| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Achterbergkroniek 6 (1987), nr. 2
opent met Misschien is 't mogelijk hem te schrijven?, de briefwisseling tussen Achterberg en Hoornik, bezorgd door R.L.K. Fokkema en Jikke Lubbers. - Dirk Kroon belicht in Hoornik, Achterberg, de dood de thematische verwantschap van beide auteurs. - Met mij in het moeras is een bijdrage van Wiel Kusters, die deze verwantschap beschrijft aan de hand van Achterbergs gedicht ‘Wandeling’ en Hoorniks ‘Denkend aan Achterberg’. - A. Middeldorp beschrijft in De vrouw uit het bergmassief de reis van Hoornik en Achterberg naar de Franse Alpen, waarna Bert Veldstra in De wereld ruist. De wereld suist hun gezamenlijke reis naar Morzine in 1952 belicht. - Tenslotte een bijdrage van Willem M. Visser, die in Het bouwsel komt geen klinknagel te kort de sonnetten van Hoornik en Achterberg onder de loep neemt.
| |
Achterbergkroniek 7 (1988), nr. 1
opent met Tweeërlei eeuwigheid, waarin Wiel Kusters wijst op de ambigue thematiek van leven en dood in Achterbergs poëzie: ‘In poëzie wordt de gestorvene wakker gekust, dus sterfelijk gemaakt. En in een poging dit even sublieme als tragische moment vast te leggen tegelijkertijd in taal verstard, gedood’. - In De gaten van het jaar bespreekt E.P.A. Lucas het gedicht ‘November’. - Voorts het tweede deel van de briefwisseling tussen Achterberg en Hoornik, bezorgd door R.L.K. Fokkema en Jikke Lubbers. - Willem M. Visser onderzoekt in Sint Sebastiaan voorbij; terug naar Genesis de symboliek van de vis het water bij Achterberg en Hoornik. - In Kortsluitingen reageert Klaus Zickhardt op Wiel Kusters analyse van het gedicht ‘Wandeling’ (Achterbergkroniek 6/2). - Evert Peet belicht in Leven en werk van Achterberg de voors en tegens van de scheiding van beide aspecten. - Tenslotte een artikel van J. Reijmerink over Achterberg en Spinoza, een bijdrage van Fabian Stolk over het belang van de Briefwisseling met Gerrit Kamphuis en een door Bert Veldstra en Fabian Stolk bezorgde Lijst van teksten van en over Achterberg verschenen in boeken en tijdschriften (m.u.v. de Achterbergkroniek) sinds 1983.
| |
Bzzlletin 18 (1989), nr. 161-162
Dit dubbelnummer is vrijwel geheel gewijd aan het leven en werk van Willem Wilmink. Joke Linders en Toine Duijx openen de aflevering met een gesprek over literatuur, kinderen en Hendrik de Vries. Voorts onder meer een rede van Kees Fens, gehouden bij de toekenning van de Theo Thijssenprijs, een bijdrage van Eykman over poëzie voor kinderen van 1950 tot nu en een artikel van Wiel Kusters over Wilminks schriftelijke cursus dichten.
| |
Driemaandelijkse bladen 40 (1988), nr. 3/4
Siemon Reker onderzoekt Bepaalde hoofdtelwoorden in het Gronings. Constanten en variabelen. - J. Slijkhuis geeft een beschrijving van Noord- en Oost-Nederland in Duitse ogen 1600-1900. Een tussenbalans (I). - Van Jurjen van der Kooi de ongewijzigde tekst van een lezing over Volksverhaal en sage. Definities, afbakening, valkuilen en mogelijkheden. - W. van de Westeringh biedt een Terugblik op ‘les en gres’, een onbekende uitdrukking uit het verpondingsregister van Heteren uit 1649. - R.A. Ebeling tenslotte bespreekt Recente naamkundige publikaties, Noord- en Oostnederland betreffende.
| |
Dutch crossing 36 (1988)
opent met een bijdrage van L.M. Gilbert, die zich de vraag stelt: What's new in Hooft's ‘Achilles en Polyxena’? - Voorts een vertaling van Carel van Manders The first chapter of the Foundations of the noble and liberal art of painting, een opstel van Judit Gera over Medieval motifs in Frederik van Eeden's novel ‘Van de koele meren des doods’ en een artikel van Gerda van Woudenberg over Couperus and his American readers.
| |
| |
| |
De gids 152 (1989), nr. 2
In de rubriek ‘Kroniek & kritiek’ schrijft Remco Ekkers een Verdediging van de poëzie. - De rubriek ‘Buitenlandse literatuur’ is gewijd aan Perspectieven op de Zuidafrikaanse literatuur, Breytenbach in het voetspoor van Rimbaud, J.M. Coetzee's Zuidafrikaanse robinsonade en De Mens en zijn rol bij Willem Slockenström.
| |
Leuvense bijdragen 77 (1988), nr. 4
De bijdrage van G. de Schutter In en uit de tang in de Middelnederlandse bijzin is bedoeld als een exploratie van syntaktische en pragmatische eigenschappen van constituenten, en de invloed daarvan op de linearisering in de bijzin. - In haar studie over Infinitives and the Infl-position in English and Dutch laat Elly van Gelderen zien dat sommige infinitiefvormen (zoals de ACI) wel in het Engels, maar niet in het Nederlands voorkomen. - J.H. Winkelman presenteert een analyse van de Proloog en expositie van de Middelnederlandse Brandaan. - L. Peeters geeft een overzicht van Das Quellenstudium der Navigatio Sancti Brendani, der Mitteldeutschen und Mittelniederländischen Brandenversionen.
Boekbesprekingen o.a.: W.P. Gerritsen, Doris Edel en Mieke de Kreek, De wereld van Sint Brandaan (door L. Peeters); M.L.A.I. Philippa, Noord-Zee-Germaanse ontwikkelingen. Een keur van fonologische, morfologische en syntactische parallellen op Noord- en Noordzeegermaans gebied (door J. van Loon).
| |
Levende talen nr. 439
In hun derde artikel in een serie over Taalbeschouwing als (taal)culturele vorming verkennen Ton Hendrix en Hans Hulshof wat onderwijskundige noties als deelkwalifikaties, modulering en niveaubeschrijving betekenen voor de vakinhoudelijke invulling en de didactische aanpak van het taalonderwijs in de bovenbouw. - Luistervaardigheid kan misschien maar beter niet verdwijnen, vindt K. Schreuder, dit naar aanleiding van een eerder verschenen artikel van Braet, Van der Geest en Oostdam. - Wim Coumou houdt een pleidooi voor een vroegtijdig gebruik van Authentieke leesteksten in het tweede-taalonderwijs aan volwassen buitenlanders. - In de DCN-rubriek gaat Ton van der Wouden in op De opmars van het lexicon.
Boekbespreking: H.J. Störig, Taal: helgrote avontuur. Nederlandse bewerking door Jef Vromans (door Hans Hulshoff); A. Janssen-van Dieten e.a., Instaptoets anderstalige volwassenen (door Monique van de Laarschot en Han Schaeffer).
| |
Literatuur 6 (1989), nr. 2
opent met Gevaarlijk voor de slijmvliezen of de vertrossing van ‘Nooit meer slapen’, waarin August Hans den Boef stapsgewijs duidelijk maakt hoe in de hoorspelbewerking van Nooit meer slapen ‘weliswaar nog veel Noorwegen, maar vrijwel geen Hermans meer te vinden is’. - In ‘We hebben liefde nodig’ schrijft Caroline van Eijk over de zwarte vrouw in de Nederlandstalige Antilliaanse literatuur. - In de rubriek ‘Werk in uitvoering’ vraag E.B.M.J. Blomme de aandacht voor De uitgever. - Nico Laan gaat in ‘Cecilia’ en de kunst van het goede spreken nader in op de rol van de retorica in het derde deel van de trilogie van Geerten Meijsing. - Voorts een artikel van Jos A.A.M. Biemans over Willem de Vreese en de Bibliotheca Neerlandica Manuscripta. - Het tweede deel in de reeks ‘Literatuur in de ether’ wijdt E.B.M.J. Blomme aan Literama, radiokrant over boeken en schrijvers. In de rubriek ‘Recensies’ boekbesprekingen van Wiebe Bergsma, De wereld volgens Abel Eppens (door Jeroen Jansen), Vondel vocaal, ed. De Bruijn en Spies (door Louis Peter Grijp), diverse catalogi en inventarislijsten van de K.B. te Brussel en Den Haag, het Algemeen Rijksarchief en openbare collecties (door P.J. Verkruijsse), Nop Maas, Marcellus Emants' opvattingen over kunst en leven in de periode 1869-1877 (door Gert-Jan Johannes), Umberto Eco, De structuur van de slechte smaak (door Nico Laan), Cyrille Offermans, Niemand ontkomt; essays (door Em. Kummer) en een drietal Leidse opstellen over intertekstualiteit, interpretatie en poëzie (door Magda Sosef).
| |
De negentiende eeuw 12 (1988), nr. 3
bevat onder meer de bijdrage Van Groningen tot Luik, waarin G.J. Vis de beginja- | |
| |
ren van het academisch handboek voor Nederlandse letterkunde belicht.
| |
Neophilologus 73 (1989), nr. 1
opent met een opstel van Lászlo F. Földényi over Novel and individuality. - Voorts onder meer een bijdrage van Katalin Horn, die in ‘Gott gebe, unser Schwesterlein wäre da, so wären wir erlost...’ de heilsverwachting in sprookjes en haar weerspiegeling in de moderne lyriek beschrijft.
| |
Ons erfdeel 32 (1989), nr. 1
Jo Tollebeek beziet Geyl contra Ter Braak. - A.L. Sötemann tekent voor Het pluimgewicht in deze wereld. Over de dichter Richard Minne. - Van Wiel Kusters: Alles was er. Over de dichter Hans Tentije. - Onder de titel: Uitgewiste sporen vraagt Jaap Goedegebuure aandacht voor ‘De Zondvloed’ van Jeroen Brouwers. - Rita Bouckaert-Chesquiere beziet De plaats van de jeugdliteratuur in de Nederlandse letteren: blijvende apartheid. - Tot besluit de Bibliografie van het Nederlandstalige boek in vertaling XCVIII, onder redaktie van H. Klop.
| |
Ons geestelijk erf 62 (1988), nr. 3
opent met ‘Non verbum e verbo, sed sensum e sensu’, waarin U. Zellmann enkele kritische kanttekeningen plaatst bij een Duitse vertaling van Ruusbroecs Brulocht. - Voorts vraagt M.M. Kors de aandacht voor Het tractaat Fili accedens, toegeschreven aan de prior van Groenendaal en besluit A. Ampe de aflevering met Een chronologische inventaris van Thomas á Kempis' werken.
| |
Onze taal 58 (1989), nr. 2/3
In deze aflevering bijzondere aandacht voor beeldspraak. Is beeldspraak ook altijd beeldende spraak? Over goede en slechte metaforen en over de eigenschappen die saaiheid of sukses bepalen gaat Apocalyptische ruiters van het hartinfarct van E.J. van der Spek. - Harry Cohen heeft kranteknipsels verzameld waaruit de rol van metaforen in ons dagelijks taalgebruik blijkt. - Balancerend tussen verwarring zaaien en aanspreken kunnen analogieën efficiënt kennis overdragen, oordeelt Egbert Woudstra in Analogiegebruik: de keuze van een voertuig. - Politieke beeldspraak staat centraal in De duistere baarmoeder van de nationale politiek van de hand van Drs. I.V.E. van Veenendaal. - In de rubriek Vraag en antwoord behandelt de redaktie ditmaal de uitgangs -n in woorden als vele(n), alle(n), beide(n). - In Tritme van de eenzaamheid gaat Jaap Bakker na, hoe het Nederlands als zangtaal bekt. - Martin de Koning betoont zich een kritisch lezer van Gebruiksaanwijzingen. - in De spraakmakers besteedt Jaap de Jong aandacht aan de taal van kontaktadvertenties. - A.J. Vervoorn doet verslag van het op 19 november jl. gehouden VAN-congres over het belang van Vakterminologie in het Nederlands. - Riemer Reitsma behandelt de vraag: Hoe maak je een synoniemenwoordenboek? (I). Lexicografie op de vierkante millimeter. - De aankondigingenrubriek InZicht van Nico Groen en Erik Viskil. - Frans Oudejans heeft gebladerd in het recentelijk verschenen Spreekwoordenboek in vier talen van Van Dale en geeft enkele van zijn observaties weer in Onze en hun spreekwoorden. - In de rubriek Van woord tot woord gaat Marlies Philippa in op Verborgen plaatsnamen: Arabische plaatsnamen in Nederlandse woorden (koffie, mokka, damast, baldakijn). - J.J. Schlebaum-Jakschtov gaat de herkomst van het woord Calicot na.
| |
Over Multatuli 1988, nr. 21
In Max Havelaar in Indonesië belicht Kees Snoek een forum van opinies over de vrijgegeven film. - Eep Francken tracht in De achterhaalde Multatuli aan te tonen, dat Multatuli's werk niet zozeer lijdt aan het gebrek van de ‘verbleekte boodschap’, doch veeleer stilistisch verouderd is. - Een tweede Max Havelaar? is een bijdrage van Han Foppe, waarin de reactie van Multatuli en anderen op de roman Félix Batel, ou la Hollande á Java van Jules Babut beschreven wordt. - Em. Kummer vervolgt zijn beschrijving van Onze voorouder: Multatuli, onafhankelijk weekblad, waarna J.J. Oversteegen in Multatuli op school Multatuli, Literair werk ed. Janssens en Vermoortel en H. van den Bergh e.a., Multatuli! bespreekt.
| |
| |
| |
De revisor 15 (1988), nr. 6
bevat naast bijdragen over buitenlandse auteurs een bijdrage van Nico van Rossen, die in Zien en gezien worden Bernlefs waarnemerschap belicht.
| |
Septentrion 17 (1988), nr. 4
Jan van der Vegt wijdt een bijdrage aan La commémoration du poète A. Roland Holst. - Anne Marie Musschoot vraagt aandacht voor het werk van Miriam Van Lee: une aspiration à ce qui manque. - Claudia Huisman doet dat voor F. Springer: écrivain et diplomate. - Tot besluit de Bibliographie des oeuvres néerlandaises parues en traduction française en 1987 door Hans Klop.
| |
SIC 4 (1989), nr. 1-2
heeft als ondertitel Het katholieke nummer meegekregen, waarin volgens het redactionele Voorwoord de relatie tussen katholicisme (in de breedst mogelijke zin) en letteren centraal staat. Verdeeld in drie subthema's komen achtereenvolgens het historische proces van die relatie, katholieke literatuur en katholieke ‘rariteiten’ aan de orde. Jaap Houdijk en Ton van Zeeland vragen de aandacht voor Tilburgsche mijmeringen (1851), waarin Eliza van Calcar-Schiotling schijnbaar terloops pittige kritiek op de roomse religie levert.- A.H. Bloemsma onderzoekt de ontstaansgeschiedenis van de rooms-katholieke Uitgeverij Het Spectrum. - Aart G. Broek beschrijft De secularisering van de Papiamentstalige literatuur. - In Met hoogrood aangelopen tonsuur belicht Twan Geurts de katholieke recensiedienst IDIL (1937-1970). - Jef van Kempen belicht in De betonnen heilige het leven en werk van de priester-dichter Cyriel Verschaeve, ‘zonder twijfel een van de meest omstreden figuren van zijn tijd’. - Voorts een bijdrage van Hans Renders en Wim Verhoeven over het katholieke tijdschrift Roeping, gevolgd door De gemeenschap; 'de droom van Nolens en de gevolgen van S.A.J. van Faassen. - Van Gelre, vaandrager voor Lulkie? is een bijdrage van Adriaan Venema, waarin hij de relatie tussen katholicisme en collaboratie nader onderzoekt. - In ‘Jawohl, mein Herr, ich bin ein Katholik’ schrijft Th. A.P. Bijvoet over Joseph Roth en Anton van Duinkerkens ‘Ballade van den katholiek’. Het dubbelnummer besluit met een bijdrage van L.M.H. Joosten, die onder de titel Over hart en vurigheid de positie van de katholieke jongeren, democratie en fascisme tijdens het interbellum in Nederland belicht.
| |
Spil nr. 17
Rudolf P. Boths biedt Semantic evidence against the autonomy of the lexicon. - Roger Lass beschrijft How to do things with junk: Exaptation in language evolution. -Melinda Sinclair formuleert Rules of conceptual well-formedness and optional versus obligatory iterativity. - Tot besluit een overzicht van Previous issues of SPIL.
| |
Taal en tongval 40 (1988), nr. 3/4
Deze aflevering opent met een In memoriam Prof. dr. W.J.H. Caron (19 juli 1901 -3 maart 1988) van A. Weijnen. - J.B. Berns beziet De taalatlas van het Nederlands en het Fries, Evaluatie en perspectief. - Hans Rombaut staat stil bij Een renterol uit het jaar 1264 in het Middelnederlands. - J. van Marie; oordeelt Het Amerikaans Nederlands: een uitdaging voor nader onderzoek. - In De groetenisse ... in Zaamslag beschrijft R. Willemsen aan de hand van enkele soldatenbrieven enkele aspekten uit het dialekt van de streek rondom Zaamslag omstreeks 1800. - Over een verband tussen maatschappelijke ontwikkeling en taalontwikkeling gaat Het ontstaan van het modern Amsterdams (I) door P.N.M. Commandeur. - F. Debrabandere schrijft over Plankier en Plankijs. - Een overzicht van Verhandelingen en scripties in verband met de Nederlandse dialectologie, 1985 en 1986. Boekbesprekingen: Heinz Eickmans, Gerard van der Schueren: Teuthonista. Lexicographische und historisch-wortgeographische Untersnchungen (door F. de Tollenaere); M.L.A.I. Philippa, Noord-Zee-Germaanse ontwikkelingen. Een keur van fonologische, morfologische en syntactische parallellen op Noord- en Noordzeegermaans gebied (door Tette Hofstra); De Jaarboeken Zannekin en De Jaarboeken De Franse Nederlanden (door H. Ryckeboer).
| |
| |
| |
Tijdschrift voor taalbeheersing 10 (1988), nr. 4
In zijn artikel Ironie als indirekte taalhandeling gaat P. Slot na, op welke wijze ironische uitingen geproduceerd worden, welke faktoren een rol spelen bij de herkenning van ironie en op welke manier de bedoelde betekenis van een ironische uiting op verantwoorde wijze gerekonstrueerd kan worden. - In Argumentatie en machtsuitoefening in discussies schetst I.M.A.M. Pröpper de contouren van een meetinstrumentarium waarmee men in een diskussie kan bepalen in hoeverre (deugdelijke) argumentatie een rol speelt danwel macht wordt uitgeoefend. - Van de hand van H. van den Bergh: Open en meerkeuzevragen tekstbegrip: een onderzoek naar vraagonzuiverheid van tekstbegripvragen. - Ook bij meer ervaren schrijvers wordt de syntaktische vormgeving beïnvloed door tekstsoort en publieksgerichtheid. Dat blijkt uit een onderzoek van E. van Dam en U. Schuurs, getiteld: Heeft de schrijfopdracht daadwerkelijke invloed op de zinsbouw? - Uit een replikatie van een experiment van Matsuhashi uit 1979 konkluderen F. Noë en B. Douwes dat de propositie de meest plausibele eenheid van Planning tijdens schrijven is. - D.H. Lammers bespreekt een viertal boeken over taalbeschouwing: W.I.M. van Calcar, Theorie en praktijk van taalbeschouwing. Pragmatiek-semantiek-argumenlatie; R. Beernink, Taalbeschouwing. Een invoeringsprogramma; A. van Gelderen, Taalbeschouwing bij hel begrijpend lezen; Taalbeschouwing als reflectiviteit in de praktijk. VALO-M.- M.L. Komter geeft een bespreking van: P. ten Have, Sequenties en formuleringen. Aspecten van de interactionele organisatie van huisarts-spreekuur-gesprekken. - Tot besluit een Bibliografie ‘argumentatietheorie’ 1986 van E.T. Féteris en R. Grootendorst.
| |
Vooys 7 (1989), nr. 2
Dit Utrechtse tijdschrift voor letteren opent met Herodias, een bijdrage van Joachim von der Thüsen over het motief van de ‘femme fatale’ Herodias bij onder meer Heine en Flaubert, opgenomen als tweede van een reeks thematische artikelen rond de bijbel. - In de rubriek ‘Trans’ geeft Henriëtte van Hoogstraten haar visie op het verhaal ‘Het lattenprieel’ van F. Bordewijk en bespreekt Mirjam van Teeseling De lust tot lezen van Maaike Meijer. Voorts Wittgenstein en Hermans, waarin René Gude en Gabriël Wibier onderzoeken hoe Hermans Wittgensteins filosofie in zijn romans verwerkt. - Cor Hospes houdt in Veredeld voetenwerk een speurtocht naar de herkomst van het beroemde woord ‘klunen’.
| |
Werkgroep 18e eeuw. Documentatieblad 20 (1988), nr. 1
opent met een opstel van P.E.M. Strategier, waarin hij de aandacht vraagt voor de Opvattingen over dichtkunst en muziek tussen 1750 en 1S50 in Nederland. - U. Janssens-Knorsch beschrijft in ‘The realm of Pluto and Mercury’ Jean des Champs' ‘impressions of a visit to Holland in the year 1746-47 from an unpublished eighteen-century manuscript’. - In Heinemeyers onvoltooide vragen F.J.H. Hochstenbach en C.B.F. Singeling de aandacht voor een onuitgegeven lexicon over de achttiende eeuw. - De aflevering besluit met Rondom het boek, een uitvoerige bijdrage van Han Brouwer, die verslag doet van een historisch onderzoek naar leescultuur, in het bijzonder in de 18e eeuw.
R.W.W.M. van der Drift
W.A.A.M. Merlijn
|
|