| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
Vlaamse poëzie sinds 1945
Onder leiding van Hugo Brems, hoogleraar aan de Katholieke Universiteit in Leuven, loopt een onderzoek dat de geschiedenis van de Vlaamse poëzie sinds de tweede wereldoorlog in kaart moet brengen. In de vorm van Kahiers zal er tussentijds verslag worden gedaan van de vorderingen en resultaten van dat onderzoek. Twee deeltjes, van de tien die in het vooruitzicht worden gesteld, zijn inmiddels verschenen. Het eerste is van de hand van Brems en Dams en behandelt het verschijnsel van de zogenaamde ‘non-book poëzie’: van gedichten in flessen tot aan de ‘Poëzietelefoon’ (de nummers worden erbij vermeld). In de laatste tien pagina's wijden de auteurs een korte beschouwing aan het geheel. Deel twee, geschreven door Brems, gaat over het jongerenprobleem in de Vlaamse poëzie, dat zich afspeelde in de jaren tussen 1945 en 1950.
Gemeten aan het groots opgezette en niet weinig ambitieuze onderzoek, vind ik deze twee deeltjes als resultaat erg tegenvallen. De boekjes zijn bewust gebouwd op twee gedachten: inventarisatie en interpretatie, maar wat mij betreft zijn ze door deze opzet en hun geringe omvang gaan hinken. Bovendien zijn de onderwerpen wel erg marginaal. Op zichzelf is dat geen bezwaar, in het licht van de brede zwaai die de titel van het geheel suggereert wordt het dat wel. Of de kahiers zo geschikt zijn voor studenten en docenten waag ik dan ook enigszins te betwijfelen.
De Kahiers over de geschiedenis van de Vlaamse poëzie sinds 1945 zijn uitgegeven door Hadewijch. Een prijs werd niet opgegeven.
W.J.v.d.A.
| |
Tweemaal postmodernisme
Kort na elkaar zijn er aan het eind van het vorig jaar twee boeken over het postmodernisme verschenen, beide onder de verantwoordelijkheid van Hans Bertens en Theo D'haen. In de serie ‘Synthese-stromingen en aspecten’ gaan de beide auteurs in op Het postmodernisme in de literatuur. Zij behandelen onder andere de geschiedenis van de term, de functie die de lezer in postmoderne teksten krijgt toebedeeld, op begrippen als realisme, fabulisme en genreconventies en kwesties als intertekstualiteit en metafictie.
Als editeurs treden Bertens en D'haen op bij het eerste deel van hun nieuwste serie die als titel ‘Postmodern Studies’ heeft meegekregen. In dit openingsnummer zijn tien bijdragen van verschillende auteurs (onder wie Brian McHale) gebundeld rond het algemene thema Postmodern Fiction in Europe and the Americas.
Hoewel het overgrote deel van de beide uitgaven de grenzen van de neerlandistiek-in-engere-zin overschrijden, vestig ik er hier niettemin de aandacht op, omdat Bertens en D'haen in hun eerstgenoemde studie een open oog blijken te hebben gehad voor de Nederlandstalige bijdragen aan het literaire postmodernisme (zo passeren o.a. Boon, Brakman, Ferron, Krol en Nooteboom de revue). Bovendien heeft de Amsterdamse neerlandicus Anthony Mertens in Postmodern Studies 1 een
| |
| |
bijdrage geleverd over ‘Postmodern Elements in Postwar Dutch Fiction’, waarin - na een wat lang uitgevallen inleiding over de terminologie, een wat hinderlijke gewoonte bij artikelen over dit onderwerp - nagegaan wordt in hoeverre schrijvers als Hermans, Mulisch, Schierbeek, Krol, Nooteboom, Ferron, Polet en Vogelaar postmodern genoemd kunnen worden. (Vreemd genoeg ontbreekt serieuze aandacht voor Brakman, een ‘vergissing’ die Bertens en D'haen in hun monografie niet begaan.)
Een kleine tip voor de editeurs van de serie voor de volgende delen: een personenregister is eigenlijk onmisbaar.
Het postmodernisme in de literatuur is uitgegeven door De Arbeiderspers en kost f39,50; Postmodern Fiction in Europe and the Americas verscheen bij Rodopi/Restant en kost f49,50.
W.J.v.d.A.
| |
Harry Prick gehuldigd
Ter gelegenheid van het vertrek van de conservator van het Nederlands Letterkundig Museum, Harry G.M. Prick - hij was bijna twintig jaar aan deze instelling verbonden - boden maar liefst 51 auteurs hem een artikel(tje) aan. Al deze bijdragen vormen het 400 pagina's tellende boek: Teruggedaan; eenenvijftig bijdragen voor Harry G.M. Prick. De medewerkers werd gevraagd iets te schrijven over een onderwerp uit de periode omstreeks 1880 en de meesten hebben zich daar ook wel aan gehouden, hoewel door de tijdsdruk anderen hun toevlucht tot een andere periode zochten, zoals Anton Korteweg in zijn sympathieke inleiding vermeldt.
Het is nauwelijks doenlijk alle auteurs samen met de titel van hun hommage te vermelden, vandaar dat ik volsta met een opsomming van de medewerkers in alfabetische volgorde, dus precies zoals ze in het boek staan:
Anbeek, Bastet, Bel, Bijvoet, Blok, Bodar, Braches, Brouwers, Chen, Delvigne, Dubois, Eenhuis, Endt, Van Faassen, Fens, Fokkema, Fontijn, Frerichs, Fresco, Van Halsema, Van Herpen, Jansonius, De Jong, Kemperink, Korteweg, Kralt, Leijnse, Ligtvoet, Lodders, Luger, Maas, Mathijsen, Meinderts, Polak, Pos, Praamstra, Reedijk, Reeser, Reijnders, Salverda, Schenkeveld, Sivirsky, Stapert-Eggen, Van Vliet, De Vroomen, Wage, Welsink, Werkman, Will en Winkels, Van Zonneveld.
Het boek besluit met een bibliografie van Harry G.M. Prick samengesteld door Charlotte de Cloet. Het is bijna ongelooflijk wat deze conservator heeft geschreven, uitgegeven of geredigeerd. Het wachten is nu op de Grote Biografie.
Teruggedaan is uitgegeven door het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum en kost f39,50 (inclusief de portokosten kan men voor f46,50 het boek ook bij het Letterkundig Museum bestellen: Postbus 90515 / 2509 LM Den Haag).
W.J.v.d.A.
| |
Indisch-Nederlandse literatuur
Ter gelegenheid van de tachtigste verjaardag van diens bracht de Werkgroep Indisch-Nederlandse Letterkunde, opgericht in 1985, een hommage aan de nestor van dit gezelschap: Rob Nieuwenhuys. Onder redactie van Peter van Zonneveld en
| |
| |
Reggie Baay werden dertien, voor het merendeel nieuwe artikelen verzameld in een bundel. Uit de inleiding: ‘Wat de meeste bijdragen met elkaar gemeen hebben, is, dat zij, direct of indirect, iets zichtbaar maken van de visie op de koloniale samenleving, zoals die in teksten weerspiegeld wordt.’
Een van de artikelen is van de hand van E.M. Beekman, de hoogleraar neerlandistiek aan de University of Massachussets en bevat diens inleiding op de vertaling van Couperus' Stille kracht, een vertaling die verscheen in de door Beekman verzorgde serie The Library of the Indies. De serie, die ondermeer Multatuli's Max Havelaar en Du Perrons Het land van herkomst voor het engelstalig publiek toegankelijk maakte, is onder neerlandici intra muros te weinig bekend. Hopelijk brengt deze bundel daar enige verandering in aan. Ik som de overige artikelen op:
Peter van Zonneveld: ‘De toekomst van tempo doeloe; iets over de studie van de Indische letteren’.
G.J. Resink: ‘Adinda Manoppo in Manado; Dekkers eerste vaderschap’.
Olf Praamstra: ‘De Indische jaren van Conrad Busken Huet’.
Reggie Baay: ‘Het feuilleton als wapen; “Het Diktaat van Mr. Pébé” van Pieter Brooshooft’.
Frits Jaquet: ‘Nederlandse reacties op de uitbarsting 1883 van de Krakatau’.
Gerard Termorshuizen: ‘Kees van de Broek alias Pannekoek, of de Raad van Indië als asiel; een sleutelroman van P.A. Daum’.
Jacqueline Bel: ‘Losbandigheid, geldzucht en goena-goena; de receptie van Indische romans in Nederlands aan het eind van de vorige eeuw’.
Kees Snoek: ‘Een Indische jongen met het bloed van D'Artagnan; de herkomst van E. du Perron’.
Joop van den Berg: ‘Wat niet mocht...; de “verboden” roman Schuim van goud van J. Treffers’.
J. Noorduyn: ‘Marjanah, de Soedanese roman van Soewarsih Djojopoespito’.
Liesbeth Dolk: ‘Een uitgeweken Gids in Indië; literaire aspecten van het tijdschrift De fakkel (nov. 1940-jan. 1942)’.
G.C. Brantas: ‘“Het staat er allemaal in”; Indische jeugboeken vertellen over de Indische samenleving’.
De bundel besluit met een personenregister, waarin - helaas - de namen uit de noten en de bibliografie niet zijn opgenomen. Indisch-Nederlandse literatuur; dertien bijdragen voor Rob Nieuwenhuys is uitgegeven bij HES en de prijs bedraagt f35,-.
W.J.v.d.A.
| |
Bibliografie van de Vlaamse tijdschriften
In het maartnummer 1988 van dit blad, meldde ik dat de reeks ‘Bibliografie van de Vlaamse tijdschriften in de negentiende eeuw’ zeer gestaag groeide. Inmiddels zijn er weer vijf delen verschenen. Ik volsta in deze aankondiging met een opgave van de auteurs en de behandelde tijdschriften.
Deel 16: Mare Carlier en Ada Deprez over: Muzen-album (1843-1848); De Vlaemsche letterbode (1843-1845); Het vaderland (1844-1845); Het vaderland en de Vlaemsche letterbode (1845-1846); De Vlaemsche stem (1846-1853); De moedertael (1849-1853) en Bydragen van het Nederduitsch tael- en letterkundig genoot- | |
| |
schap te Brussel (1848-1849).
Deel 17: Ada Deprez en Hans Vanacker over: Noord en zuid (1862-1869); Nederduitsch maandschrift (1862-1863); Nederduitsch tijdschrift (1864-1867) en Nederlandsch tijdschrift (1868).
Deel 18: Mario Baeck en Ada Deprez over: De middelaer (1840-1843) en De school- en letterbode (1844-1845).
Deel 19a en b: Marc Carlier, Lut Troch en Hans Vanacker: De eendracht (1846-1879).
Deel 20: Ada Deprez en Hans Vanacker: De broederhand (1845-1847) en Der Pangermane-Der Germane (1859-1862).
De uitgaven kunnen worden besteld bij het Cultureel Documentatiecentrum, Rozier 44, B-9000 Gent.
W.J.v.d.A.
| |
Mededelingen Buysse Genootschap
Het vierde nummer van de Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap opent met het eerste deel van een lang - en interessant - artikel van S.A.J. van Faassen over de relatie tussen Buysse en de Nederlandse uitgever C.A.J. van Dishoeck. Van Faassen baseert zich hierbij op de brieven die Buysse aan zijn uitgever zond (de tegenbrieven zijn verloren gegaan). Het eerste deel handelt over de jaren tot 1914; deel II, dat voor het volgende nummer van de Mededelingen wordt aangekondigd, zal de periode 1914-1929 bestrijken.
Verder in dit nummer: een bijdrage van J. van Schoor over ‘Buysse en Hauptmann’ en een integrale publikatie van de brieven die Couperus aan Buysse schreef. (Eerlijk gezegd weinig interessante lectuur.) Van Buysse's onvoltooide roman De levenskring worden de eerste twaalf hoofdstukken afgedrukt (de rest volgt nog, evenals een uitgebreidere beschouwing erover). Behalve de rubriek ‘Kroniek’, verzorgd door A.M. Musschoot, bevat dit nummer een viertal ‘Kanttekeningen’, een rubriek waarin recht gezet wordt wat rechtgezet moet worden waar het de schrijver Cyriel Buysse betreft.
Wie geen lid is van het Genootschap, kan in het bezit van de uitgave komen voor 450 BF door een briefje aan A.M. Musschoot, R.U.G., Blandijnberg 2, B-9000 Gent.
W.J.v.d.A.
| |
Een zanger zonder weerga
Op 18 november 1988 aanvaardde W.J. van den Akker het ambt van gewoon hoogleraar in de moderne Nederlandse letterkunde aan de Utrechtse universiteit met het uitspreken van een rede onder de titel De zanger zonder weerga; J.H. Leopold en de modern(istisch)e poëzie; over ‘Verzen 1897’. De rede is o.a. een pleidooi voor de literaire interpretatie aan de hand van een analyse van de opbouw van de ‘Verzen 1897’. Achter deze neutrale titel gaat een hecht opgebouwde cyclus schuil. De gedichten laten, in de woorden van de orator, ‘een thematisch complex zien dat in de tijd wordt gesitueerd en dus als opeenvolgend gepresenteerd. De psychologische aspecten van dit complex worden verwoord in termen van een poging aan een isolement te ontsnappen door relaties met de buitenwereld aan te gaan. In de ver- | |
| |
bintenis tussen twee geliefden [...] krijgt deze problematiek haar meest wezenlijke gestalte [...]. In Leopolds visie is het de mens echter niet gegeven een werkelijk en blijvend contact buiten zichzelf te leggen en vormt de eenzaamheid de essentie van het bestaan [...]. De poëzie is in staat een andere, nieuwe realiteit te scheppen. Het schrijven dient niet om de in het leven opgedane ervaringen in woorden tot uitdrukking te brengen, maar heeft het vermogen een autonome wereld te creëren, een wereld van taal, maar tevens een wereld van fictie.’
Aldus kan men in Leopold de moderne dichter herkennen die met een uitzonderlijk vakmanschap de modernistische dichterscode hanteert.
Het Leopold-onderzoek is, het blijkt ook hier weer, de laatste jaren met sprongen vooruitgegaan. Met grote verbazing neemt men kennis van de beschouwing die Knuvelder nog in 1976 aan de dichter wijdde en waarin hij hem een ‘minor poet’ noemde die door zuiverheid en intensiteit probeert te vergoeden wat zijn poëzie door haar begrensdheid ontberen moet.
Aan het eind van zijn rede formuleert Van den Akker een wetenschappelijk programma waarmee hij graag wil participeren in de internationale discussie over het modernisme.
Het moge hem gegeven zijn hieraan nog lange jaren een bijdrage te leveren.
De rede is uitgegeven bij G.A. van Oorschot te Amsterdam en in de boekhandel verkrijgbaar.
M.A.S.-v.d.D.
| |
De pest in de Gouden Eeuw
De antithese in dit kopje is opzettelijk bedoeld. Het cluster feiten en emoties dat opgeroepen wordt bij het noemen van het woord ‘pest’ staat wel in schril contrast tot de glorie die de term Gouden Eeuw wil oproepen.
Iedereen die zich wel eens met de Nederlandse letterkunde van de vroegmoderne periode heeft beziggehouden, kent teksten waarin de ‘gave Gods’, zoals de ziekte radeloos werd genoemd, een rol speelt. In Bredero's Spaanschen Brabander staat om zo te zeggen ook de dood op het toneel en 1617 was ook in de realiteit in Amsterdam een pestjaar. Er is, om een ander voorbeeld te noemen, een gedicht van Hooft waarin hij kort evoceert hoe zijn beminde Christina van Erp, ruim tien jaar oud, weigerde haar moeder in de steek te laten toen die hoogstwaarschijnlijk in 1601-1602 ziek lag - en stierf - aan de pest. Six van Chandelier doet een poging zich te rechtvaardigen wanneer hij in het pestjaar 1655 naar Londen gaat op een handelsreis en aldus zijn familie in de gevarenzone achterlaat. En natuurlijk is er het grote gedicht van Reijer Anslo, De pest te Napels.
Er is nu een studie verschenen waarin aan dergelijke teksten een context gegeven wordt. Leo Noordegraaf, hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, en Gerrit Valk, schrijver van een scriptie over het onderwerp, nu gemeente-archivaris te Alkmaar, zijn de auteurs van De gave Gods; de pest in Holland vanaf de late middeleeuwen. Octavo, Bergen (NH) 1988. Het boek kost gebonden f45,-.
De letterkunde speelt uiteraard niet de centrale rol in dit boek al hebben de auteurs heel wat literaire teksten onder ogen gehad. De kern van hun boek is, zo formuleren ze het zelf, de vraag: ‘Hoe reageerden mens en samenleving in demografisch, economisch, politiek, cultureel en algemeen maatschappelijk opzicht op de pest?’
| |
| |
De ziekte roept nog steeds veel vragen op. Nog steeds is er onder de epidemiologen geen consensus over de vraag hoe de pest nu precies wordt overgebracht. Nog steeds ook heeft men er geen sluitende verklaring voor waarom na 1668 in Holland de ziekte niet meer voorkomt. Nog steeds ook is men het over de omvang van de ziekte niet eens. Maar wel wordt allerwegen erkend dat de ziekte een ontwrichtende uitwerking op de samenleving kon hebben, geen wonder wanneer men overweegt dat, om een voorbeeld te noemen, het aantal begravenen in Leiden in augustus, september en oktober 1655 achtereenvolgens 2638, 3256 en 2471 was, terwijl een aantal van 125 per maand normaal was.
Het boek behandelt achtereenvolgens in hfdst. I de problematiek rond de aard van de ziekte, in II feitelijke gegevens over bijv. de chronologie en geografie van de pest, en welke bevolkingsgroepen er het meest door getroffen werden; hfdst. III geeft een beeld van het ontwrichte leven en van de reacties van kerk en samenleving; hfdst. IV handelt over remedies, de opvang in pesthuizen e.d.
Bijlagen geven een ‘Lijst van pestjaren in Holland 1450-1668’; een lijst van ‘Plaatsen die in Holland werden getroffen 1450-1668’ en een tabel ‘Bevolkingsomvang, aantal doden en sterftecijfers in Hollandse steden gedurende een aantal pestjaren 1602-1668’. Een uitvoerige bibliografie en vele illustraties verhogen nog de waarde van deze interessante studie.
Omdat een krante-artikel moeilijk via de gangbare bibliografische kanalen bekend kan worden, attendeer ik ter aanvulling op een recensie van Peter van Rooden in het Zaterdags Bijvoegsel van NRC-Handelsblad van 7 januari 1989 waar een behartigenswaardige correctie op het boek aangebracht wordt wat betreft de calvinistische kijk op de ziekte en op de vraag welke middelen men mag aanwenden om eraan te ontkomen. Mijns inziens overtuigend geeft Van Rooden aan de hand van een aantal Latijnse bronnen aan dat er geen sprake Van was dat de calvinistische predikanten vanuit een zekere fataliteitsgedachte meenden dat aan de pest niets te doen was en ook niets gedaan mocht worden.
M.A.S.-v.d.D.
| |
Rotterdamsch leeskabinet
Zojuist is verschenen een Catalogus van de oude drukken van het Rotterdamsch Leeskabinet, een uitgave in de grote reeks van de Stichting Historische Publicaties Roterodamum (nr. 33), verzorgd door I.W. Wildenberg. De prijs is f45,-. Men kan het boek bestellen bij het Rotterdamsch leeskabinet, Postbus 1738, 3000 DR Rotterdam.
Het Leeskabinet in Rotterdam werd opgericht in 1859 met de bedoeling de geest te verrijken van wie zich met de voortbrengselen van belangrijke schrijvers zou bezighouden. Men had daarbij zelfs ook de ‘handwerksman’ op het oog, die op de benedenverdieping van het gebouw een lokaal zou moeten krijgen waar hij van gepopulariseerde werken kennis zou kunnen nemen. Deze en andere interessante mededelingen kan men aantreffen in Leeskabinet; grepen uit de geschiedenis en de boekerij van het Rotterdamsch leeskabinet 1859-1984, een al in 1984 verschenen werkje dat toch wel enige relatie heeft met de aangekondigde catalogus omdat een aantal artikelen erin nu juist dat oude boekenbezit en sommige van de verzamelaars ervan beschrijft. Dit boek kost f34,50 en is eveneens te verkrijgen op het genoemde adres.
| |
| |
Helaas is het boekenbezit door de bank genomen toch ook weer niet zo erg oud. Bij het bombardement in mei 1940 is de collectie vrijwel in haar geheel verloren gegaan en daarna is men opnieuw met verzamelen begonnen. Juist het oude deel van de bibliotheek heeft daarmee uiteraard onherstelbare schade opgelopen. Toch heeft het Kabinet ook de Nederlandse letterkunde nog wel het een en ander te bieden zoals men bij het doorlezen van de afdelingen pamfletten en taal- en letterkunde kan merken. Het boek is ook goed toegankelijk gemaakt door een viertal registers.
M.A.S.-v.d.D.
| |
Woordenschat
Door J.P.G. Heersche en H.M. Hermkens is een Woordenschat in het licht gegeven, die door de uitvoerige ondertitel pas contouren krijgt: Woorden die bij hertaling van Nederlandse literaire teksten uit vroeger eeuwen struikelblokken vormen, etymologisch en logisch geordend. De auteurs, beiden al lang bekend uit de dagen van olim, de degelijke M.O.-opleiding, hebben met dit woordenboek een hulpmiddel voor toekomstige filologen willen geven. Daartoe hebben ze frequent voorkomende woorden uit Middelnederlandse en Zeventiende-eeuwse literaire teksten verzameld en die alfabetisch geordend met hun betekenissen en nuttige toelichtingen die men bij de vertaling nodig heeft. Het etymologisch criterium heeft bovendien gezorgd voor een ordening waarbij afleidingen onder het lemma van het simplex geregistreerd worden; een uitgangspunt dat studerenden die Gotisch door het werk van Streitberg hebben leren kennen, niet vreemd moet zijn. Zo vindt de lezer onder hand ook handelen, handel, handhaven, gehende, behendig, afhandig e.a. om maar een enkel voorbeeld te noemen.
De samenstellers van dit werk verontschuldigen zich min of meer omdat ze hun aanpak gewaagd vinden; de keuze van de opgenomen woorden is tenslotte persoonlijk. Dat kan wel waar zijn, maar niemand die dit boek ter hand neemt, mag vergeten dat hij met een praktisch leermiddel te maken heeft, waarvoor hij alleen maar dankbaar kan zijn. We onderschrijven een passage uit de inleiding: ‘De studenten, die zich tot nu toe zeer hebben moeten behelpen, hebben er recht op, dat de kennis van oudere collega's in het vak hun in de vorm van een boek ten dienste worden [lees: wordt] gesteld, ook al is die vorm nog zeer onvolmaakt’ (blz. VIII).
De bruikbaarheid van deze Woordenschat wordt verhoogd door een handige inleiding, waarin veelgemaakte fouten worden besproken en een flink aantal termen wordt gegeven. Achterin staan in een appendix de namen van de maanden bij Hooft en andere auteurs, en de kerkelijke dagindeling, ook alweer hoogst praktisch.
Deze Woordenschat, met een omvang van 283 bladzijden, is uitgegeven door HES te Utrecht onder ISBN 9061942578; de prijs is f39,50.
M.C.v.d.T.
| |
Dutch contributions to the Tenth International Congress of Slavists
Van 14 tot 21 september 1988 werd het Tiende Internationale Slavistencongres gehouden in Sofia. Drieentwintig Nederlandse bijdragen aan dit congres werden
| |
| |
bijeengebracht in een aparte bundel Dutch Contributions to the 10th International Congress of Slavists en geredigeerd door A.A. Barentsen, B.M. Groen en R. Sprenger. De bijdragen liggen op het gebied van de fonetiek, fonologie, morfologie, syntaxis en semantiek, zowel synchronisch als historisch. Er is niet een bepaald thema. Voor taalkundigen die taalvergelijkend onderzoek doen, is het zeker de moeite waard de bundel na te lopen op relevant materiaal op het gebied van intonatie, aspect, casus, negatie, deverbatieven, etc.
Het boek is nog in 1988 uitgegeven door Uitgeverij Rodopi te Amsterdam als deel 11 van de Studies in Slavic and General Linguistics. ISBN 90-5183-032-7. Het telt 645 bladzijden.
H.J.V.
| |
Vulet
Het VWF-programma Corpusgebaseerde Woordanalyse (VULET 88/9) heeft in het jaarboek 1987-1988 onder redactie van K.H. van Reenen-Stein, P.Th. van Reenen en A. Dees zeventien bijdragen van betrokken onderzoekers gebundeld. Het bevat ook informatie over de medewerkers, de promoties, de publicaties en workshops die zijn gehouden. Het jaarboek is, zolang de voorraad strekt, verkrijg baar op het secretariaat van de Vakgroep Taalkunde, Vrije Universiteit, Postbus 7161, 1007 MC Amsterdam, 020-5483086.
H.J.V.
| |
Ter sprake
Taalkundigen en taalkundestudenten worden nog al eens geconfronteerd met onbegrip bij leken aangaande hun onderzoeksbezigheden. Het heet daarbij weldat een van de oorzaken van dat onbegrip is dat taalkundigen veel te weinig aandacht besteden aan het populariseren van hun vakgebied en de resultaten van hun onderzoek.
Daarom alleen al is het verheugend te kunnen aankondigen dat na de voor middelbare scholieren bestemde Literatuurkrant over taal (Bulkboek, Amsterdam, 1986) nu ook een populariserend boek over spraak is verschenen: Ter sprake; spraak als betekenisvol geluid in 36 thematische hoofdstukken. Samengesteld door M.P.R. van den Broecke. Foris Publications, Dordrecht en Providence, 1988.
Die 36 hoofdstukken, ieder gemiddeld zo'n 12 pagina's lang, zijn verdeeld over vier delen. Deel I heet De fundamenten van spraak en bevat hoofdstukken over: mens, brein, spraak en taal; spraakproduktie, spraakgeluid, de waarneming van spraak; spraak en het mentale lexicon. Deel II heet Kenmerken van spraak en bevat hoofdstukken over: spraakmelodie; woordklemtoon in spraak; ritme en tempo in spraak; herkenning van gesproken woorden; waar zitten de woorden in verbonden spraak?; mannen- en vrouwenspraak; spraak, emotie en persoonlijkheid; zang, muzikale spraak; sprekerherkenning; de stem; spraakbewegingen. Deel III heet Spraak in breder kader en bevat hoofdstukken over: babybabbels; dialect en standaardtaal; spreken en luisteren in een vreemde taal; spraakontwikkelingsstoornissen; dovenspraak; hulpmiddelen voor spraakgehandicapten; lateralisatie in spraak; spraakverstaan meten; de stem in kaart; spraaktechnologie. Deel IV draagt als titel Spraak, taal en schrift en bevat hoofdstukken over: de fonetische
| |
| |
transcriptie; verschillen tussen spreektaal en schrijftaal; de relatie tussen spelling en uitspraak; spraak in de geschiedenis; de structuur van lettergrepen; versprekingen; gesproken poëzie; frequenties van letters, lettergrepen, woorden en fonemen in het Nederlands; klankaspecten bij het lezen; plaatsen van zinsaccenten en pauzes in spraak.
Ieder hoofdstuk wordt afgesloten met een literatuuropgave voor verdere studie en met een aantal vragen. Een leidraad voor de verschillende categorieën beoogde lezers, uitvoerige registers van zaken, namen en talen, en een overzicht van fonetische symbolen en Griekse letters, completeren het geheel van tegen de 500 pagina's.
Vergeleken bij de stukjes in de genoemde literatuurkrant taal, zijn de hoofdstukken van Ter sprake duidelijk minder makkelijk. De samensteller had dan ook niet middelbare scholieren als lezerspubliek voor ogen maar zoals hij zelf aangeeft (p. xi): de avontuurlijke lezer, de beginnende student spraak of taalkunde, de student moderne vreemde talen of Nederlands, de student psycholinguistiek, taal psychologie of sociolinguistiek, de student logopedie en/of akoepedie en tenslotte de student zang. Eén categorie potentiële belangstellenden heeft de samensteller hierbij m.i. over het hoofd gezien: de docent(e) Nederlands in het voortgezette onderwijs die een les of lessen wil samenstellen over spraakverschijnselen. Die docent kan in Ter sprake heel wat van zijn of haar gading vinden.
Ondanks het feit dat de schrijvers van de hoofdstukken, van de samensteller dezelfde opdracht hebben gekregen, nl. om als specialist op een bepaald terrein hun onderwerp ‘zo algemeen toegankelijk te maken als maar mogelijk is’ (p. ix), lopen de hoofdstukken behoorlijk uiteen wat betreft moeilijkheidsgraad.
De prijs van het boek is f49,50. Dat is voor zo'n pil in deze tijd niet buitensporig veel, maar een nadeel lijkt me wel dat de verschillende categorieën beoogde lezers bij aanschaf ook zullen moeten betalen voor delen waarnaar, volgens de samensteller zelf, hun interesse niet uit zal gaan.
Arie Sturm
| |
Gure wintertijd in Amsterdam
De Amsterdamse koopman en dichter Joan Six van Chandelier (1620-1695) behoeft voor lezers van dit tijdschrift geen introductie meer. In een drietal eerder verschenen artikelen (Ntg 76 (1983), p. 291 e.v.; Ntg 79 (1986), p. 99 e.v.; Ntg 81, (1988) p. 311 e.v.) heeft men deze bescheiden leverancier van bundel Poësy (1657) al leren kennen.
Die kennismaking kan nu voortgezet worden. Een wat langer gedicht van Six, 's Amsterdammers winter getiteld, is afzonderlijk uitgegeven, herspeld, van een verhelderende inleiding en toelichting voorzien en bovendien royaal geïllustreerd. Met de schaatsenrijder van Claes Jansz. Visscher (de pentekening tegenover het titelblad) zwieren we als vanzelf het gedicht binnen, maar goed uitkijken is het devies, want de dichter trekt ons over spiegelglad ijs.
Wat zich aandient als een werkelijkheidsgetrouwe beschrijving van Amsterdammers in een ouderwets Hollandse winter, is eigenlijk een smaakvol opgedist literair voorafje. Aan het slot treffen we de dichter thuis aan, kleumend bij de kachel, zich verheugend op lekker eten en drinken in gezelschap van een goede vriend. Het gedicht, zo blijkt nu, is in wezen een virtuoos verpakte uitnodiging voor Six' vriend
| |
| |
dokter Dilman, aan wie het trouwens ook is opgedragen. Maar in werkelijkheid kon Six hem onmogelijk ontvangen, want toen hij zijn invitatie verstuurde, bevond hij zich in Italië. Het was december 1650, bar weer en de reis ging door de Apennijnen naar Venetië. Al met al voldoende ongemak om wat afleiding te zoeken en dat betekende voor Six: dichten. Denkend aan de vertrouwde winter in zijn woonplaats, de gloeiende kachel thuis, aan zijn vriend Dilman en ook een beetje aan zijn andere, literaire, vriend Horatius, schreef hij een hartverwarmend gedicht.
's Amsterdammers winter is uitgegeven en toegelicht door Maria A. Schenkeveld-van der Dussen, met medewerking van Hans Luijten. Het is verschenen bij HES in Utrecht en kost f29,50; ISBN 90 6194 197 0.
Marijke Meijer Drees
| |
Opstellen voor Maartje Draak
Ter gelegenheid van de tachtigste verjaardag van Maartje Draak vond op zeventien december 1987 in Amsterdam een ééndaags colloquium plaats dat gewijd was aan de twee studieterreinen waarop zij zich zeer nadrukkelijk heeft bewogen: de Keltische cultuur van het middeleeuwse Ierland en de Middelnederlandse letterkunde. Het was een hartverwarmende bijeenkomst, waarin zes leerlingen van Draaks leerlingen (prof. dr. D.R. Edel en prof. dr. W.P. Gerritsen) boeiende voordrachten hielden. Deze lezingen werden ingeleid door Edel en Gerritsen, die de plaats van Maartje Draak in respectievelijk de keltologie en de neerlandistiek schetsten. Draak zelf besloot het colloquium met een toespraak waarin zij haar leven en werk op zeer eigen wijze beschreef. Deze negen voordrachten zijn onder de titel Monniken, ridders en zeevaarders gebundeld in het in 1988 verschenen boek dat hier wordt aangekondigd.
De aantrekkelijk ogende bundel opent met vijf keitologische bijdragen (aan de vier lezingen is zonder verklaring een artikel toegevoegd), die hier niet nader toegelicht worden, omdat de lezers van dit tijdschrift vermoedelijk vooral belangstelling zullen hebben voor de artikelen op het gebied van de neerlandistiek. Na de hiervoor vermelde, korte uiteenzetting van W.P. Gerritsen over de positie van Maartje Draak in de geschiedenis van de studie van de Middelnederlandse letterkunde, doet Clara Strijbosch verslag van haar onderzoek naar de intenties van de dichter van de Reis van Sint Brandaan. Frank Brandsma bespreekt vervolgens het samenspel van de entrelacement-verteltechniek en het literaire procédé van de dramatische ironie in de Lancelotcompilatie. Tenslotte waagt Jeannette Koekman zich aan een interpretatie van de Arturroman Torec. Deze bijdragen worden gevolgd door de schriftelijke versie van Draaks toespraak, onder de titel ‘De levensloop van een draak’, waarna de bundel wordt afgesloten met een omvangrijke bibliografie van Draaks publikaties.
Monniken, ridders en zeevaarders (onder red. van D.R. Edel, W.P. Gerritsen en K. Veelenturf) telt 184 bladzijden en is verkrijgbaar in de boekhandel of rechtstreeks bij de uitgever (Gerard Timmer Prods, Amsterdam). ISBN: 90-5142-013-7. Prijs f29,50.
Bart Besamusca
| |
| |
| |
Franse literatuur van de Middeleeuwen
Een ieder die zich verdiept in de Middelnederlandse literatuur, krijgt te maken met de Franse literatuur van de Middeleeuwen, waarop zij immers in belangrijke mate stoelt. Wie zich voorheen omtrent deze rijke en invloedrijke literatuur wilde oriënteren en niet over voldoende kennis van het Frans beschikte om een Franstalige publikatie ter hand te kunnen nemen, moest tot een teleurstellende constatering komen: een Nederlandstalig boek dat speciaal aan de Franse middeleeuwse literatuur gewijd was en waarin daarvan een beknopt maar nu ook weer niet al te summier, goed leesbaar overzicht werd geboden, was niet verkrijgbaar. In die situatie is onlangs gelukkig verandering gekomen.
Onder redactie van R.E.V. Stuip verscheen een 238 bladzijden tellende, in het Nederlands geschreven geschiedenis van de Franse literatuur van de Middeleeuwen. Verscheidene romanisten leverden hieraan een bijdrage. Van de hand van M. Rus is een hoofdstuk over de diverse vormen van historiografie die we in het middeleeuwse Frankrijk kunnen onderscheiden. In de daarop volgende hoofdstukken wordt aandacht geschonken aan respectievelijk het chanson de geste (Stuip), de lyrische dichtkunst in het Occitaans en het Frans (C. Hogetoorn), de receptie van klassieke erfgoed, m.n. de Alexander-legende (M. Gosman), Arthur- en Tristanromans (K. Busby), lais, fabliaux en de Roman de Renart (Ea. Nieboer en J.Th. Verhulsdonck), allegorische en didactische literatuur, o.a. de Roman de la Rose (P.E.R. Verhuyck), toneel (J. Koopmans en Verhuyck) en prozaschrijvers en rhétoriqueurs (Stuip). Zoals deze opsomming laat zien, komen alle belangrijke genres aan de orde. Alle als belangrijk geldende auteurs en literaire werken worden ter sprake gebracht. Citaten gaan vergezeld van een vertaling in modern Nederlands. De hoofdstukken 2 t/m 10, waarvan ik hierboven de onderwerpen heb vermeld, worden omsloten door twee hoofdstukken die geschreven zijn door twee niet-romanisten: een historicus en een neerlandicus. In hoofdstuk 1 wordt de lezer door F.W.N. Hugenholtz ‘per TGV’ meegevoerd door de middeleeuwse geschiedenis van Frankrijk, zodat hij zich een beeld kan vormen van de historische achtergrond waartegen de in de volgende hoofdstukken aan bod komende literaire teksten gelezen moeten worden. Hoofdstuk 11, van de hand van W.P. Gerritsen, is gewijd aan de vertalingen van Oudfranse literaire teksten in het Middelnederlands, d.w.z. aan de receptie van die teksten in de Lage Landen.
Elk van de hoofdstukken 1 t/m 11 bevat een kort literatuurlijstje. Meer algemene bibliografische informatie treft men aan in hoofdstuk 12: informatie over literatuurgeschiedenissen, bibliografieën van de middeleeuwse Franse en Occitaanse letterkunde, woordenboeken, grammatica's etc. Een zeer goed idee is het geweest, aan het eind van dit hoofdstuk een lijst op te nemen van vertalingen in modern Nederlands van middeleeuwse Franse en Occitaanse teksten. Het boek wordt afgesloten met een chronologisch overzicht (481-1532; een kolom historische feiten met daarnaast een kolom literaire werken) en een uitvoerig register.
Voor hen voor wie de Franse literatuur van de Middeleeuwen nog terra incognita is, vormt dit boek een prettige, zeer leesbare introductie (om aan te sluiten bij de door Hugenholtz gehanteerde beeldspraak: i.h.a. leest het als een trein). Maar ook zij die met (delen van) deze literatuur in meerdere of mindere mate vertrouwd zijn, zullen het ongetwijfeld met plezier lezen en gebruiken.
Franse literatuur van de Middeleeuwen. Onder red. van R.E.V. Stuip. Muiderberg, Coutinho, 1988. 238 pp., ill. ISBN 90-6283-734-4. Prijs: f27,50. Wie het boek
| |
| |
liever rechtstreeks bij de uitgever bestelt dan het in de boekhandel te kopen, make f27,50 + f2,50 over op postrekening 602060 van Uitgeverij Coutinho te Muiderberg, onder vermelding van de titel en het ISBN-nummer.
Irene Spijker
| |
Verlichting in Groningen!
Nog niet zo lang geleden stelden sommige cultuurhistorici onderzoek naar de Verlichting in Nederland gelijk aan het bestuderen van ‘wijnbouw boven de Moerdijk’. Inmiddels wordt algemeen erkend dat, mits men de Franse Verlichting niet als onverbiddelijke maatstaf hanteert, er wel degelijk van een Nederlandse Verlichting mag worden gesproken. Maar dat de invloed ervan zelfs in agrarische milieu's op het Groningse platteland zou kunnen worden aangewezen, heeft mij nooit erg aannemelijk geleken. Jeu de boule op de kwelders?
‘Gaat, krijgt een boek of pen in hant, en ofent daarin u verstant’ was de titel van een tentoonstelling die tot 26 januari van dit jaar te zien was in de Groningse Universiteitsbibliotheek. Wie het gemist heeft kan nog steeds de catalogus bestellen. Het mooi uitgevoerde boekje laat helder en overzichtelijk zien hoe in de periode 1775-1825 onder de Groningse boerenbevolking allerlei ‘verlichte’ aspecten zich laten gelden: in het leesgedrag, in de aandacht voor onderwijs en cultuur, enzovoort. Dat gebeurt aan de hand van een beschrijving van drie generaties Teenstra, een welgestelde Groningse boerenfamilie. De samensteller van de tentoonstelling en auteur van de catalogus, IJ. Botke, bewijst hoeveel interessant materiaal kan worden opgediept via uitputtend en zorgvuldig archiefonderzoek. Het resultaat is een nuttig en soms verrassend beeld van ‘verlichte’ ideeën in kringen waar men dat niet zo snel zou verwachten. In hoeverre de Teenstra's representatief waren voor hun milieu, of juist een uitzondering vormden onder de Groningse boeren, is natuurlijk een moeilijker te beantwoorden vraag.
‘Gaat, krijgt een boek of pen in hant en ofent daarin u verstant’. Drie generaties Teenstra en de Verlichting op het Groninger platteland (1775-1825). Groningen Universiteitsbibliotheek 1988, telt 136 bladzijden en kan worden afgehaald of besteld bij de bibliotheek. Prijs f17,50 (excl. f5,- verzendkosten).
C.B.F. Singeling
| |
De historische roman
Onder redactie van Aad Blok, Gerard Steen en Lies Wesseling is eind 1988 een bundel opstellen verschenen onder de titel De historische roman. Onderwerp van alle beschouwingen is de spanning tussen feit en fictie bij de beschrijving van het verleden, een probleem waar zowel de schrijver van historische romans als de wetenschappelijke historicus mee te maken hebben en waarvoor beiden in de loop van de afgelopen anderhalve eeuw verschillende oplossingen hebben bedacht.
Centraal in alle beschouwingen staat dat de schrijver en de historicus zich ten opzichte van elkaar steeds in een positie van creatieve rivaliteit hebben bevonden. In het ‘Ten geleide’ wijst Lies Wesseling op de actualiteit van het onderwerp, nu de literatuur een opleving van de historische roman beleeft en in de geschiedwetenschap het ‘narrativisme’ reeds enige tijd bloeit. Behalve dit stuk behoort ook Gerard de Vries; wetenschapsfilosofische beschouwing over de interpretatie van het
| |
| |
verleden in het algemeen tot het inleidende gedeelte van de bundel. Dan volgen zeven beschouwingen, die het hoofddeel van de bundel vormen. Drie daarvan belichten de geschiedkundige, vier de literaire kant van het onderwerp. 1. Anton van den Braembussche levert, tegen de achtergrond van een historisch overzicht van de verwetenschappelijking van de geschiedschrijving, kritiek op het narrativistische standpunt. 2. Bunna Ebels betoogt dat men in de Middeleeuwen een duidelijk besefhad van het onderscheid tussen geschiedenis schrijven en een verhaal verzinnen. 3. Albert van der Zeyden schetst de posities die Huizinga, Romein, Geyl en Thiel innamen in het spanningsveld tussen feitelijkheid en fictionaliteit zoals dat in het begin van deze eeuw vigeerde. 4. Peter de Voogd belicht de ontstaansgeschiedenis van de historische roman door een vergelijking van het werk van Walter Scott met dat van Henry Fielding. 5. Joke van der Wiel geeft de standpunten weer van de voor- en tegenstanders van de historische roman in Nederland. 6. Heinz-Joachim Müllenbrock plaats de Engelse historische roman in zijn verhouding tot zowel de toenmalige geschiedschrijving als het realisme van die dagen. 7. Lies Wesseling belicht de twintigste eeuwse, postmodernistische historische roman, die een metahistorische (in plaats van een complementaire) positie ten opzichte van de geschiedschrijving kiest. De bundel besluit met drie interviews met zeer verschillende schrijvers van historische romans: John Fowles, Theun de Vries en Louis Ferron.
De historische roman is een uitgave van de Stichting Grafiet. De bundel telt 191 blz. en is verkrijgbaar bij de boekhandel of rechtstreeks bij de Stichting Grafiet (Postbus 19171, 3501 DD Utrecht, tel. 030-540053). Het ISBN-nummer is 90.70559.08.0. De prijs bedraagt f24,50.
Wilbert Smulders
| |
Taalbeheersing in ontwikkeling
Op 16, 17 en 18 december 1987 vond in Amsterdam het vierde congres plaats van de Vereniging Interuniversitair Overleg taalbeheersing (VIOT). Evenals bij de vorige gelegenheden is er een bundel uitgebracht met teksten van de lezingen. Een verschil is dat er nu een selectie is toegepast: van de bijna 100 lezingen zijn er 51 in de bundel terecht gekomen. Ze zijn ingedeeld in vijf afdelingen, elk rond een thema en voorzien van een inleiding. De thema's zijn argumentatieleer & retorica, taalvaardigheidsonderwijs, empirisch onderzoek naar taalvaardigheid en taalbeheersing in organisaties en conversatie-analyse. De bundel geeft een goed overzicht van ontwikkelingen in het taalbeheersingsonderzoek in Nederland en Vlaanderen. Duidelijk is dat er veel aandacht is besteed aan vormgeving en redactie. De bundel ziet er prima verzorgd uit, de inleidingen zijn verhelderend en de bijdragen zijn bondig en ook toegankelijk voor niet-specialisten.
Taalbeheersing in ontwikkeling is uitgegeven bij Foris in Dordrecht, omvat 431 pagina's en kost f68,20 (ex btw). ISBN: 906765408 6.
Carel Jansen (Universiteit Twente)
| |
Van Alkmaar tot Zwijndrecht
In Van Alkmaar tot Zwijndrecht, samengesteld door B.P.M. Dongelmans, wordt per gemeente in alfabetische volgorde een overzicht geboden van boekver- | |
| |
kopers, drukkers en uitgevers in Noord-Nederland vanaf 1801 tot en met 1850. De gegevens voor deze inventarisatie zijn ontleend aan een groot aantal secundaire bronnen, die door de auteur in chronologische volgorde zijn gezet. De gebruiker kan zich direkt een beeld vormen van de jaren van werkzaamheid van de gezochte persoon of firma. Voor het eerst wordt hier niet alleen een totaal-overzicht voor deze periode gepresenteerd, maar is ook tegelijkertijd een aantal unieke bronnen toegankelijk gemaakt voor nader onderzoek. Het gebruik van de antwoorden op Napoleontische enquêtes levert voor vele honderden boekverkopers en drukkers miniatuur-schetsjes op inzake oprichting, specialisme, letterbezit, aantal persen, enz.; de confraterboeken van boekverkopers als S. van Benthem (Middelburg), J. Immerzeel Jr., Jan ten Brink Gz. en D.F. Berntrop (Amsterdam) bieden interessant materiaal voor vrijwel elke uitgever uit deze periode.
Voor wie onderzoek doet naar één of meer personen uit de wereld van het boek uit de eerste helft van de negentiende eeuw, is dit Alfabet het aangewezen hulpmiddel.
Men kan dit naslagwerk bestellen door storting van f39,50 plus f5,50 porto- en verpakkingskosten op postgiro 2790626 t.n.v. Stichting Neerlandistiek VU, Alphen aan den Rijn.
B.P.M. Dongelmans
| |
Dertig jaargangen Spiegel der Letteren
Met een dubbele aflevering gaat Spiegel der Letteren zijn 31e jaargang in. Om deze verjaardag luister én nut bij te zetten verschijnt onder de leiding van ons redactielid Prof. dr. Ada Deprez een register op de eerste dertig jaargangen.
Dit register verschijnt, buiten de reeks, in een wat steviger Spiegel-kaft in boekvorm. Het zal ca. 120 bladzijden tellen en wordt de abonnees aangeboden voor 400 BF (f20). Niet-abonnees betalen 800 BF (f40). Het registerdeel kan besteld worden bij de uitgeverij Peeters, Bondgenotenlaan 153, 3000 Leuven (giro: 000-0425099-45).
Tevens kunnen wij onze abonnees meedelen dat vanaf dit jaar het aantal bladzijden per jaargang met 32 bladzijden wordt uitgebreid en dat zonder een verhoging van het abonnementsgeld!
M. Van Vaeck
| |
Bibliografie Johan de Brune de Oude
Verschenen: Johan de Brune de Oude 1588-1658, Descriptieve Auteursbibliografie. Subjectieve bibliografie samengesteld door P.J. Verkruijsse met medewerking van studenten Historische Letterkunde van het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam. Objectieve bibliografie samengesteld door W.A. Hendriks en J. Mateboer. Schiphouwer en Brinkman, Amsterdam 1988. Gebonden, 282 pagina's, afbeeldingen.
De bibliografie is verkrijgbaar door storting van f85,- op girorekening 5914691 van Schiphouwer en Brinkman, Kikkenstein 210, 1104 AJ Amsterdam.
J. Bethlehem
| |
| |
| |
Natuur en milieu in proza en poëzie
De werkgroep ‘literatuur, natuur en milieu’ richt zich op nederlands proza en poëzie, waarin natuur en milieu een belangrijke rol spelen. De werkgroep, verbonden aan de Stichting Natuur en Milieu, wil meer zicht krijgen op de wijze waarop in de nederlandse literatuur van de laatste eeuw aandacht wordt besteed aan natuur en milieu en aan de relatie tussen mens en natuur. Het verzamelen van gedichten zou moeten leiden tot de uitgave van een of meer bloemlezingen.
De werkgroep zoekt enkele neerlandici (afgestudeerden/studenten) die op vrijwillige basis mee willen werken.
Met het oog op de toekomst van de natuurbescherming wordt onder natuurbeschermers gediscussieerd over het beeld, de funkties en betekenissen van de natuur en de relatie van de mens met de natuur, zoals zij die willen. Dergelijke beelden en waarden van de natuur zijn aan verandering onderhevig. Voor de literatuur geldt vermoedelijk ook dat de waardering van de natuur en van de relatie tussen mens en natuur verandert. De vraag is of die veranderingen van natuurbegrip in de literatuur en in de wereld van de natuur- en milieubescherming iets met elkaar te maken hebben en iets voor elkaar kunnen betekenen. De werkgroep heeft dan ook behoefte aan analyses van de funktie en waardering van natuur en milieu in de nederlandse literatuur. Dergelijke analyses zouden de uitgave van bloemlezingen kunnen ondersteunen.
In eerste instantie gaat het vooral om het verzamelen van materiaal en het voorbereiden van de uitgave van een of meer bloemlezingen rond thema's als natuur en landbouw, rivieren en beken, moeras, bos e.d.
Belangstellende neerlandici kunnen kontakt opnemen met de Werkgroep Literatuur, Natuur en Milieu, t.n.v. Rolf Roos p/a Stichting Natuur en Milieu, Donkerstraat 17, 3511 KB Utrecht tel. 030-331328 of 020-848746(p) of Jos Dekker 030-510207(p)/030-392384(w).
J. Dekker
| |
Een studie over Asselijns treurspelen
Aan de universiteit van Utrecht promoveerde op 12 mei 1989 Marijke Meijer Drees tot doctor in de letteren op het proefschrift De treurspelen van Thomas Asselijn (ca. 1620 - 1701). Promotor was prof. dr. M.A. Schenkeveld - van der Dussen.
Het proefschrift (221 blz., ISBN 90 72015 18 5) is rechtstreeks te bestellen door overmaking van f 50,- (inclusief verzendkosten) op gironummer 697349 t.n.v. M. Meijer Drees, te Hengelo(O) (na 1 augustus: Utrecht), o.v.v. ‘proefschrift’.
Marijke Meijer Drees
|
|