De Nieuwe Taalgids. Jaargang 81
(1988)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 336]
| ||||
Eigentijdse woordenboekenGa naar voetnoot*H.J.VerkuylLaatst was ik bij een taalkundige promotie en daar was op een bepaald moment een hoogleraar aan het woord, die in vervoering riep: ‘In 1984 heb ik een artikel geschreven en daarin heb ik definitief afgerekend met de TGG’. Ik dacht op dat moment twee dingen. Het eerste was: wat geeft taal veel prijs over iemands eigentijdse oriëntatie en hoe weinig rigide zijn benamingen toch. De term TGG wordt immers allang niet meer gebruikt door generatieve grammatici zelf. In de laatste tien jaar is door het terugdringen van de rol van specifieke transformaties tot een schema de term ‘generatieve grammatica’ veel gebruikelijker geworden en ook correcter, en zeker de afkorting TGG klinkt ouderwets: iemand die TGG gebruikt als aanduiding, geeft daarmee te kennen achterop te zijn geraakt of het te hebben over de generatieve grammatica van de jaren zestig en iets later. Dus hoe kan iemand in 1984...? Maar deze gedachtengang werd onderbroken door een tweede: ‘Wat vreemd: afrekenen met kan toch niet worden gebruikt zoals hier. Ik moet straks eens in het woordenboek kijken’. In mijn individuele lexicon drukt afgerekend hebben met namelijk een binaire relatie uit, zeg A, waarvoor het volgende geldt: als de relatie A het geval is tussen een persoon B en een andere persoon C, dan geldt (a) dat B met C een gevecht, strijd of conflict is aangegaan waarin B gewonnen heeft en C verloren heeft; en (b) dat deze overwinning hetzij door C zelf publiekelijk, of door een gezaghebbende instantie of door de communis opinio erkend is. Bij mijn weten is dat met ‘de TGG’ niet het geval. De generatieve grammatica is nog steeds een zeer bloeiende taaltheoretische stroming, zeker als men de verschillende varianten die aan het ontstaan zijn of die zijn ontstaan in beschouwing neemt. Mijn lexicon zegt ook dat A een relatie kan zijn tussen B en een overtuiging of opvatting. In dat geval wordt afgerekend met een groep personen die deze overtuiging of opvatting aanhangen, zeg C = Cl,...,Cn, of met de overtuiging of opvatting, zeg C', die door leden van C wordt aangehangen. Maar de betekenis van afgerekend hebben met houdt in dit geval in dat B tot C moet hebben behoord en C' moet hebben aangehangen. Dat was in het geval van deze hoogleraar niet zo. Maar wat dan wel? Kan afgerekend hebben met betekenen: een zodanige slag toebrengen dat die vroeg of laat verpletterend moet werken waardoor al die honderden generatieve linguisten C in de wereld alsnog collectief publiekelijk het gevecht staken en de overwinning van B erkennen? En C' afzweren? Het genoemde artikel uit 1984 is echter in het Nederlands geschreven en dus ook die interpretatieweg werd afgeslo- | ||||
[pagina 337]
| ||||
ten. Er zat dus weinig anders op dan thuis een woordenboek te raadplegen om te zien of die door mij niet gekende betekenis er in stond, en omdat ik toch al bezig was met de bespreking van enkele woordenboeken, lagen er drie woordenboeken bij wijze van spreken al te wachten, het Wolters Woordenboek Eigentijds Nederland(EN) en het Van DALE Hedendaags Nederlands(HN), dat ik in deze beschouwing zal betrekken omdat het op dezelfde lezerscategorie is gericht als EN, en tenslotte, het Basiswoordenboek Nederlands (BN) dat bedoeld is voor taalgebruikers die nog meer met rekenen dan met afrekenen te maken hebben. Ik kon - omdat het om eigentijds taalgebruik gaat - natuurlijk niet nalaten om eerst even bij transformationeel-generatief te kijken. En jawel, EN en HN zeggen beide wat het is (BN uiteraard niet, maar wel transformatie: ‘omzetting in een andere vorm’). EN zegt: ‘het (oneindig mogelijke) aantal gekende zinsstructuren (in de oppervlaktestructuur) beschouwend als omvorming volgens bepaalde regels ve beperkt aantal modellen van constructie in een zogenaamde dieptestructuur’, waarbij ik me natuurlijk afvraag wat verstaan moet worden onder ‘het aantal gekende zinsstructuren’, De hele omschrijving loopt trouwens erg stroef; ‘modellen van constructie’ is bepaald heel lelijk geformuleerd. HN zegt, met een wat storende relatieve bijzinconstructie: ‘de transformationeel-generatieve grammatica die zinnen genereert vanuit dieptestructuren door middel van transformaties’. Bij transformatie vindt men dan: ‘door een regel verantwoorde omzetting van een zinsstructuur in een andere’. Genereren wordt omschreven als ‘met behulp van een algoritme voortbrengen’. Bij algoritme houdt het op en gaat het (met een spelfout) mis: de omschrijving ‘systhematisch stelsel voor het uitvoeren van berekeningen’ brengt iemand niet echt verder. EN laat het al eerder afweten: oppervlaktestructuur is geen trefwoord, na dieptepunt volgt niet dieptestructuur en bij generatief staat: ‘geslachtelijk’, terwijl bij HN staat: ‘generatieve grammatica die gebaseerd is op de overtuiging dat met een eindig aantal regels een oneindig aantal grammaticale (juist gevormde) zinnen voortgebracht kan worden’. Dit is trouwens een veel betere omschrijving dan hierboven bij transformationeel-generatief. En passant leren we hier een eigenschap van contemporaine woordenboeken kennen: ze bevatten wel de trefwoorden voor redelijk nieuwe concepten, maar zijn toch niet echt in staat de essentie ervan voldoende precies weer te geven. Een tweede daarmee samenhangend kenmerk is dat de uitleg waarschijnlijk alleen te begrijpen is voor mensen die er voldoende van af weten. Het is erg aan te bevelen om op deze manier een woordenboek door te gaan. De betekenisomschrijving van een moeilijke term bevat zelf termen waarvan de betekenis ook weer moet worden beschreven. Als het goed is, duikt dan op enig moment voldoende begrip op. HN laat dit echter stuk lopen op algoritme. HN stuurt de lezers het bos in, want hoe breng je dieptestructuur in een zinvol verband met het uitvoeren van berekeningen. De betekenisomschrijving van algoritme had ook de informatie moeten bevatten dat een algoritme een mechanische methode is om een verzameling van eindige tekenrijen te karakteriseren (of voort te brengen, zo men wil). In dat geval had HN het lemma van tekenrij moeten toevoegen met als omschrijving iets als ‘geordende reeks van tekens’. EN geeft betere informatie over algoritme dan HN, maar kent ook niet het woord tekenrij, zoals dat gebruikt werd door bijv. E.W. Beth.Ga naar voetnoot1 | ||||
[pagina 338]
| ||||
Het dieper doordringen via het opzoeken van betekenissen van woorden in een betekenisomschrijving levert volgens mij een redelijk bruikbaar beoordelingscriterium op: als de betekenisomschrijving een aantal termen bevat waarvan de betekenis zelf in het woordenboek wordt omschreven, dan moeten de lezers uiteindelijk geen tegenstrijdigheden of onverenigbaarheden tegenkomen. Toen ik dit alles had overwogen, kwam ik aan het afrekenen toe. En ik moet zeggen: woordenboeken maken de zaken niet echt eenvoudiger. Neem BN, een erg goed woordenboek met doorgaans frappant goede omschrijvingen. Daar staat bij afrekenen als betekenisomschrijving: ‘1. iets afrekenen de rekening ervan betalen. ...2. ergens mee afrekenen er niets meer mee te maken willen hebben, vinden dat het voorbij is’, met als voorbeeld ‘ze heeft voorgoed met het roken afgerekend ze is van plan dat nooit meer te doen.’ Het is duidelijk dat we ons op 2 moeten richten, maar wat staat daar? Dat is niet helemaal duidelijk doordat de conventies over het gebruik van komma's in betekenisomschrijvingen niet scherp vastliggen. Is ‘vinden dat het voorbij is’ een parafrase van de eerste omschrijving, zodat de presuppositie uit dat eerste deel mee doorloopt naar het in vinden dat het voorbij is? Naar mijn mening wel: het heeft betrekking op ermee in het voorafgaande deel en dat betekent dat het valt onder de presuppositie die in de omschrijving wordt uitgedrukt door niet meer. Deze presuppositie is dat degene die ergens mee afrekent er vroeger wel mee te maken wilde hebben. Kan ergens mee afrekenen betekenen ‘vinden dat het voorbij is’ zonder die presuppositie? Volgens mij niet. Wat doet EN? Dit geeft geen aparte betekenisomschrijving. Wel enkele voorbeelden: hij rekende af met zijn sterkste tegenstander versloeg hem beslissend; met die luie leerling moest de leraar eens ∼ afdoend straffen; hij had met het leven afgerekend verwachtte er niets meer van; met die man heb ik al lang afgerekend wil ik niets meer mee te maken hebben. Het eerste voorbeeld representeert de presuppositie dat het een (publiekelijk erkend) feit moet zijn dat C verslagen is door B. Het tweede voorbeeld roept de vraag op of iemand de TGG, C' dus, kan straffen. Nee dus. Het derde voorbeeld heeft als presuppositie dat hij ooit iets van het leven verwacht had, en in het vierde geval is als presuppositie gegeven dat de ik voorheen wel met die man te maken had. Kortom, er ontstond enige overlap tussen EN en mijn individuele lexicon. Maar ook HN liet het niet afweten: ‘met iem. of iets afgerekend hebben, er in geen betrekking meer mee staan, zich er niet meer mee inlaten’. Ik besloot dat ik voldoende eigentijds was om het Nederlands nog te begrijpen. Wat is eigentijds Nederlands? Voor de beantwoording van die vraag heb ik uiteraard gekeken in EN zelf. Daar staat ‘contemporain, inz. geschikt voor of passend bij de huidige tijd, de kenmerken ervan tonend’. EN overtreedt hier trouwens een ijzeren lexicografische wet: ‘leg altijd de betekenis van een woord uit met behulp van woorden die eenvoudiger zijn dan het opgezochte woord’. Bij contemporain staat: ‘hedendaags, eigentijds’, bij hedendaags staat: ‘tegenwoordig’ en bij tegenwoordig ‘thans bestaande’. Daar kan het ophouden. HN geeft bij eigentijds: ‘van, behorend tot de eigen tijd, contemporain ⇒ nieuwerwets, modern, hedendaags’. We vinden hier dezelfde overtreding als bij EN en ook vrijwel dezelfde informatie. Bij HN gaat dat via het apart aangeven van verwante woorden, bij EN via doorverwijzingen. We stuiten hier op een soort vernieuwing bij Van Dale waar geprobeerd wordt de ‘hoofdbetekenis’ van een woord te scheiden van bijbehorende varianten: met de pijl wordt doorverwezen naar geheel of gedeeltelijk synonie- | ||||
[pagina 339]
| ||||
me woorden. (In BN staat bij eigentijds ‘passend bij deze tijd ⇒ modern, hedendaags’) Veel verschil maakt het niet uit, het komt neer op een iets andere organisatie van een lemma. Lemma? Of moet men zeggen artikel? Opvallend is dat HN voor lemma de volgende omschrijving geeft: ‘titelwoord met alles wat daarbij hoort in een woordenboek of encyclopedie, hoofd van een artikel ⇒ trefwoord’. EN is strenger ‘eerste woord van een artikel in een woordenboek, ingang, hoofd-, titel-, trefwoord’. En niet alleen dat. HN is veel onduidelijker. Wat betekent ‘met alles wat daarbij hoort’? Een aanduiding als <het -, lemmata, -'s> zoals in HN of o. -mata en ma's (Gr. lèmma), zoals in EN? Of het hele artikel inclusief de betekenisomschrijving? Het frappante is dat deze onduidelijkheid in het artikel zelf wordt opgelost in het voorwoord van HN, want daarin wordt bij de bespreking van de opbouw van een artikel het woord lemma als synoniem gebruikt voor artikel. Een duidelijk geval van een pars pro toto. Uit eigen waarneming in de lexicografische wereld weet ik dat lemma inderdaad vaak gebruikt wordt in plaats van artikel, dus wat dat betreft is HN eigentijdser dan EN. Het had alleen iets mooier beschreven kunnen zijn. Het probleem met woordenboeken voor eigentijds taalgebruik is dat ze erg dun zouden zijn als ze zouden doen waar ze voor gemaakt zijn: het geven van informatie over nieuwe betekenissen aan oude vormen en over nieuwe woordvormen met hun bijbehorende betekenissen. Een boek als Signalement van nieuwe woorden van Riemer ReinsmaGa naar voetnoot1 doet dat, maar dat is niet zo dik. Uitgevers gaan kennelijk van de veronderstelling uit dat lezers daarnaast ook de betekenissen met een langere levensduur binnen handbereik willen hebben. Daarmee ontstaat het probleem: hoe markeer je recente betekenisveranderingen. Noch EN noch HN geven aan welke eigentijdse betekenissen zich loszingen van hun natuurlijk toch meestal wel voortbestaande hoofdbetekenissen. Dat is jammer, zoals ik liet zien bij HN's lemma dat tekort schiet omdat het onduidelijk is over de nieuwe pars pro toto betekenis van lemma die zich aan het invechten is, en bij EN's lemma dat tekort schiet omdat het de nieuwe betekenis niet signaleert, of misschien wel niet wenst. Opvallend is dat beide woordenboeken de fout in gaan bij het woord contestant. HN geeft: ‘iemand die bestrijdt, protesteert, vooral sinds de Franse meirevolutie van 1968 actief protesterende student’. Ik geloof daar niets van, net zo min als in EN's ‘bestrijder, inz. sedert de Franse meirevolutie van 1968 actief protesterende student’. Jarenlang heb ik in Amsterdam zogezegd met mijn neus bovenop protesterende studenten gezeten, maar al die tijd werd het woord contestant nooit gebruikt. Volgens mij hebben we hier te maken met een gewoon Frans woord dat mogelijk via een journalist zijn entree heeft willen maken in het Nederlands, maar dat toch nooit verder is gekomen dan de status van ééndagsvlieg. Is het de taak van een lexicograaf om dit soort taalgebruik vast te leggen? Ik weet het niet. Hét grote probleem voor een lexicograaf is trouwens toch: welke woorden moeten er in en welke niet? Die moeilijkheid wordt gedemonstreerd door de volgende vergelijking, waarbij de gecursiveerde woorden in beide woordenboeken voorkomen:
EN: eierbriket, eierdans, eierdooier, eierdopje, eieren, eiereten, eierklopper, eierklut- | ||||
[pagina 340]
| ||||
ser, eierkoek, eierkolen, eierkorf, eierlevendbarend, eiermijn, eiernetje, eierplant, eierschaal.
HN: eierboer, eierdooier, eierdop, eiereneten, eierkoek, eierkolen, eierlepeltjes, eierrek, eierschaal.
Naar mijn stellige overtuiging is BN hier het verstandigst: het geeft alleen eierdopje. Overigens kan ik ook reeksen geven waarbij HN aanzienlijk veel meer trefwoorden geeft dan EN. Scoort EN in dit geval beter dan HN? Wie zal dat zeggen? Veel van dit soort woorden zijn weinig anders dan ‘vulling’, lijkt me,waarbij ik moet vermoeden dat de hoeveelheid opgenomen woorden voornamelijk bepaald wordt door het gat in de markt dat de uitgever ziet. Zowel EN als HN hebben rond de 1550 bladzijden. Elke bladzijde is verdeeld in twee kolommen. Een ruwe schatting leert dat EN 7500 tekens (inclusief spaties) per kolom kan onderbrengen, HN 10400. Maar in elke kolom komt zoveel wit voor dat het niet doenlijk is om vast te stellen hoeveel tekens meer informatie HN geeft dan EN. EN is vergeleken met HN veel traditioneler. Soms is dat een nadeel. Na afrekenen zocht ik enigszins vertwijfeld het woord hoogleraar op. In EN staat in het artikel bij gewoon hoogleraar: ‘die geheel in dienst staat vh Wetenschappelijk Onderwijs en een stem heeft in de senaat’. Dit nu lijkt me wel heel erg traditioneel. De traditionele oriëntatie is echter niet steeds een nadeel. Typografisch bijvoorbeeld vind ik EN veel en veel prettiger dan HN, ook al doordat HN een wel erg klein lettertype heeft gekozen. BN heeft zo te zien hetzelfde lettertype maar gebruikt een iets groter corps, of font zoals het tegenwoordig gaat heten in de tekstverwerking (nog niet opgenomen in EN en HN). Toch vind ik de typografie van BN ook niet echt mooi: de trefwoorden zijn vet, wat goed is, maar ze zijn ook groter dan de andere tekst, waarin veel fontwisselingen voorkomen. Dat maakt het letterbeeld wat onrustig. EN bevat ook meer voorbeelden dan HN en deze zijn in het algemeen goed gekozen, d.w.z. ze illustreren heel goed bepaalde betekenisaspecten van het behandelde woord. Misschien is dit traditionele element in EN te verklaren door het feit dat het boek ook wordt aangeduid als De Grote Koenen. Dat wil zeggen, de uitgever laat EN zowel concurreren met HN als met De Grote Van Dale. Althans die suggestie gaat toch wel uit van de hoofdtitel. Wie is niet benieuwd naar de gevolgen van de fusie tussen Wolters en Kluwer voor wat betreft de woordenboeken? Maar wat er ook gebeurt, het basiswoordenboek moet blijven! | ||||
Bibliografie
|
|