Focquenbroch faecaliseert
Het gedicht ‘Aen Mejuff. N.N.’, opgenomen in het eerste deel van Focquenbrochs Thalia, bevat een forse serie antipetrarkistische motieven. De haren van de toegesproken schone schelen in kleur niet veel van ‘kinder-strondt’ (vs 12) en de adem van mejuffrouw is even aangenaam als (vs 8) ‘een benauwde lucht, uyt Goossens achterdeur’. Er is weinig fantasie nodig om te snappen dat de dichter het hier heeft over spijsverteringsgassen die op de geëigende plek ontsnappen aan het lichaam van ene Goossen.
Wie is Goossen? De editeur C.J. Kuik (Bloemlezing uit de gedichten en brieven van Willem Godschalck van Focquenbroch. Zutphen z.j., p. 56) denkt bij deze voornaam aan een spreekwoordelijk geworden kluchtfiguur. Zij visie steunt op WNT V, 420. ‘Goossen’ betekent dan ongeveer: ‘die bekende sukkel, van wie iedereen weet hoe onappetijtelijk hij is’.
Er is hier evenwel meer aan de hand. De woordgroep ‘benauwde lucht’ kenden Focquenbroch en zijn publiek uit Vondels Gysbreght. In het boderelaas van de moordpartij in het Klarissenklooster wordt uitvoerig verslag gedaan van de dood van de bisschop. Hij blaast zijn laatste adem uit in de armen van abdis Klaeris van Velsen; zij ‘vangt den veegen geest, en die benaeuwde lucht’ (WB III, p. 584, vs 1472). Vondel bedoelt hier ‘benarde adem’. Focquenbroch leent de woorden ‘benaeuwde lucht’, plaatst ze in een nieuwe context en transformeert dusdoende de betekenis. ‘Adem’ wordt ‘spijsverteringsgas’ en het betekenisaspect ‘onwelriekend’, bij het woord ‘lucht’ in Gysbreght 1472 niet geactiveerd, krijgt nu het volle accent.
De naam Goossen toont aan dat Meester Fock hier inderdaad naar Vondel verwijst. Hij kiest geen andere typische kluchtnamen zoals Krelis of Jorden, maar juist Goossen, een vorm die volgens WNT V, 420 een samentrekking is van... Gozewijn. En dat is nu precies de naam van de vermoorde bisschop uit Vondels treurspel.
Behalve op de petrarkistische traditie reageert ‘Aen Mejuff. N.N.’ dus ook op ernstig werk van Vondel. Het verhevene wordt omlaag gehaald. Is versregel 8 van het gedicht wellicht in meer dan een opzicht een parafrase onder de gordel?
Arie-Jan Gelderblom
Vakgroep Nederlands, RU Utrecht