek aan de jaarlijkse Morfologiedag, die nu in Leuven werd gehouden, en waar geconstateerd kon worden dat, in tegenstelling tot andersluidende berichten die soms overwaaien uit het buitenland, in elk geval in het Nederlands taalgebied de morfologie nog een zeer levendig beoefende tak van de taalkunde is.
In de loop van het afgelopen halfjaar werden bij de redactie artikelen ingeleverd die zonder moeite bleken samen te bundelen onder een thematische noemer: de studie van de Nederlandse morfologie waarin aan de ene kant een beschrijving wordt gegeven van een min of meer traditioneel probleem, en aan de andere kant de daarvoor voorgestelde oplossing in een theoretisch perspectief wordt geplaatst.
De drie artikelen uit het thema zijn de volgende. Wim de Haas, medewerker van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie in Leiden, bespreekt prefix- opeenvolgingen, en met name de opvallende eigenschappen van het prefix ge-, een onderwerp dat voortbouwt op werk van Schultink (o.a. zijn bekende artikel van 1973 in dit tijdschrift) en anderen. Jan Don, N.W.O.-medewerker aan de R.U. Utrecht, bespreekt Nederlandse gevallen van ‘konversie’ (of ‘transpositie’), tegen de achtergrond van voorstellen daarover van Lieber voor het Duits. Tenslotte behandelen Lisan van Beurden, A.I.O. aan de R.U. Utrecht, en Jan Nijen Twilhaar, medewerker historische taalkunde aan de R.U. Groningen, woordgeslacht, met name vanuit het perspectief van het verschil tussen natuurlijk en grammatikaal geslacht, en de verwerving van die systemen, met materiaal uit Saksische dialecten.
Tezamen geven deze bijdragen zeker geen volledig beeld van wat er nu zo al in de Nederlandse morfologie omgaat, maar dat is ook niet de bedoeling: ze illustreren wel waar op het ogenblik een aantal interessante onderzoeksgebieden te vinden zijn, waarvan de bestudering wat betreft zijn implicaties op een aantal momenten uitrijst boven dat van het pure taalfeiten-ordenen of probleem-signaleren. Mocht het gebodene aanleiding geven tot reacties, dan zijn die vanzelfsprekend welkom.
Wim Zonneveld
oktober 1989