| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
Avant Garde: een nieuw tijdschrift
Het nieuwe tijdschrift Avant Garde (interdisciplinary and international review of the literatures and arts of the 20th century; revue internationale et interdisciplinaire des arts et litteratures du XXe siecle) wil, zo blijkt uit de brochure die bij het nulnummer is gevoegd, de traditionele grenzen tussen nationaliteiten en disciplines doorbreken. Het beoogt vooral de internationale uitwisseling van ideeën te bevorderen tussen hen die werkzaam zijn op gebied van het modernisme en het postmodernisme. Het blad richt zich nadrukkelijk op specialisten: ‘The articles will consequently be written for specialists in all areas of the avant-garde’. Bovendien zullen er artikelen in verschijnen die de lezer informeren over andere dan het eigen vakgebied. Ietwat voorzichtig - zeker voor en tijdschrift met een dergelijke naam - voegt de redactie daaraan toe: ‘place will also be reserved for views, and possibly polemics, which concern general problems’; een voorzichtigheid die overigens geheel begrijpelijk is, gezien de doelstelling van het blad. Het tijdschrift zal, zo kondigt de redactie aan, in methodologisch opzicht een ‘open’ karakter hebben. Alle bijdragen, zo meldt de brochure tenslotte, zullen in het engels, frans of duits zijn geschreven.
De redactie van Avant Garde wordt gevormd door Fernand Drijkoningen, Klaus Beekman, Henri Behar, Peter Burger, Jan van der Eng, Leigh Landy en Ben Rebel. Al deze redactielieden hebben een bijdrage geleverd aan het nulnummer. Zo schrijft Klaus Beekman over ‘Essay und Essayismus und die Grenzen der modernen Literatur’, Ben Rebel over ‘Avant-garde Architecture in the Netherlands: towards a new tradition’ en Fernand Drijkoningen over ‘Dada et Anarchisme’.
Het adres van het secretariaat luidt:
Dr. K. Beekman, Vakgroep Moderne Nederlandse Letterkunde, P.C. Hoofthuis, Spuistraat 134, 1012 VB Amsterdam.
Een abonnement kost 35 gulden, in ruil waarvoor men drie nummers per jaar ontvangt. Het blad wordt uitgegeven door Rodopi.
W.J.v.d.A.
| |
Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap
‘De inhoud van de derde aflevering van de Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap (Gent 1987) zal voor vele Buysse-kenners en liefhebbers een verrassing zijn. Voorop staan immers een aantal tot dusver onbekend gebleven bijdragen van Buysse zelf. Nop Maas [...] heeft bij zijn speurtocht naar teksten die in het Haagse dagblad Het Vaderland zijn afgedrukt en die om literair-historische en andere redenen verdienen aan de vergetelheid te worden ontrukt, een twaalftal stukken van Buysse gevonden. [...] Door een gelukkig toeval kon hieraan nog een andere onbekend gebleven novelle, Een onbekende martelaar, worden toegevoegd’, zo vermeldt de inleiding van de derde aflevering.
Behalve deze aanvullingen, worden in dit nummer de brieven van Buysse aan Arie Delen uitgegeven door Marc Somers. Voorts bevat het een bijdrage van Daniël Vanacker over ‘Virginie Loveling en de schoolstrijd’, van J. Taeldeman over
| |
| |
‘De Nevelse Zeistraat anno 1870-1880 en die van Buysse’ en van Rob. Roemans over ‘Het werk van Cyriel Buysse of het vreemde spel van tijd en geslacht’. Anne Marie Musschoot sluit met een ‘Kroniek’ deze 171 pagina's tellende aflevering van de mededelingen af.
Hoe het komt weet ik niet, maar in Vlaanderen lijken ze mooier drukwerk af te kunnen leveren dan in Nederland: het boek is zeer fraai verzorgd en wordt gratis toegezonden aan de leden van het Cyriel Buysse Genootschap, waarvan men voor 300 BF actief lid kan worden en voor minimaal 500 BF steunend lid. De derde aflevering is evenwel ook voor niet-leden te koop. Men verwerft het door 450 BF over te maken op giro 000-1588915-55 t.n.v. het Cyriel Buysse Genootschap v.z.w., Bromeliastraat 28, 9110 St.-Amansberg-Gent.
W.J. vd. A.
| |
Schrijversprentenboek Jacobus van Looy
De serie Schrijversprentenboek mag zo bekend worden verondersteld dat nauwelijks nog enige lezer van dit blad een introduktie behoeft. Ook deze aflevering over Jacobus Van Looy is samengesteld volgens het gebruikelijke patroon: foto's (prachtige, overigens), commentaar en biografische gegevens. Het geheel wordt afgesloten met een personenregister en met de noodzakelijke bibliografische gegevens.
Het schrijversprentenboek is een uitgave van het Nederlands letterkundig museum en documentatiecentrum te 's-Gravenhage. Het is samengesteld door Chris Will en Peter J.A. Winkels in samenwerking met Harry G.M. Prick en Kees Nieuwenhuijzen.
W.J.v.d.A.
| |
Met Bacchus naar de kroeg
In 1580 verscheen te Antwerpen het vlugschrift Mandement van Bacchus, waarin de wijngod zich tot een groep vastelavondvierders richt om hen voor zijn rechtbank te dagen in verband met een twist. De tekst is indertijd door Herman Pleij al uitgegeven in Het gilde van de blauwe schuit en her en der in dat boek zijn er ook enkele gegevens over te vinden, maar van een uitputtende bestudering was nog geen sprake. Die is nu wel geleverd door Paul Verhuyck en Corine Kisling. Hun grote boek, Het mandement van Bacchus, Antwerpse kroegentocht in 1580 biedt niet alleen een facsimile-uitgave van de tekst maar ook een breedvoerig commentaar. In het eerste hoofdstuk wordt de tekst gepresenteerd. Het Mandement wordt als vastelavondtekst gesitueerd en er wordt om een en ander beter begrijpelijk te maken, een schets van Antwerpen aan het eind van de 16de eeuw geboden. De uitleg concentreert zich vervolgens op de 32 wijnen en 30 bieren waarvan Bacchus zich heer mag noemen. Deze drankenlijst is een prachtige 16de-eeuwse parallel van de wijnen en bieren die in de Suyp-Stad van Pers (1628) opgesomd zijn. Vrijwel alle opgesomde soorten drank zijn door de editeurs gedetermineerd en dat niet alleen, er worden veel bijzonderheden over meegedeeld, bijvoorbeeld de prijs, de smaak of de eventuele geneeskrachtige kwaliteiten. Iedere drank heeft ook een motto uit een andere (literaire) tekst meegekregen zodat men er vaak op geattendeerd wordt hoe de hier gegeven informatie weer voor andere literatuur bruikbaar is.
| |
| |
Na de dranken zijn de kroegen aan de beurt en veel van de 92 (!) genoemde etablissementen zijn thuisgebracht, overigens in een regio die nog maar de hèlft van het omwalde Antwerpen beslaat. Ook hier is een schat aan informatie bijeengebracht en terecht wijzen de editeurs erop dat het Mandement ook als historische bron zijn waarde heeft.
In het Mandement komen ook nogal wat namen voor en ook die zijn van een breedvoerige en interessante uitleg voorzien. Zo treffen we er Modde van Gompen aan die een hele traditie krijgt en o.a. ook in Bredero's Lied-boeck figureert.
In een veel korter tweede hoofdstuk wordt het Mandement nader beschouwd in zijn folkloristische context en tevens wordt daar een structuur-analyse geboden.
Een uitgebreide bibliografie + indices op dranken en kroegen besluiten het mooie, royaal-uitgegeven en fraai-geïllustreerde boek. Het Mandement van Bacchus is een uitgave van Uitgeverij C. de Vries-Brouwers P.V.B.A., Antwerpen-Amsterdam 1987. Het boek telt 126 blz. en kost gebonden f75,-.
M.A.S. - v.d.D.
| |
Visies voor Mieke Bal
Ter gelegenheid van haar vertrek naar de Verenigde Staten èn haar blijven in Utrecht (als bijzonder hoogleraar in de semiotiek in het bijzonder in betrekking tot vrouwenstudies) is door vrienden en vriendinnen een bundel studies voor Mieke Bal samengebracht. De bundel is veelzijdig van samenstelling maar als rode draad loopt door het boek het begrip visie. Het is op basis hiervan in drie afdelingen verdeeld: visies op teksten (analyses van primaire teksten); visies op visies op teksten (analyses van teksten in samenhang met hun receptie) en metavisie (wetenschap over visie). De Neerlandistiek komt in elk der drie afdelingen één keer aan bod. Een verrassend en boeiend artikel levert Arie-Jan Gelderblom in de eerste afdeling onder de titel ‘Wolff en Deken als liedjesfabriek’, een analyse van het voorwerk van de drie bundels Economische liedjes waaruit de ongemakkelijke positie van de dames ten opzichte van zowel armen als vrouwen glashelder duidelijk wordt.
In de tweede afdeling buigt Ria Lemaire zich kritisch over enkele recente interpretaties van ‘Het daghet in den Oosten’ en biedt er een eigen voor in de plaats waarin de ballade gezien wordt als de verbeelding van het conflict tussen de nieuwe code van de hoofse liefde tegenover de daarvòòr bestaande samenleving waarin vrouwen hun eigen recht van spreken hadden.
In de derde afdeling tenslotte bestudeert Ernst van Alphen onder de titel ‘Lezen als censuur’ literair-theoretische consequenties van bepaalde aspecten van de receptie van Brakmans Het godgeklaagde feest.
Door het oog van de tekst. Essays voor Mieke Bal over visie staat onder redactie van Ernst van Alphen en Irene de Jong. Het is uitgegeven bij Coutinho te Muiderberg, telt 210 blz. en kost f29,50.
M.A.S. - v.d.D.
| |
Jodocus van Lodensteyn
In 1952 is J.C. Trimp te Djakarta gepromoveerd op een proefschrift onder de titel Joost van Lodensteyn als pietistisch dichter. Sindsdien heeft deze auteur hem
| |
| |
niet losgelaten en nu, 35 jaar later, presenteert hij een nieuwe studie Jodocus van Lodensteyn, predikant en dichter. Het leeuwedeel van de aandacht gaat naar de predikant Lodensteyn en dat maakt dat in De nieuwe taalgids met een aankondiging kan worden volstaan. Gebruikmakend van veel bronnenmateriaal beschrijft Trimp de perioden die Lodensteyn als dominee heeft doorgebracht in Zoetermeer, Sluis en Utrecht, en hij besteedt daarbij veel aandacht aan zijn godsdienstige ‘ligging’. Hij tekent Lodensteyn als een typisch vertegenwoordiger van de Nadere Reformatie met veel waardering voor de Middeleeuwse mystiek, gebaseerd op een kritische lectuur van o.a. Bernard van Clairvaux en Tauler.
Over het dichterschap van Lodensteyn is Trimp veel minder uitvoerig. Na de dissertatie biedt dit tweede boek niet veel nieuws. Het is jammer dat Trimp geen poging heeft gewaagd wat verder te komen met de bestudering van wat ik dan maar kortheidshalve Lodensteyn's poetica noem. Daar zijn vragen genoeg over te stellen. Wat bracht deze schrijver, die de ascese zo hoog in het vaandel voerde, ertoe zijn liederen voor een kleine kring van medegelovigen zo kunstig, soms, vorm te geven. Wat moeten we ons precies van zijn imiteren en emuleren van Hooft voorstellen? Hoe kwam hij er zelfs maar toe een christelijke contrafact van het openingslied van de Granida te maken? Hoe en voor wie functioneerde zijn zo graag gelezen poëzie? Bij dergelijke problemen helpt Trimps boek weinig verder. Desondanks is het onmisbare lectuur voor wie de dichter Lodensteyn nader wil leren kennen: diens dichterschap is immers niet los te denken van zijn doorleefd geloof.
Vermelding verdient nog dat het boek toegankelijk gemaakt is door registers op persoonsnamen, onderwerpen en verwijzingen naar de gedichten. Tevens bevat het een uitgebreide bibliografie van bronnen en secundaire literatuur.
J.C. Trimp, Jodocus van Lodensteyn. Predikant en dichter is in 1987 uitgegeven bij De Groot Goudriaan te Kampen. Het boek telt 244 blz. Een prijs werd niet opgegeven.
M.A.S. - v.d.D.
| |
Vondels Leeuwendalers
Ter gelegenheid van het afgelopen Vondeljaar werd op 20 december 1987 een openbare lezing van de Leeuwendalers gehouden in De Brakke Grond in Amsterdam. In januari 1988 werd deze lezing uitgezonden door de KRO-radio en ter gelegenheid daarvan is een tekstboek verschenen van het landspel. Behalve de integrale tekst van het stuk in de herspelde versie van Verwey bevat het boekje een aantal opstellen die min of meer nauw verband met het onderwerp houden, zoals dat van Marja Geesink over vroegere opvoeringen van het spel en dat van Anton Bossers over de couleur locale in het stuk.
Vondels Leeuwendalers onder redactie van Carel Alphenaar en Camiel Hamans telt 144 blz. en is in 1987 uitgegeven bij de KRO in Hilversum. Een prijs werd niet opgegeven.
M.A.S. - v.d.D.
| |
| |
| |
Manpad en Woestduin
In de reeks Haarlemse miniaturen is een alleraardigst boekje verschenen over het zoete buitenleven zoals dat door generaties Van Lenneps werd doorgebracht op hun buitens Manpad en Woestduin. Men vinkte, las en converseerde dat het een lieve lust was en natuurlijk dichtte de geletterde familie ook over dat alles. De basis van het boekje wordt gevormd door de prachtige biografieën die Jacob van Lennep van zijn vader David Jacob en zijn grootvader Cornelis heeft laten verschijnen in 1865, maar juist de laatste jaren is er nog heel wat nieuw materiaal voor de dag gekomen. Daarover wordt men in de toegevoegde bibliografie naar behoren geïnformeerd.
Het boekje is tot stand gebracht in opdracht van en indirect ook met steun van het Provinciaal bestuur van Noord-Holland dat op deze wijze op voortreffelijke wijze aan een modern mecenaat gestalte heeft gegeven.
Karin Evers, Manpad en Woestduin. Waarlijk, men is hier in Arcadie. Ontspanning en literair vermaak op Manpad en Woestduin (1750-1850) is een uitgave van de Vrieseborch te Haarlem. Het fraai geïllustreerde werkje telt 72 blz. Een prijs is niet opgegeven.
M.A.S. - v.d.D.
| |
Sprekende getuigen
Dr. P.A.F. van Veen, bij onze letterkundige lezers bekend als auteur van De soeticheydt des buyten-levens, vergheselschapt met de boucken, heeft zich met zijn publikatie Sprekende getuigen op het gebied van de taalkunde begeven. In dit boek behandelt hij de herkomst van een groot aantal Nederlandse woorden, die hij thamatisch gegroepeerd heeft om titels als ‘De dorstige mens’, ‘Scheepspraat’, ‘De ark van Noach’, ‘Talking money’ e.v.a. Alle hoofdstukken zijn vlot leesbaar gehouden, ze zijn voor een breed publiek geschreven en daarom niet al te technisch, en de behandelde woorden zijn via een groot register makkelijk terug te vinden. Het boek zou nog gewonnen hebben bij een paar adviezen voor voortgezette zelfstudie door de geïnteresseerde leek, literatuurverwijzingen en de vermelding van etymologische woordenboeken.
Sprekende getuigen is uitgegeven door Uitgeverij Mingus te Baarn; het ISBN-nummer is 90-6564-105-X; de prijs is f22.50
M.C.v.d.T.
| |
Het Getij 1916-1924
In 1986 verschenen de eerste deeltjes van de serie Monografieën van literaire tijdschriften, over Forum, Tirade en Barbarber. In 1987 werden twee delen aan de reeks toegevoegd; ze behandelen Chrysallis en Het getij. Het hier aan te kondigen boekje over Het getij heeft grotendeels dezelfde opzet als de eerder in dit tijdschrift besproken monografie over Forum (zie De nieuwe taalgids, 79 (1986), p. 466-468). In vier hoofdstukken wordt achtereenvolgens aandacht besteed aan historische achtergronden, externe poëtica, de literaire praktijk (kritiek, poëzie, proza, toneel), en de ontvangst van tijdgenoten en lateren. Omdat een analytische inhoudsopgave van Het getij reeds in 1983 is gepubliceerd (als deel vijf van de reeks literaire tijdschriften in Nederland) bleef een register op de inhoud hier achterwege.
| |
| |
Het in de tijd van verschijnen nauwelijks opgemerkte jongerentijdschrift Het getij ontleent zijn waarde vooral aan de plaats die het inruimde voor de vroegste manifestaties van Noord-Nederlandse modernisme. Met o.a. essays over poëzie en gedichten (Herman van den Bergh), propaganda voor de internationale avant-garde (Theo van Doesburg) en opstellen over het proza (Constant van Wessem) werd stelling genomen tegen het ‘oude régime’ van Tachtig, de naturalisten, de neoromantici en de school van Verwey. De monografie, die soms te schools en fragmentarisch de inhoud van het tijdschrift inventariseert, laat overigens duidelijk zien dat het gematigd en wat extremer modernisme slechts een van de vele richtingen is die in Het getij zijn te onderkennen: het syncretisme, kenmerkend voor het tijdschrift, werd door Oversteegen terecht het vitium originis genoemd.
Oversteegens dissertatie Vorm of vent uit 1969 is met het boek van Kurpershoek-Scherft De episode van ‘Het getij’ uit 1956 de enige studie die in het gedeelte over de retrospectieve waardering summier aan bod komt, met als gevolg dat de waarderingsgeschiedenis nogal onvolledig is uitgevallen. Voor een goed begrip van de plaats van Het getij in de Nederlandse literatuurgeschiedenis is een completer beeld van de waardering wenselijk. Dit had verkregen kunnen worden door o.a. in te gaan op andere wetenschappelijke publikaties waarin het tijdschrift enigerwijs wordt behandeld, bijvoorbeeld Brandt Corstius' essay ‘De nieuwe beweging’ in De gids van 1957, en op de receptie van Het getij in de literatuurgeschiedschrijving vanaf 1925.
Het getij 1916-1924 werd geschreven door Marion Titselaar en is een uitgave van Martinus Nijhoff te Leiden; de prijs van het 101 bladzijden tellende boek is f29,50.
Hans Anten
| |
Tien jaar Stichting Jacob Campo Weyerman
Achterberg, Bilderdijk, Van Eeden, Multatuli en Weyerman zijn vijf figuren uit de geschiedenis van de Nederlandse literatuur die ogenschijnlijk weinig met elkaar gemeen hebben, behalve dat zij alien overleden zijn. Een tweede punt van overeenkomst ligt in de wijze waarop zij voortleven: hun lezers, bewonderaars en kenners hebben zich verenigd in een genootschap om via publicaties, symposia en een eigen periodiek hun fascinatie over te brengen op een groter publiek.
Van de genoemde auteurs is Jacob Campo Weyerman (1677-1747) nog steeds de minst bekende, maar aan de inspanningen van de Stichting Jacob Campo Weyerman en haar leden zal dat niet hebben gelegen. In 1987 bestond de Stichting tien jaar. De lijst van activiteiten uit het eerste decennium mag er zijn. Sinds 1978 verschijnt regelmatig het blad Mededelingen van de Stichting JCW; A.J. Hanou verzorgde een heruitgave van de eerste twintig afleveringen van Den vrolyke tuchtheer, Weyermans tijdschrift uit 1729 (Amsterdam, 1978, 2 dln.); er verscheen een integrale fotografische herdruk van een ander tijdschrift, De Rotterdamsche Hermes, ingeleid door Adéle Nieuweboer (Amsterdam 1980); en dan laat ik tijdschriftartikelen, tentoonstellingen en overige activiteiten kortheidshalve achterwege.
Een goed overzicht van de diverse facetten van het Weyerman-onderzoek geeft de in 1985 verschenen artikelenbundel Het verlokkend ooft: proeven over Jacob Campo Weyerman. De kopij voor de bundel werd reeds in 1982 afgesloten, zodat het overzicht dus niet meer actueel kan worden genoemd - temeer daar het onder- | |
| |
zoek sindsdien onverdroten is voortgegaan. Desondanks bieden de negen artikelen een fraai panorama van de kleurrijke veelzijdigheid van Jacob Campo Weyerman.
Aan de artikelen gaat een evaluatieve opsomming vooraf van hetgeen er tot nu toe aan biografische feiten bekend is. Het eerste artikel, van K.G. Lenstra, fungeert als min of meer algemene inleiding. Een greep uit de rest: Barbara Sierman bespreekt Weyermans toneelkundig werk, Gerardine Maréchal behandelt zijn banden met de geneeskunde; Willem Hendrikx gaat na welke rol Breda, de plaats waar Weyerman opgroeide en jarenlang woonde, in diens werk heeft gespeeld, terwijl Ton Broos zich concentreert op Weyermans verblijf in Engeland.
Stichtingen en genootschappen die zich wijden aan werk en leven van één auteur koesteren overmatig detaillisme als hun erfvijand. Ook de superfans van Weyerman ontsnappen niet altijd aan de gevaren van hun gezonde monomanie. Voor een groter publiek is het belang van het Weyerman-onderzoek daarentegen vooral gelegen in het vaak verrassende en uiterst waardevolle verband dat kan worden gelegd met diverse aspecten van de eerste helft van de achttiende eeuw in het algemeen - een periode die zeker in de geschiedenis van de vaderlandse literatuur nog voornamelijk een zwart gat vormt. Daarom zijn de artikelen in deze bundel waarin een gelukkige combinatie tussen Weyerman en context is gevonden, mij het best bevallen. Met name geldt dat voor het artikel van J.J.V.M. de Vet over Weyermans anti-papistische Historie des Pausdoms; voor de wijze waarop H.M. de Blauw de relatie tussen Weyermans tijdschrift De Rotterdamsche Hermes en Hermanus van der Burgs tijdschrift De Amsterdamsche Argus behandelt; en voor de bespreking door A.J. Hanou van Maandelyksche 't Zamenspraaken, Weyermans variant op het zo populaire 18e-eeuwse genre van de ‘dodengesprekken’.
Over doden gesproken: zolang de Stichting Jacob Campo Weyerman nog leeft, blijft zij Weyerman op hinderlijke en aangename wijze in leven houden als een belangrijk en miskend figuur uit de 18e-eeuwse Nederlandse cultuur. Lezing van de bundel Het verlokkend ooft maakt duidelijk dat de Stichting in deze activiteit het gelijk aan haar zijde heeft.
Het verlokkend ooft; proeven over Jacob Campo Weyerman werd bezorgd door Peter Altena, Willem Hendrikx en anderen, is uitgegeven bij Huis aan de Drie Grachten, Amsterdam 1985, en telt inclusief personen- en zakenregister 270 bladzijden. Prijs: f65,-.
C.B.F. Singeling
| |
Hedde gij, zedde gij-Edde gij, zijde gij
Het Noordbrabants Genootschap heeft een bloemlezing uit Brabantse dialecten uitgegeven onder de titel Hedde gij, zedde gij-Edde gij, zijde gij; een bonte staalkaart van Brabantse dialecten. De samenstellers hebben voor deze bundel een keuze gemaakt uit bestaande, gepubliceerde teksten en geprobeerd zoveel mogelijk Brabantse dialecten te presenteren. Het boek bevat een kleine tachtig bijdragen, waarvan een aantal wordt afgesloten met een woordenlijst. De bundel is voorzien van een heldere inleiding door prof. dr. A. Hagen, waarin de volgende onderwerpen worden belicht: het voortbestaan van Brabants eigen taal, de veranderingen in het gebruik (ten aanzien van woordenschat, grammatica en klanken) en tenslotte de veranderingen in de sociale positie van het dialect.
| |
| |
Het boek is een uitgave van Het Noordbrabants Genootschap te 's-Hertogenbosch. Het heeft XXIV + 279 bladzijden en kost f29,50 (ISBN 90-70814-36-6).
Jan Nijen Twilhaar
| |
De dialecten van Noord-Brabant
Van het in 1951 voor het eerst verschenen boek De dialecten van Noord-Brabant van prof. dr. A.A. Weynen is door het Noordbrabants Genootschap een tweede, bijgewerkte uitgave bezorgd. De oorspronkelijke tekst is onveranderd gebleven. Deze bestaat uit negen hoofdstukken waarin eigenschappen van het Noordbrabants in verschillende verbanden worden besproken en een afsluitend tiende hoofdstuk met dialectteksten, die van commentaar zijn voorzien. In het Ten geleide bij de tweede druk geeft de auteur een verantwoording van zijn inmiddels gewijzigde inzichten ten aanzien van een aantal onderwerpen. De uitbreiding van het boek is gelegen in het toegevoegde hoofdstuk En nu, in 1987, waarin de auteur belangrijke aanvullingen geeft op de onveranderde hoofdstukken. Verder is in dit hoofdstuk de lijst van literatuur op het gebied van de Brabantse dialecten tot een recent tijdstip bijgewerkt, en zijn er aan de tien kaarten acht toegevoegd.
Het boek is een uitgave van het Noordbrabants Genootschap te 's-Hertogenbosch. Het heeft VIII + 76 bladzijden en kost f18,- (ISBN 90-70814-33-1).
Jan Nijen Twilhaar
| |
Repertorium op de brieven van Conrad Busken Huet
Bij Stichting Neerlandistiek VU is verschenen:
Olf Praamstra
Repertorium op de brieven van Conrad Busken Huet
Amsterdam, Stichting Neerlandistiek VU, 1987
III. Metreg. 112 blz.
ISBN 90 72365 01 1
In dit Repertorium staan 1198 brieven beschreven: dat zijn alle brieven van Conrad Busken Huet die tot nu toe bekend zijn. Tijdens het onderzoek naar die brieven werd ook een door hem bijgehouden kopieboek van uitgaande brieven gevonden. Hierin staan nog eens 422 uittreksels en kopieën van brieven, die, los van de genoemde brieven, in het Repertorium zijn verwerkt. De repertoria op de brieven en het kopieboek zijn chronologisch. Door middel van twee registers zijn ze ook alfabetisch op de geadresseerden toegankelijk gemaakt.
Een groot aantal brieven van Busken Huet is eerder gepubliceerd. In sommige gevallen staan ze afgedrukt in weinig bekende periodieken als De Morgenster en de editie voor Nederland van het Nieuw Bataviaasch Handelsblad. In het Repertorium is een overzicht opgenomen van de dagbladen, tijdschriften en boeken waarin brieven van Busken Huet zijn gepubliceerd.
Is dit Repertorium verplichte lectuur voor wie geïnteresseerd is in het leven en werk van Busken Huet (en de personen met wie hij correspondeerde), de betekenis ervan reikt verder door het verslag van het onderzoek naar de brieven van Busken i Huet. Aan het eigenlijk repertorium gaat vooraf het verhaal van de speurtocht
| |
| |
naar de brieven van Busken Huet. Dit verslag is van belang voor iedereen die op zoek is naar brieven van een auteur. Wie wil weten hoe men zo'n onderzoek aanpakt, vindt hier een tot in details uitgewerkt voorbeeld.
De auteur van het Repertorium, Olf Praamstra, is als universitair docent verbonden aan de Vakgroep Letterkunde van de Vrije Universiteit te Amsterdam. Hij heeft de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar het leven en werk van Conrad Busken Huet, over wie hij een dissertatie voorbereidt.
Men kan het Repertorium bestellen door storting van f15,-plus f2,50 portokosten op postgiro 2790626 ten name van Stichting Neerlandistiek VU, Alphen aan den Rijn.
Olf Praamstra
| |
Album voor Prof. Deprez
In oktober 1988 wordt Prof. Dr. Ada Deprez 60 jaar. Dit willen we niet onopgemerkt laten voorbijgaan. Als blijk van erkenning wilden we voor haar een album uitgeven. De artikels worden samengesteld door haar collega's en medewerkers van het Seminarie voor Nederlandse Literatuurstudie en het Cultureel Documentatiecentrum. Alle bijdragen hebben betrekking op de negentiende-eeuwse letterkunde, Prof. Deprez' eigen studiegebied.
1. | M. Baeck: Fr. van Eeden en Vlaanderen, een verkenning. |
2. | M. Carlier: Het Nederlands-Frans en Frans-Nederlands Woordenboek van D. Sleeckx en J.F. van de Velde. |
3. | D. Coigneau: Luise von Ploennies en ‘Mariken van Nymwegen’ (1853). |
4. | A. van Elslander: Willem de Vreese, hoogleraar te Gent (1895-1918). |
5. | B. de Leeuw: Gezelles ‘Confraternity’ en Jan Catulle. |
6. | A.M. Musschoot: K. van de Woestijne - een variantenstudie. |
7. | J. Reynaert: De Hadewijch-studie in de 19de eeuw. |
8. | H. Vanacker: De jaarverslagen van ‘De Tael is gansch het Volk’. |
9. | W. Waterschoot: Luxe-exemplaren van De Borchgraves ‘Gedichten’ (1861). |
Het album verschijnt als aflevering van de Studia Germanica Gandensia en zal vermoedelijk ongeveer 150 bladzijden tellen. De nettoprijs (verzendkosten inbegrepen) bedraagt bij voorintekening (uiterlijk tot I juni 1988) 350 BF (f18,-). Na deze datum is het album te verkrijgen tegen 450 BF (f23,-). Voorintekenaars zullen, indien gewenst, in de Tabula Gratulatoria worden opgenomen.
Hans Vanacker, Marc Carlier
| |
Pieter G. Buckinx-stichting
De gemeente Kortessem, waar Pieter G. Buckinx werd geboren, installeerde een stichting naar de naam van deze belangrijke dichter. De stichting rekent het zich tot taak het nagelaten archief van P.G. Buckinx te beheren en open te stellen voor studie en onderzoek. Bovendien bestaat het plan, geregeld een kroniek te publiceren met nieuws over de aktiviteiten van de stichting. Deze bedoelt verder onuitgegeven geschriften en gedichten van de auteur bekend te maken.
Men steunt de Stichting en wordt er meteen lid van door 200 frank te storten op
| |
| |
bankrekening nr. 068-2040284-13 van Buckinx-stichting te 3720 Kortessem. Steu-nende leden of ere-leden betalen 1000 frank.
Voorzitter van de Stichting is Dr. Flor van Vinckenroye. Secretaris: J.P. Derwael; Penningmeester: A. Oris. Medeoprichters: Mevr. Ch. Buckinx-Oosterlinck (Brussel), Rik Bourguignon (Diegem), F. Cornelis (Keerbergen), C. Cuyx, burgemeester van Kortessem, Dr. D. De Weerdt (Gent), Dr. R. De Smedt (Mechelen), Prof. Dr. R.F. Lissens (Brussel), S. Vandevelde (Hasselt), Dr. T. Verschaffel (Dilbeek).
F. van Vinckenroye
| |
Budgetboeken
Bijna negentien jaar na het lanceren van zijn eerste reeks herdrukken van literatuur voor het onderwijs, alom bekend als de zgn. Bulkboeken, is uitgever Theo Knippenberg met een nieuwe en minstens zo betaalbare literatuurreeks gestart: Budgetboeken.
Budgetboeken zijn integrale herdrukken van bestaand Nederlands literair werk, aangevuld met een door de auteurs aanbevolen interview en materiaal voor docenten (een informatiemap en geluidscassettes waarop een auteur uit zijn of haar werk voorleest). De omvang van elk boek is gelijk aan die van een paperback van ca. 150 blz., de omslagen en het papier zijn steviger dan van de Bulkboeken en bij iedere set van vier titels wordt gratis een in boekvorm te vouwen doos verstrekt, met op de ‘rug’zijde de titels van de betreffende Budgetboeken. Het bewaren is dus ook geen probleem.
Tot 1 september van dit jaar zijn de eerste vier Budgetboeken voor de prijs van f7,50 te verkrijgen, mits minimaal 20 sets voor hetzelfde adres besteld worden (voor kleinere bestellingen betaalt men f7,50 plus f2,50 verzendkosten per set). De auteurs en titels zijn: Renate Rubinstein, Nee heb je. Notities over ziek zijn; Dick Hillenius, Eilanden bestaan niet meer. Reisverhalen; Midas Dekkers, Mens annex dier. Een beestenbundel en Rudy Kousbroek, Dagelijkse wonderen. Essays. Na 1 september bedragen de kosten f10,-, maar dan zal inmiddels een tweede serie van vier boeken voor f7,50 te koop zijn (de selectie gebeurt overigens in overleg met docenten die de eerste set hebben besteld en klassikaal hebben gebruikt). Iedere serie is afzonderlijk te bestellen, er is dus geen abonnementsverplichting.
Bestellingen dient men te richten aan: Th. Knippenberg & Co. Wetenschapsuitgevers, Postbus 10140, 1001 EC Amsterdam (tel. 020-750686).
Marijke Meijer Drees
|
|