De Nieuwe Taalgids. Jaargang 82
(1989)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 167]
| |
Een kanttekening bij de Verzamelde Poëzie van A. Roland HolstJeannette M. HollaarDe editie van de Verzamelde Poëzie van A. Roland Holst, verzorgd door W.J. van den Akker, L.H. Mosheuvel en A.L. Sötemann en verschenen in 1981, is een waardevol bezit voor eder die zich bezig houdt met het werk van deze dichter. Wat echter in de uitgave ontbreekt is een antwoord op twee vragen die ik mij ging stellen en die mogelijk bij meer lezers rijzen, nl.: wat is de bron van het Franse citaatGa naar voetnoot1 boven het gedicht ‘Helena's inkeer’ (deel I, p. 506-511)? En wanneer plaatste Roland Holst dit citaat er boven: in 1918, toen het eerste deel ontstond, of in 1943, toen hij daar een vervolg bij schreef? Het zoeken naar een antwoord op deze vragen leidde tot het volgende resultaat: In het voorjaar van 1944 verschenen illegaal de eerste en tweede druk van een boekje, dat alleen ‘Heiena's inkeer’ bevatte. In beide uitgaven ontbreekt het citaat. In oktober 1944 kwam een derde druk uit, waarin op de pagina voorafgaand aan het gedicht, het citaat voorkomt met tussen haakjes de bron, t.w. de roman Climats van André Maurois (uit 1937). Vermoedelijk heeft Roland Holst dit boek dus in de zomer van 1944 gelezen, waarbij het citaat hem trof, omdat in het kort tevoren gepubliceerde gedicht verwante denkbeelden voorkomen. Citaat en bron staan eveneens vermeld in de (illegale) vierde druk (februari 1945) en in de (legale) vijfde druk van na de bevrijding in 1945. In 1947 nam Roland Holst het gedicht op in de bundel Tegen de wereld. Bij die gelegenheid verplaatste hij het citaat naar de ruimte tussen titel en tekst, en liet de bronvermelding achterwege, evenals in alle latere herdrukken van de bundel. Omdat de verzorgers van de Verzamelde Poëzie zich baseerden op de eerste druk van Tegen de wereld, hebben zij wel het citaat, maar niet de bronvermelding afgedrukt.Ga naar voetnoot2 Wat voor Roland Holst de reden geweest is om de auteursnaam en de romantitel te schrappen, - daarnaar kan ik slechts gissen. Bij lezing van de roman blijkt dat het citaat er een marginale rol in speelt: de hoofdpersoon krijgt het in zijn schooljaren op als onderwerp voor een opstel, een gegeven dat in het begin van het boek terloops vermeld wordt en voor het vervolg nauwelijks van belang is. Mogelijk liet Roland Holst de bronvermelding dus weg, omdat uit de context: een geheel andere sfeer spreekt. Toch is kennis van de bron niet onbelangrijk en wel omdat de uitspraak bij Maurois enkele historische onjuistheden bevat. De in de Oudheid fameuze geschie- | |
[pagina 168]
| |
denis waarnaar verwezen wordt, luidt als volgt: de Griekse dichter Stesichoros (7e-6e eeuw v. Chr.) had zich in een (niet overgeleverd) gedicht, in navolging van Homerus, kritisch uitgelaten over de echtbreuk van Helena, en wel in zulke krasse bewoordingen dat Plato spreekt van lasteren en Isocrates zelfs van godslastering. In bepaalde streken werden Helena en haar broers de Dioscuren (Castor en Pollux) namelijk als goden vereerd. Zij drieën nu, zegt de legende, slaan Stesichoros met blindheid en Helena zelf stuurt vervolgens een bode naar hem met de verklaring van deze straf en het advies een herroeping te dichten. Daarop schrijft Stesichoros zijn Palinodie, waarin hij verklaart dat niet Helena zelf, maar een drogbeeld naar Troje gebracht was. De Trojaanse oorlog was dus een gevolg van misleiding en niet de schuld van Helena. Dat lezen we althans bij Plato, want van de Palinodie zelf zijn slechts drie regels bewaard gebleven. Verder zegt de legende, dat Stesichoros het gezichtsvermogen terugkreeg na voltooiïng van de nieuwe lezing. Het is onwaarschijnlijk dat Roland Holst, die geen klassieke opleiding had, deze geschiedenis kende. Bovendien had hij de juiste versie niet kunnen gebruiken voor zijn doel. Het citaat ontleent immers zijn toepasselijkheid aan het feit dat Venus er figureert als godin van de schoonheid en Helena als menselijk symbool van diezelfde schoonheid, terwijl het zwijgt over de genezing van de blindheid. In de oorspronkelijke versie spelen religieuze en politieke aspecten een rol, niet Heiena's schoonheid en nog minder (de Romeinse) Venus of zelfs haar Griekse pendant Aphrodite. De versie van Maurois wijst op aanpassingen onder invloed van het negentiende-eeuwse estheticisme. Als we aannemen, dat Maurois, die leefde van 1885 tot 1967, een autobiografisch detail verwerkte in het verhaal over het opstel, dan speelt dit incident zich af omstreeks 1900. In die periode kan het estheticisme heel goed zo zeer gemeengoed geweest zijn, dat een Franse leraar het gebruikte als thema voor een schoolopstel. Het is dit estheticisme dat nog doorwerkt in de opvattingen van Roland Holst over de schoonheid.Ga naar voetnoot3 |
|