| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Bzzlletin 17 (1989), nr. 163
opent met ‘Je kunt niet in één draad vertellen’, een gesprek dat Joost Niemöller had met Annie van den Oever. - Dirk Kroon onderzoekt in De dichter in de stad welke connotaties het begrip ‘stad’ in de poëzie heeft. - In het hoofd, op de lippen is een bijdrage van Ron Elshout over de poëzie van Gerrit Kouwenaar. - Frits Enk heeft een gesprek met Peter Coret over diens bundel Vanitas. - Joost Niemöller maakt Tegen het vergeten enige aantekeningen bij het lezen van de gelijknamige bundel van Hans Faverey, waarna Kees van 't Hof de jongste bundel van J. Bernlef en Anneke Reitsma De adelaarsverzen van Ida Gerhardt bespreken.
| |
nr. 164
Na ‘Schrijven is tijdelijk God spelen’, een interview met André Brink, schrijft Hans Neervoort over André Brink en de Zuidafrikaanse paradox. - Erwin Wijman belicht De column als literair genre en in Juwelen van pijn maakt Ron Elshout enkele notities bij de poëzie van Stefan Hertmans. - Drama in het kwadraat is een bijdrage van L.C. Bombet, die de interesse voor Gilles de Rais door de eeuwen heen onderzoekt. - In De tijd en de dood vraagt Jeroen Vullings de aandacht voor de ‘drie parabel-achtige werken’ Het leven uit een dag van A.F. Th. van der Heijden, Een ongenode gast van Gerrit Krol en De elementen van Harry Mulisch. - Peter van den Hoven schrijft in De ordening van een ruitjesschrift over Zwart op wit van Akky van der Veer, ‘een van de beste jeugdromans van de laatste jaren’.
| |
nr. 165
is grotendeels gewijd aan het leven en werk van Nynke van Hichtum. Tineke Steenmeijer-Wielenga open met ‘Courage’ en ‘pose’, een portret in woorden, Jant van der Weg-La verman schrijft over Nienke van Hichtum en haar boeken-kinderen, Wim van der Schaaf belicht het werk als ‘bewerkingen van volkssprookjes’, Aukje Holtrop onderzoekt de pedagogische motieven en inzichten en Hugo Kingmans op Illustraties in het werk van Nynke van Hichtum. - Voorts een gesprek dat Dirk Zwart had met Leo Pleysier, getiteld Een wanhopige brug naar de gestorven moeder. - Bernd Albers schrijft in Het verbond waarvan wij allen samen deel uitmaken over Mystiek lichaam van Frans Kellendonk. - In ‘Sobere teksten vind ik vaak de beste’ heeft Joost Niemöller een gesprek met Wanda Reisel.
| |
Dietsche warande & Belfort 134 (1989), nr. 1
Bert Peene opent deze aflevering met het eerste deel van een reeks over Indische letteren, getiteld: De werkelijkheid van Tempo Doeloe. - Marien J.G. de Jong maakt in Naschrift bij een grafschrift enige aantekeningen bij de ‘verboden verzen’ van J.W.F. Werumeus Buning. - In Multatuli in Vlaanderen onderzoekt Philip Vermoortel de invloed van Multatuli op de Vlaamse literatuur. - Jef Ector concludeert in Claus met Oedipus ‘in Kolonos’ dat Hugo Claus in zijn bewerking van deze Griekse tragedie dicht bij de originele versie gebleven is. - In Gedicht geopend bespreekt Jan Flamand Jaloezie van H. Marsman.
Voorts besprekingen van Hugo Claus, Een zachte vernieling (door Hugo Bousset), Raymond van den Broeck, Literatuur van elders (door Bert Schreurs), Jef Geeraerts, Zand (door Koen Vermeiren), Karel Jonckheere, Recht op Da Capo (door Marcel Janssens), Theun de Vries, Het hoofd van Haydn (door Jaak de Maere) en Raymond Herreman, Vergeet niet te leven (door Stefaan van Laere).
| |
nr. 2
opent met een bijdrage van Anne Marie Musschoot en een artikel van Cyrille Offermans over de schrijver-criticus Hugo Bousset en zijn studie Lezen om te schrijven over Het boek alfa van Ivo Michiels. - In Gedicht geopend vraagt Paul Gillaerts
| |
| |
aandacht voor Een meer te zijn op aarde van Guillaume van der Graft. - Bert Peene vervolgt zijn reeks over de Indische letteren. - Voorts boekbesprekingen van Harry Mulisch, De elementen (door Hugo Bousset) en Hubert Lampo, Terug naar Stonehenge (door Jacques van Baelen). - Dirk de Geest schrijft in De geboorte van een dichter over de poëzie van Stefan Hertmans. - Tenslotte een Terugblik van Ward Ruyslinck op Wierook en tranen: de oogappel van twee generaties, een bespreking van Ernst van Alphens studie over de relatie tussen het werk van Willem Brakman en zijn lezers (door Bart Vervaeck) en een recensie van Clem Schouwenaars' Oktober, Han Poorter (door Koen Vermeiren).
| |
Dokumentaal 18 (1989), nr 1
Van de hand van G.J. van Bork De werkgroep voor de documentatie, een terugblik en van L.G. Saalmink Nederlandse bibliografie 1801-1832, enige bevindingen. - P.J. Koopman staat stil bij De drukkers van Bredero's Kluchten. - Marie van Dijk komt terug op Boeken in boedelinventarissen. - Verder de rubrieken Vakgenootschap, Van de stichtingen, Gepromoveerd, Uitgaven in voorbereiding en Pas verschenen.
| |
nr. 2
Naast de rubriek Van de stichtingen met een inventarisatie van Lopend onderzoek Stichting Literatuurwetenschap en de andere rubrieken o.a. een bijdrage van Adèle Nieuweboer, Klop, klop, wat is daar, deel twee. - Daarnaast nog een recensie van Johan de Brune de oude 1588-1658, Descriptieve auteursbibliografie. Subjectieve bibliografie samengesteld door P.J. Verkruijsse (door Henk de Kooker) en Een alfabet van boekverkopers, drukkers en uitgevers 1801-1850 (door Clemens de Wolf).
| |
Driemaandelijkse bladen 40 (1989), nr. 3/4
Siemon Reker onderzoekt Bepaalde hoofdtelwoorden in het Gronings. Constanten en variabelen. - J. Slijkhuis beziet Noord- en Oostnederland in Duitse ogen 1600-1900. Een tussenbalans (I). - Jurjen van der Kooi gaat in op definities, afbakening, valkuilen en mogelijkheden van Volksverhaal en sage. - W. van de Westeringh biedt een Terugblik op ‘Les en gres’. - R.A. Ebeling laat Recente naamkundigepublikaties, Noord- en Oostnederland betreffende de revu passeren.
| |
Forum der letteren 30 (1989), nr. 1
Onder de noemer: Formalisme in de moderne taalkunde, over de grondslagen van de TGG zet Sies de Haan uiteen dat de moderne taalkunde gekenmerkt wordt door een drietal tendenzen die kumulatief doorwerken in de TGG: apriorisme, positivisme en formalisme; deze laatste acht hij bij uitstek kenmerkend voor de TGG. - Ernst van Alphen is op zoek Naar een theorie van het postmodernisme, over de postmoderne postmodernisme discussie; naar aanleiding van enkele recente publikaties tracht hij deze diskussie in kaart te brengen, met als doel na te gaan of en in welke zin de verschillende bijdragen elkaar aanvullen of uitsluiten. - Over de grondslagen van wetenschappelijk onderzoek en de vraag of interpretaties kunnen worden verworpen; onder deze titel reageert Douwe Fokkema op de bijdrage Literatuurwetenschap en poststructuralisme van Christel van Boheemen (FdL, juni 1988), waarin zij de aanval opende op de ‘logocentrische’ gewoonte om paal en perk te stellen aan de reikwijdte van betekenissen, niet alleen in de interpretatie van teksten, maar ook in het wetenschappelijk onderzoek, dat door de ‘ideologie van de begrenzing’ beheerst zou worden. - Christel van Boheemen antwoordt hem met een Nawoord: over feiten en fouten: nogmaals ‘Wat is “Lezen”?’. - E.M. Uhlenbeck maakt zich kwaad over de Gebrekkige voorlichting die het Onderzoeksinstituut voor Taal en Spraak (OTS) in een onlangs verschenen brochure over zichzelf zou geven.
Boekbesprekingen o.a.: Arthur Langeveld, Vertalen wat er staat. Aspecten van het vertalen (door Ronald Landheer); Franciska de Jong, Leonoor Oversteegen en Henk Verkuyl, Betekenis en Taalstructuur. Inleiding in de Formele Semantiek (door Joan L.G. Baart); H. van Gorp (red.), Dialogeren met Bakhtin. De uitdaging van het vreemde (door Will van Peer); James S. Holmes, Translated! Papers on Literary I Translation and Translation Studies (door Maarten Steenmeijer); M.B. van Buuren,
| |
| |
Filosofie van de algemene literatuurwetenschap (door Jan van Luxemburg); Anita Wijzenbroek, De kunst van het begrijpen: een structuralistisch-hermeneutisch model voor de analyse van literair proza (door Els Jongeneel).
| |
De gids 152 (1989), nr. 3
bevat onder meer een bijdrage van Wiel Kusters over Tien jaar poëzie, geschreven in het kader van De Nederlandse poëzie van de jaren '80. - In de rubriek ‘Kroniek & kritiek’ vraagt Remco Ekkers de aandacht voor de bundels Geestgronden van J. Bernlef en Op het droge van Ad Zuiderent.
| |
nr. 4
In deze aflevering een bijdrage van Joachim von der Thüsen, die in De idylle de antropologie van een literair genre probeert te beschrijven. - In de rubriek ‘Kroniek & kritiek’ bespreekt Remco Ekkers de veelbesproken studie De lust tot lezen van Maaike Meijer.
| |
nr. 5
is een feestnummer dat vrijwel geheel in het teken staat van de 100-jarige Mei van Herman Gorter. Naast artikelen van Enno Endt, Lieneke Frerichs, M.G. Kemperink en Wiel Kusters bevat dit meinummer door Gorter geïnspireerde poëzie van 14 dichters en dichteressen.
| |
Levende talen nr. 440
Frans Geelen geeft een uiteenzetting over een programma voor Computerondersteunende woordenschatverwerving voor het Nederlands als tweede taal (COO/NT2). - In Meelezen om mee te kunnen praten pleit Theo Janssen voor vrijetijdslektuur (van het type Libelle) als leermiddel voor volwassen NT 2-leerders. - In de DCN-rubriek beziet Gert Rijlaarsdam De consequenties van schrijfonderzoek voor schrijfonderwijs en geeft hij heel precies aan, hoe het schrijfonderwijs kan profiteren van studies van Hillocks (1986) en Wesdorp (1983), o.a. in de vorm van een achttal didaktische aanbevelingen voor effektief schrijfonderwijs.
Boekbesprekingen o.a.: L. Brouwers, Het juiste woord. Standaard betekeniswoordenboek der Nederlandse taal. Zesde, geheel herziene en vermeerderde druk. Bewerkt door F. Claes (door Peter Burger); J.J. Ansems, Van Woord tot Tekst. Een basiscursus praktische taalvaardigheid voor onderwijs en zelfstudie (door Anneke Hazewinkel); A. van Kalsbeek en I. Vedder, Studievaardig, Cursus studievaardigheden voor anderstaligen (door Carla Smits).
| |
nr. 441
Een special over Talenonderwijs in de basisvorming, onder redaktie van Hans Hulshof en Peter Jordens. - Steven ten Brinke beziet De eindtermen Nederlands voor de basisvorming. - Hetzelfde doen Wilma Groeneweg, Ton Hendrix, Ru Klein, Rudi Liebrand, Ron Oostdam en Ton Weijers in Het advies eindtermen Nederlands. - Het probleem van de Tweetalige leerlingen en de eindtermen Nederlands en mvt staat centraal bij Inge Hofmans-Okkes. - Gert Rijlaarsdam vraagt aandacht voor Eindtermen basisvorming en evaluatie in het talenonderwijs. - Moet taalbeschouwing een eindterm van de basisvorming zijn?, vraagt Amos van Gelderen zich af. - Verder nog een interview van Marjolijn Wesselo met Jan Buijsse, docent Nederlands over Basisvorming: vage eindtermen, in praktijk zal er weinig veranderen.
| |
Literatuur 6 (1989), nr. 3
opent met De moeder in ‘Moorkens vel’, een bijdrage van Hilde Pach over oudevrouwenhaat in de zestiende eeuw. - In Een onnavolgbaar grensgeval tracht Eep Francken enige ordening in de teksteditorische chaos van Slauerhoffs oeuvre te brengen. - E.B.M.J. Blomme laat in zijn rubriek ‘Werk in uitvoering’ de boekontwerper en vormgever aan het woord. - J.J. Kloek en W.W. Mijnhardt hebben een gesprek met de cultuurfilosoof Alain Finkielkraut over Cultuurverval of culturele modernisering in de eerste helft van de negentiende eeuw. - Met een bijdrage over B.H.Lulofs in de Groninger Courant licht Korrie Korevaart een tipje op van de sluier die over de vroegste Nederlandse dagbladkritiek hangt. -Voorts recensies van Franse literatuur van de Middeleeuwen, ed. Stuip (door A. Th. Bouwman), Robert H. Leek, Shakespeare
| |
| |
in Nederland (door Jeroen Jansen), Gerard Brandt, Het leven en bedryf van den Heere Michiel de Ruiter (...), fotografische herdruk uitg. Van Wijnen (door P.J. Verkruijsse), J. Gieles en A. Plak, Bibliografie van het Nederlandstalige narratief fictioneel proza 1670-1700 (door P.J. Koopman), Schrijver gezocht: encyclopedie van de jeugdliteratuur en GrootBoek; bloemlezing en geschiedenis van de jeugdliteratuur, ed. Linders, Markesteijn, Tromp e.a. (door Geert Looyschelder) en A. Venema, Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie (door Willem Huberts).
| |
Maatstaf 37 (1989), nr. 1
opent met Kruimels van Couperus' tafel, waarin F. Bastet beschrijft welke vondsten gedaan zijn en welke gegevens hem na publikatie van de biografie ter hand werden gesteld.
| |
nr. 2
In zijn Poëzierubriek vraagt Rob Schouten aandacht voor de bundels Geestgronden van J. Bernlef, Tegen het vergeten van Hans Faverey, Pornschlegel en andere gedichten van Dirk van Bastelaere en Na de nachttrein van Willem Jan Otten.
| |
nr. 4
opent met een bijdrage van Harry G.M. Prick over zijn contacten met het werk van Frans Erens.
| |
nr. 5
bevat onder andere een opstel van Martien J.G. de Jong, die in Bilderdijks weinig orthodoxe liefdesbrieven het verbergen en wegraken van archiefstukken onder de aandacht brengt.
| |
Moer 1989, nr. 1-2
Dit dubbelnummer is geheel gewijd aan de problematiek rond de Basisvorming. Thera van der Heijden beschrijft de ontwikkeling Van contourennota tot basisvorming, Ria Jaarsma belicht de Procedures, principes & pragmatisme en na een beschrijving van de Eindtermen Nederlands voor basisonderwijs en basisvorming schrijft Mariet van Goch een Commentaar van het VON-bestuur, gevolgd door een zevental bijdragen, dat steeds een deelaspect van de eindtermen kritisch beschouwt.
| |
nr.3
Yke Meindersma en Anneke Zaalberg bespreken de motieven van docenten havo/vwo om aan het onderdeel mondelinge taalvaardigheid zo weinig aandacht te besteden. - Martien de Boer beschrijft de ontwikkeling van een taalmethode voor het individueel lager beroepsonderwijs. - Jan Berits formuleert zijn bezwaren tegen de voorstellen van de Taalunie tot spellinghervorming en licht daarna het alternatief van de VWS toe. - In de serie over beginnende docenten schrijft Xander Noë over zijn eerste ervaringen.
| |
Ons erfdeel 32 (1989), nr. 3
Onder de titel: Hoe laat is 't aan den tijd? maakt Rob Schouten enige opmerkingen over de hedendaagse Nederlandse poëzie. - Jos Borré haalt Paul Koeck, de worsteling met de werkelijkheid naar voren. - Door Freark Dam wordt Nienke van Hichtum herdacht. - Paul van Aken signaleert Robopaten in het werk van Ward Ruyslinck. - Dr. C. Offringa ziet De biografie als probleem: kanttekeningen bij een biografie van Annie Romein. - Johan P. Snapper schetst De functie en de problemen van de neerlandicus extra muros. - ‘Een mens is een wezen van woorden daarzonder is hij niet te vatten’. Onder dit motto vraagt August Hans den Boef aandacht voor Bert Schierbeek: reizen, continuïteit en taal.
| |
Onze taal 58 (1989), nr. 5
Een themanummer over Reclame en Taal. - Reclametaal bestaat niet, oordeelt Henk Roozendaal, wel clichématig taalgebruik. - Over beeldspraak in personeelsadvertenties gaat de bijdrage van E. van der Spek, Een secretaresse met vijf versnellingen. - Peter van der Pol ziet Adresseerperikelen en de rubriek Vraag en antwoord haakt hierop in. - Jaap Bakker presenteert het Stijl-ABC voor STER-kijkers. - In Stoelgangproblemen? beschrijft M. van 't Haaff een reklamestrategie voor ongemakken. - Jaap de Jong praat met Marten FaCber over Het hijgstijltje van de copywriters. - De jezeggers rukken op; volgens Frans
| |
| |
Visser en Jan de Beer wordt met ‘je’ in de reklame veelal echter niet ‘jij’, maar ‘men’ bedoeld. - F. Jansen heeft een speciaal oog voor De balans van spreektaal en schrijftaal in de reclame. - Willem Pijffers signaleert Vijfmaal fout: verbale missers in reclamecampagnes. - Rob van der Burg omgeeft zich met Megasuperlatieven. - Joop van der Horst introduceert de term ‘speelwoorden’ voor reclameslogans die uit hun oorspronkelijke context losgeweekt en gemeengoed geworden zijn, onder de titel: In de winkel van Sinkel.
| |
nr. 6
Draagt grammatika-onderwijs bij aan de taalvaardigheid van leerlingen en wat zijn de oorzaken van fouten? Op deze en dergelijke vragen geven Arthur Dirksen en Uriël Schuurs antwoord in Diagnose en therapie van grammaticale fouten. - In de rubriek Het Lyrisch Lab stipt Pieter Niewint de (on)mogelijkheden van Enjambementen aan. - Voorzet 20 schiet zijn doel voorbij (I), vindt P.A.J. Wels. De spellingsvoor-stellen van de Taalunie ten aanzien van leenwoorden kunnen in zijn ogen geen genade vinden. - Jan Berits verdiept zich in De spelling van de klank /ei/. - Prof. dr. W.H.M. Mattens ziet zich voor Onoplosbare tussenklankproblemen geplaatst. - W. Sterenborg komt terug op het verband tussen Klemtoon en spelling. - De rubrieken InZicht van Nico Groen & Erik Viskil en Van woord tot woord, waarin Marlies Phi-lippa o.a. het woord Toko centraal stelt. - P. Post tenslotte vraagt aandacht voor Taairubrieken in Belgische kranten.
| |
De revisor 16 (1989), nr. 1
Van Humbert Humbert tot Pouderooyen is de titel van een opstel van John Hovens, die de invloed van Nabokovs Lolita op Het zwart uit de mond van Madame Bovary van Willem Brakman onderzoekt. - In Het tweesnijdende zwaard schrijft Michiel Hag-dorn over Politicus zonder partij van Menno ter Braak.
| |
nr. 2
bevat onder meer een artikel van Ingrid Larmoyeur over Theo van Doesburg/I.K. Bonset en het Italiaanse Futurisme, waarin zij concludeert dat Theo van Doesburg ‘na een aanvankelijk afwijzende houding toch deels onder invloed van de futuristische ideeën heeft gestaan’.
| |
SIC 4 (1989), nr. 3
Wat betekent het om als banneling te leven en te schrijven in een vreemde cultuur, dikwijls in een vreemde taal? Deze en andere vragen liggen ten grondslag aan dit themanummer dat in samenwerking met NOVIB werd samengesteld. Gepoogd is dit thema zo breed mogelijk te benaderen, met een zo groot mogelijke mondiale spreiding en afwisseling tussen proza- en essayistische bijdragen.
| |
Spektator 18 (1989), nr. 3
Met Canonvorming in de literaire communicatie: indicatoren voor de analyse van de literair-kritische canon geeft Katinka Dijkstra een aanzet tot empirisch onderzoek naar canonvorming binnen het terrein van de literaire kritiek. - In Herschrijfregels herschreven tracht Hans Bennis een drietal dissertaties over herschrijfregels binnen de generatieve grammatika te evalueren en te vergelijken; het gaat om de dissertaties van Frank van Gestel, Arie Sturm en Frits Stuurman. - Van de hand van Han Brouwer een bijdrage over Sociale ideeëngeschiedenis en bestedingspatronen: de kopers van de Katechismus der natuur in Zwolle, 1777-1785 (geschreven door de Zutphense verlichte predikant J.F. Martinet). - Evert Wiskerke vergelijkt Twee katholieke Vondelianen uit het begin van de negentiende eeuw: F.J. Hoppenbrouwers en J.M. Schrant. - In Der woorden zijn twee orden haalt H.J.W. Nap enkele aspekten van Van Eedens significa naar voren.
Boekbesprekingen: Uus Knoops, Andermans en eigen taal. Een inleiding in de sociale psychologie van taal (door Reitze J. Jonkman); Paul Gillaerts, Roepend om gehoor te vinden. Een semiotische studie over poëtica van Willem Barnard/Guillaume van der Graft (door G.J. Vis); Constantijn Huygens, Trijntje Cornelis; uitg. door H.M. Hermkens (door Tineke Rinkel).
| |
Spiegel der letteren 31 (1989), nr. 1-2
opent met een bijdrage van H.P. Sonne- | |
| |
mans over Middelnederlandse prologen in theorie en praktijk, bedoeld als ‘een eerste verkenning’. - A. de Vos vraagt de aandacht voor Isaac Burchoorns Batracho-myomachia-bewerking (Leiden 1636). - J.C. van Aart onderzoekt de Kleursynesthesieën in de poëzie van Paul van Ostaijen en R. Grüttemeier belicht een aantal Intertextuele aspecten van F. Bordewijks ‘Bint’. - In de rubriek ‘In margine’ schrijft L. Roose over De titel ‘Geuse Vesper’ bij Vondel en geeft N. van der Blom in Strafford bij Huygens en Vondel een hypothese die een ander licht op de controverse van 1644 kan werpen. - Voorts boekbesprekingen van H.P.M. Puttiger, Georgius Macropedius ‘Asotus’ (door G. Tournoy), Guido Gezelle, Verzameld dichtwerk dl. VII ed. J. Boets (door L. Roose), C. Verstraeten, De briefwisseling tussen Guido Gezelle en Ernest Rembry 1872-1899 (door J.J.M. Westenbroek), Frank van den Boogaard, Een stootlroep in de letteren en W. Huberts, Schrijver tussen daad en gedachte (door Dirk de Geest), ‘Wij bloeien maar bloeien tevergeefs’; poëzie in Vlaanderen 1945-1955, ed. Brems-De geest (door Anne Marie Musschoot), A. Petrucci, Scrivere e no (door J. Baetens) en H.S. en I. Daemmrich, Themen und Motive in der Literatur (door Anne Marie Musschoot).
| |
Taalkundig bulletin 19 (1989), nr. 1
Taalvoorlichting in Nederland: Heeft P. Gerlach Royen een erfenis?, vraagt Arie de Ru zich af. - Jos van Son en Toine Peters schetsen aan de hand van Altman/Lehfeldt een algemeen beeld van de Quantificerende taalclassificatie. - Jan de Vuyst is op zoek naar Technieken voor kennisrepresentatie. - In Het Gat (aan) gevuld gaan Petra Hendriks en Marjan de Vries in op de zgn. ‘unbounded dependency constructions’, die voor veel grammatikamodellen problematisch blijven.
| |
Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 105 (1989), nr. 1
F.P. van Oostrom herdenkt C.C. de Bruin. - Ian E. Robertson bestudeert Berbice and Skepi Dutch. A lexical comparison. - Door G.R.W. Dibbets wordt De Twespraack bespiegeld. - Geert Claassens en Hans Kienhorst vragen aandacht voor Fragmenten van twee Middelnederlandse kruisvaartromans: ‘Godevaerts Kintshede’ en ‘Roman van Antiochië’.
Boekbeoordelingen: G.J. Vis, Tussen vloek en zegen: de poëzie van de jonge Nijhoff (door G.J. Dorleijn); Mr. W. Bilderdijk's briefwisseling 1795-1797. Uitgegeven door J. Bosch, H.W. Groeneveld en M. van Hattum. Dl. I Brieven. Dl. II Commentaar (door M.A. Schenkeveldvan der Dussen); James A. Parente jr., Religious drama and the humanist tradition (door P.E.L. Verkuyl); C. van Bree, Historische grammatica van het Nederlands (door H. Heestermans); De macht van het woord. Een selectie uit het taalkundig werk van D.M. Bakker, onder redactie van Th. A.J.M. Jansen, J. Noordegraaf, A. Verhagen (door G.C. Zieleman).
| |
Tirade 33 (1989), nr. 320
Uit de diepte ben ik geroepen is een bijdrage van Jaap Goedegebuure over de poëzie van Gerard Reve. - Robert Anker bespreekt in Herlezen de roman Willem Mertens' levensspiegel van J. van Oudshoorn. - In zijn Poëziekroniek vraagt Tomas Lieske de aandacht voor de bundel Na de nachttrein van Willem Jan Otten.
| |
nr. 321
In deze aflevering Tien notities van een burgerlijk romanticus, een bijdrage van Benno Bernard over eigen en andermans werk. - Tomas Lieske belicht in Herlezen Van Schendels Een Hollandsch drama en vraagt in zijn Poëziekroniek aandacht voor de bundel Loofhut Morelle van B. Zwaal.
| |
Vooys 7 (1989), nr. 3
opent met een bijdrage van Hans Anten, die in Karakter en kritiek een analyse geeft van de zeer uiteenlopende reacties op Bordewijks bestseller. - Jolanda Vis beschrijft de Ontwikkelingen in de typografie vanaf de 19e eeuw. - In De wijzers, de schaduw, de onorde; een blik op de klok onderzoekt Thomas Vaessens de factor tijd in recente romans van Jeroen Brouwers, A.F. Th. van, der Heijden en W.F. Hermans. - Cor Hospes probeert in De laars der letteren een antwoord te vinden op de vraag waarom Ne- | |
| |
derlandse auteurs hun romans zo graag in Italië situeren.
| |
De zeventiende eeuw 4 (1988), nr. 2
In Belering en verhulling? bespreekt Eric J. Sluyter enkele zeventiende-eeuwse teksten over de schilderkunst en de iconologische benadering van Noordnederlandse schilderijen uit deze periode. - Ton Harmsen schrijft over Gebruik en misbruik van de rhelorica door NU Volentibus Arduum. - Onder de titel: Van zure druiven? ...en een zoute haring beziet Anton van der Lem de eerste reakties in Nederland op Schama's Overvloed en onbehagen.
In de rubriek Signalementen o.a. boekbesprekingen van: Dirck Volkertsz. Coornhert, Op zoek naar het hoogste goed. Uitg., ingel. en van aant. voorz. door H. Bonger (door Anneke C.G. Fleurkens); B. van Selm, Een menighte treffelijcke Boecken. Nederlandse boekhandelscatalogi in het begin van de zeventiende eeuw (door Otto S. Lankhorst); W.J. op 't Hof, Engelse piëtistische geschriften in het Nederlands, 1598-1622 (door Otto S. Lankhorst); Robert H. Leek, Shakespeare in Nederland. Kroniek van vier eeuwen Shakespeare in Nederlandse vertalingen en op het Nederlands toneel (door C.W. Schoneveld).
R.W.W.M. van der Drift
W.A.A.M. Merlijn
|
|