| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
Eigen en vreemd
Onder de titel Eigen en vreemd. Identiteit en ontlening in taal, literatuur en beeldende kunst zijn de Handelingen van het 39ste Nederlands Filologencongres verschenen. Het is een dik boek geworden (van 434 blz.) dat 34 letterkundige, taalkundige en (kunst)historische bijdragen bevat, die gewijd zijn aan één thema: het spanningsveld dat bestaat tussen de neiging om vast te houden aan de eigen cultuur enerzijds, en de neiging om elementen uit andere culturen over te nemen anderzijds. Het begrip cultuur wordt hier verstaan als een geheel van ideologieën, talen, dialecten, en stijlen in de literaire of beeldende kunst. Het meest informatief is hier een overzicht te geven van de verschillende rubrieken en de daarin ondergebrachte opstellen.
De bundel opent met ‘Vreemd en eigen - een aspekt van de literaire reis’ door F.J. van Ingen. Daarna volgt de rubriek ‘Nationale identiteit in de literatuur’, waarin de volgende bijdragen te vinden zijn: H. Beaver, ‘Literary Radicalism: Root of the American tradition’; A. von Bormann, ‘Bundesrepublik Deutschland / DDR: Diskulturalität oder Tendenzen zur kulturellen Konvergenz?’; C. de Groot, ‘Specifica van de nieuwere Oostenrijkse prozaliteratuur: Schijn en werkelijkheid -een nog springlevende traditie’; T. Riemersma, ‘Het overschot van Franse erotiek: De discussie over eigen en vreemd in de Friese literatuurkritiek in de jaren dertig’; D. Rubin, ‘Saul Bellow: From Jew to non-Jew, from private concerns to public issues’.
De afdeling ‘Nationale identiteit in de wetenschap’ bevat: H.W. von der Dunk, ‘Het heilige rijk van Grieks-Germaanse natie: Inspiratiebronnen van het Duitse nationaalbewustzijn tijdens het Rijk 1871-1945’; H.A.M. Snelders, ‘Natuurwetenschap en ideologie: De Deutsche Physik in het Derde Rijk’; J. Noordegraaf, ‘Nationalistische tendensen in de Nederlandse taalkunde’; H. de Ridder-Symoens, ‘Eigenheid in den vreemde: Studentennaties aan de Europese universiteiten’. De afdeling ‘Nationale kenmerken in de beeldende kunst’ bevat: I.M. Veldman, ‘Karakteristieke elementen in de Nederlandse schilder- en prentkunst van de renaissance’; F. Grijzenhout, ‘Het eene volk heeft veel meer smaak in feesten en openbare vrolijkheden dan het ander’; J. Becker, ‘Zoo praalt ook Neêrlands maagd in de achtbre rei der kunsten: Nationalisme in de Nederlandse kunst en kunstgeschiedschrijving in de 17de en 19de eeuw’; D.J. Meijers, ‘Hoe Germania en Italia elkaar de hand gaan reiken: Een omslag in galerij-inrichtingen tussen 1780 en 1830 wat betreft de indeling in schilderscholen’; M.E. Halbertsma, ‘Geistesgeschichte en nationale identiteit’.
Onder ‘Het citaat in de literatuur’ vinden we: D.W. Fokkema, ‘Het Postmodernistische citaat: Ontkenning van het onderscheid tussen eigen en vreemd?’; P. Claes, ‘Semiotiek van het citaat’; A. de Meijer-Concas, ‘Tussen vreemd en eigen: Het cursief als bemiddelaar’. Onder ‘Het citaat in de beeldende kunst’: H. Meyer, ‘Mogelijkheden van het citaat in de moderne schilderkunst’; G.J.P. Kieft, ‘Manierisme en kunsthistorisch citazionismo’. De afdeling ‘Imitatio’ bevat: A.D. Leeman, ‘Wegen en grenzen der imitatio in de Grieks-Romeinse oudheid’; J.P. Guépin, ‘Van Idee naar Idee: de Platoonse achtergrond van het anti-Ciceronianisme’;
| |
| |
C.G. Meerhoff, ‘Imitatio en intertekstualiteit in 16e-eeuwse Franse teksten’.
Onder ‘Het literaire verleden’ treffen we aan: A.J. Fry, ‘Meaning as paranoia: Paranoia as meaning, a reading of The Crying of a Lot 49, by Thomas Pynchon’; J. Ester, ‘De dubbele ontmaskering van de midzomernachtsdroom: Botho Strauss' Der Park en Shakespeare's A midsummernight's dream’; R. Todd, ‘Shakespeare goes west: Postmodernism and literary tradition in Anthony Burgess's Enderby's Dark Lady’. Onder het hoofd ‘Nederland als multiculturele samenleving: Literatuur vanuit intercultureel perspectief’ staan twee opstellen: A.G. Broek, ‘Geen enkel verdriet duurt honderd jaar: een opgave voor uitgevers en critici’, en: M.A.B.G. Kruithof-de Gruyter, ‘Samenlezen: literatuuronderwijs vanuit intercultureel perspektief en de bijdrage van receptie-onderzoek’.
Tenslotte volgen nog twee rubrieken, t.w. ‘Nederland als multilinguale samenleving: wisseling en vermenging van moedertaal en tweede taal’, waarin: P. Muysken, ‘Neutrality in code mixing’; L. Verhoeven, ‘Vreemd of eigen? Gebruik van lexicale elementen in twee talen door Turkse kinderen’; J.W. de Vries en S.S. Hu, ‘Het taalgebruik in de Chinese restaurantwereld: eenheid en verscheidenheid’; en ‘Grenzen tussen dialecten’, waarin: M. Hogenhout-Mulder, ‘Dialectische verscheidenheid in het Hollands van de 14de eeuw’; A.C.M. Goeman, ‘Perceptie van de afstand dialect-standaardtaal in relatie tot nieuwe gegevens betreffende de Nederlandse dialecten’, en: J. Taeldeman, ‘Oud en nieuw, eigen en vreemd in Vlaamse overgangsdialecten’.
De bundel is uitgegeven door de VU Uitgeverij onder het ISBN-nummer 90-6256-619-7; de prijs bedraagt f59,50.
M.C.v.d.T.
| |
Voor de spiegel van het denken
Flip G. Droste, de hoogleraar in de algemene taalwetenschap te Leuven, heeft onder de titel Voor de spiegel van het denken een taalkundige benadering gegeven van de zgn. ‘cognitive science’, het nieuwe wetenschapsdomein dat de menselijke kennis, het menselijk denken, het intelligent gedrag tot onderwerp heeft. Men gaat in dit wetenschapsgebied na hoe het menselijk brein zijn informatie opslaat en verwerkt. Daarbij bevindt men zich in een snijpunt van verschillende wetenschappen, zoals de filosofie, de neurofysiologie en de computerwetenschap. Droste wil vooral vanuit een taalkundige invalshoek zijn onderwerp benaderen, maar zijn werk is zo veelomvattend van aard, dat een gedegen bespreking eerder in een tijdschrift van wijsbegeerte of neurologie verwacht mag worden dan in een neerlandistisch tijdschrift. Omdat het jammer zou zijn als dit boek daardoor buiten de gezichtskring van de lezers van de Ntg zou blijven, wijzen we op deze nieuwe publikatie in een korte aankondiging.
De auteur geeft in negen hoofdstukken een uiteenzetting over onderwerpen als denken, d.w.z. modellen maken en de processen die zich daarvoor afspelen in de hersenen. Processen als begrijpen en vergelijken komen aan de orde en het gebruik van codes; er wordt aandacht besteed aan begrippen als signaal, woordbetekenis, categorie, concept, icoon en symbool. En dat alles voert tot beschouwingen over communicatie en datgene wat er gebeurt tijdens communicatie. Uiteraard is er uitgebreid aandacht voor de semantiek, logica en uiteindelijk taal.
Het spreekt vanzelf dat deze droge opsomming geen recht kan doen aan de ge- | |
| |
schakeerde inhoud van dit boek. Droste presenteert zijn visie als een subjectief verslag van subjectieve ervaringen in het duistere domein van het denken. Hij slaagt erin deze ervaringen begrijpelijk en toegankelijk te verwoorden en ze toe te lichten met veel inzichtelijke voorbeelden. Maar de behandelde stof blijft natuurlijk moeilijk en allesbehalve eenvoudig; dat kan niet anders bij dit complexe onderwerp.
Voor de spiegel van het denken is uitgegeven door de Universitaire Pers Leuven, met verschijningsjaar 1987; het nummer is ISBN 90 61868 250 7; de prijs bedraagt BF 695.
M.C.v.d.T.
| |
50 eeuwen schrift
Onlangs verscheen bij Aramith in Amsterdam 50 eeuwen schrift, een inleiding tot de geschiedenis van het schrift. De auteurs zijn Ben Engelhart en Jan Willem Klein. Het boek is een voortzetting van het gelijknamige Prismaboek 225 uit 1957 (19652) van Ben Engelhart en Frans de Clercq. De oorspronkelijke tekst is uitvoerig herschreven en bijgewerkt, vooral in de begin- en slothoofdstukken. De talrijke illustraties zijn helder afgedrukt. Eigenlijk is er een geheel nieuw boek ontstaan, maar het behoudt het karakter van zijn voorgangen een beknopte, maar volledige geschiedenis van het schrift, bestemd voor een breed publiek van ontwikkelde belangstellenden. Definities en filosofische discussies over schrift en samenleving worden niet geschuwd, maar de feitelijke informatie, van het Sumerische tekensysteem tot en met de computerletter, overheerst. Uiteraard wordt deze schriftgeschiedenis alleen in grote lijnen verteld. De geïnterresseerd geraakte lezer(es) zal vervolgens allerlei details en finesses willen weten. Helaas is de hiertoe aangeboden leeslijst met 24 titels onder de maat gebleven. De prijs is laag voor een geïllustreerd boek van 224 bladzijden: f27,50.
Arie-Jan Gelderblom
| |
Rapiarijs
In augustus 1986 is Dr. H. van Dijk zijn werkzaamheden als hoogleraar in Groningen begonnen. Korte tijd daarna is hem door een aantal vrienden en leerlingen een bescheiden bundel bijdragen aangeboden, een in perkament gebonden handschrift waarin elke auteur één folium (twee kolommen aan weerszijden) had beschreven. Prickings, liniëring, gehistorieerde initialen, lombarden, penwerk - niets ontbrak in deze ‘Dijkse codex’.
Vrijwel alle bijdragen berustten op een klein onderzoek en daarom werd besloten van deze bundel, Rapiarijs geheten omdat de opzet die van een middeleeuws rapiarium was, een kleine uitgave te maken. Dit boekje is in november 1987 verschenen als deel XVI in de serie Ruygh-Bewerp van het Instituut De Vooys.
De bundel bevat artikeltjes over velerlei onderwerpen. Om een indruk te geven som ik een en ander op: Karel ende Elegast, De borchgravinne van Vergi, de verzameling Leemans (Brussel, K.B., hs IV 1171), Vanden Winter ende vanden Somer, de Aiol, De reis van Sinte Brandaan, het Volksboek Limborch, de middeleeuwse poëtica, liturgische codices, een achttiende-eeuwse verzamelaar (Simon Emtinck), de
| |
| |
Lancelotcompilatie, Maerlant en Stoke, Veldekes Servaas, artes-literatuur (o.a. in verband met de Gloriant), Der naturen bloeme, een ongeïdentificeerd fragment van een ridderroman, bibliotheek (wan)beheer, Eyn corte decleringhe deser spere, Reriout van Montalbaen, Sibylle van Griethuysen en Huygens, middeleeuws onderwijs aan meisjes, Gruuthuse. Er zijn ook enkele bijdragen die wat verder van de neerlandistiek afstaan: Dante en de Bijbel komen aan bod, maar ook de Engelse en Arabische literatuur zijn vertegenwoordigd, alsmede de Laxdoela saga. Er is zelfs een bijdrage in dichtvorm. Nel Pak zorgde voor een fraaie en speelse omslag, waarbij zij alle bijdragen in beeld wist te brengen.
Rapiarijs kan besteld worden door f12,50 over te maken op postgiro 53.44.099 t.n.v. Rijksuniversiteit Utrecht, Publikaties Cluster Trans, Utrecht, met vermelding van ‘Rapiarijs’. Men ontvangt het boek dan franco thuis. De bundel kan ook worden afgehaald bij de receptie van Trans 10 te Utrecht, iedere werkdag van 11.00 tot 12.00 en van 16.00 tot 17.00 (behalve op vrijdagmiddag) kamer 0.16. Bij afhalen is de prijs f10,00.
A.M.J. van Buuren
| |
Retograde woordenboek van het Fries
Nieuwborgs Retograde woordenboek van de Nederlandse taal (1969) heeft bewezen een zeer bruikbaar hulpmiddel te zijn voor het morfologisch onderzoek van het Nederlands. Het is verheugend te kunnen melden dat nu ook onze tweede Rijkstaal over een dergelijk hulpmiddel beschikt. Recentelijk is bi de Fryske Akademy te Leeuwarden verschenen het Omkearwurdboek fan de Fryske Taal, Fryske Akademy, Ljouwert, 1987, Akademy-ùtjefte nr. 679, 196 bladzijden, prijs 27,50, voor leden en donateurs van de Fryske Akademy 25,-. Het boek is bezorgd door A. Dykstra en J. Reitsma. Dit woordenboek is met behulp van de computer samengesteld door de afdeling Taaidatabank van de Fryske Akademy en geeft een retograde-overzicht van meer dan 58.000 woorden. Het laatste woord is hetzelfde als dat in Nieuwborg (1969).
G.J. de Haan
| |
Chrysallis 1978-1981
Voor de serie Monografieën van literaire tijdschriften schreef Marion Snetselaar het deel Chrysallis 1978-1981, over het eerste literair-culturele vrouwentijdschrift in Nederland. Dit tijdschrift wilde in het kielzog van de feministische golf ‘vrouwen de kans geven hun stem te laten horen’, waarbij ‘de exclusief uit vrouwen bestaande redactie zich noch naar vooraf vastgestelde literaire normen noch naar een feministische ideologie wenste te voegen’ (tekst achterzijde). Vooral het themanummer Vergeten vrouwen uit de Nederlandse literatuur tot 1900 (6, 1980) zal bij Neerlandici bekend zijn.
Snetselaar gaat in op de geschiedenis (hoofdstuk 1), theoretische aspecten (hoofdstuk 2), de praktijk (hoofdstuk 3) en de betekenis (hoofdstuk 4). Ze heeft in druk verschenen standpunten van de redaktie en reakties op het tijdschrift verzameld en bovendien speciaal voor deze uitgave contact gehad met de redactieleden (Hannemieke Stamperius, Hanneke van Buuren, Ethel Portnoy, Liesbeth Brandt Corstius en Angenies Brandenburg). In hoofdstuk 2 probeert ze Chrysallis tegen
| |
| |
de achtergrond van kernachtig samengevatte feministische literatuurtheorie te plaatsen; in hoofdstuk 3 komen analyses van in het tijdschrift verschenen werk aan de orde; hoofdstuk 4 evalueert de betekenis van het tijdschrift voor de ‘vrouwencultuur’ (p. 103).
De lezer krijgt zo een indruk van verschillende visies op de ‘vierjaarsvlinder’ Chrysallis (p. 24). Het valt te verwachten dat de tweede feministische golf in de geschiedschrijving nog uitvoerig aan de orde zal komen: hopelijk zal deze monografie dan ten volle benut worden.
Chrysallis 1978-1981 is in 1987 uitgegeven door Nijhoff te Leiden. Het boek telt 122 pagina's, de prijs is me niet bekend.
Lia van Gemert
| |
Internationale Conferentie Behoud en Verlies Minderheidstalen
Vanaf 30 augustus 1988 tot en met 2 september 1988 zal in het Leeuwenhorst Congres Centrum te Noordwijkerhout een internationale conferentie worden georganiseerd met als titel: International Conference on the Maintenance and Loss of Ethnic Minority Languages.
De Nederlandse, Duitse en Belgische Verenigingen voor Toegepaste Taalwetenschap zijn ingegaan op een advies van de UNESCO om onder auspicien van de AILA (Association Internationale de Linguistique Appliquée) een internationale wetenschappelijke conferentie te organiseren over dit thema. Momenteel bestaat hier zowel vanuit politieke als vanuit wetenschappelijke richting grote belangstelling voor. Taalpolitiek gezien raakt het thema centrale vragen als streven naar pluralisme of streven naar integratie van ethnische minderheidsgroepen. Wetenschappelijk gezien gaat de interesse uit naar de maatschappelijke factoren die van invloed zijn op taaibehoud of taalverlies. Tenslotte gaat de aandacht ook uit naar de vormgeving van het onderwijs in de taal en cultuur van ethnische minderheidsgroepen.
De inhoud van de conferentie bestaat uit drie hoofdstromen:
- | Linguistische aspecten van taaibehoud en taalverlies |
- | Taalpolitieke aspecten van taaibehoud en taalverlies |
- | Onderwijskundige aspecten van taaibehoud en taalverlies |
De conferentie is bedoeld voor wetenschappers, onderwijsbegeleiders en beleidsmedewerkers. Inlichtingen zijn verkrijgbaar bij:
Katholieke Universiteit Nijmegen
Instituut voor Toegepaste Taalkunde
Mevr. Elly Kersjes
Postbus 9103
6500 HD Nijmegen
Tel. 080-512159
Elly Kersjes
| |
| |
| |
13e Jaarboek De Franse Nederlanden/Les Pays-Bas Français
Bedoeling van dit jaarboek is wetenschappelijk verantwoorde informatie te brengen over diverse cultuuraspecten van Noord-Frankrijk in betrekking tot Vlaanderen en Nederland. Opnieuw telt het jaarboek 256 bladzijden, verdeeld over 14 artikelen en 2 vaste rubrieken. Een selectie uit de artikelen:
In Parijs wordt een handschrift bewaard met het verhaal van een groep Vlaamse wevers die zich gereed maakt om het kasteel van Neuville te bestormen; M. Goyens en W. van Hoecke onderzochten de uiteindelijke betekenis van deze Prise de Neuville en zij concluderen dat deze tekst een waardevolle getuigenis is van integratieproblemen van Vlaamse immigranten in de economische groeipool die Atrecht in de vroege 13e eeuw was. Door een samenloop van omstandigheden op politiek en religieus terrein werd Kamerijk vanaf het begin van de 15e eeuw muzikaal een van de knooppunten van waaruit zich over geheel West-Europa een nieuwe kunst verspreidde. De kathedraal van Kamerijk speelde daarbij een belangrijke rol, want hier werd de grondslag gelegd van de Nederlandse polyfonie. I. Bossuyt beschrijft de rol van de kathedraal van Kamerijk als muzikaal centrum tijdens de Renaissance. Prof. P. Brachin bespreekt het werk van Louis de Backer, geboren in 1814 te St. Omaars. De Backer publiceerde over Frans-Vlaanderen, Vlaanderen, de Nederlanden, Het Germaans en het Indo-europees. Hij pleitte voor het gebruik van de term ‘néerlandais’ ter aanduiding van de gemeenschappelijke cultuurtaal van Vlaanderen en Nederland. A. Berteloot geeft een tekst-kritische bespreking van de verschillende verhalen die er verschenen zijn over het leven van Sint-Godelieve. Al deze verhalen vinden hun oorsprong in de verdwenen Latijnse vita van Drogo, een monnik uit Sint-Winoksbergen en tijdgenoot van Godelieve. Drogo schreef dit verhaal een tiental jaren na haar dood, met de bedoeling haar heiligverklaringsproces op gang te brengen. M. Backhouse schrijft een bijdrage tot de geschiedenis van de Hervorming in het land van het Vrijleen. Het land van het Vrijleen speelde een belangrijke rol in de verspreiding van het calvinisme. De katholieke Universiteit Afdeling Kortrijk kwam in 1969 in het bezit van de omvangrijke en interessante bibliotheek van J.M.
Gantois. Het was de bedoeling dit fonds uit te bouwen tot een wetenschappelijke bibliotheek over de Franse Nederlanden, Maar er werd in korte tijd tevens een vrij groot archiefbestand bij elkaar gebracht. M. Nuyttens geeft een overzicht van dit archief van de Franse Nederlanden te Kortrijk. De stadsbibliotheek van Sint-Omaars ontstond in 1794 dankzij de confiscatie van de goederen van de clerus. Deze bibliotheek bezit een groot aantal belangrijke wiegedrukken. M. Le Maner geeft er een overzicht van.
Zoals in de vorige jaargangen vindt men ook in dit nummer van het Jaarboek weer een Lexicon en een Bibliografie. In het Lexicon inventariseert C. Moeyaert de schrijftaal van de Westhoek in Frankrijk aan de hand van Nederlandse teksten van Jacobus Petilion (Klein Sinten, 1775-1843). In de Bibliografie signaleren M. Nuyttens en D. Verbeke vijfendertig publikaties die in de loop van 1987 over de Franse Nederlanden zijn verschenen.
Het Jaarboek is uitgegeven bij de Stichting Ons Erfdeel, Rijvoortshoef 265, 4941 VJ Raamsdonksveer. De prijs bedraagt f60,-.
Marijke Meijer Drees
|
|