| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
Alleen met de zee
Op 8 juni van het vorig jaar werd in Bergen N.-H. de honderdste geboortedag van A. Roland Holst gevierd. Toen de dichter zeventig werd, riep hij de Stichting A. Roland Holst Fonds in het leven, die zich ten doel stelde schrijvende en beeldende kunstenaars uit Bergen en omstreken in de uitvoering van hun beroep te steunen.
Het Fonds is nog steeds actief. Het stelde de A. Roland Holst-prijs in, een oeuvreprijs die wordt toegekend aan een dichter of dichteres die niet of weinig met andere prijzen is bedacht en die ten minste twee of drie bundels op zijn of haar naam heeft staan. In 1986 werd Anton Korteweg ermee bekroond, in 1988 Eva Gerlach. Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de dichter verstrekte het Fonds aan Kees Fens de opdracht een bloemlezing uit de poëzie van Roland Holst samen te stellen en van een nawoord te voorzien.
Fens heeft van de bloemlezing, Alleen met de zee, een dokument van een hernieuwde confrontatie met het oeuvre van de dichter gemaakt. Tot 1976, het jaar van zijn dood, gold Roland Holst onbetwist als de Prins der dichters; kort daarna echter begon het onttroningsproces al. De recensenten van het Verzameld werk waren eensgezind van mening dat het herlezen van de verzen, die generaties hadden weten te begoochelen, in meer of mindere mate een ontgoocheling betekende. In dat opzicht lijkt Roland Holst zijn voorganger P.C. Boutens na te volgen. Hoewel ook Fens in zijn nawoord verslag doet van een ontnuchtering, voert de bewondering de boventoon, een bewondering die hoofdzakelijk gevoed wordt door het absolute en onwankelbare dichterschap van Roland Holst: ‘Niet als dichter, maar als vertegenwoordiger van een dichterschap uit een eigen rijk, is Roland Holst door zijn tijdgenoten unaniem bewonderd [...] en zozeer boven alle partijen en richtingen geplaatst, dat persoon en dichter gescheiden raakten. Hij werd representant van een absoluut dichterschap.’
In zijn keuze en nawoord kritiseert Fens het al te gemakkelijke oordeel dat de lezer twaalf jaar na de dood van de dichter velt. De poëzie wordt nu ‘als retorisch afgedaan: aan de eigen symbolische betekenis van talrijke woorden [...] wordt dan voorbijgegaan, het eigene van het vocabulaire wordt genegeerd, het soms schitterende zware ritme krijgt te weinig aandacht. Het lijkt mij niet onmogelijk dat de lange nasleep van het dichterschap tot onderschatting van de kern ervan, de bundels Voorbij de wegen, De wilde kim en Een winter aan zee, heeft bijgedragen. Dat de hier gekozen gedichten in hoofdzaak uit die bundels afkomstig zijn, zal na het bovenstaande duidelijk zijn.’
Zelfs voor wie het Verzameld werk in zijn bezit heeft, is het de moeite waard de bloemlezing aan te schaffen, al was het alleen maar omdat Fens haar samenstelde. Alleen met de zee; een keuze uit de gedichten door Kees Fens is - hoe kan het anders - uitgegeven door uitgeverij Van Oorschot, werd - hoe kan het anders - prachtig verzorgd door Gerrit Noordzij en kost f22,50.
W.J.v.d.A.
| |
| |
| |
Modernist conjectures
In 1984 verscheen in de serie ‘Synthese - stromingen en aspecten’ de lijvige studie van Fokkema en Ibsch: Het Modernisme in de Europese letterkunde. Naast een beschouwing over het begrip modernisme, bespraken de beide auteurs het werk van o.a. Joyce, Virginia Woolf, Larbaud, Proust, Gide en Thomas Mann. Twee hoofdstukken werden gewijd aan respectievelijk Carry van Bruggen en E. du Perron, auteurs die op deze manier een plaats kregen binnen een internationaal kader. Het eerste hoofdstuk opende met een citaat van Ter Braak: ‘Een afgesloten nationale cultuur is in Europa niet meer mogelijk, behalve natuurlijk als kunstmatig provincialisme en geforceerde romantiek.’
Dat dit motto kwam te vervallen in de Engelstalige editie, is begrijpelijk: alleen al het feit dat een zo groot publiek nu kennis kan nemen van deze studie, maakt de opmerking van Ter Braak volkomen overbodig. Ik heb de beide edities (nog) niet goed met elkaar vergeleken en voor een aankondiging is dat ook niet nodig. Wat direct opvalt, is dat Du Perron de overtocht naar Engeland en vervolgens Amerika heeft gehaald, in tegenstelling tot Carry van Bruggen, die aan het vasteland moest blijven. Om begrijpelijke redenen overigens: van Het land van herkomst bestaat een vertaling van Francis Bulhof, verschenen in de inmiddels indrukwekkende serie van E.M. Beekman, de hoogleraar neerlandistiek aan de University of Massachussets in Amherst. Van Carry van Bruggen is er geen werk vertaald, vandaar. Zij heeft evenwel geen leegte achtergelaten, maar haar plaats afgestaan aan T.S. Eliot en daarmee is het karakter van deze editie toch enigszins veranderd: Eliot is nu immers de enige dichter in dit pantheon der modernisten. Interessant was de vraag naar de rol die de dichters in het modernisme speelden al in de Nederlandse uitgave: nu Eliot werd opgenomen is die vraag alleen maar intrigerender geworden.
Wie geïnteresseerd is in het modernisme, schaffe beslist deze Engelse editie aan. Modernist conjectures; a mainstream in European literature 1910-1940 is uitgegeven door C. Hurst & Company te London en kost 25 Engelse ponden.
W.J.v.d.A.
| |
Het goede leven
Alleen al de ondertitel van dit boek - ‘het werk van Arthur van Schendel; een nieuwe analyse met samenvattingen van de inhoud en commentaren’ - stemt tot weinig hoopvolle verwachtingen over de inhoud. In 152 bladzijden zal het werk van Van Schendel besproken worden door middel van ‘een nieuwe analyse’ - van het werk? van enkele werken? - waarbij ook nog samenvattingen van de inhoud -van hel werk? van enkele werken? - worden gegeven, alsmede commentaren.
De auteur geeft in het eerste, inleidende deel een overzicht van leven en werken van Van Schendel evenals een ‘inleiding tot de analyse van het werk’, waarin de bange vermoedens naar aanleiding van de titel geheel bewaarheid worden. Ik citeer de eerste alinea:
Bij de analyse van het werk van Van Schendel moet aan een groot aantal onderling heel verschillende aspecten aandacht worden besteed. Zo moeten de revue passeren: zowel zijn stijl van schrijven als zijn relatie tot de maatschappelijke werkelijkheid, de plaats van het noodlot in zijn thematiek zowel als zijn humor. We moeten letten op de duur die zijn verhalen in beslag nemen, zowel als op de mate van geïnspireerdheid van de
| |
| |
schrijver, op het voorkomen van godsdienstproblematiek zowel als op de toedeling aan verschillende literaire scholen. (p.22)
Volgt een ‘naslagdeel’, waarin de inhoud van de afzonderlijke werken in het kort wordt naverteld aangevuld door wat anderen aan commentaar leverden. Voor welke categorie lezer dit alles is bestemd, is mij in het geheel niet duidelijk (de formulering dat het boek zich ‘zowel op kenners als op nieuwkomers’ richt (p.8) verschaft weinig duidelijkheid in dezen). Onwaar is de aankondiging in het Woord vooraf dat ‘alle kritiek die op de werken is geweest, wordt vermeld’: zo ontbreekt, om maar eens te verwijzen naar eigen produktie, mijn artikel over Fratilamur dat in Literatuur heeft gestaan.
Het derde hoofdstuk, piece de resistance van Het goede leven, heet het analytisch deel. Daarin komen zaken aan de orde als: de plaatsing binnen literaire stromingen, de algemene kenmerken, de thematiek enz. Het geheel valt erg moeilijk serieus te nemen, wanneer men passages aantreft als (p.149):
Men heeft wel gesteld, dat Van Schendels psychologie niet diep ging. Dat is zeker niet juist. In Voorbijgaande schaduwen zet hij heel goed in jeugd en volwassenheid zes personen neer. Maar het ging hem niet zo om die individuele personen. In het begin stond centraal het zoeken door de hoofdpersoon, later vaak om het collectieve lot der mensen.
Of op dezelfde pagina:
Als men over droomaspecten bij Van Schendel spreekt, moet men wel onderscheiden. Hij onderging de invloed van dromen, zette ook dromers neer en een (klein) deel van zijn (vroege) werk is wel erg dromerig van aard.
Ik eindig met erop te wijzen dat de auteur (L. Turksma) - zoals helaas in het gehele boek te bespeuren valt - geen letterkundige is, maar socioloog. Hij bewijst eens te meer dat het zich op wetenschappelijke of anderszins verantwoorde wijze bezighouden met literatuur een echt vak, en echt een vak is.
Het boek is uitgegeven bij de Academische Uitgeverij Amersfoort en kost f24,90.
W.J.v.d.A.
| |
Invert woordenboek van het Nederlands
Bijna twintig jaar na Nieuwborgs Retrograde woordenboek van de Nederlandse taal (1969) is onder de naam van S. Theissen, M. Esch-Pelgroms en Ph. Hiligsmann nu het Invert woordenboek van het Nederlands verschenen. Was Nieuwborgs werk gebaseerd op de grote Van Dale uit 1961, aan dit nieuwe boek liggen de driedelige Van Dale uit 1984 en Van Dale Hedendaags Nederlands (1984) alsmede Eigentijds Nederlands Grote Koenen (1986) ten grondslag. Dat betekent dat dit nieuwe teruglopende woordenboek ongeveer 240000 woorden bevat, d.w.z. 20% meer dan Nieuwborgs woordenboek.
Een retrograde woordenboek is een weinig spectaculair, maar wel uiterst belangrijk hulpmiddel bij morfologisch onderzoek. Men kan de auteurs niet anders dan dankbaar zijn dat ze zich de moeite getroost hebben de neerlandistiek met dit
| |
| |
up to date gebrachte werktuig te verrijken. Dit nieuwe boek is veel dunner dan dat van Nieuwborg, hoewel er meer in staat; de ruimte is gewonnen door de keuze van een heel klein lettertype, wat een vlot gebruik wel bemoeilijkt. Het boek is bovendien niet gebonden, iets wat voor een naslagwerk minder wenselijk is (daarentegen is het gebonden boek van Nieuwborg zo dik dat het slecht openvalt, wat ook hinderlijk is bij het werken).
Het Invert woordenboek van het Nederlands is uitgegeven door het Centre Informatique de Philosophie et Lettres (C.I.P.L.) te Liège oftewel Luik. Een ISBN-nummer ontbreekt en ook de prijs is ons niet meegedeeld.
M.C.v.d.T.
| |
De Bredasche Heldinne
In mei 1751 dromde de bevolking van Breda samen voor de militaire gevangenis om zich te vergapen aan een bijzondere gevangene: Maria van Antwerpen. Jarenlang was zij onder de naam Jan van Ant soldaat geweest en bovendien de echtgenoot van een officiersdochter. Haar echtgenote wist niets van Jans ware identiteit totdat hij ontmaskerd werd (over hun seksuele problemen wordt uitgebreid gespeculeerd in een ‘vermaekelyk liedeken’, een zgn. nieuwslied). Dat gebeurde in 1751, toen het legeronderdeel van Jan verplaatst werd naar zijn geboortestad Breda en iemand uit zijn vorige leven hem herkend. Met deze ontdekking eindigt De Bredasche Heldinne (1751), een van de eerste werken van de jurist-literator Franciscus Lievens Kersteman (1728-?). Vermoedelijk uit haar eigen mond tekende hij Maria's levensloop op, verzon er zelf nog het een en ander bij en zo ontstond een boeiend specimen van het 18de-eeuwse populaire proza. De inleiders betogen dat Kerstemans verhaal aansloot bij de traditie van de criminele biografie, de picareske roman en de travestieroman.
Dit eerste deel in de reeks ‘Egodocumenten’ (die verschijnt bij uitgeverij Verloren, Alexanderlaan 14, 1213 XS te Hilversum) vertelt ons ook hoe het Maria verder vergaan is. Achter het verhaal van Kersteman volgt als bijlage de tekst van een aantal gerechtelijke verhoren en een vonnis uit)1769. Ondanks haar eerste veroordeling door de krijgsraad (ze werd uit Breda verbannen) was Maria na enige tijd weer als man gaan leven. Ze voelde zich nu eenmaal ‘in de natuur een manspersoon maar uiterlijk een vrouwspersoon’, zou ze later voor de rechtbank verklaren. Opnieuw sloot ze een huwelijk, ditmaal met een vrouw die ongehuwd zwanger was geraakt en wèl op de hoogte was van de travestie. Maria's tweede bestaan als Machiel van Hantwerpen - soldaat, echtgenoot en vader - eindigde in 1769 in een herberg te Gouda, waar ze opnieuw herkend werd.
De Bredasche Heldinne werd verzorgd door R.M. Dekker, G.J. Johannes en L.C. van de Pol. Men betaalt voor dit ingenaaide boek van 107 pagina's f25,- ISBN: 90 6550 105 3.
Marijke Meijer Drees
| |
Nieuwe Griffioenen
In het najaar van 1988 zijn bij uitgeverij Querido weer drie nieuwe delen in de Griffioenreeks verschenen. Het eerste, Hoofsheid is een ernstig spel, laat de lezer aan de hand van dertien korte teksten kennis maken met de veelzijdige middel- | |
| |
eeuwse elitecultuur. Het naar het Frans bewerkte verhaal ‘De burggravin van Vergi’ bijvoorbeeld, vormt een tragisch eindigende illustratie van een belangrijke waarschuwing: houd je liefde geheim. Wordt hierin de overspelige liefde tot op zekere hoogte geïdealiseerd, in een eveneens opgenomen pendant, de sproke ‘Eerbaarheid als hoogste liefdesdeugd’, wordt overspel juist nadrukkelijk van de hand gewezen. Weer een ander aspect van de hoofse cultuur biedt het verhaal getiteld ‘Over een feest, een bijzondere samenspraak’: het is een soort handleiding voor hoofse minnaars die de ideale liefde nastreven en haar wezen en werking willen doorgronden. Verhalen als deze worden afgewisseld met een aantal liefdesgedichten, waarvan sommige de hoofse perken nèt een beetje overschrijden, een laatmiddeleeuwse boerde en, in drie afleveringen, het oudste Nederlandstalige etiquetteboekje dat we kennen. De samensteller van dit zeer gevarieerde Griffioendeel is Theo Meder.
‘Het is hoogst verwonderlijk, aangezien de Huwelijkse staat zoveel verdriet, kommer en ellende met zich sleept, dat de mensen nog zo vurig en begerig zijn zich daarin te begeven’. Zo begint een zeventiende-eeuwse ironisch-komische tekst getiteld De Tien Vermakelijkheden van het Huwelijk. Het huwelijk is geen schone zaak, integendeel. In tien afleveringen, beginnend met de verloving en via de zwangerschap eindigend met de geboorte van het eerste kind, worden mannelijke trouwlustigen geconfronteerd met alle stereotiepe negatieve voorvallen die de ‘Gruwelijke Staat’ met zich meebrengt. De auteur noemt zich ‘Hippolytus de Vrye, weduwenaar’ en spreekt dus uit ervaring. Zijn hoogst vermakelijke tekst is destijds uitgegeven door onder anderen de drukker-dichter Hieronymus Sweerts (door Gerrit Komrij herontdekt), die vooralsnog ook het meeste voor het auteurschap in aanmerking komt. De bezorgers van de moderne uitgave zijn E.K. Grootes en Rob Winkelman.
Het derde nieuwe Griffioendeel ten slotte heet Woelige weken; november-december 1813. Het berust op het dagboekmanuscript van Willem de Clerq (1795-1844) over een veelbewogen periode uit de vaderlandse geschiedenis: het einde van de Franse tijd en de terugkeer van de Oranjes. Daarmee verschijnt een volgens de flap-tekst ‘boeiend relaas van een achttienjarige’ voor het eerst in druk. De achter-achterkleinzoon van de auteur, W.A. de Clerq herspelde de tekst en verzorgde de toelichting.
Voor f12,50 per stuk kan men deze Griffioenen aanschaffen.
Marijke Meijer Drees
| |
Van Alkmaar tot Zwijndrecht
Bij de Stichting Neerlandistiek VU is verschenen: B.P.M. Dongelmans: Van Alkmaar tot Zwijndrecht. Alfabet van boekverkopers, drukkers en uitgevers in Noord-Nederland 1801-1850. Aangevuld met boekbinders, steen- en plaatdrukkers, colporteurs, leesbibliotheekhouders en andere verwante beroepen. Amsterdam: Stichting Neerlandistiek VU, 1988. 247 blz. Met reg. ISBN 90 72365 03 8.
In Van Alkmaar tot Zwijndrecht wordt per gemeente in alfabetische volgorde een overzicht geboden van boekverkopers, drukkers en uitgevers in Noord-Nederland vanaf 1801 tot en met 1850. De gegevens voor deze inventarisatie, die werden ontleend aan een groot aantal secundaire bronnen, zijn in chronologische volgorde gezet. De gebruiker kan zich op grond van deze data direct een beeld vormen van
| |
| |
de jaren van werkzaamheid van de gezochte persoon of firma.
Voor het eerst wordt hiermee niet alleen een totaal-overzicht voor deze periode gepresenteerd, maar is tegelijkertijd ook een aantal unieke bronnen toegankelijk gemaakt voor nader onderzoek. Het gebruik van de antwoorden op Napoleontische enquêtes uit 1810-1812 levert voor vele honderden boekverkopers en drukkers miniatuur-schetsjes op inzake oprichting, specialisme, letterbezit, aantal persen, enz.; de confraterboeken van boekverkopers als S. van Benthem (Middelburg), J. Immerzeel Jr., Jan ten Brink Gz. en D.F. Berntrop (Amsterdam) bieden interessant materiaal voor en over vrijwel elke uitgever uit deze periode.
Voor wie onderzoek doet naar een of meer personen uit de wereld van het boek uit de eerste helft van de negentiende eeuw, is dit Alfabet het aangewezen hulpmiddel.
Men kan dit naslagwerk bestellen door storting van f39,50 plus f5,50 porto- en verpakkingskosten op postgiro 2790626 t.n.v. Stichting Neerlandistiek VU, Alphen aan den Rijn.
B.P.M. Dongelmans
| |
Inlichtingen en aanvragen Nederlands Letterkundig Museum
Met ingang van 1 januari 1989 brengt het Letterkundig Museum voor schriftelijk verstrekte inlichtingen die zijn gebaseerd op onderzoekingen van medewerkers het in de archiefwereld gebruikelijke tarief van f25,- per half uur in rekening. Met ingang van diezelfde datum worden uitsluitend schriftelijke verzoeken hiertoe in behandeling genomen; de aanvrager dient daarbij schriftelijk te hebben ingestemd met de financiële consequenties van zijn verzoek. Voor fotokopieën van handschriften en foto's wordt f0,70 per fotokopie in rekening gebracht, voor het ten behoeve van een onderzoek aanvragen van toestemming tot inzage in documenten f5,- per auteursrechthebbende.
A. Korteweg
|
|