| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
Nachbarsprache Niederländisch
De Fachvereinigung Niederländisch te Münster floreert goed, naar het zich laat aanzien. (Van de oprichting maakten we melding in Ntg 80, 176.) Het door deze vereniging uitgegeven tijdschrift Nachbarsprache Niederländisch gaat nu zijn vierdejaargang in en men kan zonder overdrijving zeggen dat we met een leesbaar tijdschrift te doen hebben, dat het belang van een verenigingsblad verre te boven gaat. In nummer 1 van jaargang 4 bijv. staat een zeer lezenswaardig artikel van Bert Govaerts over Felix Timmermans in de tijd dat de begrippen Blut und Boden in Duitsland in aanzien stonden: ‘Die gute Fee und das braune Ungeheuer. Ein paar Ergänzungen zur Akte Timmermans’. Verder vinden we er een opstel van Hans Beelen, ‘Überhaupt niet im Frage? Germanismen en Duitse woorden in het Nederlands’ en een korte bijdrage van Hans Combecher, ‘Het veerhuis von Ida Gerhardt’.
Het nummer bevat verder, Berichte, Mitteilungen, und Hinweise. Buchbesprechungen en een Chronik. Het is wenselijk dat dit tijdschrift in vele leeszalen ter inzage is en niet alleen in afdelingen vreemde-talenonderwijs.
M.C.v.d.T.
| |
Neerlandistiek in Polen
Ook in Polen wordt gestaag doorgewerkt in het veld der neerlandistiek. Van de Neerlandica Wratislaviensia is alweer nummer IV verschenen (nr. III werd in deze rubriek aangekondigd in Ntg 80, 556). Het boek bevat vijf afdelingen waarin de volgende bijdragen te vinden zijn: A. Letterkunde: A. Dabrowka, ‘Die Textüberlieferung der Abele Spelen und der Sotternien’; B. Taalkunde: F.G. Droste, ‘Communicatie, taal en denkprocessen’; J. Taeldeman, ‘De taaltoestand in Vlaanderen’; S. de Vriendt, ‘Nederlands in Nederland en in Vlaanderen’; B. Rajman, ‘Taalpolitiek in Vlaanderen in de tijd van Franse overheersing’; T. de Graaf, ‘Contrastief fonetisch onderzoek. In het bijzonder Japans-Nederlands’; J.A. Zielinski, ‘Contrastief lexicaal-semantisch onderzoek in het onderwijs Nederlands als vreemde taal’; S. Predota, ‘Over de lexicografische grondbeginselen van het Klein Nederlands-Pools spreekwoordenboek’; J.M. Ulijn, ‘The Scientific and Technical Register and its Cross-linguistic Constants and Variants’. C. Kulturele Betrekkingen: F. Jong, ‘De Allerheiligenvloed en de Vlaams-Hollandse kolonisatie in Polen. Uit de kronieken van Maciej Stryjkowski’; E. Bialek, F. Jong, ‘Neerlandica uit de XVI en XVII eeuw in de collectie brieven van de Universiteitsbibliotheek te Wroclaw; S. Kiedron, “Sittenkunst” und “Zedekunst” - Schottelius und Coornhert’; S. Kiedron, ‘Noch einmal über die Schlesier an der Universität Leiden im 17. Jahrhundert’.
Uit rubriek D. Boekbesprekingen noemen we de recensies van Dibbets' Twespraack-editie; Bostoens dissertatie Dichterschap en koopmanschap in de zestiende eeuw; de Nederlandse leergang voor Polen van Stembor en Predota; Predota's spreekwoordenboek; de Praktische cursus spelling van Klein en Visscher; het beel-woordenboek Duits en Nederlands; P. de Kleins ALEXANDER; en Luifs In ver- | |
| |
band met de zin. In rubriek E. Bibliografie tenslotte staan nog J. Koch, ‘Multatuli in Polen. Proeve van een bibliografie’ en van dezelfde auteur ‘Bibliografie van Poolse vertalingen uit de Nederlandse literatuur’.
De redacteuren, de ordinarius Norbert Morciniec en de pas tot hoogleraar benoemde Stanislaw Predota, verdienen alle achting voor de wijze waarop zij zich inzetten voor de neerlandistiek in Polen. (Zoals steeds moeten wij ons verontschuldigen voor de weergave van een aantal Poolse namen: de drukkerij beschikt niet over de vereiste diakritische tekens).
M.C.v.d.T.
| |
Koffie, kaffer en katoen
Onder de titel Koffie, kaffer en katoen. Arabische woorden in het Nederlands heeft Marlies Philippa een vlot leesbaar boekje geschreven, waarin ze een groot aantal woorden behandelt die uit het Arabisch stammen. Als doelgroepen heeft ze gedacht aan belangstellende leken, Nederlanders die met Arabische medeburgers te maken hebben en Arabieren die in Nederland wonen en Nederlands kennen. Bovendien zijn er dan nog taalkundigen die in dit werkje iets van hun gading kunnen vinden.
De indeling is thematisch. Onder de afdeling algemene woorden worden gebieden als handel, scheepvaart, voeding, kleuren, dieren, enz. behandeld. Bij de Arabische woorden in de exacte wetenschappen volgen de ontleningen op het gebied van de geneeskunde, scheikunde, wiskunde en sterrenkunde. En onder het hoofd cultuurgebonden Arabische woorden wordt o.m. aandacht besteed aan religie, zeden en gebruiken, waarbij zeer actuele woorden als ayatollah en intifada een plaats gevonden hebben.
Het boek is prettig geschreven, zoals we dat van Marlies Philippa kennen. De bruikbaarheid wordt verhoogd door een register van behandelde woorden. Koffie, kaffer en katoen is uitgegeven door de Pantheon Boekhandel in Amsterdam (ter gelegenheid van het eerste lustrum); de omvang is 128 blz.; het nummer is ISBN 90 72653 02 5; de prijs is f28.50.
M.C.v.d.T.
| |
Themanummer Taal en tongval
Ter gelegenheid van het eeuwfeest van de enquête Willems heeft de redactie van Taal en tongval in samenwerking met de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde te Gent een symposium georganiseerd op 25 november 1988. De daar gehouden lezingen, aangevuld met een aantal case-studies zijn nu in een afzonderlijk themanummer verschenen.
Het nummer opent met de teksten van de drie inleidingen, waarvan de titels voor zichzelf spreken: ‘Pieter Willems en zijn dialectenenquête’ door J. Goossens; ‘De invloed van P. Willems op zijn Nederlandse dialectologie’ door A. Weijnen en ‘De waarde van het materiaal-Willems voor fonologisch onderzoek: een proeve’ door J. Taeldeman. De bijdrage van Har Brok, ‘De dialectologische nalatenschap van P.H.G. Willems’, kan gezien worden als een aanvulling op het artikel van Weijnen. Brok geeft een inventarisatie en beschrijving van Willems' dialectologische nalatenschap.
| |
| |
In zijn bijdrage ‘Hoe betrouwbaar is Willems? Twee onderzoekjes’ gaat J. de Rooij na welk hulpwerkwoord de invullers van de enquête noteerden bij het perfectum van zijn en welk voegwoord na zo + adjectief wordt opgegeven in het zinnetje hij is zo groot (als) ik. In ‘Presentatieve constructies in het Nederlands. Een vergelijking van RND en materiaal-Willems’ test G. de Schutter de bruikbaarheid van het materiaal Willems voor syntactisch onderzoek. Het opstel van V.F. Vanacker ‘Een syntaktische verkenning in het materiaal P. Willems’ gaat in op het syntagma bij tijds. Hugo Ryckeboer geeft een evaluatie van het Frans-Vlaamse materiaal in een bijdrage ‘De enquête Willems in Frans-Vlaanderen’. En tenslotte komen woordgeografische aspecten aan de orde in een artikel van Magda Devos: ‘Het materiaal Willems als bron voor woordgeografisch onderzoek’.
Dit themanummer omvat 132 blz. De prijs bedraagt Bfrs 350-,resp. f21.-,en het nummer is te bestellen bij Prof. drs. V.F. Vanacker, Visitatiestraat 187, B-9110 Gent, resp: P.J. Meertens-Instituut, Keizersgracht 569-571, 1017 DR, Amsterdam.
M.C.v.d.T.
| |
Jaarboek Lexicologie
Men is nu druk met de W bezig. Dit blijkt uit het nieuwste Jaarboek van de Stichting Instituut voor Nederlandse Lexicologie, uitgegeven in 1988. Het doet verslag van de werkzaamheden in 1987. Verder bevat het jaarboek drie artikelen. A. Moerdijk beschrijft in ‘Lexicaal-semantische vormingspatronen voor samenstellingen’ (49-65) de semantiek van samenstellingen met -mes, M.C. van den Toorn bespreekt een lange lijst van prefixen van Griekse en Romeinse herkomst in ‘Neoklassiek en postmodern. Een morfo-lexicografische verkenning’ (66-100), terwijl Th. P.F. Wortel een historische bijdrage levert in ‘Knuttel en het woordenboek’ (101-111).
Het jaarboek is te verkrijgen bij het Secretariaat van de Stichting, Postbus 9515, 2300 RA Leiden.
H.J.V.
| |
Colloquium Van Maerlant
Op vrijdag 3 november wordt aan de Vrije Universiteit een-eolloquium gewijd aan de Rijmbijbel van Jacob van Maerlant. Er zal een aantal korte lezingen worden gehouden, gevolgd door discussie. Dr. J.J. van Moolenbroek zal de dag openen met een inleiding waarin de Rijmbijbel in zijn historische context wordt geplaatst. Dr. K. Goudriaan gaat vervolgens in op de relatie Petrus Comester - Jacob van Maerlant. Het beoogde publiek staat centraal in de bijdrage van Drs. A. Vos-Postma. Dr. M.J. Mulder neemt de filiatie van de handschriften onder de loupe en de kunsthistoricus Dr. P.C.J. van Dael besteedt aandacht aan de miniaturen die we in de handschriften aantreffen. De dag wordt afgerond met een slotbeschouwing van Prof. Dr. F.P. van Oostrom. Men kan zich als deelnemer aan dit colloquium aanmelden bij Dr. Maaike Mulder, Vrije Universiteit, Fac. der Letteren, Postbus 7161, 1007 MC Amsterdam. Het programma van de dag wordt dan toegezonden.
Maaike Mulder
| |
| |
| |
Colloquium ‘De teksteditie. Theorie en praktijk’
De Contactgroep 19de eeuw. - Dr. F.A. Snellaertcomité organiseert op woensdag 8 november 1989 een colloquium over ‘De teksteditie. Theorie en praktijk’. Het colloquium heeft plaats in het Erasmushuis te Leuven (Faculteit Letteren & Wijsbegeerte. Blijde-Inkomststraat 21, 3000 Leuven).
Programma
|
10.00 u. |
Ontvangst en koffie |
10.30 u. |
Opening |
10.40 u. |
M. de Smedt (K.U.Leuven): De problematiek van de teksteditie in internationaal perspectief. |
11.30 u. |
H.T.M. van Vliet (Bureau Basisvoorziening Tekstedities - Den Haag): Editietechniek als specialisme binnen de literatuurwetenschap. Over wetenschappelijke uitgaven en leesedities. |
12.15 u. |
Lunch |
14.00 u. |
A. Deprez (R.U.Gent): Het editeren van brieven. De visie van een literair-historicus. |
14.40 u. |
G.J. Hooykaas (R.U.Utrecht): Het editeren van brieven (J.R. Thorbecke en anderen). De visie van een historicus. |
15.20 u. |
Koffie |
15.50 u. |
M. Mathijsen (Univ. Amsterdam): Druktechnieken en hun gevolgen voor het editeren. |
16.30 u. |
Discussie |
17.00 u. |
Einde |
Belangstellenden kunnen zich inschrijven (vóór 15 oktober) bij de secretaris van de Contactgroep, Dr. M. De Smedt, Pastoor Dergentstraat 5, 3222 Gelrode (Aarschot). De deelname aan het colloquium is gratis.
M. de Smedt
| |
Congres ‘Balans en Perspectief van de Nederlandse Cultuurgeschiedenis’.
Op 18 en 19 oktober 1989 organiseert de Utrechtse Historische Studenten Kring het congres ‘Balans en perspectief van de Nederlandse cultuurgeschiedenis’. Het congres is opgebouwd rond drie thema velden:
- Van de wieg tot het graf. Patronen en evenementen in het dagelijks leven.
Naast onderzoek naar woonculturen, arbeidsbeleving, vrijetijdsbesteding en verzet tegen modernisering zullen bij dit thema studies over gebruiken rond sterven en ziekten behandeld worden.
- Ethiek en instrument. Wording en toepassing van normen en waarden.
Bij dit thema ligt de nadruk op het onderzoek naar ethische codes op het gebied van sexualiteit, religie, opvoeding, rechtspraak etcetera. Tevens wordt aandacht besteed aan de wijze waarop deze codes op de samenleving hebben ingewerkt.
- Verbeelding en analyse. Over ideeënvorming.
Uit welke kringen en op welke wijze ontstaan en verspreiden zich ideeën die de voedingsbodem vormen voor de gangbare ethiek en veranderingen daarin? Wetenschappelijke, esthetische, maatschappelijke en politieke ideeën passeren de revue.
Per thema worden 25 werkgroepen en drie lezingen georganiseerd. Als lezinghouders zullen optreden:
| |
| |
- | Prof. dr. K. van Berkel (R.U. Groningen) |
- | Prof.dr. A.Th. van Deursen (V.U. Amsterdam) |
- | Prof. dr. A.Th.M. Frijhoff (E.U. Rotterdam) |
- | Prof. dr. C. Lis (V.U. Brussel) |
- | Prof. dr. A. de Swaan (U.v. Amsterdam) |
- | Prof. dr. E. van Uitert (U.v. Amsterdam) |
- | Buitenlandse gastsprekers: |
- | Prof. dr. A. Corbin (Université Paris) |
- | Prof. dr. P. Perrot (Université Genève) |
- | Prof. dr. K. Thomas (Corpus Christi College Oxford) |
Het congres beoogt de ontwikkeling van het Nederlandse cultuurhistorische onderzoek te beoordelen. Een zo veelzijdig mogelijk overzicht van de cultuurhistorische studies die in het laatste decennium verricht zijn, zal uiteindelijk culmineren in een plaatsbepaling van het vakgebied, die perspectieven biedt voor de toekomst. Men kan zich opgeven door storting van f40, - (studenten en baanlozen) of f80, - (overigen) op girorekening 5862918 t.n.v. S. Mesters/M. Windhorst te Utrecht o.v.v. ‘Congres’.
Voor verdere informatie kunt u zich richten tot:
Congrescommissie Cultuurgeschiedenis
Lucas Bolwerk 5
3512 EG Utrecht
030-392034 (donderdag 10.00-12.30 uur)
Rik Sanders
| |
Nacholingscursus ‘Literatuur en Emotie(s)’
In het kader van het nascholingsprogramma van de Rijksuniversiteit Utrecht organiseert de Vakgroep Letterkunde in het komende academisch jaar een cursus voor leraren moderne en klassieke talen.
Het gaat om de cursus ‘Literatuur en Emotie(s)’, waarin verschillende stafleden van de vakgroep het onderwerp vanuit een op hun eigen onderzoek geïnspireerde invalshoek bespreken, en waarbij ze speciale aandacht zullen schenken aan de vraag hoe hun vondsten en bevindingen voor het doceren van literatuur aan middelbare scholieren van belang kunnen zijn.
De cursus bestaat uit twee maal 4 avondbijeenkomsten, alle te Utrecht. U kunt zich zowel voor beide series als voor één van de twee series opgeven. Er zijn geen kosten aan deelname aan de cursus verbonden, behalve ca. f25,- voor een syllabus.
Programma:
|
Eerste serie: |
|
4/10/1989 |
Dr. W. van Peer: Hoe de emotionele ontwikkeling van jongeren via het lezen te ontwikkelen. |
11/10/1989 |
Dr. B.F. Scholz: Politiek en passie bij Shakespeare. |
18/10/1989 |
Dr. E. Andringa: Emotionele identificatie bij het lezen. |
25/10/1989 |
Prof. dr. D.W. Fokkema: Het probleem van de ‘onechte’ emoties in het post-modernisme. |
Tweede serie: |
|
| |
| |
7/02/1990 |
Dr. J. von der Thüsen: Emoties in 18de en 19de eeuwse teksten. |
14/02/1990 |
Drs. F. Brandsma: Guinevere ‘loech stillekine’. En de lezers ook. Emoties in de middeleeuwse literatuur. |
21/02/1990 |
D.M. Meijer: Emoties in vrouwelijk perspectief. |
28/02/1990 |
Dr. S. Levie: Emotionaliteit in modernistische literatuur. |
Aanmeldingen o.v.v. naam, adres, school en de gewenste serie(s), op te sturen aan PAO Letterkunde, Muntstraat 4, 3512 EV Utrecht
Informatie: Dr. W. van Peer, tel. no.: (030)-394243 ('s middags).
R. Teeuwen
| |
Gruteriana
Ch. L. Heesakkers is erin geslaagd het album amicorum van Janus Gruterus te achterhalen in het archief van de familie Six te Amsterdam. Einde 1582 heeft Gruter het te Leiden in gebruik genomen, op zijn reizen langs diverse Europese universiteitssteden voerde hij het met zich mee. De laatste bijdragen dateren uit 1600, toen hij hoogleraar in Heidelberg was.
De humanistische geleerde en Neo-latijnse dichter heeft ook verzen in het Nederlands geschreven; volgens een Duitse zegsman, in zijn Leidse studententijd zelfs niet minder dan vijfhonderd sonnetten! Zeven daarvan drukte L. Forster af in zijn Janus Gruter's English years (Leiden etc, 1967), L. Roose wees op een achtste in SpL 14 (1972) en zelf schreef ik over een negende in From Wolfram and Petrarch to Goethe and Grass, een huldebundel voor Leonard Forster (Baden-Baden, 1982). In het voorwerk van het album amicorum ontdekte Heesakkers als tiende ‘O had ic in myn macht des Persens Coninx scryn,’. De tekst, evenwel zonder vermelding van auteur, komt ook voor onder de afschriften van enkele Nederlandse gedichten in het album van A. van Rosendael (K.B., Hs.132 G 12, fol.7r). Het sonnet lokte een antwoord, eveneens in sonnetvorm, uit van Janus Esychius, een Leidse medestudent. Beide sonnetten, dat van Gruterus met een foto van de autograaf, heeft Heesakkers opgenomen in de inleiding (p. 73-74) van zijn bijdrage over ‘Das Stammbuch des Janus Gruterus’ in Bibliotek und Wissenschaft 21 (1987), p. 68-113.
Omdat de vondst van het album en het sonnet voor neerlandici van belang zijn, maar slechts weinigen van hen het tijdschrift onder ogen gekregen zullen hebben, lijkt het nuttig het artikel hier te signaleren.
W. Vermeer
| |
Verklarend synoniemenwoordenboek
In 1988 kwam het Verklarend synoniemenwoordenboek van Dr. Riemer Reinsma uit, waarvan de index meer dan 7500 behandelde woorden vermeldt. Het doel van dit boek is bescheiden, de doelgroep - dus? - groot: lezers die zich graag verdiepen in overeenkomsten en verschillen tussen woorden. De bescheidenheid in de opzet blijkt in de inleiding, waar de auteur veel niet gepretendeerd wil hebben: een bloemlezing van groepen in betekenis verwante woorden is het maximaal haalbare, betekenisvelden worden wel genoemd maar als praktisch onmogelijk weer te
| |
| |
geven verworpen - zodat de lezer een beetje de angst bekruipt voor te grote vrijblijvendheid. En dan blijkt een en ander toch erg mee te vallen: binnen de groepen vind je de ‘uiteraard’ verwachte synoniemen voor het meerendeel behandeld, en de differentiëring is met de nodige zorgvuldigheid geschied, waarbij toch ook de leesbaarheid bewaard is gebleven. ‘Voor het meerendeel’, want vergelijking met thesauruslijsten valt mager uit; en ‘zorgvuldige differentiëring’: als regel, want bijvoorbeeld op de vraag ‘Wat is het verschil tussen doezelen, dommelen, sluimeren, soezen ...’, die als lekkermaker op de achterkaft staat, wordt ter plaatse (blz. 151) geen antwoord gegeven. De lezer wordt grammatikale ondersteuning geboden - nuttig als men wil weten of werkwoorden al dan niet overgankelijk zijn, wat voor voorwerpen erbij getolereerd worden enz. Dat moet dan wel konsekwent - onder noemen vinden we: ‘Bij betitelen als volgt een kwalificatie (positief, negatief, beide? PJV) die geen lidwoord bevat ... Betitelen met wordt gevolgd door een negatieve kwalificatie (met/zonder lidwoord? PJV) ... De kwalificatie bij bestempelen als bevat wèl een lidwoord, en heeft betrekking op een opvallende of nieuwe (?) eigenschap (pos./neg.? PJV)...’ Grammatikale volledigheid is wel iets om na te streven, lijkt het, misschien door de voorbeelden zo te formuleren dat de informatie niet ook ‘formeel’ gegeven hoeft te worden.
Dit nuttige, verrassend uitgebreide woordenboekje mag voor de - verdiende - volgende drukken eigenlijk best wat ambitieuzer opgezet worden. De lezers rekken wel mee.
Riemer Reinsma, Verklarend Synoniemenwoordenboek, Sijthoff, Amsterdam, 1988. 287 pp., met een index van ruim 7500 woorden (geen prijs bekend)
P.J. Verhoeff
Vakgroep Angelsaksisch, R.U. Utrecht
| |
Die Riddere metten witten scilde
In augustus verschijnt als nummer 2 van de reeks Thesaurus: Willem Kuiper, Die Riddere metten witten scilde. Oorsprong, overlevering en auteurschap van de Middelnederlandse Ferguut, gevolgd door een diplomatische editie en een diplomatisch glossarium. With a summary in english, avec un résumé en francais. ISBN 90-72872-02-9. Gebonden, met stofomslag. Ca. 500 bladzijden. Prijs f117,50 (inclusief BTW). Tot 1 oktober 1989 geldt een bijzondere prijs van f89,00 (inclusief BTW en verzendkosten), mits het boek direkt bij de uitgever wordt besteld door storting van het vereiste bedrag op girorekening 5914691 van Schiphouwer en Brinkman, Kikkenstein 210, 1104 AJ Amsterdam. Het is ook mogelijk om het boek schriftelijk bij de uitgever te bestellen.
J. Bethlehem
| |
Dagregisters VOC Japan
Op 20 september 1609 opende de VOC een faktorij op het Japanse eiland Hirado; in juni 1641 werd de bezetting gedwongen om te verhuizen naar Desjima bij Nagasaki, waar die tot 1798 bleef.
Al die tijd zijn er dagregisters gehouden ‘bij de opperhoofden van het(!) Nederlandsche factory in Japan’. Tot dusver zijn er zes delen verschenen (6 sept. 1633-29 okt. 1642), en wel in de jaren 1974 t/m 1986, uitgegeven door het Historiographical
| |
| |
Institute van de Tokiose Universiteit.
Het spreekt vanzelf dat die teksten behalve voor historici ook voor de Nederlandse taalkunde van belang zijn. Ze zijn te bestellen bij bovengenoemd Instituut; adres: University of Tokyo, Hongo, Bunkyo-ku, Tokyo 113, Japan.
De tegenwoordige prijs van de delen is me niet bekend; die van het laatste (uit 1986) is 4800 yen, dat is ongeveer f70,.
P.C. Paardekooper
| |
Suid-Afrikaanse Tydskrif vir Taalkunde
De zevende jaargang van dit tijdschrift verrast z'n lezers door een aanzienlijke verbetering in vormgeving: A4-formaat en normale druk. Zoals bekend hebben artikelen over het Afrikaans bijna altijd betekenis voor de neerlandistiek.
F.A. Ponelis schrijft over Ontwikkeling van klusters op sluitklanke in Afrikaans, P.H. Swanepoel over Botsing tussen leksikogrqfiese beginsel en leksikografiese praktijk; enkele gedagtes oor die terminologiebeleid van die WAT (= Woordenboek van die Afrikaanse Taal), J.C. Stein maakt 'n Paar aantekeninge oor Afrikaanse koerante se grammatiese probleme in die ‘owergangstydperk’ tot omstreeks 1917, Mevrouw A.E. Feinauer bespreekt de Plasing in Afrikaanse afhankelijke sinne en E.B. van Wyk, F.F. Odendal en N.L. Nkatini vergelijken. Fonologiese sisteme van Afrikaans en Tsonga. In deze aflevering ontbreken boekbesprekingen.
Een jaarabonnement kost 40 Rand (ongeveer f34,-). ‘Bestellings aan die Buro vir Wetenskaplike Publikasies, Postbus 1758, Pretoria 0001, Republiek van Suid-Afrika’.
P.C. Paardekooper
| |
Haalt de WNT-redaktie het jaar 2000?
Dat is niet de bedoeling, althans niet met het werk van nu. Daarom werd er bij de stapelloop van de V op 29 september vorig jaar (8 delen, 46 werkjaren) een bescheiden feestje gevierd, en werd daags daarna meteen de kiel gelegd voor de W. Daarvan is zojuist alweer aflevering 7 t/m 13 verschenen, die midden in het Water eindigt (kolom 1664). Elke aflevering kost f16,65. Per jaar verschijnen er ±15.
Martinus Nijhoff geeft op verzoek graag een overzicht van leverbare delen en afleveringen (Postbus 33, 2300 AA Leiden; tel. 071-14 98 44).
P.C. Paardekooper
| |
Drie Limburgse dialektwoordenboeken
In 1979 is het Groéselder Diksjenèr (Grondveldse woordenboek) verschenen: een werk zonder spraakkunst maar met 605 blz. woordenboek, van Gilles Jaspers. Het is nog te krijgen, nl. door overschrijving van maar f23, (verzendkosten inbegrepen) op giro 103 16 89 van de Gemeenteontvanger van Eisden, met vermelding Groéselder Diksjenèr.
Een Tongers woordenboek (Túngërsë Dïksjënêr) is uit 1986. Herman Crompvoets heeft in een uitvoerige bespreking (LB 1988: 113-116) de schrijver - A. Stevens - heel hoog geprezen. Het boek bevat LVI + 718 blz., waarin ‘Elementen uit klank - en vormleer’ het eigenlijke woordenboek voorafgaan. Een diachroon over- | |
| |
zicht van 100 jaar Tongers werd mogelijk doordat een stadgenoot van Stevens (L. Grootaers) in z'n Dialect van Tongeren uit 1910 al een beschrijving gegeven heeft.
Het woordenboek is te krijgen door overschrijving van Bfr. 1950 op rekening 000-0019439-39 van de Stad Tongeren. Vermeld vooral Túngërsë Dïksjenêr.
Van 1987 is het Kirchröadsjer Dieksiejoneer, gemaakt door een commissie van 21 man. Het beslaat 328 blz., en bevat geen grammaticale elementen. Inclusief verzendkosten kost dit boek f25,-, over te schrijven op giro 653 00 08 van de Stichting Kerkraads Woordenboek, Markt 1, 6461 EB Kerkrade.
P.C. Paardekooper
| |
Komrij's bewerking van de abele spelen en de sotternieën
Nadat Gerrit Komrij de oudere Nederlandse letterkunde al eerder een dienst had bewezen door in twee succesvolle bloemlezingen de poëzie van vele bekende èn onbekende dichters aan een groot publiek te presenteren, heeft hij zich nu, in het boek dat hier wordt aangekondigd, opgeworpen als promotor van enkele Middelnederlandse toneelspelen. Het betreft de abele spelen en de sotternieën uit het handschrift - Van Hulthem, die hij onder de onvolledige titel De abele spelen heeft uitgegeven en bewerkt. Op de even bladzijden van het boek treft de lezer de Middelnederlandse teksten aan, de oneven bladzijden zijn gereserveerd voor Komrij's bewerking in modern Nederlands. Hoewel verwacht mag worden dat Komrij deze opzet verantwoordt, gebeurt dat nergens. Naar enige vorm van inleiding of toelichting bij de teksten zoekt men overigens ook vergeefs.
Om een indruk te geven van Komrij's bewerking citeer ik de monoloog waarin Lanseloet zijn liefde voor Sanderijn en de tegenwerking door zijn moeder onder woorden brengt (Lanseloet van Denemerken vs. 37-53; vert. op p. 209):
Ay god here, hoe mach dit sijn,
Dat ie die scone Sanderijn
Adus met herten hebbe beseten;
Van mijnder moeder alle daghe,
Dat ic mine minne soe neder draghe:
Dies horic menich spitich woort.
Maer haer minne heeft mi soe doerboert,
Dat icse ghelaten niet en can,
Ic en moet haer altoes spreken an,
Als icse metten oghen anescouwe;
Dies heeft mijn moeder groten rouwe,
Daer omme soe moet verborghen sijn.
Nu willic hier wachten die vrouwe mijn,
Onder desen neghelentier:
Want si sal hier comen scier,
Dat wetic wel, in desen bogaert.
Ach Here God, hoe kan het zijn
Dat ik die lieve Sanderijn
Met zo'n bezetenheid bemin?
Mijn moeder hoor ik niettemin
Alleen verwijten slaken: want,
Zegt ze, ik min onder mijn stand.
Aldoor bestookt ze mij daarmee.
Maar de minnepijl spleet mij in twee,
Ik kan onmogelijk met haar breken
En altoos moet ik met haar spreken
Zodra ze in mijn blikveld komt.
Mijn moeder is daar rouwig om,
Dus alles moet in het geheim.
Nu wacht ik op mijn liefste mijn,
Hier onder deze egelantier.
Zo dadelijk verschijnt ze hier.
Ze zal, weet ik, dit park betreden.
Het moge duidelijk zijn dat Komrij het Middelnederlands tamelijk vrij heeft bewerkt, waarbij hij de eis van het gepaarde rijm heeft losgelaten als hij daardoor inhoudelijk beter bij zijn origineel kon aansluiten. (De niet ter zake kundige flaptekst vermeldt ten onrechte dat hij heeft bewerkt ‘met volkomen behoud van me- | |
| |
trum en rijm’.) Hoewel Komrij's vertaling redelijk betrouwbaar oogt, vallen er missers aan te wijzen. Zo betekenen de eerste drie woorden van Ic lide wel ende gheve mi sculdich (Gloriant, vs. 403) niet ‘ik lijd echt’ (p. 131), maar ‘ik erken inderdaad’. Het aantal onjuiste interpretaties wordt gelukkig overtroffen door de vele aardige oplossingen voor vertaalproblemen, zoals de vertaling van de Buskenblaser vs. 203-04: Vul ondier plavant! / Ic sal u smiten op uwen tant! wordt bij Komrij ‘Smerige, vuile schavuit! / Je tanden timmer ik eruit!’ (p. 203).
De omslag van Komrij's boek is weinig geslaagd. Ik zie niet in wat de afbeelding, een dame in lingerie (vgl. het plaatje tegenover p. 192 van Ntg 82, 1989), met de inhoud van doen heeft. De ontwerpster wilde, zo deelde zij mij desgevraagd mee, met deze afbeelding, waarvan uitvergrote details voorafgaan aan ieder spel, de erotiek in de toneelstukken tot uitdrukking brengen.
Komrij's De abele spelen telt 349 blz.., is verschenen bij de SDU uitgeverij en kost f35,- ISBN: 90-12-05863-5.
Bart Besamusca
| |
Met Kracht van Overtuiging: Retorica in de Renaissance
De Utrechtse Renaissancestudies organiseren jaarlijks een colloquium. De lezingen die op die dag gehouden worden, verschijnen naderhand in een bundel.
De laatst verschenen bundel draagt de titel ‘Met Kracht van Overtuiging: Retorica in de Renaissance.’
Inhoud:
H. Miedema (Amsterdam), ‘Ars rhetorica en ars pictorica.’
J.J.M, van Gemert (Utrecht), ‘Muziek en retorica in de vijftiende en zestiende eeuw.’
J.P. Guépin (Amsterdam), ‘Een rood waas.’
O.J. de Jong (Utrecht), ‘De preek in de Renaissance.’
De bundel kan besteld worden door overmaking van f17,50 op girorekening 3089153 t.n.v. B.F. Scholz, Renaissancestudies, Utrecht.
B.F. Scholz
| |
Vrouwen in taal en literatuur
Degene die nog niet weten waar de vrouwenstudies binnen de letteren zich nu eigenlijk precies mee bezig houden, hebben nu een kans om deze achterstand snel in te halen. Daartoe leze men de bundel Vrouwen in taal en literatuur (redactie: K. Korevaart), waarin een breed scala van ‘Vrouwen en ...’-onderwerpen aan de orde wordt gesteld. Die onderwerpen zijn: vrouwen en taalgebruik, taalsysteem, retorica, vrouwbeelden, literatuurpsychologie, lezen en schrijven.
In de inleiding van het boek wordt aangegeven wat onder vrouwenstudies verstaan wordt: ‘Vrouwenstudies stellen de maatschappelijke verhoudingen ter discussie. Dat is tegelijkertijd een beginpunt voor kritiek op de positivistische wetenschap in het algemeen (...) Feministische wetenschapsmensen onderschrijven de marxistische stelling dat waardenvrij, objectief onderzoek niet bestaat. Feministisch onderzoek is feministisch vanwege de vraagstelling, niet omdat er specifiek feministische onderzoeksmethoden bestaan. Wel zijn sommige methoden bruikbaarden voor vrouwenstudies dan andere. Voor de feministische taal- en litera- | |
| |
tuurwetenschap geldt zeker dat het zinvol is de bestaande resultaten van conventioneel niet-feministisch onderzoek, dat vrouwen en hun positie onderbelicht, aan te vullen met gegevens over onderwerpen die voor vrouwen relevant zijn, hoewel dit onderdeel van vrouwenstudies niet het meest sociaal-kritische is. Daarnaast moeten gangbare wetenschappelijke methoden verbeterd worden en moet beschrijvend onderzoek proberen de huidige maatschappelijke situatie van vrouwen en mannen te verklaren, om de richting en de inhoud van de verandering te kunnen aangeven.’ De 15 artikelen die dan volgen representeren de huidige stand van zaken binnen de vrouwenstudies.
De afdeling ‘vrouwen en taalgebruik’ bevat drie artikelen. Tineke Willemsen beschrijft in Vrouwen in vergadering het talig en interactief gedrag van mannen en vrouwen in vergaderingen vanuit een sociaal-psychologisch perspectief, met de bedoeling het verschil tussen de seksen te verklaren. Aan het einde geeft ze aanbevelingen om te komen tot ‘een eerlijker verdeling van invloed tussen mannen en vrouwen’ (p. 22). Enkele van die aanbevelingen zijn het onderzoeken welke vergadertechnieken zowel voor vrouwen als voor mannen effectief zijn, welke vergadertechnieken leiden tot een negatieve waardering voor de ene sekse en een positieve waardering voor de andere, en in welke situaties dat het geval is. Wat Willemsen niet kon weten is dat er al een begin is gemaakt met zulk onderzoek. Aan de afdeling Taalbeheersing van de vakgroep Nederlands van de Rijksuniversiteit Utrecht deed Sandra van Dillen een conversatie-analytisch onderzoek naar vergaderinteracties. Daaruit zijn een paar effectieve vergadertechnieken naar voren gekomen, die misschien vooral door mannen gehanteerd worden. Het gaat daarbij om methoden om aan het woord te komen en een methode om structurele voorstellen te doen op een manier die ook gehoor vindt bij de voorzitter.
Tineke Krol vraagt zich in Vrouwen en retorica af wat de klassieke theorie en praktijk van de retorica (die de historische basis van het vak taalbeheersing is) vrouwen te bieden heeft. Eerst geeft ze een korte samenvatting van de Ars Retorica van Aristoteles en schetst ze hoe de Atheense vrouwen waren buitengesloten als openbare spreeksters. Daarna concludeert ze dat historisch onderzoek binnen de taalbeheersing kan leiden tot verbetering van taalscholing voor vrouwen, vooral vrouwen uit lagere sociaal-economische klassen.
Een van de artikelen over vrouwen en taalsysteem is van Agnes Verbiest. De titel luidt Taalseksisme: begripsbepaling, balans en prognose. Verbiest omschrijft taalseksisme als de bijdrage van de taal aan het op grond van sekse op zijn of haar plaats houden van man of vrouw. Zij onderscheidt taaiseksisme van seksisme via taal. Van dit laatste is sprake als mensen d.m.v. taal bijdragen aan het op grond van sekse op zijn of haar plaats houden van man en vrouw. Daarmee brengt Verbiest terecht een onderscheid aan tussen seksisme via het taalsysteem en seksisme via het taalgebruik. In dit artikel maakt ze de balans op van 10 jaar discussie over het onderwerp en besluit haar stuk met futurologische opmerkingen.
Rieks Smeets is de schrijfster (bijna schreef ik ‘auteur’) van Natuurlijk geslacht in taal. Na enkele inleidende paragrafen over een aantal aspecten van taalgebruik van vrouwen en mannen, gaat ze over op de formele codering van sekse (bijv. weduwe/weduwnaar, neef/nicht). Smeets stelt dan dat deze codering niet objectief staat tegenover de seksen ‘maar steevast situaties met zich meebrengt waarin de ene sekse voor de andere moet gaan’ (p. 60). In aansluiting op de laatste punt merk ik op dat in dit boek regelmatig gesproken wordt over ‘mannen en vrouwen’, ‘hij en
| |
| |
zij’ en ‘zijn en haar’. De keuze voor deze volgorde is echter geheel vrij, want het vormt geen onderdeel van ons taalsysteem. Smeets zelf doet hier terecht niet aan mee, zij spreekt over ‘vrouwen en mannen’.
In ‘vrouwen en vrouwenbeelden’ gaat de redactrice van de bundel, Korrie Korevaart in Vrouwen in de dagbladkritiek in op het Vrouwbeeld in de literaire kritiek in de negentiende-eeuwse Nederlandse dagbladen. Zij komt onder meer tot de conclusie dat literair werk van de ‘schoone sekse’ amper besproken werd. Voor zover het wel besproken werd, werd het niet negatiever beoordeeld dan werk van mannen. Interessant in dit artikel is ook de aandacht van Korevaart voor de maatschappelijke functie die men aan literair werk van vrouwen toekende.
Als vierde onderwerp volgt vrouwen en literatuurpsychologie. In de feministische literatuurpsychologie heeft men afgerekend met de klassieke psycho-analytische theorie, waarin de vrouw wordt gezien als afgeleide van de man. Met deze afwijzing sneuvelden ook de psycho-analytische literatuurtheorieën. Agnes Sneller laat in deze afdeling de alternatieve theorie van Girard los op een treurspel van Vondel (De theorie van Rene Girard; Vondels ‘Maeghden’ opnieuw bezien).
De lezer van deze bundel krijgt al met al een breed scala aan feministische studies op het gebied van taal- en letterkunde aangeboden. In vergelijking met een tiental jaren of minder terug geeft deze bundel mij de indruk dat de vrouwenstudies uit de toen heersende oppervlakkigheid is geraakt. Uitzonderingen daargelaten, gaat het hier om afgewogen en doorwrochte studies, die zijn ingekaderd in en vaak afgezet tegen de meer gangbare theorieën. Soms vind ik de interpretaties in eerste instantie wat eenzijdig, maar tegelijkertijd realiseer ik me dan dat deze interpretaties even goed of even slecht zijn als die waaraan ik nu eenmaal gewend ben of waartegen de auteur zich afzet. Mijn enige bezwaar tegen dit boek is dat elke bladzijde die je omslaat voortaan los door haar of zijn leven zal moeten gaan.
K. Korevaart (red.). Vrouwen in taal en literatuur. Amersfoort/Leuven: Acco. 1988. 203 pagina's. ISBN 90-334-9054-4. Prijs f29,-.
Hanneke Houtkoop-Steenstra
|
|